iHTERU IN KUN! BIOSCOOP. HONIG'S VERMICELLISOEP 6 borden voor 15 ets. Radiomuziek der week Nieuwe Uitgaven H.D. VERTELLING. ZATERDAG 3 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 MUZIEK KOVACS LAJOS CONCERT. Kovacs Lajos en zijn mannen zijn gaarne geziene gasten in Haarlem niet minder dan elders. Zoo vaak zij op tournée onze stad bezochten was de Gemeentelijke Concertzaal uitverkocht, moesten zelfs nog vele adspirant- bezoekers wegens plaatsgebrek afgewezen worden. Onze H.O.V. is voor ons geen gast: zij is hier thuis. En zij is velen sympathiek. Tel kens weer blijkt dit. Maar zij boekt geen uit verkochte zalen; integendeel, zij is noodlij dend geworden. De oorzaken? Men behoeft daarvoor niet een zich over alle linies uitstrekkende kente ring van den muzikalen smaak, een groeien de algemeene predilectie voor jazz en haar afstammelingen aan te nemen. Bij een deel van het jongere geslacht moge zulks het ge val zijn, de kolossale hoeveelheden ernstige, klassieke en moderne 'muziek, waaronder de allerzwaarste, die dagelijks den aether inge zonden worden bewijzen, dat ook voor die kunst nog groote voorliefde bestaat. Maar juist die overvloed en keur van uit zendingen en de gemakkelijkheid om ze thuis op te vangen benadeelt het concertbezoek ten sterkste. Men is het er vrijwel over eens dat de radio in dit opzicht meer schuld heeft dan de crisisomstandigheden. Mr. A. Beets, be stuurslid der H.O.V. heeft er in 't kort op gewezen, toen hij bij 'tbegin van den avond de aanwezigen, auditorium en uitvoerders toe sprak. Hij dankte de velen die zich voor 't tot stand komen van dit concert beijverd hadden, maar hij' dankt ook den dirigent der succesvolle concurrente en bood Kovacs Lajos een krans namens het H.O.V.-bestuur aan. Want ditmaal kwam de roemrijke Avro- band niet op tournée: ditmaal kwam zij be langeloos om de noodlijdende vereeniging te helpen steunen. Een mooie, uiterst sympa thieke daad van de A.V.R.O., van het orkest en van den leider; een "daad die hun eigen praestaties tot een hooger plan ophief: de attracties der amusementskunst in dienst ge steld van de ernstige, maar hulpbehoevende zuster! Amusementskunst we hebben ons weer een avond kostelijk geamuseerd, „beter dan op menig deftig concert"', zooals mij een be kend muziekliefhebber en concertbezoeker verklaarde. Men zag Vrijdagavond onder het auditorium velen, van wie men vermoeden kan. dat zij voor het eerst een concert van een jazz-orkest bezochten, en ook deze, welke muzikale fijnproevers zij ook mochten zijn, waren niet karig met bijvalsbetuigingen en lofspraken. Dit is begrijpelijk. Want amusementskunst als die van Kovacs Lajos' orkest moge geen diepere snaren in ons gemoed aanroeren, geen verheven bedoelingen nastreven zij vereischt zeker niet minder virtuositeit, tech nisch meesterschap, dan serieuze kunst. Een pianist als Pierre Palla beheerscht een concert van Liszt even goed als de improvisatorische of klaargemaakte partijen die zijn taak in de band vormen; de concertparaphrase van Dohnanyi over Délibes' „Le Pas des Fleurs", die hij ook vroeger hier speelde legde vol doende getuigenis van zijn virtuositeit af. En zijn marimba-solo, met twee, drie, vier stok ken, eindelijk een soort van zevenklapper, een optische puzzle, een acoustisch vuurwerk doe het hem eens na! En vind eens zonder ongelukken den weg in de gecompliceerde batterij, waartusschen, hoog op zijn bastion, de drummer toont, de drummer, die minstens vier voeten en zes handen moet hebben om alles te bedienen, en die dat doet met een 'glimlach alsof 't van zelf gaat! En wijs mij een trompettist, die zooveel dwaasheden uit kan halen, zonder dat een zijner radde tong slagen of zijner hooge tonen faalt! Zoo zou ik kunnen voortgaan. Al deze musici zijn in strumentalisten van den eersten rang, en zelfs bespelen de meesten van hen meerdere instrumenten met dezelfde vaardigheid. Er was een nummer, waarin 7 violen voor kwamen; trombonist, contrabassist en drum mer hadden de vedels opgenomen. Behalve het officieele programma werden vele ingelaschte nummers ten gehoore ge bracht Een persiflage van oude walsen, een Pelikaanlied, de refreinzang „De heele week", het schoone stuk „M'n tante To heeft radio" zijn slechts enkele der ingevoegde nummers die kolossaal succes hadden. De trompetten gilden bij afwisseling open, of gestopt met dichte of geperforeerde dempers en eens ook met een soort van groene vingerkommetjes zender bodem. De refreinzangers boekten vele „open-doekjes". Enfin, het waren de gewone verschijnselen bij een concert van een eerste klasse-band. Maar de vreugde en de voldoe ning culmineerden toch in het laatste pro grammanummer: „Met Louisiana de wereJd door": variaties op een deun, door den Igider humoristisch toegelicht. We kwamen eerst in Engeland, staken vandaar over naar Frank rijk om de Montmartre-petten en roode das sen te aanschouwen, vlogen toen naar de Hongaarsche poeszta, waar de Zigeunermu- ziek haar invloed deed gelden. Toen ging de reis naar het land van Granados, toreros en Sinterklajos: castagnetten rinkelden, de drummer had plots een grooten Spaanschen sombrero op, Bob Schol te eveneens; maar deze had rapier en rooden doek in de hand en vloog als matador op Kovacs aan.... boeh! brulde de trombonestier en de torero deinsde wij schaterden. En we gingen naar het Weensche Prater en hoorden de deun als wals, en vervolgens naar Amerika, waar de drummer Uncle Sam werd, en bemerkten dat onze Hollandsche trompettisten net zulke leelijke geluiden kunnen fabriceeren als de beroemdste jazz-neger. Toen staken we over naar Rusland: de deun dreef deinend en drenzend de Wolga af en er kwam een pseu- do-Russische danser die draaide alsof de wodka hem in de beenen zat, en we gingen naar het verre Oosten, het land der gesluier- den en slangen, waar een der boys de danse du ventre imiteerde en tenslotte als slangen bezweerder optrad en kwamen eindelijk heel huids terug in ons vaderland, waar men zelfs in de ransels turf vindt en de naam van Piet Hein nog altijd klein is. Toen ontplooide Bob Scholte de Avrovlag en een storm van applaus weerklonk als hulde aan de vereeni ging, die jegens onze H.O.V. zich zoo sym pathiek gedroeg. En toen gingen we nog niet naar huis, want extra's volgden. Maar genoeg voor dit maal! K. DE JONG. Liane Haid. REMBRANDT THEATER. Mein Madel ist eine Verkauferin met Liane Haid, Willi Forst en Paul Kemp. Drie klinkende na men in filmwereld: Liane Haid, Willi Forst en Paul Kemp! en die drie in een luchtig niemendal letje als „Mein Ma- del ist eine Ver kauferin" is een waarborg voor een ware amusements film. Irene, gravin van Wittenbrug (Liane Haid) brengt haar tijd en geld zoek in z.g.n. „artistiek ge doe". Met een gezelschap vrienden en vrien dinnen studeert ze op haar landgoed in „Bastien et Bastienne" van Mozart. De mu ziek vindt ze niet je dat, en daarom wil ze Mozart's beroemde melodie veranderen in een moderne Engelsche wals, tot groote veront waardiging van een haar onbekend jong- mensch, die haar in overweging geeft, maar liever niet te trachten Mozart te verbeteren, „die wist het wel!" Liane vindt hem infaam en brutaal maar in haar hart moet ze toege ven, dat hij gelijk heeft. Ze lascht de repe titie verder af en gaat naar het slot. Daar vindt ze tot haar niet geringe verbazing, weer denzelfden rustverstoorder van zooeven Nu is hij bezig schilderijen en portretten te verhangen, die volgens zijn opvatting zeer ongunstig en niet in het juiste licht hangen. Irene wil weten, wat hij eigenlijk komt doen. Hij stelt zich voor als dr. Ar.dré Lenz. (Willi Forst) en hij verzoekt haar om een betrek king. Irene is geïrriteerd, maar toch ook wel geamuseerd door den onhandigen maar tege lijk vrijpostigen indringer en ze stelt hem aan als bibliothecaris. Irene tracht zijn vriendschap en zoo mogelijk nog iets meer te winnen, maar dr. André Lenz gaat niet op haar avances in en is ziende blind, iets, dat Irene tot wanhoop en woede en verontwaar diging brengt. Wanneer ze dan op zijn agenda ziet staan „Zondag Marianne", vergaat ze van jalouzie en besluit ze hem ongezien naar zijn „afspraak met Marianne" te volgen. Op de afgesproken plaats ziet ze dat „Marianne" een plezierboot is, maar als ze blij en opge lucht de boot wil verlaten, merkt ze dat het juist te laat is, de boot is al los van den wal. Een angstig moment breekt er voor haar aan als de contróleur haar naar den kapitein wil brengen, omdat ze geen kaartje heeft. Als reddende engel komt Peter Knoll, schoenen winkelier (Paul Kemp) haar te hulp, betaalt haar kaartje, maar verlangt nu als weder dienst van haar gezelschap voor dien dag. Juist als ze de ietwat vrijpostige ondrin- gerigheir van Peter Knoll met het kaartje teruggéven bestraft, komt dr. André Lenz op het tooneel. Om alle schijn te vermijden, alsof ze hem gevolgd is veinst ze hem niet te ken nen, wat de niet al te snuggere dr. Lenz maar niet kan verwerken. Later discht ze hem het verhaaltje op, dat ze verkoopster is in een schoenwinkel en ze verdwijnt plotseling tus- schen de menigte, hem in de grootste verwar ring, maar tot over zijn ooren verliefd, ach terlatend. Alle aardigheid zou er voor de bezoekers af zijn als we het verdere verloop gaven, daarom alleen het eind en dat is.... ze kregen elkaar! Het bij programma, Fox Movietone News. Polygoon's Holl. Nieuws, een Ufa cultuurfilm en een teekenfilm „Young and Haelthy" had den aller belangstelling, evenals het tooneel- nummer „La Marena", waarbij zeer mooie lichteffecten bereikt worden. LUXOR. Behalve de reeds besproken film: De kus voor den spiegel brengt het Luxor Theater een belangwekkende circusfilm, De Dierentemmer genaamd, waarin de onverschrokken Clyde Beatty de hoofdrol vervult. In een kader van romantische verwikkelingen, waarvan Anita Page als luchtacrobate en de jeugdige Wallace Ford in een kinderrol optreedt, geeft Beatty verbluffende proeven van zijn overmacht op leeuwen, tijgers en andere wilde beesten. Voorts een teekenfilm en het gebruikelijke nieuws van de week. CINEMA PALACE. Claudette Colbert heeft nogmaals de har ten veroverd, thans in De Koningin had be zoek (Tonight is ours), een ietwat zonder linge film, die door het buitengewoon uit drukkingsvermogen dezer actrice iets bij zonder aantrekkelijks krijgt. Het onderwerp, waaraan de geschiedenis is gewijd, is de tegenstelling tusschen den mensch en de representant in een konink lijk personage, en de strijd, welke beide bijna onvereenigbare functies in het gemoed van het slachtoffer voeren. Nadya, prinses van het koninkrijk Kraya. is uitgehuwelijkt geweest aan een bruut, doch gelukkig is zij na korten tijd aan dit monster ontsnapt. Na den dood van haar echtgenoot leeft zij incognito te Parijs, toeft daar op een gemaskerd bal een keurig, maar niet hof- fahig jongmensch, van wien zij gaat houden Fredric March en Claudette Colbert. met de algeheele overgave van een onbezorgd en onbedorven jong meisje. Het paartje leeft eenige weken in de roes van de eerste liefde en reeds staan de trouwplannen vast, als door den moord op haar vader de prinses tot den troon wordt geroepen. Het lukt haar niet de overmacht van den vertrouweling van het hof, generaal Krish, te weerstreven en, eenmaal koningin, moet zij ook toestemmen in een nieuw diplomatiek huwelijk, thans met prins Keri, een fatsoen lijk en hoffelijk man, die evenals zij ook de keuze van zijn hart aan de keuze van zijn ministers moet opofferen. Ze besluiten, hun huwelijk platonisch op te vatten en als goede vrienden te doorstaan wat het noodlot hun opgelegd heeft. Maar de gedachte aan de echte liefde laat zich niet' onderdrukken en als op zekeren dag door een toeval Sabien, zoo heet Nadyas minnaar in de koninklijke vertrekken verschijnt, vinden de geliefden elkander terug en dank zij de medewerking van een trouwe hofdame, gelukt het hun, een nacht samen in het slaapsalet van de koningin door te brengen. Maar dit wordt een noodlottige nacht. Want de revolutie breekt uit en, terwijl het paartje, na alle emoties in diepen slaap ge dompeld, zich van geen kwaad bewust is, dringt een opstandige menigte het palels binnen. Terwijl de koningin, behoedzaam gewekt, een deputatie van de opstandelingen ont vangt, maakt Sabien, die zich in de slaap kamer nu wel verborgen heeft moeten houden twee sluipmoordenaars onschadelijk. Wan neer hij door een misverstand ter dood zal worden veroordeeld, belijdt de Koningin in een hartstochtelijke scène, dat ze hem lief heeft, en de deputatie vindt deze democra tische allure zoo sympathiek dat zij de revo lutie af last, nu de koningin met dezen ge wonen burger gaat trouwen. De vervaardiger van de film, Stuart Wal ker, heeft niet goed geweten, hoe hij met deze zonderlinge stof aan moest. Vaak denkt men als toeschouwer, dat de geschiedenis een ironische wending zal nemen, maar dan blijkt de dramatiek toch weer doodelijke ernst te zijn. De huiselijke voorstelling van het koningschap doet echt-Amerikaansch aan; noch Nadya, noch de groot-hertogin Emilje hebben ook maar iets vorstelijks en generaal Krish. verpersoonlijkt door den acteur Arthur Biron. dien men zich nog wel uit 20.000 jaar Sing Sing zal herinneren, doet aan een typisch-burgerlijken minister denken, maar heelemaal niet aan een hoog- adelijk officier uit de hofkringen. Alleen in prins Keri, wiens rol door Alison Skipworth wordt vervuld, kan men iets van een vorste lijk personage ontdekken. DeKoningin had bezoek, is meer spreek- film dan speelfilm en zoo valt de nadruk op de dialoog, die vaak geestig is en met een drogen Amerikaanschen humor gekruid. De gesprekken tusschen Frederic March als Sabien en Claudette Colbert als Nadya in het eerste gedeelte (de zich ontwikkelende liefde op het bal en op de spelevaart) en die tusschen Nadya en haar koninklijken bruidegom krijgen door deze ietwat sarcas tische noot iets bijzonder boeiends, dat be halve aan den tekst ook ligt aan de uit stekende voordracht. Het valt moeilijk aan deze vreemde ge schiedenis ook maar eenig geloof te hechten of de dramatische situaties voor ernst op te nemen, maar de charmante wijze, waarop in deze gevoelig uitgesproken dialogen de ro mantiek van een prille en zuivere liefde wordt uitgebeeld, vergoedt ruimschoots dit bezwaar. Romantiek geeft ook Grete Vernou in haar welluidend gezongen liederen. Met het in termezzo van deze Weensche heeft de directie van Cinema Palace een gelukkigen greep gedaan. Een teekenfilm, een radiofilm en het film- nieuws, dat o.a. aan de wintersport te St. Moritz, aan de nieuwste Fokker voor Indië en aan den laatsten gang van de slachtoffers van de geruchtmakende scheepsramp uit de afgeloopen week is gewijd, is het programma gecompleteerd. H. G. CANNEGIETER. ONDER VRIENDINNEN. ..Heb je het al gehoord? Eindelijk is Miesje Meyer verloofd." „Werkelijk? En wie is de gelukkige?" „Haar vader!" GESPREK. „Het is niet te zeggen, hoe oppervlakkig die Albert is!" „Ja, ik geloof haast niet, dat er een tweede mensch bestaat bij wien de oppervlakkigheid zoo diep zit als bij hem!" MOEILIJKE VERLOVING. Rechter: Bent u verloofd?" Verdachte: „Dat weet ik niet!" Rechter: „Druk u een beetje duidelijker uit!" Verdachte: „Ja, kijk eens hier. Edelacht bare, de zaak zit zoo: krijg ik niet meer dan een half jaar, dan neemt-ie me; maar krijg ik meer, heeft-ie gezegd, dan duurt het hem te lang." GEVAARLIJKE TOONAARD. „Het is toch jammer, dat men niet weet in welken toonaard de trompetters van Jericho geblazen hebben „Nu, in elk geval in D-moll; ze hebben toch alles gedemoliseerd!" GERECHTIGDE VRAAG. Waard: „Wat hebt u dan op die visch aan te merken?" Gast: „Dat hij den kop te dicht bij den staart heeft." (Adv. Ingez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Het gebeurt nog al zelden dat een onzer landgenooten de eer geniet voor een buiten landschen microfoon op te treden. De zan geressen Jo Vincent en Ré Koster maken in dit opzicht een uitzondering: den naam dei- eerste vindt men meermalen in de omroep programma's van verschillende landen; de tweede is herhaaldelijk voor de Italiaansche radio opgetreden. Jac. van Kempen zong vroeger meer dan eens voor de Berlijnsche microfoon. Overigens meen ik te kunnen zeggen dat er op het punt van uitwisseling weinig reciprociteit, weinig evenwicht te con stateeren is. Daarom is het een verrassing plotseling de namen van een tweetal land genooten in het Donderdag-programma van Weenen te vinden, een verrassing, die des te grooter is, omdat bedoelde landgenooten in de kringen der Nederlandsche openbare muziekbeoefening weinig van zich hebben doen spreken.. De violiste Henriette Ruinen—Dubois heb ik, vele jaren geleden, in den huiseüjken kring meermalen hooren spelen: toen reeds gaf het nog zeer jonge meisje blijken van groot violistisch talent. Het mag ons dus interesseeren hoe dat talent zich sintsdien ontwikkeld heeft, en de zeer melodieuze sonate op. 162 3jan Schubert zal wel bij niemand tegenzin verwekken om als toets steen daarvoor te dienen want het luiste ren naar deze muziek is reeds op zich zelf een verkwikking. Van de 9de Symphonie van Mahler, die Woensdagavond door Daventry uitgezonden wordt, zou men dat niet kunnen zeggen. Bit terheid en strijdensmoeheid voeren hier den boventoon. Welk een verschil met zijn eerste Symphonie, welke den volgenden avond door Brune Walter in het Amsterdamsche Concertgebouw gedirigeerd wordt! Hier treedt een jongeling Arisch, welgemoed en hoopvol het leven in: natuurgeluiden, een toespeling op Mahler's eigen lied „Ging heut' morgen liber's Feld". De reizende gezel doet ons vroolijke ta- fereelen mede beleven (Scherzo)maar het ontbreekt hem ook niet aan critischen geest en de schrijnende tegenstellingen, die zijn scherp opmerkingsvermogen treffen en zijn warm voelend hart verwonden, worden met fijne ironie geschilderd. En ook opstandig heid breekt zich met jeugdige onstuimig heid baan maar zij is niet blijvend: het op timisme zegeviert Vergelijk daarmee de grenzelooze bitterheid, het felle sarcasme van het tweede deel zijner negende Sym phonie, de machtelooze poging tot vroolijk- heid in het Scherzo, de moeheid in het eerste, de volkomen gebrokenheid in het laatste deel en men heeft het levensbeeld van den man, die vol geestdrift zijn roeping volgde al zijn krachten inzette, maar door tegenwerking en intriges genoodzaakt was zijn post op te geven, zonder zijn groote denkbeelden volkomen te hebben kunnen verwezenlijken. De tegenstelling tusschen zijn eerste en zijn laatste symphonie is des te eigenaardi ger. omdat beide werken van dezelfde toon- so:rt. D gr. t. uitgaan. Men zou dit feit te vens als bewijs kunnen nemen, dat het ka rakter van een muziekstuk niet afhankelijk is van de toonsoort, zooals vaak beweerd wordt. Als zeldzame verschijning op het gebied der symphonie vermeld ik die van den Rus Balakirew, een der hernieuwers van de Rus sische toonkunst, met Oésar Cui, Alex. Boro din, Modeste Moussorgski en Nico- lai Rimsky-Korsakow. Van al dezen gold Balakirew wel als de meest theoretisch ge schoolde; intusschen heeft hij zijn bekend heid buiten Rusland hoofdzakelijk aan en kele klavierstukken (oa. „Islamey") te danken. Zijn Symphonie zal Donderdag avond in de Queens Hall te Londen uitge voerd worden. Nadere gegevens omtrent het werk staan mij niet t-en dienste. De Bachcantate ..Mil Fried' und Freud' fahr ich dahin", die Zondag in Leipzig uit gevoerd wordt levert typeerende voorbeel den voor de karakteristieke toonschildering in Bach's werken. In het eerste koor doen de basfiguren denken aan de onvaste schre den van den 11e vensmoe do; verderop in de alt aria. is de schrijdende beweging vast en op gewekt. Bij het recitatief „O Wunder" treden zelfs kleine motieven, die vreugde uitdruk ken, begeleidend op. De Cantate no. 65 „Sie werden aus Saba alle kommens" (Zondag nam., Daventry) is voor het Epiphaniasfeest, den dag van Jezus' doop, bestemd en op dien dag van het jaar 1724 door Bach voor het eerst uit gevoerd. Het eerste koor daarvan schildert de processie van de Wijzen uit het Morgen land en is thematisch, zeer verwant met het Orgelpraeludium in C 9 8 (Peters Bd. n No. 7). Hoorns, fluiten en hobo's begeleiden. Kort daarop klinkt een middeleeuwsch ko raal: „Die Könige aus Saba kamen dar, Gold. Weihrauch und Myrrhen brachten sie dar. Alleluja, Alleluja". De geest der primitieven, die hier overheerscht, maakt in de volgende aria's plaats voor innigheid en hartstochtelijke warmte. Tot de internationale microfoonspelers mag wel Fred. Larnoud gerekend worden. Enkele weken geleden hoorde ik hem uit Weenen in het pianoconcert van Schumann, verleden week uit Berlijn in de laatste twee sonates van Beethoven, deze week speelt hij samen met Carl Flesch voor London reg. en komende week Woensdag treedt hij met het B. B. C. orkest in Queens Hall op in Beet hoven's Derde Concert. Als Beethovenver- tolker schijnt hij nog een groote reputatie te hebben; echter waren op zijn voordracht der sonates heel wat gegronde aanmerkin gen te maken: rythmische onjuistheden, technische tekortkomingen (b.v. de slottriller der Arieta van op. 111) enz. We kunnen benieuwd zijn wat hij in het derde concert, dat heusch geen pianistische of muzikale problemen stelt, geven zal. En een bij uitstek nationaal speler zou men Louis Zimmermann kunnen noemen, want deze speelt Zondag voor de Hilversum- sche en Dinsdag daarop voor de Huizensche microfoon, beide malen zeer bekende wer ken, die men echter telkens weer gaarne hoprt, i Eigendom. In de serie Wijsgeerige Grondbegrippen bij J. J. Romen en Zonen te Roermond-Maaseik uitgegeven, is verschenen Eigendom, naar voordrachten van Mag. Alb. C. Doodkorte O.P., bewerkt en aangevuld door ir. Hans de Goey. De verloren nummerplaat door GUUS BETLEM Jr. Het was op den grooten weg van Bratting- ham naar East-End dat de sierlijke, grijze wa gen hen passeerde. „Nou". meende John te moeten opmerken, „die schijnt haast te hebbenPrachtkar anders Jack knikte gedachteloos en gaf gas met het onbewuste doei den anderen wagen bij te houden in snelheid. Het was nu eenmaal een hobby van hem. geen auto voor zich te kunnen zien, en het volgend oogenblik suisden de beide vrienden met een stevig gangetje over den gladden as- phaltweg. „He", kreet John eensklaps, „wat nou? Uit den anderen auto scheen iets te vallen te worden verloren.... Het was niet groot, doch de vrienden konden door den afstand niet onderscheiden was het was. Het bleef liggen: midden op den weg. ter wijl de auto zijn rit vervolgde, zonder iets van het gebeurde te bemerken. Het volgend ooeenblik hadden ze de plek be reikt. en handig 'zwenkte Jack den wagen aan den kant. John sprong eruit en snelde naar het mid den van den weg. Dan raapte hij het voor werp opeen nummerplaat. Hij toonde het aan zijn vriend, die zachtjes tusschen de tan den floot. „Dat is leelijker voor hen. kerel", sprak hij dan. „Als ze East End bereiken zullen ze daar een massa misère mee hebben.... een auto zonder nummerplaat is een kwaad ding!" John keek naar den wagen voor hen. Het geheele oponthoud had wellicht maar een paar minuten geduurd, doch de afstand was in dat korte moment geweldig vergroot. Jack raadde zijn gedachten „We kunnen het probeeren in elk geval als we ze inhalen voor ze East-End bereiken, dan zijn ze van een boel narigheid gered". „Vlug dan!" John zei het kort cn sprong behendig in den auto, waarna Jack met een enkele beweging den motor deed aanslaan. Eenige seconden later vlogen ze in een krankzinnig tempo over den weg, terwijl de boomen aan weerskanten een lange streep schenen „We halen in!" knikte John bemoedigend, „maar toch niet veel. Als je ze voor East End wilt hebben, moeten we nog harder!" Jack antwoordde niet. Hij zette de tanden op elkaar en drukte het pedaal nog even naar beneden Het scheen o fde auto een sprong nam. Klei ner en kleiner werd de afstand tusschen de beide wagens en langzaam maar zeker haal den ze den voorsten in. toen de bestuurder daarvan plotseling omkeek En juist, toen Jack meende den anderen wa gen te kunnen passeeren. schoot deze met een geluid als van een luiden snauw vooruit.. Grooter werd weer de afstand. Jack klemde z'n tanden op elkaargaf vol gas „Die kerel is idioot!" veronderstelde John, „die denkt natuurlijk, dat wij hem voor de aardigheid een beetje probeeren bij te hou den Jack loeide met den claxon, doch de ander reageerde niet. Vaag, in de verte, doemden de torens van East-End op. John vloekte zachtjes., schold: „De idiootde stommelingnou krijgt-ie zelf den last ermeewat een uil!" Maar nog gaf Jack het niet op. Hij haalde uit den auto, wat er uit te halen was, en waarlijk, weer werd de afstand klei nernog kleinernog kleinertotdat ze tenslotte den man konden beschreeuwen. „Stop" gilde John, de handen als een toeter voor den mond houdend. De ander reed door. „Stoppen!" brulden thans de beide vrienden uit alle macht. De man scheen nu iets te bemerkenal thans hij wuifde met de handbeduidde hen te passeeren „Hij begrijpt het nog niet!" meende John, „vooruit dan maar, Jack, d'r langs dan. Doch op hetzelfde oogenblik dat Jack gas gaf om den anderen auto in te halen, stond deze dwars over den weg. Jack remde uit alle macht en kon op het laatste moment een botsing vermijden. Dan sprongen ze beiden uit den auto. kwamen op den man af. die rustig was blijven zitten. Jack toonde hem het nummerbord. „Kent u dat?" De ander knikte. „U hebt flink gereden", grinnikte Jack dan. ,,'t was een heele toer!" „U hebt 'r dan ook wel succes van!" smaal de de man van den grijzen auto. John lachte. „De hoofdzaak is. dat we u hebben", vond hij, „maar 't was toch kranig zooals u reed". „En met een vreemden wagen", vulde de an der aan. „Anders hadden jullie me nooit ge kregen! Enfin", berustte hij dan, .,het spel is verloren.... gaat uw gang maar...." en hij stapte thans uit den auto. John keek hem verbaasd aan. „Welalstublieft dan!" sprak hij, ter wijl hij den man het nummerbord overhandig de. Deze staarde er een oogenblik verbouwereerd naardanbegreep hij. Begreep hij, met de intuïtie van den geboren misdadiger, hoe deze beide jonge mannen, die hij aanvan kelijk voor „politie" had gehouden, hem al leen hadden achtervolgd om hem het „ver loren" nummerbord terug te gevenhet nummerbord nota bene, dat hij zelf uit den auto had gesmeten, om straks even voor East End het andere, nieuwe nummer aan den wa gen te bevestigenden wagen, dien hü had gestolen En met een zucht van verlichting sprak hij „Ojuistik dank u wel't is erg vriendelijk van uheel erg vriendelijk.... ik zou waarschijnlijk een massa ellende heb ben ondervonden als u dat niet had gevon den.... 't was bar stom van me om dat.... eh.... te verliezen...." Den volgenden dag las John van den gestolen autodonkergrijsbijna nog geheel nieuwnummer MW 22334 „Dat was 'em, ja!" stamelde Jack verlegen, toen z'n vriend het hem vertelde, „ik weet het heel positief22334, een erg gemakke lijk nummeren danehhet signa lement van den vermoedelijken dief klopt ook „Voor detective zijn we niet in de wieg ge legd", zuchtte John, „dat is zeker.,.."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15