2H5IGE
KIND
EEN ZONNIGE DAG.
DONDERDAG 8 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
Het is een heldere dag, de zon schijnt, er
waait een frisch windje en er is geen sprake
van vorst.
Voorjaar, denken we, en we voelen ons er
opgewekt van worden, al weten wij dan ook.
dat de eerste week van Februari nog winter
beteekent. Maar de heldere dagen, het lawaai
van de vogels en de bolle wind zijn toch tee
kenen dat de winter zijn besten tijd gehad
heeft.
Maak nu eens een inspectietocht door het
huis en U zult allerlei ontdekkingen doen,
die de zon met haar helle licht aan den dag
brengt, en die de duisternis der afgeloopen
regenweken netjes verborg. Hier een spinrag,
daar een pluk stof in een hoekje, dan weer
een leelijk hoekje behang in een nis van een
raam, veroorzaakt door inregenen, verkleur
de gordijnen allemaal ontdekkingen die
door de grauwe regenluchten verhinderd wer-
den.
Daarom gaan we nu al zoo vast een lijstje
aanleggen van de meest noodige vernieu
wingen die straks tegen de schoonmaak nood
zakelijk zullen zijn: een nieuw behang in de
kamer, daar nieuwe gordijntjes, in een derde
moeten wij het behang bijplakken en de gor
dijnen kunnen nog best een keertje gewas-
schen worden. De kleine ongerechtigheden
ruimen we direct op, en tot slot van onze hui
selijke inspectie tijgen we naar de kleerkas
ten. En dan niet in de eerste plaats om voor
een voorjaarsgarderobe te gaan zorgen, want
daarvoor is het nu nog vroeg genoeg; zóó
uitgebreid is deze bij de meesten van ons ook
niet, of we zijn er spoedig mee klaar wanneer
wij er eenmaal aan begonnen zijn.
Maar onze winterkleeding heeft ons nu het
geheele seizoen al trouw gediend, en het wordt
hoog tijd dat we de zon eens te hulp roepen,
om haar onbarmhartig oordeel over onze
kleeren ten beste te geven. Want nu ontdek
ken we heel wat kleine fouten, die totnutoe
niet opvielen, maar die alle met elkaar toch
een onverzorgd uiterlijk geven: vlekken, ver
sleten knoopjes, smoezelige kraagjes, losge
tornde naadjes, dunne plekken in de stof, en
meer van zulke kleine fouten. Zij zijn gemak
kelijk te herstellen, en zij verbeteren niet al
leen het aanzien van de kleeren. maar zij ma
ken ook, dat dezen een langer leven bescho
ren is.
Met al zulke werkjes wachten sommigen tot
de schoonmaak, tot den tijd dat zij de kasten
leeghalen en gaan schoonmaken. Maar meest
al is er dan ook nog zooveel ander werk, dat
gedaan moet worden, terwijl ook het aller-
noodigste verstelwerk vaak al in het gedrang
komt. dat al die kleine opknapperijtjes dan te
veel tijd kosten en dus achterwege blijven. Is
de schoonmaak eenmaal afgeloopen, dan is
het al voorjaar, en een groot deel van de win-
terkleeren komt de kast niet meer uit, enkel
en alleen nog maar in den tijd dat alles defi
nitief wordt weggeborgen.
Daarom is deze tijd de meest geschikte voor
het nazien van de winterkleeren niet, om
ze al heele dagen over een balconrand te
hangen, zooals men weieens ziet ,want in den
namiddag is het alweer vroeg erg vochtig en
koud, zoodat het veel beter is, hiermee te
wachten tot de schoonmaak, wanneer alle
kasten toch leeg moeten.
Maar een opknapbeurt hebben ze vast wel
noodig, al was het alleen maar een stevige
reiniging met de kleerborstel.
E. E. J.—P.
KEUKENGEHEIMEN.
Filets van tong met witte wijnsaus (4 per
sonen)
8 filets van tong, 40 gr. bloem, 40 gr. boter,
1 dL. witte wijn, 4 dL. water, 1 eidooier, zout.
Wasch de tongfilets en wrijf ze met wat
zout in. Vouw ze op als een doek zonder rand,
dus met de uiteinden naar binnen. Plaats ze
in een vuurvaste schotel of in een braadslede
met de boter, het water en de wijn, leg er
'n beboterd papier en daarna een deksel over.
Laat de visch in een warme oven gaar wor
den (20 minuten). Breng de vischfilets over
op een verwarmde schotel; bind de saus met
de aangemengde bloem, laat ze even door
koken en voeg er, van het vuur af, steeds
roerende, de eidooier bij. Giet de dikke wijn
saus over de visch heen en geef bij dit ge
recht gekookte aardappelen of aardappel
puree, die, Indien de grootte van de schotel
het toelaat, als een rand om de visch heen
wordt opgespoten
Gebakken selderij (4 personen):
3 groote selderijknollen, 1 ei, wat zout, pa
neermeel, boter of olie.
Schil de selederijknollen, wasch ze flink en
kook ze gaar in ruim kokend water met zout.
Snijd ze. na bekoeling, in plakken, wentel
deze in het geklopte ei of in een dik papje
van bloem met water, daarna in het paneer
meel en bak ze in de heete boter of olie aan
beide zijden mooi bruin. Schik de gebakken
selderijsohijven dakpansgewijze over elkaar
liggend, op een schotel en presenteer ze als
tusschengerecht.
Abrikozenvlaai:
1/2 pond bloem 1/2 ons boter, 1/2 lepel zout,
2 lepels suiker, 20 gr. gist, 1 dL. lauwwarme
melk, 2 ons gedroogde abrikozen, 3 lepels sui
ker, maizena.
Doe de bloem in een kom, maak in het
midden een holte en brokkel daarin de gist,
roer deze aan met de helft van de lauw
warme melk tot een dik papje en laat het
„zetsel" dicht gedekt op een warme plaats
15 minuten rijzen. Voeg daarna de rest van
de melk, de weekgemaakte boter, het zout en
de suiker toe en kneed deze ingrediënten tot
een elastisch deeg; laat dit. onder een voch-
tigen doek, op een warme plaats 1 uur rijzen.
Rol het gerezen deeg op een met bloem be
strooide aanrecht uit tot een platte cirkel
vormige lap, leg deze in een met boter be
smeerde ondiepen zandtaartvorm en zorg,
dat de opstaande kant ook geheel met het
deeg bedekt is Strooi een dun laagje bloem
op den bodem, leg hierop de abrikozen, die
24 uur in koud water geweekt zijn, zet de
taart in de heete oven en laat ze gaar bak
ken (20 a 30 minuten). Breng intusschen he'
weekwater van de abrikozen aan de kook
bind het met wat aangemengde maizena en
voeg de suiker toe Giet, zoodra het gebak uit
de oven en uit den vorm Ls gehaald, het ge
bonden sausje over de vruchten. Presenteer
de abrikozenvlaai wanneer zij geheel be
koeld i&
C. F.
Carnaval tooverwoord, dat ons duizend
bonte schitteringen voor oogen toovert, dat
ons lachende menschen doet zien in fel ge
kleurde, mooie of dwaze costuumsEn dan
hebben we meteen dat aangeraakt, waar wij
vrouwen ons het meest voor interesseeren....
de costuums.
Dat ze niet kostbaar mogen zijn, behoeft
hier niet meer gezegd te worden. Langzamer
hand zijn we al gewend aan het idee op alles
en alles te moeten bezuinigen. Bovendien, het
is aardiger om met weinig geld en weinig kos
ten een leuk carnavalcostuumpje in elkaar te
flansen, dan naar den winkel te gaan en uit
te zoeken.
We zouden u aanraden om allereerst eens
uw kasten af te zoeken, naar alles wat niet
meer gedragen wordt. Hebben we dat gedaan
en op die manier een aardig stapeltje kleeren
gekregen,'dan gaan we eens kijken wat er
mee te doen is.
Daar is de oude avondjurk, die niet meer
te dragen is. Zoudt u zeggen, dat het schat
tige B'iedermedercostuumpj e op de teekening
hieronder hiervan gemaakt is? Nee?
Toch is het zoo! Luister maar!
Van boven wordt het décolleté wat verder
uitgeknipt en omgezoomd. Van kleine bloem
pjes maakt men nu een paar korte pofmouw
tjes; de zoom van de jurk wordt hier ook
mee afgezet. De ceintuur van fluweel in een
mooi afstekende kleur krijgt eveneens een
toefje. Van ditzelfde fluweel kunt ge ook
schouderbandjes maken en de halsuitsnijding
eveneens met de bloempjes afzetten. De zoom
wordt met ijzerdraad rond gehouden.
Een paar oude avondschoentjes krijgen
kruisbandjes van fluweel; van een oud hoedje
wordt de rand afgeknipt; in het bolletje wordt
een weinig model geklopt. Een rand bloesem-
pjes, een groote veer en men zou zweren, dat
ge weggeloopen zij t uit een Wiener operette.
Vast en zeker zult ge in het costuum van
haar keurigen begeleider niet het oude pak
van uw heer gemaal ontdekken. Ook met
kunst en vliegwerk vervaardigd!
De pantalon is ontvlekt, keurig opgeperst
en krijgt op den vouw een witten zijden bies
gestikt. Van rood flanel wordt het vestje ge
maakt. dat over een wit overhemd gedragen
wordt. Listig wordt het stukje smokingvest
daarop vastgenaaid. Een elegant geknoopte
das, een liooge hoed, groote manchetten van
glad wit carton en zwarte handschoenen vol-
toonen dit bij uitstek elegante heerencostuum.
Ook het Spaansche costuum is met goeden
wil en handigheid uit een oud zwart heeren
costuum te maken. De broek wordt onder den
knie afgeknipt; kleine ingestikte naadjes ver
nauwen de pijpen net zooveel als noodig is.
Van overgebleven lappen rood en zwart sati
net maakt men sjerp, das en vestje. Een roo-
de lap geeft de noodige sfeer evenals de breed
gerande zwarte hoed, de sombrero.
Geheel anders gekleed is het vroolijke vier
span op de bovenste illustratie.
No. 1 toont U een fantasie-zigeunerin. Voor
dit costuum kan de broek van Uw strand
pyjama dienst doen. We behoeven verder niets
anders te doen, dan een keursje van zwart
fluweel er aan te zetten met groote pofmou
wen van hetzelfde materiaal als de broek.
Een hoofddoek en een scheef opgezette,
breedgerande hoed, een paar opzichtige oor
ringen en de aardigste zigeunerin, die U zich
kunt voorstellen is klaar!
No. 2: is een pierrot in een wit satijnen
kleed. De wijde mouwen zijn van brocaat. De
groote kraag wordt door ijzerdraad in vorm
gehouden.
No. 3: fantasie-pierrot met kort pofbroekje.
Origineel is armgarneering, die bestaat uit
kruiselings gewonden banden van zwart flu
weel en tule. Groote strikken van tule zijn
aan het broekje en op het kapje bevestigd.
No. 4: odaliske. Keursje en broekje van
zwarte zijde; daarover een cape'je en een
wijde rok van tule met gouden sterren bezet.
Van veel belang is verder de hoofdbedek
king.
We toonen U hier eenige alleraardigste
ideeën. Allereerst een Russische kap, ge
maakt van goudbrocaat, zijde en ijzerdraad.
De middelste figuur laat een Indiaansche zien.
Hiervoor nemen we veeren in oploopende
grootte en plakken deze op een breed lint,
dat met ijzerdraad in den hoofdvorm gebo
gen is.
Voor een dónker type tenslotte het laatste
kapsel, dat zoowel voor Japansch als Spaansch
kan doorgaan.
Wat we van een oude avondjurk nog kunnen
maken laat de laatste teekening zien. Het dé
colleté wordt weer uitgeknipt en omgezoomd.
Een groote zwarte hoed met een witte veer,
lange zwarte handschoenen en een mofje van
gele en zwarte bloesems vormen een toilet,
waarin we „La dame aux camélias" kunnen
voorstellen. Heel mooi is den zoom te be
spatten met zwarte verf, de spatten worden
naar boven toe kleiner.
Grappig is het postillonpakje voor een jong
slank figuurtje. De lange handschoenkappen
zijn van karton en worden aan gewone, oude,
zwarte glacé handschoenen geplakt. Een co
quet scheef veertje geeft het geheel iets ge
durfds.
Rest nog het Maharadjacostuum van wit
satijn met een zoom van goudbrocaat. Een
costuum, dat iedere heer met genoegen dra
gen zal, omdat hij gelijk met des Maharadja's
costuum ook zijn stoutmoedigheid en zijn
succes bij het andere geslacht aantrekt.
Het lijkt ons tenslotte niet overbodig nog
eenige wenken in het algemeen te geven. Het
eerste en strengste gebod: kies een costuum
dat bij Uw persoonlijkheid past!
Een kleine dikke vrouw zal onmogelijk suc
ces hebben als ,,La dame aux Camélias"; ter
wijl een slanke, groote verschijning niet als
Weensch waschmeisje zal kunnen verschijnen.
En dan: gedraag U, volgens het costuum,
dat U draagt. Want niets is gekker dan
iemand te zien, die zich gedraagt volmaakt in
tegenstelling met de persoon, die hij of zij
voorstelt.
Maar nu hebben wij genoeg gezegd en we
laten het woord aan feestvierders en pret-
maaksters.
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
No. 197: mooie mantel van grijze wollen stof
of laken met kraag en mouwgarneering van
astrakan of Persianer.
Het model is eenigszins getailleerd en met
of zonder ceintuur te dragen.
Benoodigd materiaal: 3.25 M. stof van 1.30
c.M. breedte; 75 c.M. astrakan of 4 vellen
Persianer.
No. 319: keurige jongedamesmantel van
grijze of blauwe wollen stof met moderne
schouderverbreeding.
De bontkraag kan imitatie zijn. De voor
kant valt iets korter en is doorgestikt.Ceintuur
en mouwgarneering zijn eveneens doorgestikt.
Benoodigd materiaal: 2.60 M. van 1.30 c.M.
breedte: 40 c.M. imitatiebont; of 3 velletjes.
Beide patronen zijn tegen den prijs van
55 ets. per stuk te verkrijgen bij de „Afdee
ling Knippatronen" van de Uitgeversmaat
schappij „De Mijlpaal", postbox 175 te Am
sterdam
Toezending zal geschieden na ontvangst van
het bedrag dat kan worden voldaan per post
wissel. in postzegels of wel per postgiro 41632.
De lezeressen worden vriendelijk verzocht
bij bestelling van een der patronen niet al
leen het verlangde nummer, maar ook de
gewenschte maat, d. w. z.: boventaille- en
heupwijdte op te geven.
Gelieve verder naam en adres duidelijk te
vermelden. Men voorkomt daardoor onnoodige
vertraging in de toezending.
DE NIEUWE MOUWEN.
De schouderverbreedingen, die verleden
jaar hun intree deden, en die van den win
ter ook nog wel een enkele k;eer toegepast
werden, blijken bij de nieuwe voorjaarsmode
volkomen afgedaan te hebben al is hun
invloed nog merkbaar, en al zijn al die gar
neeringen, die plooien, draperieën, strooken
of wat het waren, eigenlijk alleen maar een
beetje van plaats veranderd, om niet te zeg
gen „afgezakt". Want nu zijn het vooral de
bovenmouwen, die druk gegarneerd en door
op alle mogelijke manieren aangebrachte
plooien en ruimte verbreed zijn; de teeke-
ningen toonen duidelijk, hoe dit model van
mouw past bij de ook nieuwe, hooge, gedra
peerde halzen: het is bijna of men zich die
mouwen niet bij andere halsopeningen, en die
halsopeningen niet bij andere mouwen zou
kunnen denken. De logica in de modedat
is geen inconsequentie, hoe zeer het er ook
op lijkt. Iedere stijlvolle mode heeft een ze
kere logica; en een onlogische mode is ge
woonlijk van korten duur en heeft zelden
succes bij hen, die werkelijk smaak hebben.
De teekening geeft drie verschillende
modellen van de nieuwe mouwen, twee lange
en een halflange, de beide eersten voor lich
te stoffen jurkjes, de laatste voor zware zijde
crêpe en satijnen. „De mouwen maken de
jurk" is hier het parool; de verdere model
len worden gewoonlijk gekenmerkt door
strikte eenvoud van lijn. Even klokkende
rokken zonder plooien, dikwijls zelfs geen
ceintuur. Dat eenvoud het kenmerk van het
ware is, geldt bovenal en altijd in de model
W. T.
GEWOONTEN VAN KINDEREN
Gewoonten zijn b,v.: knippen met de oogen,
draaien met den hals, trekken met de schou
ders, knikken met het hoofd, peuteren aan
de vingers, e.d.
Wie zijn kind straft voor een slechte ge
woonte, zonder eerst grondig te onderzoeken,
wat wel de oorzaak mag zijn, loopt groote
kans het kleine meisje of den schoolgaan-
den jongen bitter onrecht aan te doen. Als een
kind bijv. voortdurend met zijn hals draait,
of, wat men bij schoolgaande jongelui ook wei
opmerkt, zich heeft aangewend, telkens met
het hoofd te knikken, dan doet moeder heel
verstandig, eens te onderzoeken, of die ab
normale halsbewegingen ook hun oorzaak
kunnen vinden in een te nauw halsboordje, in
een hemd, een overhemd- of blouseknoopje,
dat ergens drukt. Ook kan de bovenrand van
een kraagje ruw en hard zijn, zoodat het
langs de huid schaaft en deze uiterst gevoe
lig maakt. Nu is het een feit, dat de meeste
kinderen niet met een dergelijke klacht da
delijk bij moeder komen. Och eigenlijk geven
zij zich niet eens rekenschap van zoo'n slecht
verzorgd onderdeel van hun toilet. Vooral de
jongens niet.
En als, later, moeder standjes of verma
ningen geeft, als vader met straf dreigt, om
die „onhebbelijkheden" vergeten beide ouders
dat de eigenlijke schuldige allerminst het
kind is.
Als men opmerkt dat een kind herhaaldelijk
met de schouderc trekt, bestaat er groote
kans dat de bretels of het lijfje te strak zit
ten, die gewoonte kan zijn ontstaan, om
dat de armsgaten te nauw zijn, omdat het
ondergoed tegen de oksels schuurt. Dikwijls
merkt men op bij de schooljeugd, dat onder
het loopen, zelfs bij het spelen aan de kou
sen wordt gesjord, ook als die geen spoor
van afzakken vertoonen. Dan is de kouse
band te nauw of de wol te hard, zoodat ze de
huid irriteert.
Een kind, dat voortdurend aan zijn vingers
zit te peuteren, heeft misschien dwangnagels
bij jongens en meisjes die hun neus moeilijk
met rust kunnen laten, bestaat veel kans dat
zij in de termen vallen om eens wormkoekjes
in te nemen.
Bij al de ongewone bewegingen, die kinde
ren zich hebben aangewend, is het aan te
raden, eens na te gaan, wat de ooi-zaak van
het kwaad kan zijn, om dan zoo gauw moge
lijk die fout, waarvan het kind de dupe is,
weg te nemen.
Wat is eigenlijk opvoeden? Is het het kind
dwingen in een bepaalde richting, is het een
karakter vormen, een karakter zooals dat
naar ons inzicht het beste is?
Als ge een kind zoo opvoeden kunt, als het
zoo kneedbaar en meegaand is, dan hebt ge
te doen met een al heel zwak wezentje en
zal er van het geestesleven van dit kind in
zijn verder leven bitter weinig terecht ko
men. Immers een karakter heeft al heel wei
nig waarde als het niet door eigen ervaring
en eigen denken is opgebouwd. Ge bouwt dan,
altijd op dat wat er al aan karakter in ieder
mensch aanwezig is.
Gelukkig toonen de meeste kinderen al in
hun eerste levensjaren wat je zoo noemt „een
eigen willetje". Hun karakter, hun aard komt
tot uiting. En het is 'dan aan de opvoeders om
te leiden, om op verstand en gevoel van het
kind te werken. Want onderdrukken met
dreiging en straf kan men verkeerde eigen
schappen toch niet.
Verkeerde eigenschappen. Dat zijn eigen
schappen die het kind zelf ongelukkig ma
ken nu en in zijn later leven.
Een van die eigenschappen is de eenzelvig
heid.
Op het eerste gezicht lijkt dat misschien
niet zoo erg. Het kind speelt prettig en rustig
alleen, het amuseert zioh en is tevreden. Het
moet dan maar alleen blijven, want zoodra
er andere kinderen bij komen wordt het on
rustig, huilerig, lastig. Laat het maar alleen.
Als het mee op bezoek gaat en het ontmoet
andere kinderen, laat dan maar toe dat het
in een hoekje in z'n eentje wat speelt. Dan
is het immers zoet.
Ja, zoo lijkt het. Maar eigenlijk lijdt het
kind er onder dat het niet met de anderen
weet te spelen; diep in zijn hart zou elk een
zelvig kind graag een „gewoon kind" wezen
dat vriendjes en vriendinnetjes heeft. Het is
onhandig, het spelen met anderen gaat hem
niet af, en daarom voelt het zich het veiligst
als het alleen is. Maar het blijft meer alleen
uit noodzaak dan uit eigen verkiezing.
Een mensch kan niet alleen zijn. Het een
zelvige kind zal moeten leeren met anderen
omgaan, het zal de waarde moeten leeren
verstaan van het vriendschap geven. Er zal
wel een moment in zijn leven komen, dat hij
het alleen zijn niet meer verdragen kan en
wanhopig de anderen zoekt. Hoe moet hij ze
zoeken, hoe kan hij ze vinden? Aan de op
voeders op hem daar al vroeg op te wijzen,
aan hen, hem te doen voelen dat men men
schen nadert niet door te vragen, maar door
te geven. Het kind zal zich zelf uit zijn een
zelvigheid los dienen te maken, maar ouderen
kunnen hem een steun zijn door hem die een
voudige woorden mee te geven: „je eenzaam
voelen, eenzaam zijn is een gevolg van te veel
vragen en te weinig geven". Te hopen dat
hij zich dat op den rechten tijd herinneren
zal. Dan zal hij waarschijnlijk het contact op
de juiste manier zoeken.
Margot Vos zegt het zoo fijn in „Het Los-
woord":
„Hart, dat zijn eigen kracht niet kent
En wikt en weegt en overpeinst
En als een opgesloten ree
Voor 't vrije veld weeromme deinst,
Wat houdt u in den donk'ren stal
Waar duisternis met webbe spreekt,
Waarnaar het bloeiend morgenrood
Niet éénmaal de armen steekt?
Hart dat zijn eigen kracht niet kent,
En talmend aan den doorgang staat,
Vervloek éénmaal uw eigen klacht
En spreek het loswoord: Kameraad!
BEP OTTEN