H.Do Vertelling HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. ii "Veertig jaren Auto-Evolutie ZATERDAG 17 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD Hoe het eens was. Hoe het geworden is. De vroegere "brouwerij het Scheepje aan de Hooimarkt. Toen Bartholomeus een Auto gekocht had re dateert niet van gisteren, de geschie denis, die ik thans ga vertellen. We hebben den autotocht verscheidene jaren geleden al gemaakt, doch de trips als deze kunnen ook tegenwoordig nog voorkomen. Want al mogen de tijden veran derd zijn, menschen als Bartholomeus zijn er nu evengoed als vroeger en af en toe ontmoet ik nog wel wagens als de „Trouwe Amphi", zooals Bart zijn wagen, schoon ten onrechte voorzien van het epitheton trouw, noemde.En voorts ben ik nog een even groote leek op het gebied van motoren en chauffeeren als toen ja, zelfs nog grooter. Kon ik vroeger een Ford tenminste van een andere auto onder scheiden, omdat de eerste herinneringen op wekte aan een zinken badkuip-op-pooten, in .--.Onze dargen' kan ik dat niet eens meer, omdat «en_ Ford -zijn hazewindhond-allures vervan gen heeft door die van een taks. Maar laat ik mezelf niet te kort doen: ik weet wèl iets van auto's. Een auto-didact bijv. is iemand, die zich zelf chauffeeren heeft geleerd. Ook een autoped heeft geen gehei men meer voor me, sinds het zoontje van mijn buurman voortdurend met hinderlijk ge ratel op een dergelijk apparaat over het trot toir rolt. Auto-suggestie is de suggestie, die een auto op den niet-bezitter uitoefent. En tenslotte, ben ik volkomen op de hoogte met een automaat, zijnde behalve een onbetaal baar voorwerp, dat zich (van onbetaalbaar gesproken) voor een kwartje van de bepa lingen van de Winkelsluitingswet niets aan trekt, ook. een persoon, die in de auto van een vriend meerijdt. Zooals ik met Bart in zijn Amphi. Men vatte dezen naam niet verkeerd op. Hij is geen afkorting van Amphibie, wat voor een auto neer zou komen op de geschiktheid zich zoowel te land als te water te kunnen voortbewegen. Niets is minder waar, daar Amphi zich in het water zou gedragen als een klokkengewicht.nl. naar beneden gaan en daar blijven tot-ie weer opgehaald werd. En wat zijn prestaties te land betreft, men leze slechts verder. Amphi dan is de afkorting van amphitheater, welke naam aan den wagen gegeven was, omdat men achterin 't hoogste zat. En dit geeft een beeld van de heele auto. U weet wel, zoo'n vehikel, dat de handrem en den horen buiten boord had en dat der halve, voor den chauffeur slechts één ingang bood, aan den kant, waar het stuur niet zat. De cabine hoorde eigenlijk ook niet bij de auto, doch hing er zoo'n beetje bij aan, zooals een tuinbank, die in een voortuintje tegen den erker van een huis staat, er bij hangt. Bart had den wagen voor een krats gekocht wij verdachten hem er van, dat hij hem niet tweedehands op den kop getikt had, zelfs niet vijfdehands doch van een auto kerkhof had weggehaald en in een bocht wilde het voorportier wel eens openslaan, re den waarom hij een door haar eenvoud in- genieuse vinding had gedaan: aan den bin nenkant van de cabine hing een lus, die om den knop aan den buitenkant geslagen moest worden, nadat men plaats genomen had. In dit apparaat zou hij ons naar een na burige plaats brengen, waar een tooneelvoor- •stelling werd gegeven, die wij wilden bijwo nen. En aangezien de maand reeds ver ge vorderd was, kwam Bart's aanbod zeer van pas. We vertrokken om half zeven. Weliswaar bedroeg de af te leggen afstand maar 18 K.M. doch we waren het, in aanmerking genomen de kwaliteit van Bart's wagen, geheel eens met zijn voorzichtige opmerking: „Je kunt nooit weten!". Als ik zeg: we vertrokken om half zeven, dan wil dat zeggen, dat we ons op dat uur in Amphi heschen, ik naast Bart, Nee, ik nog niet naast Bart. Want Amphi behoorde tot dat soort wagens, die evenals de speelgoedautotjes van kinderen eerst moeten worden opgewonden door middel van een slin ger vooraan. En vóór mijn chauffeur was in gestapt, kon ik niet gaan zitten, zoodat ik op de stoep moest blijven wachten. Het was koud dien avond, waarvan zoowel wij als de auto last hadden. Althans, hoe Bart ook draaide, de motor deed het nu eenmaal niet en de eenige beweging in de wagen was het gehudden door Bart's pogingen veroorzaakt. „Blijft dat zoo?" vroeg een der inzitten den. ,,'t Is net een orgeldraaier, met dit verschil, dat in deze auto geen muziek zit", meende een ander. „Wachtnoumaar even!" hijgde de chauffeur. „Als ik 'm maar eerst op gang heb." Alles is betrekkelijk en in de eeuwigheid is een menschenleven zelfs niet „even". Maar als je wacht, dan is een kwartier niet „even" meer, en een kwartier verstreek zonder dat er eenige vooruitgang in de auto te bespeuren was. Alleen was Bart's gelaatskleur veran derd in purper. Ik had al eens aangeboden hem af te lossen, doch Bart had iets gemom- peeld over een chauffeurspols en wat gezegd van de gevaren voor leeken aan zulk draaien' verbonden en ik bleef dus toekijken en van kou trappelen. Uit de auto "klonk gezang: I-hin een blauw geruiten kiel, Dra-haaide hij aan 't groote wiel Den ga-ha-ha-ha-hanschen nacht.... „Schei nou uit met dat hatelijke zingen!" viel de autodraaier hen in de rede. „Ik werk per slot voor jullie plezier." „Maak dan wat voort!" adviseerden de in zittenden, die echter uit den wagen stapten en verklaarden, dat het hun te koud werd en dat ze vast gingen loopen. De auto zou hen dan wel inhalen en oppikken. Precies twaalf minuten over zeven, toen Bart aan allerlei handletjes in de cabine ge morreld en voor het overige almaar gezwen geld had, begon het plotseling onder in den wagen te rommelen. „Gauw!" zei Bart „Hij doet "et!" Hij ging op zijn plaats zitten, ik schoof me naast hem en sloot het portier. Wegens de kou had Bart een beschuttend zeildoek aan het deurtje vastgemaakt en het kostte me 6 minuten het heele geval goed te bevesti gen, de lus incluis. „In orde!" sprak ik met een zucht van ver lichting. „Ga je gang maar." De motor pruttelde voor drie, doch de auto verroerde zich niet van haar plaats. „Hij moet nog wat warm loopen", helderde Bart op. „Straks loopt ie als een...." Tjoeketjoeketjoek... pffffffffttttt! zuchtte de motor en zweeg vervolgens. „Nou weet ik, waar 't 'em in zit!" deelde Bart mee. „Als je nog even uit wilt stappen, dan maak ik de zaak voor mekaar." Zes minuten later had ik het portier ge opend en stond ik op straat. Bart keek met 'n eigenwijs gezicht onder de motorkap, pre velde vele voor mij onbegrijpelijke technische termen, prutste opnieuw aan den slinger. Doch het eenige resultaat bestond uit vuile vingers. „De andere kerels zijn er zoowat al", merk te ik niet zonder sarcasme op. „Loopen gaat geloof ik vlugger." „Ga der dan achteran", kwam Bart nijdig. „Ik kan toch niet helpen, dat de motor niet wil!" „Had je dan een betere uitgezocht!" zei ik vinnig. „De auto is goed, alleen is het nou te koud. Da's de heele zaak. En als je d'r niet mee te vreden bent, dan ga je Ineens bromde de motor weer en „Stap in! Ik heb 'm nou goed aan den gang!" We zaten en ik verwonderde me hevig: de motor liep nog! „Maak het portier nou dicht!" snauwde Bart. „Straks", antwoordde ik rustig. „Eerst zien of ie nu blijft loopen. Ik doe de zaak niet dicht, voor we onderweg zijn." Ik had het overigens best kunnen doen. omdat de motor liep en de auto ook. Ze sprong ineens vooruit, zoodat mijn achter hoofd met een pijnlijken schok tegen de ruit achter me bonsde. Maar wie let op zulke din gen in zoo'n geval? De auto liep. Weliswaar ging het wat stot terend en raasde en karste 't iuwendige als of het zoo uit elkaar zou springen, maar we vorderden. „Doe de deur nou dicht!" drong Bart aan. „Ik verga van de kou om mijn bee- nen. Er waren acrobatische toeren voor noodlg om de zaak onder het rijden door sluitend te DE HOOIMARKT. Haarlem telde in de 16e en 17e eeuw vele bloeiende brouwerijen. Een der bekendste was het Scheepje aan de Hooimarkt. Enkele jaren geleden is de betimmering van een der oude kamers uit dit" gebouw naar elders overge bracht. Nu herinnert nog alleen een gevelsteen aan de vroegere glorie." krijgen (zooals die figuurlijk ook bijv. bij be- grootingen vereischt zijn) maar het lukte me tensslotte. Zij het ook ten koste van een ge- scheurden nagel en een gekneusden vinger. „Als ie 't nou maar blijft doen!" Ik vroeg me zelf af of we er wel ooit zouden komen. „Natuurlijk blijft ie 't doen" stelde Bart me hoewel slechts ten deele, gerust. „Dat heeft ie wel meer, zulke kuren. Maar als ie een maal gaat. dan „Dan heb je er zeker moeite mee, om 'm tot staan te brengen?" merkte ik spottend op. „Daar loopen de anderen", zei Bart, mijn vraag negeerend. „Stap in, lui!" „Of je nooit komt!" luidde de begroeting. „We halen 't nooit meer." „Als je onzen tijd daar op den weg staat te verkletsen, zéker niet", oordeelde Bart. „Gauw d'r in!" De wandelaars kropen in den wagen en de motor stond stil. Sputterde nog even tegen, doch zweeg dan. Als een mummie. „Of we loopen allemaal, wij en de auto, óf we loopen geen van allen, „hoonde een der achterin-zittenden. „Als we nóg eens ergens vroeg willen zijn, zullen we bij jou aanklop pen!" Wat de reden was, dat we den tocht hebben voortgezet, weet ik niet meer. Misschien gaf hierin den doorslag de eerzucht van Bart, die nu eenmaal wilde toonen, dat zijn wa gen wel degelijk in staat was op één avond 18 K.M. af te leggen. Misschien kwam het, om dat wij onzen avond tóch verknoeid wisten. Hoe het zij, we kwamen bij den Schouwburg aan, net op het oogenblik dat de voorstellin; was afgeloopen en het publiek het theater verliet. En de terugtocht? We zijn per trein gegaan .en Bart heeft zijn „trouwe Amphi" zijn ouwe anti-auto, zoo als een onzer zei den volgenden dag op- eehaald. „Hij deed het prachtig!" vertelde hij ons vol trots, die echter door een homerisch gelach spoorslags bekoelde. Drie dagen later noodigde Bart ons uit idem zooveel per man te betalen, als tegemoetko ming in de kosten........ *A. J. C. VI. LANGS DE STRAAT. Baby is gestolen! De blikken, welke het aardige, jonge moe dertje, dat langzaam drentelend achter- den licht-beigen kinderwagen-op-gummibanden liep, voortdurend om zich heen wierp, waren misschien iets te trotsch, maar in den wa gen lag dari ook wel een bewonderenswaar dige baby. die, en dat verhoogde zijn charme niet weinig, het uitkraaide van plezier. De meeste menschen, die moedertje, kinder wagen en baby passerden glimlachten even om datgene, dat in ouderwetsche romans jong en teer geluk heette en waarvoor nu nog moeilijk betere woorden te vinden zouden zijn. In deze winkelstraat, waar het moedertje de aandacht trok, al was het haar daar na tuurlijk niet om te doen, was het nog niet overdruk, want het uur van den misschien wel laatsten zonnigen herfstdag was er te vroeg voor. De groenten venter liet nog zijn monotone stem hooren, de kantoor menschen hadden nog niet lang geleden hun behui zingen verlaten. Wat er in de straat was overgebleven was een gematigde passage, welke het jonge vrouwtje de gelegenheid gaf op haar gemak de étalages te bekijken en dat net zoo lang te doen. totdat het haar goed dunkte voor één uitstalling resoluut te blijven stille staan. Achter den winkel ruit prijkte een kaartje ..Herfstmode", zoo op het oog een onschuldige mededeeling, waar recherche noch politie vat op heeft. Door het moedertje werd het zonnigste plekje voor het raam van dien winkel met zorg uitgezocht en toen werd de baby met zijn wagen daarheen gereden. Misschien had het jonge vrouwtje, terwijl ze naar binnen ging, alleen slechte de bedoeling naar een prijsje te vragen, maarze bleef iets langer weg en gedurende dien tijd moest ge beurd zijn, wat geen vijf tellen na de ont dekking de geheele straat deed toestroomen. Er had een vrouw wanhopig geroepen, er was in die straat één man, en het was de melkboer, hard gaan loopen, op het geroep af en toen was er geen houden meer aan. Om het wanhopig snikkende moedertje dromden al de menschen, die van de eerste hand het nieuws wilden hebben, het sensationeele nieuws, dat er een kind gestolen was Nog altijd stond op het zonnige plekje voor het raam de licht-beige-wagen. maar er lag niet meer in dat brokje charme, die kraaiende baby. En het was alweer de melkboer, die als rechter van instructie optrad. Is u lang binnen geweest, dame? Het mevrouwtje schudde het snikkende hoofd. Ze woelde maar in de dekentjes, de rose en de blauwe, welke nog in den wagen lagen, maar het was een wanhopig zoeken, want een ieder kon zien, dat de baby er immers niet meer was. Maar het kan niet, het kan nietzei ze telkens. We zien het toch, dame, zei de melkboer weer en hij kreeg instemming van alle kan ten. Tot nu toe was hij uiterst correct en beleefd gebleven, maar hij leek nu een tikje geprikkeld, zooals ook de stemming van de anderen niet onverdeeld gunstig voor het aardige mevrouwtje was. Dat benne moederszei een dikke vrouw en hoewel dit niet noodzakelijk iets verkeerd van deze moeder constateerde, was de toon, waarop het gezegd werd en die immers de muziek maakt, lang niet zoe telijk, eerder wat ontstemd en valsch. En ook deze dikke dame kreeg bijval, want er waren er meer, die er zoo over dachten, maar gelukkig ontbraken ook zij, die met het wanhopige vrouwtje medelijden hadden, niet geheel en al. Het was met name een majoor, die in- tusschen politie gehaald had. een langen agent, die precies om den hoek had ge staan. Tegenwoordige toestand. Opzij, opzij, daar, commandeerde de majoor. Opzij! Hij werd nijdig, want zoo grif ging de menigte, die met moeite het goede plaatsje veroverd had, op zijn barsche uitnoodiging niet in. De sterke arm moest er zelfs aan te pas komen, maar toen zwegen dan ook de melkboer en de bakker. Slechts achter aan werden aan nog onkundigen op aan vrage de noodige inlichtingen verstrekt, varieerend tusschen diefstal met inbraak, doodslag en nog erger. De agent haalde een boekje voor den dag, de majoor keek toe, de spanning was op het hoogtepunt. Toen kwam uit den winkel naast-aan een oudere dame met een baby op haar arm. Moeder! gilde 't mevrouwtje, moeder! De menigte maakte plaats, want zij ge voelde, dat dit de ontknooping zou verhaas ten. De majoor salueerde, de agent deed het hem na. Met alle teekenen van verbazing gaf de oudere vrouw de baby aan het moedertje terug. Ik begrijp niets van die drukte, zei ze. Ik zag jou naar binnen gaan in dien winkel en toen nam ik Henkie even uit zijn wagen om een paar schoentjes voor hem te koopen in den winkel d'r naast TON RTJYGRÖK. EEN NIEUWE TULP DIE OUDER IS DAN ALLE ANDERE TULPEN. Nieuw zijn de Species Tulpen niet, eigen lijk iets, dat ouder is dan al onze gekweekte tulpen, maar toch ziet men de species-tulpen bijna in geen enkelen tuin. Jammer, want ze zijn buitengewoon mooi. De species-tulpen zijn afkomstig uit Azië, Turkije, Griekenland en nog enkele andere streken, waar ze in het wild groeien. Zóó zijn ze hier geïmporteerd en wat we dus nu in den tuin hebben, of helaas juist niet heb ben, is werkelijk de wilde tulp zooals zij ginds voorkomt. 't Is echt iete voor bulten, niet voor poteul- tuur en ook voor forceeren is het niet ge schikt. Doordat ze in het Oosten nogal eens op slib tegen de rotsen groeien, kunnen wij ze schitterend gebruiken voor den rotstuin. Maar dan moeten zij heel goeden, kleihou- denden grond hebben, beschut en zonnig staan. De bollen behoeven dan niet ieder jaar te worden opgenomen, maar blijven eenige jaren achter elkaar vaststaan. Bang voor een raar effect tusschen de rotsen hoeven we werkelijk niet te zijn, want deze tulpen zijn meestal erg kort van steel; ze hebben daarbij wonderlijk gevormde bloe men, veel breeder en platter dan die van de gekweekte tulpen, zoodat het niet noodig is, om een heele groep bijéén te zetten als we een kleurenplek willen krijgen. Een tulpenbed zou trouwens in den rotstuin al heel gek staan! De kleuren, die zijn allerwonderlijkst bij deze wilde tulpen. Vaak combineeren ze twee kleuren: aan de buitenzijde b.v. rood. van binnen geel of wit. Stel u de verrassing voor van een tulp in knop,, die rood belooft ze worden. Een half uurtje schijnt de zon, ge komt weer langs dat plekje en.... daar staat een wijd-open, water lel ie-achtige bloem met een zuiverwitte of heldergele binnenzijde! Er zijn nog meer combinaties; geel met een zwart hart, of rood met een zwart-en-gee! hart. De kleuren zijn heel wat feller dan bij de gekweekte soorten. Dan zijn er die oranje rood zijn, een zoo intense kleur dat we er on mogelijk een heel bed vol van zouden willen hebben, maar in kleine groepjes hier en daar tusschen de rotsen doen ze het prachtig. Ook komt nog een zachtere kleurcombinatie voor, lichtgeel met een rose buitenkantje, maar deze tulp )Tulipa Marjoletti) is ook de eenige die zoo tam van kleur is. Tevens is het een van de hoogste: 40 c.M. Voor den rotstuin zullen de lagere soorten, die 15 tot 25 c.M. hoog worden, wel het meest voldoen. De bekendste, of moeten we zeggen: de minst onbekende, is de z.g. waterlelie-tulp (T. Kaufmanniana), die al in Maart bloeit en, zooals de naam al zegt, heel wijd-open- staande bloemen heeft, die nog breeder lij ken, doordat de stengel zoo kort is (15—20 cM.) De gewone soort is van buiten rood, van binnen wit. Een echte „welkome gast" in den Maartschen tuin, als er nog zoo weinig wil bloeien, althans in de rots-afdeeling. Een groepje Kaufmanni's hier en daar maakt dan loch, samen met de rotsprimula's, dat er kleur is en tegenover het heldere geel stel len zij wit en rood, tenminste wanneer de zon wil meewerken, want anders zien we niets dan rood-achtige knoppen! L. S. automobiel beheerscht op het oogenblik de wereld. Dit is een waarheid, die wij heel gerust kunnen neerschrijven, want nimmer nog in de wereldgeschiedenis is iets dergelijks vertoond als de evolutie, die de automobiel heeft doorgemaakt in een zoo korte spanne tijds. Misschien wordt deze overtroffen door die van het vliegtuig, wat het tempo betreft, maar dan blijft er toch zeker nog de snelheid van populariseering, die niet gemakkelijk zal kunnen worden over- troffen. En wanneer we dan zeggen veertig jaren auto-evolutie, dan maken wij ons .althans wat het eigen land betreft nog aan een zij het dan kleine en vergeeflijke overdrij ving schuldig. Want het is nog niet eens volle veertig jaren, dat de automobiel in ons leven ge komen is. Praktisch dateert dat pas van het begin van deze eeuw, omdat de enkelingen van daarvóór nog maar als betrekkelijk al leenstaande experimenten moeten worden beschouwd. Tot aan het begin van den grooten oorlog ging die evolutie geleidelijk genoeg; het was geen vooruitgang met groote sprongen, maar een voorwaarts gaan aan de hand van, na minutieus onderzoek, opgedane ervaringen Met sprongen ging die evolutie eerst gedu rende en na den grooten oorlog. De felle noodzakelijkheid van opvoering van pro ductie en van toespitsing op allerlei motori sche kleinigheden, de verfijning van het motorsprincipe, de angst om op dat gebied door den toenmaligen vijand te worden overtroffen, dat alles bracht de fabricage van den motor in het algemeen in luttele jaren op een plan, dat in normale omstandigheden eerst na evenvele decenniën zoude zijn be reikt. En na 1918 zat de gang er zoodanig in, dat er geen ophouden aan scheen te zijn. Niet het minst tengevolge van de vele recordpo gingen, zeker niet het minst door de opdrij ving van de snelheid die soms aan heel be roemde vertegenwoordigers van het genus coureurs het leven kostte en nog kost en het daarmee gepaard gaande raffinement van de levende deelen van den automobiel motor, is die automobielmotor geworden tot dat, wat hij thans is. De massabouw, de te werkstelling van het individu aan den band zonder einde, de uitvinding van machines, die in één enkelen greep en druk heele stuk ken van het autolijf gereed persen, al die omstandigheden tezamen hebben in zulk een korte spanne tijds, als waarvan bij de auto sprake is, een dergelijke snelle evolutie tot *tand kunnen brengen. Uit den tijd, dat de auto's nog niet gestroom lijnd waren. Van een koets zonder paard, koets, die nog denzelfden vorm had als voorheen, met een bok voor den koetsier en een lager gelegen m veeren opgehangen zitplaats voor den pas sagier, is de auto in nog geen halve eeuw tijds geworden tot een vervoermiddel met een geheel eigen karakter en een volkomen eigen vorm. Dat nochtans nog niet geheel uitgeëvoluëerd is, waaraan in de naaste toe komst nog mogelijk zulke integreerende ver anderingen te verwachten zijn. dat de nazaat van laat ons zeggen 1960 de auto van 1934 zal bekijken op dezelfde wijze, waarmede wij neerzien op het product van 1900,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16