Radiomuziek der week. BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct. ZATERDAG 27 JANUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 EEN VOORBESPREKING door KAREL DE JONG. Daventry zal in de komende week piano- werken van Carl Maria Von Weber, en wel voornamelijk diens vier pianosonates uitzen den. Of deze sonates nu werkelijk fundamen- teele beteekenis hebben, daarover kan ver schil van meening bestaan. Een feit is, dat ze zelden nog op de concertprogramma's voorkomen en dat zelfs de meeste pianisten ze nauwelijks of in 't geheel niet kennen, uit gezonderd dan het slotrondo van de eerste sonate dat onder den titel „Moto perpetuo" een veelgespeeld stuk is. Een zestig, zeventig jaar geleden schijnt het anders geweest te zijn; ik herinner mij ten minste een dik mu ziekboek, waarin allerlei in den tijd gang bare pianowerken samengebonden waren, en waarin, behalve ettelijke transscripties van Alfred Jaëll en de onvermijdelijke „Ré veil du Lion'1 („exécuté dans ses concerts" stond op het titelblad) van Ant. de Koutski (181799), zich niet minder dan drie van de vier sonates van Weber bevonden. Weber's beteekenis ligt echter voornamelijk op het gebied der Duitsche opera en daar heeft hij zich een onvergankelijken roem verworven. Van zijn pianowerken. die in 't algemeen een brillanten stijd huldigen en zich bij die van J. N. Hummel aansluiten, is er één waarmee een grondhlag gelegd is: de „Aufforderung zum Tanz", de beroemde concertwals. In de oorspronkelijke zetting, dus vrij van den op schik. die Tausig en anderen er omheen ge hangen hebben, zal dit stuk tegenwoordig velen tamelijk simpel schijnen. Men moet zich echter in Weber's tijd, toen het genre „Wals" hoofdzakelijk door deunen als „O, du lieber Augustin" enz. vertegenwoordigd werd, inden ken om te beseffen welk een revolutie We ber's brillante en vurige compositie betee- kende. Chopin's walsen kwamen veel later, maar het komt me voor dat Weber's wals meer den stoot gegeven heeft tot de cultivee ring van den tegenwoordigen concertwals, dan die van Chopin. Niet alleen wérd den „Aufforderung" door groote virtuozen als Tausig e.a. voor hun speciale techniek pas klaar gemaakt, maar Tausig nam ook walsen van Joh. Strauss onder handen en welk een liefde die in dezen tijd genieten kunnen de vele paraphrases van „An der schonen blauen Donau", „Kün stier leb en", „Wein Weib und Gesang" en den „Fledermaus" wals ge tuigen. Om op Weber terug te komen: zijn „Konzertstück fur Pianoforte und Orchester" heeft zich nog in de programma's kunnen hadnhaven, al is het geen standaardwerk van het repertoire der pianisten meer. Van zijn sonates schijnt de tweede, die in As op. 39 nog wel eenige levenskracht te hebben. Ik heb haar eenige jaren geleden van Dirk Schafer en dezer dagen van Robert Casade- sus gehoord en bij goede vertolking blijkt ze nog ecceptabel. De eerste, op. 24 in C lijkt meer een „Sonate d Etude" a la Czerny; de finale er van. die „toccata'' zou kunnen hee- ten werd hierboven al genoemd. In de derde en vierde bemerkt men den opera-componist aan het heterogene karakter, dat voorname lijk in de groot aangelegde eerste Allegro's tot uiting komt. Hier wisselen dramatische fragmenten met pogingen om een klassieke allure aan te nemen (doorwerking van no. 3D en met knusse aria-achtige melodietjes. Een frappant voorbeeld levert de doorwer king der e min. sonate (No. 4) die gelukkig gewichtig begint en op een allergewoonst deuntje uitloopt. Men vindt hier eenigszins het prototype van het Allegro der b min.- sonate op. 58 van Chopin, dat ook allerminst door logische structuur uitmunt Merkwaar dig zijn d erythmische eischen, welke de uit voering dezer sonates stelt, lang niet gering. Brillante passages- en octaven tech niek zijn onontbeerlijk; bovendien vindt men hier en daar aecimengrepen, die alleen een buitengewoon groote en strekbare hand, zoo als Weber zelf bezat, nauwkeurig volgens den tekst uitvoeren kan. De uitzending van twee vioolconcerten her innert mij aan den ouden tijd, toen de werken van Vieuxtemps en Wieniawski schering en inslag van het concertprogramma der violis ten waren. Henri Vieuxtemps, geb. in 1820 te Verviers, was de oudste van beiden, doch zijn levensloop heeft hem eenigszins met den in 1835 te Lublin geboren Henri Wieniawski in verbinding gebracht. Vieuxtemps had nl. in 1871 de benoeming tot eerste professor in het vioolspel aan het Brusselsche Conservatorium aanvaard, maar werd een paar jaar later door een verlamming van de linker zijde getroffen, die hem het spelen volkomen onmogelijk maakte. Men riep toen zijn even beroemden collega Wieniawski, die zich juist met- Anton Rubinstein op een kunstreis door Amerika be vond, telegrafisch naar Brussel om Vieuxtemps plaats in te nemen. W. deed dit totdat de zieke zóóver hersteld was, dat hij zijn lessen kon hervatten en ging toen zelf weer kunst reizen maken. Ook in ons land is Wieniawski vaak opgetreden, soms onder zeer eigenaardige omstandigheden. Wijlen Dan. de Lange heeft mij daaromtrent eens een historie verteld, waarvan hij zelf getuige was geweest. Wie niawski zou als solist medewerken aan een groot concert in den voormaligen Parkschouw burg, welks orkest, het „Parkorkest" toen een groote reputatie had. De tijd voor het viool- solonummer was aangebroken, maar al wie er was Wieniawski niet. Men zocht hem in het gebouw tevergeefs. Eindelijk opperde een der bestuurders, die 's mans eigenaardig heden kende, het denkbeeld een deputatie per rijtuig naar een beruchte drinkgelegenheid in het hartje van Amsterdam te zenden, op zoek naar den solist. En jawel, daar zat hij, zeer ver van nuchter, om het op zijn allerzachtst uit te drukken. De deputatie pakte den solist, die niet op zijn beenen staan kon, in de vigi lante en expedieerde hem zoo snel als het hors loopen wou naar den Parkschouwburg, waar hij min of meer het podium op geduwd werd. Het merkwaardigste aan deze historie is, dat hij die keer zoo mooi gespeeld heeft, als men zich niet herinneren ken ooit van hem ge hoord te hebben. Toch schijnt het me niet aanbevelenswaardig zelfs niet bij wijze van proefneming, om zijn voorbeeld na te volgen. Wieniawski is trouwens slechts 45 jaar oud geworden en arm gestorven. Zoowel Vieuxtemps' als Wieniawski's wer ken hebben voor den violist een klassieke waarde. Vuur, melodische vinding en schitte ring zijn er in te vinden; bovendien is alles uitnemend aan het karakter van het instru ment aangepast. Een concert van Wieniawski kan men Maandag uit Beromünster, een van .Vieuxtemps Donderdag uit Brussel Fr. hooren. LUXOR theater. Chandu, dc Geheimzinnige, met Edmund Lowe. Het mystieke Oosten met zijn mysterieuse krachten, zijn magiërs en fakirs en geheim zinnige machten heeft steeds een groote aan trekkingskracht op ons, Westerlingen, uit geoefend en het is dan ook niet te verwon deren, dat over dat vreemde Oosten, dat bui ten ons bereik ligt, veel begeerde boeken zijn geschreven en ook films zijn gemaakt. Fox vertoont in het Luxor Theater deze week een bizonder geslaagd product, dat Edmund Lowe in de gelegenheid stelt heel zijn kunnen te ontplooien. Vooral voor dergelijke films is Lowe geknipt door zijn lenig, slank figuur, zijn prachtig masker en de macht van zijn doordringenden blik, terwijl zijn donkere stem de sfeer van geheimzinnigheid nog ver sterkt. Als Chandu is hij na lange studie van de zwarte kunst be kleed met een bi- zondere hypnoti sche macht, die hem in staat stelt de menschen aan zich te onderwerpen en de slechtheid in de wereld te be strijden, waartoe hij uitverkoren is. Zijn grootste vijand is Roxor, een indi vidu, dat bezeten is door den wil heer- scher over de aarde Edmund Lone. worden dQor mW_ del van een „moordende straal", waarmede hij alles, dat hem in den weg komt, kan ver nietigen. Die straal is uitgevonden door Robert Regent, die echter, ondanks voort durende folteringen, het geheim van dien straal niet wil prijsgeven. Het wordt ten slotte een strijd op leven en dood tusschen Roxor en Chandu, dien de laatste net bijtijds nog wint. Dit fantastische gegeven is door de regis seurs Marcel Varnel en William C. Menzies tot een goede en zeer pakkende film ver werkt. Als in het begin de gong in een half- duisteren tempel slaat, wordt men gegrepen door de mysterieuse sfeer en men raakt niet meer los uit dien ban. De heele film trouwens speelt zich af in een duisternis, die tot de geheimzinnigheid bijdraagt, doch die af en toe wel eens te duister is. Een film kan ook tè geheimzinnig zijn! Maar spoedig is men georienteerd. Uitstekend getroffen is de gedachtengang van Roxor, wanneer hij, in het bezit van de helsche machine, zich de uitwerking daar van voor den geest haald. Uitstekend even eens zijn de voorstellingen in den glazen bol. waarin Chandu de gebeurtenissen op een af stand kan zien. De camera zwerft dan snel door de tempelgangen en men volgt den weg naar het slachtoffer op den voet. Ook met de begeleidende muziek is men zeer gelukkig geweest. Jammer is echter, dat het vlotte verloop van de film verstoord wordt, vrijwel telkens, wanneer de vrouwen op het doek komen. Die rollen, hoewel geen van alle groot, zijn wat zwak. Hoofdzaak blijft echter Lowe, die als de wrekende gerechtigheid door de film glijdt en die tenslotte afrekent met Roxor, een uitmuntende rol van Bela Lugosi met zijn hard gezicht en soms waanzinnige lach. Voorts dient genoemd Herbert Mundin bekend o.a. uit Cavalcade (Bridges), die zijn bijrol als bediende van Lowe geestig vertolkt. Want dit is tog nog de verdienste van de regie, dat zij de hoogspanning telkens ont laadt door momenten van verademing in den vorm van grappige situaties. Het gegeven is fantastisch en misschien niet aanvaardbaar (ofschoon: wie onzer kent de machten van het Oosten?), maar de be werking ervan is voor hen, die van „Iets anders dan anders" houden, goed. Het voorprogramma biedt o.a. een fraai filmpje over Cairo, een geestig teekenfilmpje Crazy Cat en twee komische twee-acters, die ditmaal werkelijk komisch zijn, ofschoon het val- en smijtprocédé, vooral in de eene, niet losgelaten is. De andere met Jimmy Gleason in de hoofdrol, geeft de bizondere geschiede nis weer van een man, die denkt, dat huis houden makkelijk is en die één dag de huis houding voor zijn vrouw zal waarnemen, met het gevolg, dat de koffie niet te drinken is. de eieren ongenietbaar zijn. de kanarie door een poes wordt opgepeuzeld en tenslotte maar verder vertellen zou het verrassende wegnemen. Een goed programma. Mi". A. J. C. VI. CINE.AH PALACE Gedrag onvoldoende Anny Ondra treedt ditmaal op in een film,, waarin ze haar moedertaal spreekt. Karl La- mac. haar regis seur, heeft de functie van acteur overgenomen en laat zijn collega Mac Fric de regie verzorgen. Hetgeen uit deze rolverdee- ling is te voor schijn gekomen, staat in geen enkel opzicht onder en in vele opzichten boven het geen wij van deze combinatie gewend zijn. De Tsjechische taal moge een bezwaar we zen, maar hoevaak ontgaat den bioscoopbe zoeker ook het Engelsch of Duitsch! En zelfs het Hollandsch. Een staaltje van dit laatste leverde dezen zelfden avond nog een Amster- damsche verkeersagent, die in het nationale filmnieuws een klasse schoolkinderen de re- geien. van den weg -onderwijst. Door zijn bin nensmonds praten en door de onduidelijke weergave van het geluid kon hetgeen hij be weerde evengoed Poolsch zijn geweest. Dat het publiek van het taalbezwaar geen hinder heeft gehad onder het spel van de hoofdfilm, bewees de luidruchtige reactie op deze reeks vermakelijke scènes. Heel de zaal had het benauwd van den lach. .Gedrag onvoldoende" is dan ook een aller aardigste film, in het komische genre. De grappigheid is minder opzettelijk dan wij in de Duitsche en Amerikaansche kluchtfilms gewend zijn en zweemt meer naar de luchtige geestigheid van de Franschen. Anny Ondra handhaaft haar guitig gebaar en haar schalksch snoetje. Ze is nu school meisje, leerlinge in de hoogste klasse van een meisjesschool, waar een nieuwe leeraar be noemd is. Deze komt als commensaal bij haar tante, met wie zij samenwoont, op kamers. En zoo heeft Vera Matys, het ondeugende kindje dat tegelijk reeds een huwbare vrouw is, in dubbel opzicht contact met den schuwen, on- handigen kamergeleerde, die zich door kwasi- energiek optreden tevergeefs tot een man van ïzag forceert. De dwaasheden van dezen doctor Suchy zijn een voortdurende bron van vermaak. Het be gint al, als de jonge man naar zijn toekom stige woonplaats op reis is, en, als de con ducteur komt controleeren, zijn spoorkaartje, dat natuurlijk achter het lint van zijn pana ma zit, overal zoekt en nergens kan vinden en als hij dan in 's hemelsnaam maar een nieuw kaartje koopt, den naam van het station van bestemming vergeten is! Daar aangekomen, laat hij in zijn verbou wereerdheid zijn handkoffertje op de tree plank staan en grijpt bij vergissing een mand met een gans, waarmee hij zijn intrede doet in zijn nieuwe verblijf. RElVIBItANDT-TUEATER. „Warum hast du mich wacli geküsst?" Teuber's mario netten. Lehar's „Friederike" .het daverende succes van den operetteko- konlng. is thans ook op het witte doek vastgelegd. Dit zang spel leent zich uitste kend, voor verfilming niet in het minst door de vele pakken- 1 de melodieën, die er in voorkomen. De ti tels „Oh Madchen, mein Madchen" en „Sah' eiii Knab' ein Adèle Sandrock. Röslein stehn", spre ken voor zich zelf. De geschiedenis van Goethe's kortstondig liefdesgeluk in Sesenheim is wel bekend. In dit pittoreske plaatsje ontmoette hij de predikantsdochter Friederike Brion, voor wie hij een vuxdge liefde opvatte. Hij zou onge twijfeld met haar in het huwelijk getreden zijn indien niet Hertog Karl August hem aan zijn hof ontboden had, waarbij het opgeven van zijn liefdesbetrekking als voorwaarde werd gesteld. Goethe weigerde aanvankelijk, maar door toedoen van zijn vriend Wagner, besloot hij tenslotte, zij het met moeite, naar Weimar te vertrekken, om daar een belang rijke functie te aanvaarden. Richard Tauber, die in de operette triom fen vierde, missen wij in de film en zijn plaats wordt ingenomen door een acteur met wel licht minder stemcapaciteit, maar ontegen zeggelijk beter spel. Daarmede is niet gezegd, dat Hans Heinz Bollmann een opvallende creatie van den hoofdpersoon heeft gemaakt: hij is een verdienstelijk speler, zonder nu be paald een uitblinker te zijn. Mady Christians speelt Friederike. een rol, die als het ware ge knipt voor haar is. In het zonnige landschap rondom Sesenheim lijkt zij een dartele vlin der, een gelukskind, dat door geen leed te treffen is. En even sterk is haar spel aan het slot, als Goethe's afscheid-voor-eeuwig een feit is geworden. Met- het haast onhoor baar gezongen „Warum hast du mich wach geküsst?" komt haar dramatisch talent wel zeer bijzonder tot uiting. Van Goethe's vriend Wagner maakt de dikke Otto Wallburg een pracht van een oubolligen student. Paul Horbiger, en Ida Wüst geven kostelijk samenspel als Pfarrer Brion en zijn vrouw en Adèle Sandrock toont als de bedillerige en vinnige tante van de meisjes Brion wat er van een oogenschïjnlijk ondergeschikte rol te maken is. Uit het voorprogromma noemen we de teekenfilm van den onuitputtelijken Max Fleischer, ditmaal gecombineerd met een voordracht van de Eton Boys. Polgoon brengt o.m. het huwelijk van luitenant Asjes. Op het tooneel het optreden van Teuber's marionetten. Een intermezzo van ongetwij feld hoog gehalte. De poppen kunnen haast iedere menschelijke beweging lmiteeren, zoo dat het resultaat werkelijk verrassend is. Zeer kunstig is bijv. het dansen van het negerpaar en een Oostersche danseres. In bonte kleuren spelen de verschillende scènes zich af. Teu ber's marionetten paren een voortreffelijke techniek aan een spel vol geest en humor. HET TOONEEL. VOORSTELLINGEN TEGEN „EENHEIDSPRIJZEN". Naar aanleiding van de voorstelling van Petrus. Het succes, met de „invitatie-voorstelling" van „Daar klopt iets niet" door tie Vereenigde Schouwspelers eenige maanden geleden be haald. heeft den heer Deinum ertoe gebracht deze proef te herhalen en het was te voorzien, dat onze Stadsschouwburg gisteren wederom stampvol zou loopen, vooral omdat het thans niet de première van een nog geheel onbekend stuk gold maar de opvoering van Marcel Achard's Petrus, dat een zeer mooie pers heeft gehad en in Amsterdam veel publiek heeft ge trokken. Dit stuk zal hier nog eenige malen worden gespeeld en de heer Deinum heeft het daarom een goede kans willen geven door het bij de eerste voorstelling te Haarlem voor een uitverkocht huis te doen geven. Zou dit de manier zijn voor een schouwburg directeur om met eenige kans op succes tegen de bioscoop te concurreeren? Velen gelooven het en herhaaldelijk heb ik reeds door tooneel- liefhebbers de stelling hooren verkondigen, dat alleen de eenheidsprijs en die dan zoo laag mogelijk gesteld het tooneel ln dezen tijd nog maar zou kunnen redden. En triomfante lijk roepen zij na het succes van deze twee „invitatie-voorstellingen" die feitelijk niet anders zijn dan voorstellingen tegen een uiterst lagen eenheidsprijs reeds uit-: „Zie je wel? Nu is de schouwburg uitverkocht! Daar moet het dus heen Wanneer de zekerheid bestond, dat het pu bliek ook op den duur in even grooten getale bij zulke voorstellingen tegen minimale een heidsprijzen zou blijven komen, als gisteren avond. dan zou het misschien mogelijk zijn de proef in deze richting voort te zetten, althans wanneer de prijzen door een luttele verhooging zoodanig gesteld konden worden, dat de voor stellingen zoowel voor den schouwburg als voor de gezelschappen nog voldoende rendabel blijven. Niets mag verzuimd worden om het publiek weer in den schouwburg te brengen en wanneer men dat op den duur door uiterst lage met de bioscoop concurreerende prijzen zou kunnen bereiken, dan zou men in deze richting door moeten gaan. Er is voor een blijvende belangstelling voor het tooneel nu eenmaal niets fnuikender dan leege schouwburgen. Zelfs al valt de voorstel ling ln den smaak dan werk een leege schouw burg op den bezoeker toch min of meer deori- meerend. Een zaal met. bijna enkel leege stoe len is nu eenmaal ongezellig en het is dus ook voor de gezelschappen beter een zelfde recette in een vollen dan ln een slecht bezetten schouwburg te maken. Maar er is ontegenzeggelijk een niet gering gevaar aan de proef verbonden. Zal het pu bliek, wanneer het eenmaal aan de uiterst lage prijzen gewend is, ook nog de voorstellingen tegen de hoogere gewone prijzen bezoe ken? Wanneer het mocht bliiken. dat ook de belangstelling voor de voorstellingen tegen den minimalen eenheidsprijs op den duur niet vol doende is wat dan? Weer tot de oude hoogere prijzen terugkeeren? Dit zal dan wel noodig zijn want de verliezen worden bij de uiterst- lage prijzen natuurlijk ook naar verhouding grooter, wanneer de schouwburg slecht bezet is. Maar dan zou men de markt door den lazen eenheidsprijs reeds zoodanig bedorven hebben, dat een terugkeer tot den oxiden toestand bijna onmogelijk zou zijn. En zou het publiek, een maal aan de uiterst lage prijzen gewend, ook de voorstellingen, die voor de gezelschappen meer kosten medebrengen en dus tegen hoo gere entrees moeten gaan. ook nog blijven be zoeken? Voor de ..Schlagers" behoeft men niet bam te zijn. Daarheen gaat het publiek toch. welke prijzen ook worden gevraagd.Wij zien het aan Frits Hïrsch die zijn vooi'stellingen tegen ver hoogde prijzen geeft, toch altijd uitverkochte of nagenoeg uitverkochte zalen hier vindt. Maar ik doel hier op stukken als Gys- breght van Aemstel. Schuld en Boete, Eind examen. Phaea en zoo vele anderen, die nooit rendabel zijn te nxaken. wanneer er niet hoo gere recettes worden verkregen. Men zou voor dit soort stukken dan toch in ieder geval den eenheidsprijs hooger moeten stellen. Ik meen niet. dat de pachter van onzen Stadsschouwburg vcorioopig het plan heeft in de richting der ..eenheidsprijzen" te gaan, maar de zaak lijkt mü nu hij twee maal een proef heeft genomen belangrijk genoeg om haar eens in onze tooneelrubriek te bespreken, vooral ook omdat velen hierin alleen neg het heil voor ons tooneel zien. Waarom zoo vroeg mij onlangs een tooneel liefhebber niet- elke eerste voorstelling van een nieuw stuk tegen een lagen eenheidsprijs gegeven en de volgende voorstelling tegen den gewonen prijs? Elk nieuw stuk gaat dan onder de beste voor waarden, namelilk voor een goed bezette zaal te Hr/riem. Heeft het- stuk bij de eerste voor stelling succes, dan zal dit succes ook doorwer ken voor de volgende opvoeringen. En de een heidsprijs zou ook niet voor alle rangen behoe ven te gelden. Men zou bijvoorbeeld voor am phitheater en galerij 'n wat lageren prijs neg kunnen vragen dan voor de benedenrangen. Ook zou de schouwburgdirectie zich in contact kunnen stellen met vexeenigingen zooals de vereeniging voor huisvrouwen. Kunst vcor het Volk, Geloof en Wetenschap. Middenstands vereen i gingen, tooneelverbond. dilettanten- clubs enz. en voorstellingen tegen den een heid sor ijs laten geven enkel voor de leden van één of meer van die vereenigingen desnoods gecombineerd, wanneer de vereenigingen niet groot genoeg zijn om den schouwburg geheel te vullen. Nu stuit het geven van voorstellin gen van beroepsgezelschappen vcor dilettanten vereenigingen meestal af co de te hcoge uit koopsommen. welke daarvoor worden rre- vraagd. wat bij de eenheidsprijzen waarbij het beroepsgezelschap ook zijn risico r.eemt niet meer het geval zou behoeven te zijn. Ik erken, dat er gevaren groote zelfs aan het systeem der eenheidsprijzen ziin ver bonden. maar zooals de toestand nu is. kan het ock niet blijven. Misschien is 't nu de tijd oxxi de bakens te verzetten, wil het tooneel ten minste de steeds zwaarder wordende concur rentie van de bioscoop oo den duur het hoofd bieden. Wanneer het publiek in al zijn laven weer den weg naar den schouwburg zou vinden, zou reeds veel gewonnen wezen. De goedkcooe eenheidsprijs zou misschien een der middelen daartoe kunnen zijn. Aan de tooneel.spelers is het ten slotte om door voortreffelijke voor stellingen ook de belangstelling blijvend te be houden. Over de voorstelling van Petrus, waarover ik reeds na de premiere te Amsterdam in ons blad van 28 December uitvoerig verslag deed behoef Ik thans niet meer te schrijven. Het charmante stuk van Marcel Achard mocht ook hier in een vollen schouwburg een flink succes behalen, dank zij vooral het voortreffe lijk spel van Cees Laseur en Marv Dresselhuvs. J. B. SCHUIL. (Adv. Ingez. Med.) Zooals we reeds meldden, zal de A.V.R.O.-'bandonder leiding van Kovacs Lajos op Vrijdagavond 2 Februari in de Gemeentelijke Concertzaal een concert geven ten bate van de H.O.V. Een mooie geste! Hierboven, een afbeelding van Kovacs Lajos en de zijnen. MUZIEK. KONINKLIJKE LIEDERTAFEL „ZANG EN VRIENDSCHAP". Reeds de medewerking der H. O. V. gaf aan het jongste concex-t van de Koninklijke Lieder tafel „Zang en Vriendschapeen bijzonder ca chet die der Italiaansche zangei-s Luigi Fort en Leo Piccioü maakte het tot een vocaal fes tijn. En dat uit die samenwerking een opera concert moest- ontstaan, was niet anders dan vanzelfsprekend. Slechts op die wijze was het mogelijk bij alle afwisselxng toch eenige homo geniteit te bewaren, al was die homogeniteit zeer betrekkelijk. Want van de tien program manummers waren twee van Raliaanschen, zes van Franschen en twee van Duitschen oor sprong exx wanneer men weet dat deze laatste twee uit werken van Rich. Wagner genomen waren begrijpt men dat zij vreemde bestand- deelen in het Fransch-Italiaaixsche alliage bleven. Met dat al was de eigen taak der Koninklijke Liedertafel dezen avond een zeer beperkte. Het met stralende frischheid gezongen Solda- temkoor uit Gounods „Faust" en het Pelgrims- koor uit Wagner's „Tannhauser' waren de eenige twee nummers waarin zij een werkda dig aandeel had. Bij de gevaarlijke modulaties in het middendeel van het Pelgrimskoor kon den de orkestbassen het koor niet behoeden voor eenige bovenwaartsche afwijking van de juiste toonshoogte, veroorzaakt door het te klein nemen van de dalende kleine secunden. De koor klank op zich zelve bezat, groote sono riteit. Voor de rest mochten de werkende leden zich bij het auditorium voegen. En als kenners van de eischen en moeilijkheden der zang kunst zullen zij ongetwijfeld dubbel genoten hebben van het betooverende, als geïmmate- rialiseerde tenorgeluid van Luigi Fort en van de prachtig getimbreerde baritonstem en de schier ongeloofelijke radheid van tong van Piccioli. Natuurlijk zong deze de Cavatine uit „II Barbiere di Siviglia", de opera in welker titelrol we hem vóór een paar jaren hebben kunnen bewonderen. Gaarne had men meer van hem gehooid; het bleef bij deze eene solo, ondanks het overweldigend applaus. Lxiigi Fort was milder en zong twee solónummei-s. beide uit Fransohe opera's. Maar toen hij en Piccioli samen opgetreden waren in het duet „Del Tempio" uit Bizet's „Les Pêcheux-s de Perles' rustte men niet vóór men een herhaling ver kregen had. In de Cavatine was het voor Frits Schuur man en het oi'kest der H. O. V, niet altijd ge makkelijk met den zanger gelijk te blijven. Toch lukte het over 't geheel wel en de overige zangnummers gaven minder moeiliikheden, zoodat de samenwerking zeer bevredigde. Vier maal deed ons orkest zich zelfstandig hooren. Het. zeer mooi gespeelde ..Faust."- voorspel deed den wensch opkomen eens het geheele orkestrale gedeelte der partituur door onze H. O. V. vertolkt te hooren. Van den Triomfmarsch uit Aïda kregen we slechts een ondei*deel. De losse fragmenten uit „Carmen" gaven, behoudens enkele onnauwkeurigheden en een veel te snel genomen temoo in ..Les Toréadors". verschillende goede indrukken, die echter niet in eenigen samenhang kwamen Het ..Melstersinger'-voorspel viel wel een beetje uit den toon der voorafgegane en vol gende werken, maar de machtige muziek met haar geweldig polyphoon weefsel maakt op zich zelve toch een grooten indruk zelfs wan neer het samenspel niet den hoogsten graad van volkomenheid bereikt. Ik heb weinig over onze Koninklijke Lieder tafel zelve kunnen schrijven. Dat zij haren '.eden en genoodigden een zoo verfrlsschenden avond als dit operaconcert bezorgde verdient echter ook erkentelijkheid en vcor d? bij dc samenstelling van het programma betrachte matigheid komt haar een woord van lof extra toe. Een herhaling van dit opera-concert, dat zeer druk bezocht was. zal op Zondagavond 4 Febr. plaats vinden. Dan zal onze li. O. v. de gastvrouw zijn. Men geve in grooten getale aan haar uitnoodiglng gehoor! K. DE JONG.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15