Radiomuziek der week.
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES th ans 6 voor lOct.
ZATERDAG 27 JANUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
EEN VOORBESPREKING
door KAREL DE JONG.
Daventry zal in de komende week piano-
werken van Carl Maria Von Weber, en wel
voornamelijk diens vier pianosonates uitzen
den. Of deze sonates nu werkelijk fundamen-
teele beteekenis hebben, daarover kan ver
schil van meening bestaan. Een feit is, dat
ze zelden nog op de concertprogramma's
voorkomen en dat zelfs de meeste pianisten
ze nauwelijks of in 't geheel niet kennen, uit
gezonderd dan het slotrondo van de eerste
sonate dat onder den titel „Moto perpetuo"
een veelgespeeld stuk is. Een zestig, zeventig
jaar geleden schijnt het anders geweest te
zijn; ik herinner mij ten minste een dik mu
ziekboek, waarin allerlei in den tijd gang
bare pianowerken samengebonden waren,
en waarin, behalve ettelijke transscripties
van Alfred Jaëll en de onvermijdelijke „Ré
veil du Lion'1 („exécuté dans ses concerts"
stond op het titelblad) van Ant. de Koutski
(181799), zich niet minder dan drie van de
vier sonates van Weber bevonden. Weber's
beteekenis ligt echter voornamelijk op het
gebied der Duitsche opera en daar heeft hij
zich een onvergankelijken roem verworven.
Van zijn pianowerken. die in 't algemeen een
brillanten stijd huldigen en zich bij die van
J. N. Hummel aansluiten, is er één waarmee
een grondhlag gelegd is: de „Aufforderung
zum Tanz", de beroemde concertwals. In de
oorspronkelijke zetting, dus vrij van den op
schik. die Tausig en anderen er omheen ge
hangen hebben, zal dit stuk tegenwoordig
velen tamelijk simpel schijnen. Men moet zich
echter in Weber's tijd, toen het genre „Wals"
hoofdzakelijk door deunen als „O, du lieber
Augustin" enz. vertegenwoordigd werd, inden
ken om te beseffen welk een revolutie We
ber's brillante en vurige compositie betee-
kende. Chopin's walsen kwamen veel later,
maar het komt me voor dat Weber's wals
meer den stoot gegeven heeft tot de cultivee
ring van den tegenwoordigen concertwals,
dan die van Chopin. Niet alleen wérd den
„Aufforderung" door groote virtuozen als
Tausig e.a. voor hun speciale techniek pas
klaar gemaakt, maar Tausig nam ook walsen
van Joh. Strauss onder handen en welk een
liefde die in dezen tijd genieten kunnen
de vele paraphrases van „An der schonen
blauen Donau", „Kün stier leb en", „Wein Weib
und Gesang" en den „Fledermaus" wals ge
tuigen. Om op Weber terug te komen: zijn
„Konzertstück fur Pianoforte und Orchester"
heeft zich nog in de programma's kunnen
hadnhaven, al is het geen standaardwerk
van het repertoire der pianisten meer. Van
zijn sonates schijnt de tweede, die in As op.
39 nog wel eenige levenskracht te hebben. Ik
heb haar eenige jaren geleden van Dirk
Schafer en dezer dagen van Robert Casade-
sus gehoord en bij goede vertolking blijkt ze
nog ecceptabel. De eerste, op. 24 in C lijkt
meer een „Sonate d Etude" a la Czerny; de
finale er van. die „toccata'' zou kunnen hee-
ten werd hierboven al genoemd. In de derde
en vierde bemerkt men den opera-componist
aan het heterogene karakter, dat voorname
lijk in de groot aangelegde eerste Allegro's
tot uiting komt. Hier wisselen dramatische
fragmenten met pogingen om een klassieke
allure aan te nemen (doorwerking van no.
3D en met knusse aria-achtige melodietjes.
Een frappant voorbeeld levert de doorwer
king der e min. sonate (No. 4) die gelukkig
gewichtig begint en op een allergewoonst
deuntje uitloopt. Men vindt hier eenigszins
het prototype van het Allegro der b min.-
sonate op. 58 van Chopin, dat ook allerminst
door logische structuur uitmunt Merkwaar
dig zijn d erythmische eischen, welke de uit
voering dezer sonates stelt, lang niet
gering. Brillante passages- en octaven tech
niek zijn onontbeerlijk; bovendien vindt men
hier en daar aecimengrepen, die alleen een
buitengewoon groote en strekbare hand, zoo
als Weber zelf bezat, nauwkeurig volgens den
tekst uitvoeren kan.
De uitzending van twee vioolconcerten her
innert mij aan den ouden tijd, toen de werken
van Vieuxtemps en Wieniawski schering en
inslag van het concertprogramma der violis
ten waren. Henri Vieuxtemps, geb. in 1820 te
Verviers, was de oudste van beiden, doch zijn
levensloop heeft hem eenigszins met den in
1835 te Lublin geboren Henri Wieniawski in
verbinding gebracht. Vieuxtemps had nl. in
1871 de benoeming tot eerste professor in het
vioolspel aan het Brusselsche Conservatorium
aanvaard, maar werd een paar jaar later door
een verlamming van de linker zijde getroffen,
die hem het spelen volkomen onmogelijk
maakte. Men riep toen zijn even beroemden
collega Wieniawski, die zich juist met- Anton
Rubinstein op een kunstreis door Amerika be
vond, telegrafisch naar Brussel om Vieuxtemps
plaats in te nemen. W. deed dit totdat de
zieke zóóver hersteld was, dat hij zijn lessen
kon hervatten en ging toen zelf weer kunst
reizen maken. Ook in ons land is Wieniawski
vaak opgetreden, soms onder zeer eigenaardige
omstandigheden. Wijlen Dan. de Lange heeft
mij daaromtrent eens een historie verteld,
waarvan hij zelf getuige was geweest. Wie
niawski zou als solist medewerken aan een
groot concert in den voormaligen Parkschouw
burg, welks orkest, het „Parkorkest" toen een
groote reputatie had. De tijd voor het viool-
solonummer was aangebroken, maar al wie er
was Wieniawski niet. Men zocht hem in
het gebouw tevergeefs. Eindelijk opperde
een der bestuurders, die 's mans eigenaardig
heden kende, het denkbeeld een deputatie per
rijtuig naar een beruchte drinkgelegenheid in
het hartje van Amsterdam te zenden, op zoek
naar den solist. En jawel, daar zat hij, zeer
ver van nuchter, om het op zijn allerzachtst
uit te drukken. De deputatie pakte den solist,
die niet op zijn beenen staan kon, in de vigi
lante en expedieerde hem zoo snel als het
hors loopen wou naar den Parkschouwburg,
waar hij min of meer het podium op geduwd
werd.
Het merkwaardigste aan deze historie is, dat
hij die keer zoo mooi gespeeld heeft, als men
zich niet herinneren ken ooit van hem ge
hoord te hebben. Toch schijnt het me niet
aanbevelenswaardig zelfs niet bij wijze van
proefneming, om zijn voorbeeld na te volgen.
Wieniawski is trouwens slechts 45 jaar oud
geworden en arm gestorven.
Zoowel Vieuxtemps' als Wieniawski's wer
ken hebben voor den violist een klassieke
waarde. Vuur, melodische vinding en schitte
ring zijn er in te vinden; bovendien is alles
uitnemend aan het karakter van het instru
ment aangepast. Een concert van Wieniawski
kan men Maandag uit Beromünster, een van
.Vieuxtemps Donderdag uit Brussel Fr. hooren.
LUXOR theater.
Chandu, dc Geheimzinnige, met
Edmund Lowe.
Het mystieke Oosten met zijn mysterieuse
krachten, zijn magiërs en fakirs en geheim
zinnige machten heeft steeds een groote aan
trekkingskracht op ons, Westerlingen, uit
geoefend en het is dan ook niet te verwon
deren, dat over dat vreemde Oosten, dat bui
ten ons bereik ligt, veel begeerde boeken zijn
geschreven en ook films zijn gemaakt. Fox
vertoont in het Luxor Theater deze week een
bizonder geslaagd product, dat Edmund Lowe
in de gelegenheid stelt heel zijn kunnen te
ontplooien. Vooral voor dergelijke films is
Lowe geknipt door zijn lenig, slank figuur,
zijn prachtig masker en de macht van zijn
doordringenden blik, terwijl zijn donkere
stem de sfeer van geheimzinnigheid nog ver
sterkt.
Als Chandu is hij
na lange studie van
de zwarte kunst be
kleed met een bi-
zondere hypnoti
sche macht, die
hem in staat stelt
de menschen aan
zich te onderwerpen
en de slechtheid in
de wereld te be
strijden, waartoe
hij uitverkoren is.
Zijn grootste vijand
is Roxor, een indi
vidu, dat bezeten is
door den wil heer-
scher over de aarde
Edmund Lone. worden dQor mW_
del van een „moordende straal", waarmede
hij alles, dat hem in den weg komt, kan ver
nietigen. Die straal is uitgevonden door
Robert Regent, die echter, ondanks voort
durende folteringen, het geheim van dien
straal niet wil prijsgeven. Het wordt ten
slotte een strijd op leven en dood tusschen
Roxor en Chandu, dien de laatste net bijtijds
nog wint.
Dit fantastische gegeven is door de regis
seurs Marcel Varnel en William C. Menzies
tot een goede en zeer pakkende film ver
werkt. Als in het begin de gong in een half-
duisteren tempel slaat, wordt men gegrepen
door de mysterieuse sfeer en men raakt niet
meer los uit dien ban.
De heele film trouwens speelt zich af in
een duisternis, die tot de geheimzinnigheid
bijdraagt, doch die af en toe wel eens te
duister is. Een film kan ook tè geheimzinnig
zijn! Maar spoedig is men georienteerd.
Uitstekend getroffen is de gedachtengang
van Roxor, wanneer hij, in het bezit van de
helsche machine, zich de uitwerking daar
van voor den geest haald. Uitstekend even
eens zijn de voorstellingen in den glazen bol.
waarin Chandu de gebeurtenissen op een af
stand kan zien. De camera zwerft dan snel
door de tempelgangen en men volgt den weg
naar het slachtoffer op den voet. Ook met
de begeleidende muziek is men zeer gelukkig
geweest. Jammer is echter, dat het vlotte
verloop van de film verstoord wordt, vrijwel
telkens, wanneer de vrouwen op het doek
komen. Die rollen, hoewel geen van alle groot,
zijn wat zwak. Hoofdzaak blijft echter Lowe,
die als de wrekende gerechtigheid door de
film glijdt en die tenslotte afrekent met
Roxor, een uitmuntende rol van Bela Lugosi
met zijn hard gezicht en soms waanzinnige
lach. Voorts dient genoemd Herbert Mundin
bekend o.a. uit Cavalcade (Bridges), die zijn
bijrol als bediende van Lowe geestig vertolkt.
Want dit is tog nog de verdienste van de
regie, dat zij de hoogspanning telkens ont
laadt door momenten van verademing in den
vorm van grappige situaties.
Het gegeven is fantastisch en misschien
niet aanvaardbaar (ofschoon: wie onzer kent
de machten van het Oosten?), maar de be
werking ervan is voor hen, die van „Iets
anders dan anders" houden, goed.
Het voorprogramma biedt o.a. een fraai
filmpje over Cairo, een geestig teekenfilmpje
Crazy Cat en twee komische twee-acters, die
ditmaal werkelijk komisch zijn, ofschoon het
val- en smijtprocédé, vooral in de eene, niet
losgelaten is. De andere met Jimmy Gleason
in de hoofdrol, geeft de bizondere geschiede
nis weer van een man, die denkt, dat huis
houden makkelijk is en die één dag de huis
houding voor zijn vrouw zal waarnemen, met
het gevolg, dat de koffie niet te drinken is.
de eieren ongenietbaar zijn. de kanarie door
een poes wordt opgepeuzeld en tenslotte
maar verder vertellen zou het verrassende
wegnemen.
Een goed programma.
Mi". A. J. C. VI.
CINE.AH PALACE
Gedrag onvoldoende
Anny Ondra treedt
ditmaal op in een
film,, waarin ze
haar moedertaal
spreekt. Karl La-
mac. haar regis
seur, heeft de
functie van acteur
overgenomen en
laat zijn collega
Mac Fric de regie
verzorgen. Hetgeen
uit deze rolverdee-
ling is te voor
schijn gekomen,
staat in geen enkel
opzicht onder en in vele opzichten boven het
geen wij van deze combinatie gewend zijn.
De Tsjechische taal moge een bezwaar we
zen, maar hoevaak ontgaat den bioscoopbe
zoeker ook het Engelsch of Duitsch! En zelfs
het Hollandsch. Een staaltje van dit laatste
leverde dezen zelfden avond nog een Amster-
damsche verkeersagent, die in het nationale
filmnieuws een klasse schoolkinderen de re-
geien. van den weg -onderwijst. Door zijn bin
nensmonds praten en door de onduidelijke
weergave van het geluid kon hetgeen hij be
weerde evengoed Poolsch zijn geweest.
Dat het publiek van het taalbezwaar geen
hinder heeft gehad onder het spel van de
hoofdfilm, bewees de luidruchtige reactie op
deze reeks vermakelijke scènes. Heel de zaal
had het benauwd van den lach.
.Gedrag onvoldoende" is dan ook een aller
aardigste film, in het komische genre. De
grappigheid is minder opzettelijk dan wij in
de Duitsche en Amerikaansche kluchtfilms
gewend zijn en zweemt meer naar de luchtige
geestigheid van de Franschen.
Anny Ondra handhaaft haar guitig gebaar
en haar schalksch snoetje. Ze is nu school
meisje, leerlinge in de hoogste klasse van een
meisjesschool, waar een nieuwe leeraar be
noemd is. Deze komt als commensaal bij haar
tante, met wie zij samenwoont, op kamers. En
zoo heeft Vera Matys, het ondeugende kindje
dat tegelijk reeds een huwbare vrouw is, in
dubbel opzicht contact met den schuwen, on-
handigen kamergeleerde, die zich door kwasi-
energiek optreden tevergeefs tot een man van
ïzag forceert.
De dwaasheden van dezen doctor Suchy zijn
een voortdurende bron van vermaak. Het be
gint al, als de jonge man naar zijn toekom
stige woonplaats op reis is, en, als de con
ducteur komt controleeren, zijn spoorkaartje,
dat natuurlijk achter het lint van zijn pana
ma zit, overal zoekt en nergens kan vinden en
als hij dan in 's hemelsnaam maar een nieuw
kaartje koopt, den naam van het station van
bestemming vergeten is!
Daar aangekomen, laat hij in zijn verbou
wereerdheid zijn handkoffertje op de tree
plank staan en grijpt bij vergissing een mand
met een gans, waarmee hij zijn intrede doet
in zijn nieuwe verblijf.
RElVIBItANDT-TUEATER.
„Warum hast du mich wacli
geküsst?" Teuber's mario
netten.
Lehar's „Friederike"
.het daverende succes
van den operetteko-
konlng. is thans ook
op het witte doek
vastgelegd. Dit zang
spel leent zich uitste
kend, voor verfilming
niet in het minst
door de vele pakken- 1
de melodieën, die er
in voorkomen. De ti
tels „Oh Madchen,
mein Madchen" en
„Sah' eiii Knab' ein
Adèle Sandrock. Röslein stehn", spre
ken voor zich zelf.
De geschiedenis van Goethe's kortstondig
liefdesgeluk in Sesenheim is wel bekend.
In dit pittoreske plaatsje ontmoette hij de
predikantsdochter Friederike Brion, voor wie
hij een vuxdge liefde opvatte. Hij zou onge
twijfeld met haar in het huwelijk getreden
zijn indien niet Hertog Karl August hem aan
zijn hof ontboden had, waarbij het opgeven
van zijn liefdesbetrekking als voorwaarde
werd gesteld. Goethe weigerde aanvankelijk,
maar door toedoen van zijn vriend Wagner,
besloot hij tenslotte, zij het met moeite, naar
Weimar te vertrekken, om daar een belang
rijke functie te aanvaarden.
Richard Tauber, die in de operette triom
fen vierde, missen wij in de film en zijn plaats
wordt ingenomen door een acteur met wel
licht minder stemcapaciteit, maar ontegen
zeggelijk beter spel. Daarmede is niet gezegd,
dat Hans Heinz Bollmann een opvallende
creatie van den hoofdpersoon heeft gemaakt:
hij is een verdienstelijk speler, zonder nu be
paald een uitblinker te zijn. Mady Christians
speelt Friederike. een rol, die als het ware ge
knipt voor haar is. In het zonnige landschap
rondom Sesenheim lijkt zij een dartele vlin
der, een gelukskind, dat door geen leed te
treffen is. En even sterk is haar spel aan
het slot, als Goethe's afscheid-voor-eeuwig
een feit is geworden. Met- het haast onhoor
baar gezongen „Warum hast du mich wach
geküsst?" komt haar dramatisch talent wel
zeer bijzonder tot uiting.
Van Goethe's vriend Wagner maakt de
dikke Otto Wallburg een pracht van een
oubolligen student. Paul Horbiger, en Ida
Wüst geven kostelijk samenspel als Pfarrer
Brion en zijn vrouw en Adèle Sandrock toont
als de bedillerige en vinnige tante van de
meisjes Brion wat er van een oogenschïjnlijk
ondergeschikte rol te maken is.
Uit het voorprogromma noemen we de
teekenfilm van den onuitputtelijken Max
Fleischer, ditmaal gecombineerd met een
voordracht van de Eton Boys. Polgoon brengt
o.m. het huwelijk van luitenant Asjes.
Op het tooneel het optreden van Teuber's
marionetten. Een intermezzo van ongetwij
feld hoog gehalte. De poppen kunnen haast
iedere menschelijke beweging lmiteeren, zoo
dat het resultaat werkelijk verrassend is. Zeer
kunstig is bijv. het dansen van het negerpaar
en een Oostersche danseres. In bonte kleuren
spelen de verschillende scènes zich af. Teu
ber's marionetten paren een voortreffelijke
techniek aan een spel vol geest en humor.
HET TOONEEL.
VOORSTELLINGEN TEGEN
„EENHEIDSPRIJZEN".
Naar aanleiding van de
voorstelling van Petrus.
Het succes, met de „invitatie-voorstelling"
van „Daar klopt iets niet" door tie Vereenigde
Schouwspelers eenige maanden geleden be
haald. heeft den heer Deinum ertoe gebracht
deze proef te herhalen en het was te voorzien,
dat onze Stadsschouwburg gisteren wederom
stampvol zou loopen, vooral omdat het thans
niet de première van een nog geheel onbekend
stuk gold maar de opvoering van Marcel
Achard's Petrus, dat een zeer mooie pers heeft
gehad en in Amsterdam veel publiek heeft ge
trokken. Dit stuk zal hier nog eenige malen
worden gespeeld en de heer Deinum heeft het
daarom een goede kans willen geven door het
bij de eerste voorstelling te Haarlem voor een
uitverkocht huis te doen geven.
Zou dit de manier zijn voor een schouwburg
directeur om met eenige kans op succes tegen
de bioscoop te concurreeren? Velen gelooven
het en herhaaldelijk heb ik reeds door tooneel-
liefhebbers de stelling hooren verkondigen, dat
alleen de eenheidsprijs en die dan zoo laag
mogelijk gesteld het tooneel ln dezen tijd
nog maar zou kunnen redden. En triomfante
lijk roepen zij na het succes van deze twee
„invitatie-voorstellingen" die feitelijk niet
anders zijn dan voorstellingen tegen een
uiterst lagen eenheidsprijs reeds uit-: „Zie
je wel? Nu is de schouwburg uitverkocht! Daar
moet het dus heen
Wanneer de zekerheid bestond, dat het pu
bliek ook op den duur in even grooten getale
bij zulke voorstellingen tegen minimale een
heidsprijzen zou blijven komen, als gisteren
avond. dan zou het misschien mogelijk zijn de
proef in deze richting voort te zetten, althans
wanneer de prijzen door een luttele verhooging
zoodanig gesteld konden worden, dat de voor
stellingen zoowel voor den schouwburg als
voor de gezelschappen nog voldoende rendabel
blijven. Niets mag verzuimd worden om het
publiek weer in den schouwburg te brengen en
wanneer men dat op den duur door uiterst
lage met de bioscoop concurreerende
prijzen zou kunnen bereiken, dan zou men in
deze richting door moeten gaan.
Er is voor een blijvende belangstelling voor
het tooneel nu eenmaal niets fnuikender dan
leege schouwburgen. Zelfs al valt de voorstel
ling ln den smaak dan werk een leege schouw
burg op den bezoeker toch min of meer deori-
meerend. Een zaal met. bijna enkel leege stoe
len is nu eenmaal ongezellig en het is dus ook
voor de gezelschappen beter een zelfde recette
in een vollen dan ln een slecht bezetten
schouwburg te maken.
Maar er is ontegenzeggelijk een niet gering
gevaar aan de proef verbonden. Zal het pu
bliek, wanneer het eenmaal aan de uiterst lage
prijzen gewend is, ook nog de voorstellingen
tegen de hoogere gewone prijzen bezoe
ken? Wanneer het mocht bliiken. dat ook de
belangstelling voor de voorstellingen tegen den
minimalen eenheidsprijs op den duur niet vol
doende is wat dan? Weer tot de oude hoogere
prijzen terugkeeren? Dit zal dan wel noodig
zijn want de verliezen worden bij de uiterst-
lage prijzen natuurlijk ook naar verhouding
grooter, wanneer de schouwburg slecht bezet
is. Maar dan zou men de markt door den lazen
eenheidsprijs reeds zoodanig bedorven hebben,
dat een terugkeer tot den oxiden toestand bijna
onmogelijk zou zijn. En zou het publiek, een
maal aan de uiterst lage prijzen gewend, ook
de voorstellingen, die voor de gezelschappen
meer kosten medebrengen en dus tegen hoo
gere entrees moeten gaan. ook nog blijven be
zoeken?
Voor de ..Schlagers" behoeft men niet bam
te zijn. Daarheen gaat het publiek toch. welke
prijzen ook worden gevraagd.Wij zien het aan
Frits Hïrsch die zijn vooi'stellingen tegen ver
hoogde prijzen geeft, toch altijd uitverkochte
of nagenoeg uitverkochte zalen hier
vindt. Maar ik doel hier op stukken als Gys-
breght van Aemstel. Schuld en Boete, Eind
examen. Phaea en zoo vele anderen, die nooit
rendabel zijn te nxaken. wanneer er niet hoo
gere recettes worden verkregen. Men zou voor
dit soort stukken dan toch in ieder geval den
eenheidsprijs hooger moeten stellen.
Ik meen niet. dat de pachter van onzen
Stadsschouwburg vcorioopig het plan heeft in
de richting der ..eenheidsprijzen" te gaan,
maar de zaak lijkt mü nu hij twee maal een
proef heeft genomen belangrijk genoeg om
haar eens in onze tooneelrubriek te bespreken,
vooral ook omdat velen hierin alleen neg het
heil voor ons tooneel zien. Waarom zoo
vroeg mij onlangs een tooneel liefhebber
niet- elke eerste voorstelling van een nieuw
stuk tegen een lagen eenheidsprijs gegeven en
de volgende voorstelling tegen den gewonen
prijs?
Elk nieuw stuk gaat dan onder de beste voor
waarden, namelilk voor een goed bezette zaal
te Hr/riem. Heeft het- stuk bij de eerste voor
stelling succes, dan zal dit succes ook doorwer
ken voor de volgende opvoeringen. En de een
heidsprijs zou ook niet voor alle rangen behoe
ven te gelden. Men zou bijvoorbeeld voor am
phitheater en galerij 'n wat lageren prijs neg
kunnen vragen dan voor de benedenrangen.
Ook zou de schouwburgdirectie zich in contact
kunnen stellen met vexeenigingen zooals de
vereeniging voor huisvrouwen. Kunst vcor
het Volk, Geloof en Wetenschap. Middenstands
vereen i gingen, tooneelverbond. dilettanten-
clubs enz. en voorstellingen tegen den een
heid sor ijs laten geven enkel voor de leden van
één of meer van die vereenigingen desnoods
gecombineerd, wanneer de vereenigingen niet
groot genoeg zijn om den schouwburg geheel
te vullen. Nu stuit het geven van voorstellin
gen van beroepsgezelschappen vcor dilettanten
vereenigingen meestal af co de te hcoge uit
koopsommen. welke daarvoor worden rre-
vraagd. wat bij de eenheidsprijzen waarbij
het beroepsgezelschap ook zijn risico r.eemt
niet meer het geval zou behoeven te zijn.
Ik erken, dat er gevaren groote zelfs
aan het systeem der eenheidsprijzen ziin ver
bonden. maar zooals de toestand nu is. kan het
ock niet blijven. Misschien is 't nu de tijd oxxi
de bakens te verzetten, wil het tooneel ten
minste de steeds zwaarder wordende concur
rentie van de bioscoop oo den duur het hoofd
bieden. Wanneer het publiek in al zijn laven
weer den weg naar den schouwburg zou vinden,
zou reeds veel gewonnen wezen. De goedkcooe
eenheidsprijs zou misschien een der middelen
daartoe kunnen zijn. Aan de tooneel.spelers is
het ten slotte om door voortreffelijke voor
stellingen ook de belangstelling blijvend te be
houden.
Over de voorstelling van Petrus, waarover
ik reeds na de premiere te Amsterdam in ons
blad van 28 December uitvoerig verslag deed
behoef Ik thans niet meer te schrijven. Het
charmante stuk van Marcel Achard mocht
ook hier in een vollen schouwburg een flink
succes behalen, dank zij vooral het voortreffe
lijk spel van Cees Laseur en Marv Dresselhuvs.
J. B. SCHUIL.
(Adv. Ingez. Med.)
Zooals we reeds meldden, zal de A.V.R.O.-'bandonder leiding van Kovacs Lajos op Vrijdagavond 2 Februari in de Gemeentelijke
Concertzaal een concert geven ten bate van de H.O.V. Een mooie geste! Hierboven, een afbeelding van Kovacs Lajos en de zijnen.
MUZIEK.
KONINKLIJKE LIEDERTAFEL
„ZANG EN VRIENDSCHAP".
Reeds de medewerking der H. O. V. gaf aan
het jongste concex-t van de Koninklijke Lieder
tafel „Zang en Vriendschapeen bijzonder ca
chet die der Italiaansche zangei-s Luigi Fort
en Leo Piccioü maakte het tot een vocaal fes
tijn. En dat uit die samenwerking een opera
concert moest- ontstaan, was niet anders dan
vanzelfsprekend. Slechts op die wijze was het
mogelijk bij alle afwisselxng toch eenige homo
geniteit te bewaren, al was die homogeniteit
zeer betrekkelijk. Want van de tien program
manummers waren twee van Raliaanschen,
zes van Franschen en twee van Duitschen oor
sprong exx wanneer men weet dat deze laatste
twee uit werken van Rich. Wagner genomen
waren begrijpt men dat zij vreemde bestand-
deelen in het Fransch-Italiaaixsche alliage
bleven.
Met dat al was de eigen taak der Koninklijke
Liedertafel dezen avond een zeer beperkte.
Het met stralende frischheid gezongen Solda-
temkoor uit Gounods „Faust" en het Pelgrims-
koor uit Wagner's „Tannhauser' waren de
eenige twee nummers waarin zij een werkda
dig aandeel had. Bij de gevaarlijke modulaties
in het middendeel van het Pelgrimskoor kon
den de orkestbassen het koor niet behoeden
voor eenige bovenwaartsche afwijking van de
juiste toonshoogte, veroorzaakt door het te
klein nemen van de dalende kleine secunden.
De koor klank op zich zelve bezat, groote sono
riteit.
Voor de rest mochten de werkende leden
zich bij het auditorium voegen. En als kenners
van de eischen en moeilijkheden der zang
kunst zullen zij ongetwijfeld dubbel genoten
hebben van het betooverende, als geïmmate-
rialiseerde tenorgeluid van Luigi Fort en van
de prachtig getimbreerde baritonstem en de
schier ongeloofelijke radheid van tong van
Piccioli. Natuurlijk zong deze de Cavatine uit
„II Barbiere di Siviglia", de opera in welker
titelrol we hem vóór een paar jaren hebben
kunnen bewonderen. Gaarne had men meer
van hem gehooid; het bleef bij deze eene solo,
ondanks het overweldigend applaus. Lxiigi Fort
was milder en zong twee solónummei-s. beide
uit Fransohe opera's. Maar toen hij en Piccioli
samen opgetreden waren in het duet „Del
Tempio" uit Bizet's „Les Pêcheux-s de Perles'
rustte men niet vóór men een herhaling ver
kregen had.
In de Cavatine was het voor Frits Schuur
man en het oi'kest der H. O. V, niet altijd ge
makkelijk met den zanger gelijk te blijven.
Toch lukte het over 't geheel wel en de overige
zangnummers gaven minder moeiliikheden,
zoodat de samenwerking zeer bevredigde.
Vier maal deed ons orkest zich zelfstandig
hooren. Het. zeer mooi gespeelde ..Faust."-
voorspel deed den wensch opkomen eens het
geheele orkestrale gedeelte der partituur door
onze H. O. V. vertolkt te hooren. Van den
Triomfmarsch uit Aïda kregen we slechts een
ondei*deel. De losse fragmenten uit „Carmen"
gaven, behoudens enkele onnauwkeurigheden
en een veel te snel genomen temoo in ..Les
Toréadors". verschillende goede indrukken, die
echter niet in eenigen samenhang kwamen
Het ..Melstersinger'-voorspel viel wel een
beetje uit den toon der voorafgegane en vol
gende werken, maar de machtige muziek met
haar geweldig polyphoon weefsel maakt op
zich zelve toch een grooten indruk zelfs wan
neer het samenspel niet den hoogsten graad
van volkomenheid bereikt.
Ik heb weinig over onze Koninklijke Lieder
tafel zelve kunnen schrijven. Dat zij haren
'.eden en genoodigden een zoo verfrlsschenden
avond als dit operaconcert bezorgde verdient
echter ook erkentelijkheid en vcor d? bij dc
samenstelling van het programma betrachte
matigheid komt haar een woord van lof
extra toe.
Een herhaling van dit opera-concert, dat zeer
druk bezocht was. zal op Zondagavond 4
Febr. plaats vinden. Dan zal onze li. O. v. de
gastvrouw zijn. Men geve in grooten getale
aan haar uitnoodiglng gehoor!
K. DE JONG.