Rekent U maar uit!
VROUWEJUSTITIA.
P
HAAR STRAFRECHTSPRAAK.
De dood van het
Leidsche Plein.
GR. HOUTSTRAAT 8
OPGELET S.V.P.Ü
65
99
ALLEN DUS NAAR
r>M1 GR. HOUTSTRAAT 8
Lange VeerótraaUGr. Houtótr.50 Haarlem
sa
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
Bevoegdheid en taak van den
Raadsman.
Bevoegdheid en taak van den Raadsman.
Een van de grootste verdiensten van ons
nieuw Wetboek van Strafvordering is dat
het de rechten van den verdachte, en
daarmede van diens raadsman, gedurende
het vooronderzoek heeft uitgebreid. Vooral de
zich in voorloopiige hechtenis bevindende
verdachte was vroeger in het begin van het
onderzoek zoo goed als rechteloos; zoo was
het hem niet toegestaan zich met zijn raads
man in verbinding te stellen vóórdat de
instructie gesloten was. Gelukkig is hierin
thans op voorbeeld van andere landen als
België en Frankrijk verbetering gekomen en
zijn de bevoegdheden van den raadsman ook
aanzienlijk toegenomen.
Men zal echter nooit mogen vergeten dat
het doel en de taak van den strafrechter is
le de objectieve waarheid te zoeken, en 2e.
den waren schuldige te straffen. En nu
hangt het er maar van af hoe men de taak
van een raadsman opvat; moet hij zooveel
mogelijk en zulks reeds in het vooronderzoek
medehelpen, die objectieve waarheid te zoe
ken of is zijn eenige doel, te bereiken dat
men zijn cliënt, die verdacht wordt, niets
of zoo weinig mogelijk bewijzen kan? Nu
weet ik wel. dit zijn twee opvattingen die
lijnrecht tegenover elkander staan en ook
hiertusschen liggen verschillende midden
wegen, maar wij zullen moeten toegeven dat
de laatste opvatting: de toekenning van
enkele bevoegdheden aan den raadsman zon
der eenige beperking groote gevaren met
zich zou kunnen meebrengen. Bij dit moei
lijk probleem komen altijd twee belangen
met elkaar in conflict: het groote belang
eenerzijds verbonden aan een vrij verkeer
van den verdachte met zijn raadsman en
anderzijds het niet minder gewichtige be
lang dat de met de vervolging belaste auto
riteiten nauwlettend toezien dat door toe
doen van den raadsman het onderzoek naar
de objectieve waarheid niet wordt belem
merd of verijdeld. En het kan niet worden
ontkend dat de wetgever bij de regeling
van deze materie groot vertrouwen heeft
gesteld in de Nederlandsche balie!
Zoo heeft de raadsman nu reeds vrijen
toegang tot den verdachte die door den Of
ficier van Justitie of één zijner hulpofficieren
in verzekering is gesteld of die zich in voor-
loopige hechtenis bevindt. Hij kan hem al
leen spreken en brieven met hem wisselen,
doch alles onder het vereischte toezicht bijv.
ter voorkoming van ontvluchting en zonder
dat het onderzoek bijv. een verhoor door den
Rechter-Commissaris, daardoor mag worden
opgehouden. En nu moet het voor een ieder
duidelijk zijn dat deze bepalingen een raads
man die zijn bevoegdheden eventueel zou
willen misbruiken, een gemakkelijke ge
legenheid bieden om waardevolle inlichtin
gen en waarschuwingen van zijn cliënt over
te brengen aan een medeverdachte of een
getuige, waardoor het onderzoek natuurlijk
ten zeerste bemoeilijkt zou kunnen worden.
Daarom heeft de wetgever aan die bepalin
gen de uitdrukkelijke restrictie vastge
knoopt dat, indien uit bepaalde omstandig
heden een ernstig vermoeden voortvloeit dat
de raadsman deze bevoegdheden zou willen
misbruiken voor pogingen om de opsporing
der waarheid te belemmeren, hetzij door den
Officier van Justitie, hetzij door den Rech
ter-Oommissaris de toelating van den
raadsman bij den verdachte voorloopig kan
worden verboden, waarna de Rechtbank dan
weder beslist.
Dit zal natuurlijk zelden voorkomen en
alleen indien bij den raadsman kwade trouw
wordt verondersteld, in welk geval dan
trouwens ook veelal een dusdanig verbod
te laat zou komen. Doch gelukkig kan de
Nederlandsche balie in dit opzicht nog geen
blaam treffen en komen misbruiken als hier
bedoeld hoogst zelden voor.
iMen vergete ook niet dat de advocaat
alvorens hij zijn functie mag aanvaarden
verplicht is voor de Rechtbank den eed af
te leggen luidende als volgt: ..Ik zweer ge
trouwheid aan den Koning, gehoorzaamheid
aan de Grondwet, eerbied voor de Rechter
lijke autoriteiten en dat ik geen zaak zal
aanvaarden of verdedigen, die ik in gemoede
niet geloof rechtvaardig te zijn"n. En even
als een opsporingsambtenaar die een ambts-
eedig proces-verbaal opmaakt zich telkens
weer nauwgezet zal dienen af te vragen of
alles wat daarin is vermeld wel in alle op
zichten juist is. zal ook de raadsman bij al
zijn handelingen en uitingen zich moeten af
vragen of zijn geweten niet in conflict
komt met de door hem afgelegden eed; een
vraag die niet altijd gemakkelijk te beant
woorden is!
Een van de voornaamste bevoegdheden van
den raadsman bestaat hierin dat hij de ver-
hooren door den Rechter-Commissaris mag
bijwonen, ook al weer echter onder deze
beperking: voor zoover het belang van het
onderzoek dit naar het oordeel van dien
Rechter-Commissaris niet verbiedt, en dat
hij de vragen mag opgeven die hij aan de
getuigen en den verdachte gesteld wenscht
te zien. Ook hier zal een van de voornaam
ste redenen tot uitsluiting van den raads
man kunnen zijn de gegronde vrees dat deze
in hetgeen hij te hooren zal krijgen aan
leiding en gelegenheid zou vinden om de
ontdekking der waarheid te belemmeren, of
de verwachting dat hij kennis zal krijgen
van feiten waarvan het bestaan voorloopig
nog aan den verdachte moet worden ver
zwegen. „Voorloopig", want na de sluiting
van het vooronderzoek mag de raadsman
zoowel als de verdachte van alle processtuk
ken kennisnemen.
Hoewel dus reeds gedurende het vooron
derzoek de raadsman voor den verdachte
een groote steun kan zijn, zal dit echter
nog meer uitkomen op de openbare te
rechtzitting. Bij het verhoor tochh in het
kabinet van den Rechter-Commissaris, die
daarbij niet in ambtsgewaad is, zal de ver
dachte zich in den regel meer op zijn ge
mak gevoelen dan in een gerechtszaal tegen
over verschillende autoriteiten gehuld in
toga's met witte beffen en zal hij hier des te
meer voor zijn verdediging de hulp van zijn
raadsman nodig hebben. Zooals wij reeds
zagen heeft de raadsman alle bevoegdheden
die den verdachte zelf toekomen; zoo zal
hij dus ook steeds, na daartoe door den
President uitgenoodigd te zijn, vragen
mogen stellen aan den verdachte en de ge
tuigen, doch zijn taak zal toch meestal
culmineeren in het houden van zijn plei
dooi.
En wanneer ik er nu toe overga eens
enkele van de meest voorkomende gevallen
te bespreken die zich zoo al kunnen voor
doen bij het samenstellen van een pleidooi
en het formuleeren van een eindconclusie,
dan doe ik dat in de hoop dat men zich
een beter begrip zal kunnen vormen voor
welke lastige problemen een plichtsgetrouw
raadsman, die zich zelf en zijn *ambt res
pecteert. kan komen te staan. Natuurlijk
moeten wij dan beginnen met geen verschil
te maken tusschen betalende en „toegewe
zen" verdachten; de laatste categorie heeft
zeker evenveel recht op zoo goed mogelijken
rechtskundigen bijstand als de eerste. En
bovendien moeten wij er ons goed reken
schap van geven dat een verdachte alleen
mag worden veroordeeld indien zoowel het
„wettig" als het „overtuigend" bewijs geleverd
is. Over de vraag of het „wettig" bewijs ge
leverd is kan natuurlijk ook verschil van
meening bestaan, doch daarop kan ik in een
populaire verhandeling als deze niet verder
ingaan.
Met het overtuigend bewijs is het eenigs-
zins anders gesteld en de raadsman kan dan
voor de volgende gevallen komen te staan:
le. De verdachte bekent alles wat hem is
ten laste gelegd en deze bekentenis wordt
gestaafd door andere bewijsmiddelen. Hier
zal voor een raadsman niet anders te doen
zijn dan clementie te pleiten. En als men
mij dan zou vragen: zijn er dan geen ge
vallen dat men ook geen clementie kan
pleiten en dat de raadsman zich ook wat de
op te leggen straf betreft aan het oordeel
der Rechtbank moet refereeren, dan zou ik
die vraag ontkennend willen beantwoorden.
Een bekend strafrechtadvocaat heeft eens
gezegd „ik heb mij nog nooit gerefereerd, er
is altijd wel wat te pleiten, als men zich de
moeite maar wil geven de lichtpuntjes op te
diepen".
2e. De verdachte ontkent en de raadsman
is ook van diens onschuld overtuigd. Het
spreekt van zelf dat deze hier met hart en
ziel vrijspraak zal pleiten zelfs als het wet
tig bewijs wellicht te leveren ware of som
mige feiten tegen den verdachte pleiten.
3e. De verdachte ontkent, doch de raads
man is overtuigd dat deze niet alleen de
politie en de Rechterlijke autoriteiten, doch
ook hem heeft voorgelogen. Dan zou ik
weer twee gevallen afzonderlijk willen be
schouwen en wel a.: volgens den raadsman
is het wettig bewijs zonder verdachte's be
kentenis toch geleverd; dan zal hij zijn
cliënt dienen te vermanen: „hoor eens
vriend, ik ben overtuigd dat je mij wat op
de mouw spelt (om die en die redenen) en
ik raad je aan de waarheid te zeggen, daar
de Rechtbank indien deze ook oordeelt dat
net wettig bewijs geleverd is, wel dezelfde
overtuiging zal hebben als ik, terwijl bij een
ruiterlijke bekentenis er eerder kans bestaat
op clementie". In dit geval zal geen ver
dachte het zijn raadsman kunnen kwalijk
nemen dat deze het niet met zijn geweten
kan overeen brengen vrijspraak te vragen
doch dat hij zich wat het overtuigend be
wijs betreft aan het oordeel der Rechtbank
refereert en verder clementie pleit,
b. Volgens den raadsman is het wettig
bewijs zonder bekentenis „niet" geleverd
maar toch gelooft hij vor zich zelf dat zijn
cliënt schuldig is.
Hier wordt het geval al iets lastiger, doch
ik stel mij voor dat de meeste raadslieden
zullen redeneeren: „hoewel ik van meening
ben dat verdachte liegt, heb ik in hoofd
zaak te letten op het belang van mijn
cliënt". En dan zal vrijsprak gevraagd wor
den omdat het wettig bewijs niet is geleverd.
Over zijn eigen overtuiging behoeft de
raadsman zich immers niet uit te laten
tegenover de Rechtbank.
Zelfs acht ik het niet juist dat van de zijde
der Rechtbank daarnaar wordt geïnfor
meerd, zooals wel eens is voorgekomen.
Als vierde en laatste geval dat zich kan
voordoen wil ik dan nog stellen het volgende:
Het wettig bewijs is geleverd en er zal een
veroordeeling volgen, indien de Rechtbank
ook van verdachte's schuld overtuigd is. Deze
ontkent hardnekkig, doch heeft zich tegen
over zijn raadsman als volgt uitgelaten: „Ik
heb steeds ontkend en zal steeds blijven ont
kennen. doch tegen u wil ik wel zeggen dat
ik het feit gepleegd heb. maar u moogt dit
volstrekt niet aan de Rechtbank laten blij
ken". Hier ..weet" de raadsman met zeker
heid dat zijn cliënt schuldig is en zal het
voor velen van hen een moeilijke beslissing
zijn welke houding zij moeten aannemen.
Zoo ooit, dan is het hier een gewetenskwestie
en ik neem aan dat in de meeste gevallen
aan het geleverde wettig bewijs niet zal
worden getornd en de beslissing omtrent het
overtuigend bewijs eenvoudig aan het oordeel
van de Rechtbank zal worden overgelaten.
In dit geval kan m.i. een raadsman die
zijn taak juist opvat niet pleiten dat hij zijn
cliënt onschuldig acht zonder daarbij in
strijd te komen met zijn geweten.
Ik ben er natuurlijk van doordrongen dat
deze beschouwingen niet door iederen advo
caat in alle opzichten gedeeld zullen wor
den. Over dit vraagstuk waarbij de moraal
mede een rol speelt zal men het nooit geheel
eens worden; om daarvan overtuigd te zijn
behoeft men de debatten op de bijeenkom
sten van de Advocaten Vereenignig en de
Juristenvergadering maar te hebben gevolgd
Zoo heb ik ook wel het reeds eerder ge
noemde standpunt met overtuiging hooren
verdedigen dat de raadsman niet in hoofd
zaak de belangen van zijn cliënt in het oog
behoeft te houden, doch zijn eerste plicht :s
tezamen met de Rechtbank en het O. M.
naar de objectieve waarheid te zoeken. Dit
zou dan natuurlijk hoofdzakelijk betref
fen de „toegevoegde" raadslieden die de hen
opgedragen taak niet mogen weigeren; een
door den verdachte zelf „gekozen" raads
man kan altijd de verdediging weigeren als
hij meent in conflict te komen met zijn ge
weten of afgelegden eed. Wanneer dit stand
punt- afgezien van de vraag of het juist is
of "niet algemeen werd ingenomen, dan
zouden m.i„ om nog niet te spreken van
z.g.n. rechterlijke dwalingen, in ieder geval
onbevredigende vonnissen tot een minimum
worden beperkt. De Rechter zou meer ver
trouwen gaan stellen in het oordeel van den
raadsman en juist daarom zou ook de kans
dat een onschuldige veroordeeld wordt nog
geringer worden als deze thans reeds is.
doch daartegenover zou het aantal werke
lijk schuldige verdachten die nu worden
vrijgesproken ook kleiner worden, waarmede
het "algemeen belang toch eigenlijk zou wor
den gediend.
EEN JURIST.
R. K. MIDDENSTANDSVEREENIGING..
De R.K. Middenstandsvereeniging alhier
hield Vrijdagavond haar jaarvergadering in
café-restaurtnt Brinkmann.
Onder de aanwezigen waren wethouder W.
van Liemt en het lid van den Raad. de heer
Klein Schiphorst.
De voorzitter, de heer Th. Hooy, gaf een
terugblik over het afgeloopen jaar en wekte
op. het door den Ned. R.K. Middenstands
bond te houden congres op 6 Febr. a.s. in Den
Haag bij te wonen.
De heer H. J. Nelissen bracht verslag uit
van de 50e jaarvergadering van den Centralen
Raad en de secretaris, de heer H. Th. Fibbe,
het jaarverslag.
Door ziekte van den penningmeester moes
ten eenige agendapunten vervallen.
Tenslotte gaf de vice-voorzitter, de heer G.
Alders, een uiteenzetting van het werk der
middenstandsorganisaties.
Amsterdam bij Avond, I.
Er is een wonderlijke kleine verandering in
het rustelooze hart van Amsterdam te be
speuren.
Het doet geen pijn en veroorzaakt geen
stagnatie in de krachtig-voortstuwende harte-
klop van de prachtige, breede en koninklijke
stad in het wijde, groene land.
Wie een stad beleven naar de handelszaken
die er te verrichten zijn. naar de straten die
men er kan doorkruisen, naar haar tooneel-
en muziekleven en naar de warmte die in vele
harer hooge huizen is, hij zal het niet bemer
ken.
Wie zich naar goed-Hollandschen aard
terugtrekt, veilig en in roerlooze rust aan 't
hart van zijn gezin en slechts zich bezig houdt
met hen die wij met een ondeugend-ironisch
woord „onze conversatie" noemen, hij zal het
allerminst belangrijk vinden.
Maar wie ook een stad proeven kunnen tot
op Sen diepen bodem van haar geheel-eigen
wezen, die haar zien als een levend organisme,
een reusachtig wezen met eigen geuren en
kleuren onder den wind en de luchten van
Holland; die kan liefhebben als een schat in
de eindelooze eeuwigheid; wie haar adem ken
nen, de stuwing van haar bloed en haar oog
opslag naar de oneindigheid, zij zullen zeggen
dat dit gering doch belangrijk is:
Américain op het Leidsche Plein is niet
meer het rustpunt der mèfelooze Amsterdam-
sche bohème.
Dat is zéér belangrijk!
Ging voorheen niet de rustige burger van
dit groote oer-Amsterdamsche Koffiehuis om
er den geest, moe van koopen en verkoopen,
te laven aan het aanzicht van dien wonderen
bent, die de sfeer van het „alevel wat raers"
om zich had? Was het niet de brave kooper
van ruwe katoen; de rechtvaardige slijper van
diamanten; de rechtschapen verkooper van
heerencostuums; de tabakshandelaar, de juwe
lier, de broodbakkerenfin; het merg des
volks, dat zijn vrouw aanstootte en zei: „Mien,
kijk 's daar hepie van Dalsum en die daar met
dat witte haar da's van Warmelo en chut
mensch, wat is die Willem van der Veer dik
geworden, wadde kérel, hè?"
En ze zaten er allemaal. De tooneelspelers
en de menschen van het Concertgebouw, de
schilders en regisseurs en journalisten en
dichters en Sam Prager vertelde er zijn ver
halen van het zelfstandig naamwoord dat-ie
gedresseerd had en de symphonie zonder be
gin die hij gecomponeerd had en de schelvisch
die zoo'n kiespijn had „en prof. Snapper zei
dat 't niks als griep was"
Kort-en-goed: zij zijn er niet meer. Améri
cain is niet meer het koffiehuis der bohème,
het eenige echte, levende café van Nederland.
Er is een of andere ruzie geweest. De „ar
tiesten" vonden de nieuwe wandschilderingen
leelijk en die prachtige, blanke muren hadden
nu eens heerlijk beschilderd kunnen worden
door onze jonge kunstenaars die tóch al zoo
van de smalle gemeente zijn. De bohème van
Amsterdam heeft één lijn getrokken en zij is
toen naar het Park-café gegaan, Parkzicht aan
den overkant-op-het-hoekje. Dat wilde die
luitjes wel wat graag ontvangen en de directie
maakte extra-lage tarieven voor de toekom
stige stamgasten-met-een-vol-hart en een
leege beurs; iedere maand zou er een nieuwe
schilderijententoonstelling in het café wor
den gehouden en de directie van Parkzicht zou
haar keus doen en er één koopen
In het begin ging dit even. Ze kwamen er
een beetje onwennig een beetje als kou
welijke katten in een vreemd pakhuis en ze
gingen zitten aan die rare andere café-tafel
tjesmaar het debat over de première-van-
vanavond en de ouwe-sokken-van-de-Haag-
sche-School en dat prul van 'n boek en „heb
je die krankzinninge critiek gelezen?" wilde
niet vlotten. Het ging niet. „De wanden zijn
te wit. De namen van de kellners kénnen we
niet eens. De leestafel is héél anders als aan
den overkant. En er is véél te nuchter licht.
En zoo kwamen ze niet meer in Américain
en niet in Parkzicht en ongemerkt is er iets
héél typisch Amsterdamsch gestorven, iets
héél moois en aardigs.
En waar ze nü zitten, weet eigenlijk nie
mand.
Een stuk of wat op een atelier.
En een groepje in de café'tjes van Scheltema.
En er is wat naar Schiller afgezakt. Maar
Américain is Américain niet meer en de dia
mantair, de kooper van ruwe katoen, de juwe
lier en de confectiefabrikant zitten alléén met
vijfhonderd concurrenten en hun vrouwen en
dochters; de menschen uit de provincie die op
het Leidsche Plein zich kwamen wiegen
ééns in de maand op den harteklep van
Amsterdam voelen zich teleurgesteld en
verweesd.
Zoo is één van de avondlijke aspecten van
Amsterdam ongemerkt gewijzigd.
Maar er zijn er méér.
Daar is nog wel wat over te vertellen.
Mr. E. ELXAS.
BIJ DEN „WERELD-BEKENDE"
REVERSIBLE de groote
mode voor Middag- en JEJC Ct.
Avondjaponnen, dubb. breed
EFFEN- EN GEBLOEMDE
WOL- MOUSSELINE J
Vergelijkt U de prijzen. 9A Ct.
Alléén bij ons
ANGORA, WOL MET ZIJDE,
dubbel breed - alle kleuren O Jg Ct.
extra koopje
ZIJDE CRÊPE MATTE,
dubbel breed wm Ct.
alle kleuren
PRIMA SATIN in
diverse kleuren
dubbel breed
MODERNE VOORJAARS
MANTELSTOFFEN, 2 el br.
2.49 - 1.90 - 1.49 - 99 -
Wij brengen deze week
in den verkoop WOLLEN
JAPONSTOFFEN, Ot.
2 el breed
Nergens vindt U zoo'n groote
sorteering RUITEN in 30 ver- f gt Ct.
schillende prijzen, v. 99 ct. tot
WOLLEN ANGORA, t el
breed alle kleuren
Ons succes
DEN „WERELD-BEKENDE"
ONZE RIJKE KEUZE MODERNE VOORJAARSSTOFFEN
IS NIET TE EVENAREN
IN SORTEERING EN EXTRA LAGE PRIJZEN.
koopt ook Uw Beddengoederen
in een zaak, die U in alle* kunt
vertrouwen. Het i* Uw voordeel
Wij verwerken uitfluitend de aller
beste en vulkrachtigtta kapok die ver
krijgbaar is. En zijn bet laagst in prijs!
Reparatie Kapokmatrassen worden
prima en billijk opgeknapt en ont
vangt U zoo noodig in één dag terug.
m
EN RAADHUISSTRAAT 5Z-H tMsirü'