Letteren iim SCyn BIJ REEKER BIOSCOOP. HONÏG'S VERMSCELLISOEP 6 borden voor 15 ets. Radiomuziek der week ZATERDAG 17 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD SCHILDERKUNST Een paar honderd origineele teekeningen en vooral teekeningetjes, zijn gedurende Fe bruari in de kunstzalen Reeker te bezichti gen. Ge vindt er een aantal die ook in het plaatwerk gereproduceerd staan, waarover wij bij de verschijnig in April van het vorige jaar, uitvoerig geschreven hebben. Doch het meerendeel is nieuw behalve natuurlijk voor de lezers van liet dagblad, waaraan Spier verbonden is. Maar dan nog: hoe veel gaat bij de reproductie verloren en hoe werkt ook de kleur van het betere papier mede om de qualiteiten van Spier's teekening naar voren te brengen. de. MATT^OO^ PlETB^EM ONt UPOOC EN H (EJ3. Doét de MATROO^ HÉT 2.ÉLFOE MMR JANJETt CTOTTe'Rj Er zijn weer kostelijke vondsten bij: een wandeling langs de wanden bij Reeker levert een ononderbroken amusement op, waartoe de puntige bijschriften veelal het hunne bij dragen. Of die bijschriften óók door Spier ge steld worden weet ik niet. Ik heb er vaak zijn collega-journalist Johan Luger verantwoor delijk voor hooren stellen, maar dat is geens zins zeker. Dergelijke samenwerking heeft zich echter meermalen voorgedaan. Zelfs voor een reus als Daumier is het geen kleineering dat hij voor de bijschriften het vernuft en den geest van den journalist Philippon benutte. En als ik daar net over amusement sprak, moeten wij daarvan natuurlijk de navrante teeke- ningetjes uitzonderen die Spier bij gelegen heid van een mijnramp maakte. Wij hebben verleden jaar al eens getracht een algemeene karakteristiek van Spier's kunst te geven en zullen dat thans niet uit voerig herhalen. Wij hebben toen op de prachtige economie in zijn arbeidswijze ge wezen en Liebermann's woord „teekenen is weglaten" aangehaald. Dat gold en geldt nog in hoofdzaak voor de zuiver-artisieke teeke ningen, landschappen vooral, die wij te zien krijgen. Wanneer in het werk het humoris tisch element op den voorgrond treedt doet zijn handschrift wel eens even aan den En- gelschen teekenaar Phil May denken wiens krabbels een dertig jaar geleden eveneens een groote populariteit veroverden. Uit de groote verzameling een aantal te noemen, die beter geslaagd zijn dan de an dere, heeft geen zin; ze zijn eigenlijk alle maal aardig. Wij beelden er ééntje af waar uit onze lezers de soort ..gein" van Spier kun nen proeven. Dat een stotterende matroos blijft stotteren als hij vlaggeseinen moet ge ven,misschien zegt ge „Jasses, wat flauw" maar intusschen, kom er maar eens op! En ge lacht, uw ondanks! Aardig zijn hier de caricaturen van be- beroemdheden, artisten en diplomaten. De laatsten waarschijnlijk op één of ander con gres ..genomen". Zij hebben de teekeningen bijna allen met hun handteekening gesanc- tionneerd en de heer Titulescu geeft blijk zelf ook gevoel voor humor te bezitten, als hij er bij voegt: „Je suis plus beau que ?a, mais je signe". Hier en daar heeft Spier een kleurtje met waterverf aangebracht en ook daarin toont hij zich handig en van goeden smaak. Geëtst heeft hij ook al: er is hier een etsje van een winterlandschap. Het schijnt het eenige etsje te zijn dat hij tot nu toe heeft gemaakt. Het is buitengewoon goed geslaagd en doet ver moeden dat hij ook in dit medium op succes zou kunnen rekenen. Zooals wij al vroeger schreven: zijn obser vatievermogen, zijn vaardigheid en zijn ge voel voor humor zijn de factoren die aan het werk dien aparten kant geven. Het is als prestatie prachtige journalistiek met de teekenstift en bezit van de journalistiek de charmes zoowel als de bezwaren: het richt zich tot duizenden in een te vlotte vergan kelijkheid door de dagelijksche productie loopt de uitingswijze spoedig gevaar tot ..ma nier" 'tot „truc" te vervallen, en de steeds weer wat nieuws willende menigte niet verder te boeien. Maar Spier is nog jong en nog frisch, zoodat hij daaraan nog lang niet toe is Als hij verstandig is profiteert hij van de jaren dat hij furore maakt en royaal betaald wordt en maakt een spaarpot. Wantniet steeds is de liefde bestendig van duur en het groote publiek is als een verwend eenig kind. J. H. DE BOIS. KEES LAAN BIJ KLEIJKAMP. In een der bovenzalen Van het bekende Haagsche Kunsthuis houdt de ex-Bloemen daler Kees Laan een kleine expositie die te recht de aandacht trekt. Een aantal jaren geleden werd in ons blad over dezen Wenckebacb-leerling al eens waar deerend geschreven. Dat hij zich, in zij n lijn, op bevredigende wijze is blijven ontwikkelen, kan thans geconstateerd worden. Aantrekkelijk in het werk is in de eerste plaats de zuiver-schildertechnische vaardig heid, waarover Laan beschikt. Men proeft er het plezier om het schilderen-zelf aan: pro blemen die buiten het visueel genieten van smakelijke kleurcombinaties liggen, zullen hem voorloopig niet boeien. Zijn stillevens, zijn naaktfiguren, werden beschaafde stuk ken peinture die ge, naar het onderwerp be oordeeld, allicht wel eens meer zoo gezien hebt, maar waar toch een zich niet opdrin gende chique een eigen noot aan geeft. Het is geen geringe verdienste van een stilleven met kalebassen, van een ander met bloem potten dingen te maken waaraan de verve ling voor die afgezaagde sujetten, licht mo gelijk. ontbreekt. Integendeel, ze houden ons oog gevangen door de charme die Laan aar. die dingen verleent door een juist aange bracht kleuraccentje, door een ongedwon gen arrangement. Er is natuurlijk bij zulk een genieten van het schil eren wel eens eer. gevaar; dat hij namelijk urn het plezier van het kleuropzetten het karakter van de uit te beelden materie uit het oog verliest. Zoo is bij die gebroken bloempot bijvoorbeeld de aard van de steenen materie op de breuk volkomen opgeofierd aan de malsche pen seelstreek. Zoo treft in het groote staande naakt, dat men den arm op een schildersezel geleund staat de bijzonder geslaagde trans parante schildering van tors en dijen en lijkt die arm veronachtzaamd, wat niet wegneemt dat het, als ensemble, met de doorwerkte blauw-groene fondkleur, een ongemeen pret- tig-aandoend werk werd. In het liggend, op den rug gezien, naakt figuur vinden we diezelfde gave doorwerkt- heid der vleeschpartijen terug. Er is een klein meisjesportretje met witte margrieten terzijde van het kopje, dat wer kelijk charmant is, en dat de zakelijkheid van teekening die Haverman bijvoorbeeld in zoo hooge mate bezat, verbindt met een liefelijkheid die dezen meester soms vreemd was. Laan is een charmeur, met al de goede en slechte kansen, die daarmee voor een artist verbonden zijn. Zijn twee geteekende heerenportretjes zijn daar mede voorbeelden van. Bij het groote, geschilderde, portret van den man op den stoel, dat wel bijna geheel om de afhangende linkerhand geschilderd lijkt prachtig is die komt een voorloo pig tekort, mijns inziens, aan den dag. De oogen staan er in als twee dotjes verf en blijven dat, al oefenen zij op een afstand een zekere werking uit waaruit meer omtrent Laan's handigheid dan omtrent zijn ver mogen tot psychisch beelden valt af te lei den. Dit werden geen „sprekende" oogen. In enkele gekleurde teekeningen die hij te Aix en Provence maakte zien wij wederom zijn habileteit. Het landschapje is wel het beste van de drie en vertoont een mooi loo pend teekenschrift, door een juist aange bracht beetje kleur nog verlevendigd. Dat met het pleintje in Aix meen ik al eens op een expositie in Bloemendaal gezien te heb ben. Alles bijeen een aardige expositie van een jongen schilder, uit Haarlem's omtrek afkom stig. thans in Amsterdam werkend. Men kan bij Kleykamp zijn werk vergelij ken met dat van een mede-exposant. Liet Jorissen die het veel dieper zoekt doch over veel minder nuchtere kunde beschikt en met een verzameling werken van wijlen Willem de Zwart, die in zijn besten tijd èn kundig én zonder opzet doordringend persoonlijk was. J. H. DE BOIS. REMBRANDT-THEATER. De twee weezen. De bewerking van het aloude kermlsdrama .De twee weezen" voor het witte doek geeft een ontstellend bewijs van de averechtsche richting waarin zich de ontwikkeling van onze westersche cultuur sinds de laatste ja ren beweegt. Toen men een halve eeuw ge leden het tooneelstuk vertoonde, kon men nog lachen om zoo'n draak, welker lugubere romantiek alleen de zenuwen van den licht gelovigen toeschouwer trof. Zulke geraffi neerde schurken kon slechts de verbeelding van een fantast scheppen. Zelfs de middel- eeuwsche beulen, die in de gruwelkamers van onze musea hun fo!terwerktuigen als een be schamende herinnerïhg hebben achtergela ten. waren althans niet zóó onmenschelijk als de helsche gedrochten, die zich ten koste van het leed der twee weerlooze weezen ver maken. Vrouw Frochard, het door Yvette Guilbert verpersoonlijkte boosaardige wijf en haar misdadige zoon gillen van een wellustigen lach bij de vernederingen, welke zij de arme blinde Louise en haar mismaakten bescher mer doen ondergaan. En de edellieden sarren op hun bacchanaal met denzelfden wellusti gen lach de arme Henriette, die zij hebben ontvoerd. En de graaf laat, zijn gezag als luitenant van politie misbruikend, het zich van geenerlei overtreding bewuste kind in de gevangenis stoppen, waaruit zij naar Guyana zou zijn gedeporteerd, als niet de medelij dende dokter haar door een list had gered. Van deze colportage-roman-nonsens heb ben onze ouders bij het zien van het tooneel stuk gesmuld. Maar wij. vijftig Jaar later, worden bleek en stil bij het zien van de film. Want deze colportage-roman-nonsens is thans werkelijkheid geworden en de werke lijkheid heeft de schepping van de verhitte verbeelding van een fantastisch romanticus overtroefd. Het zien van deze folteringen dwingt ons te denken aan tafereelen. nog tien maal erger dan deze ..helsche schurken" op het witte doek te aanschouwen geven. Wij kunnen helaas niet meer lachen, nu de in- dividueele schurkachtigheid, welke het voor geslacht in de roman met den vinger aan wees, zich als een massaal verschijnsel tot zede onder de moderne menschheid uitbreidt. Aldus is, tegen wil en dank. deze „draak" ontzettend actueel, ook al speelt zij in de costuums van anderhalve eeuw geleden. Deze costuums en de ouderwetsche beelden van het stadsleven en de verkeersmiddelen ver schaffen de film een eigenaardige bekoring. De postwagen, de straten en sloppen van het Parijs uit het eind der achttiende eeuw; de primitieve straatverlichting; het optrekken van de wacht, die op bedelgespuis jaagt; de gevangenis met de kar, ons uit Manon Les- caut zoo vertrouwd; een Kerstdienst in Notre Dame. het is door Maurice Tourneur, de ver vaardiger van de film, alles schilderachtig verwerkt. Ook de muzikale illustratie en de geluiden, o.a. het aanbeeld van een ouder wetsche smidse, de kerkklokken, het volks rumoer en het gejoel en gewoel langs de ka den der Seine versterken het effect. Er zit stemming in dit werk. Van de personages treft vooral Yvette Guilbert als vrouw Frochard. Inzonderheid het wiegelied, dat zij zingt als ze haar ge- dooden zoon op schoot heeft genomen, open baart de bijzondere kunstenares. Van de overige acteurs noemen wij Francey, die als Pierre een suggestieven kop heeft gemaakt. De twee weezen zelf worden door Rosine Deréau en Renée Saint-Cyr niet onaantrekke lijk belichaamd, maar over 't algemeen krijgt men van deze Franschen geen buitengewoon markanten indruk. De gravin van Emmy Lynn blijft zelfs beneden de eischen, welke men aan deze rol eenigermate mag stellen. Een voortreffelijke entre-acte brengt een drietal kunstenaars op rolschaatsen. Wat deze virtuosen te zien geven, is van een zeld zame charme. Behendigheid en gratie gaan in dit geluldlooze spel van kleur en beweging gepaard. Aardig is ook de teekenfilm. welke Max Fleischer ditmaal gecomponeerd heeft op het thema van Janmaat in het Zoeloe-land. De stoutmoedige zeeman, die eerst met zijn be minnelijke passagiere de baren trotseert, bokst zich na de landing op het onbewoonde eiland door een heele menagerie van wilde dieren heen en hij doet dit op vernuftige wijze. Den olifant grijpt hij bij de slurf en hij slingert het gevaarte daaraan rond zoo als een kind dat doet met een ballon aan een touwtje. De rest ls naar rato. ij Polygoon geeft een schitterende reproduc tie van de Carnavalsfeesten in het Zuiden en een minder welgeslaagd interview met de kampioen-zwemster Willy den Ouden. H. G. CANNEGIETER. Victor Jory. LUXOR THEATER. De Gevangene van Port Zamba. Je geld of je Liefde. De Gevangene van Port Zamba (beter ware de Ontsnapte van fort Rondet) ls een film met een sterke rolbezetting. De titelrol speelt Victor Jory, terzijde gestaan door David Man ners, Loretta Young, Herbert Mundin (de Bridges uit Cavalcade en voorts bekend uit Chandu, de Geheimzinnige en als butler in de Wereld zonder Mannen) en C. Henry Gordon, de politiechef uit Mata Hari. Een gezelschap, dat onder regie van Wilhelm Dieterle van de film maakt, wat er van te maken is. Op fort Rondet, een buitenpost van het j Fransche Vreemden legioen, wordt de com mandant vergiftigd en de dokter (Victor Jory) wordt daarvan beschul digd en ter dood ver oordeeld. Met hulp van een vriend ontsnapt hij en komt terecht in Port Zamba, waar hij een medisch weldoener der menschen wordt. Hij ontmoet een meis je (Loretta Young), vat een liefde voor haar op, doch zij heeft haar woord gegeven aan een officier.... den vriend van den dokter! Dan besluit hij het meisje naar haar verloofde te brengen, wat met groote moeite gepaard gaat wegens het beleg van het fort, en waardoor hij zich zelf weer aanmeldt. Een gewond soldaat onthult dan den waren dader en Victor is geheel ge rehabiliteerd. Zijn vriend sneuvelt tenslotte. Deze geschiedenis speelt zich af in het Vreemdelingenlegioen en er wordt af en toe danig in gevochten. Ze had ook elders kunnen spelen, doch de schilderachtige omgeving van de woestijn is als dankbare achtergrond aan vaard. Herbert Mundin brengt de komische noot er in, terwijl Loretta Young een char mante verschijning is. Victor Jory speelt zijn rol sober en krachtig en is een dappere en op offerende kameraad. De tweede hoofdfilm is van een geheel ander genre, wat wel blijkt uit de namen der hoofd rolspelers, Slim Summerville en Zasu Pitts. Het is een komisch filmwerk, dat in den be ginne echter nogal langdradig is. Dit eerste deel zou beschouwd kunnen worden als de voorbereiding tot de clou, nl. de scène in de rechtszaal, die parodistisch behoorlijk den draak steekt met advocaten en rechtszittingen in Amerika. Als Zasu Pitts tegen Slim zegt „Een advocaat stopt men niet voor chantage in de gevangenis, want anders zouden er geen advocaten meer rondloopen", dan is dat zeker niet van toepassing op de Nederlandsche. Slim is een verre van slim advocaat, die nochtans het laatste proces chantage wint. Zasu Pitts (die voorheen met Thelma Todd in Metro-tweeacters optrad) is zijn ver loofde, die een bankier geld afhandig wil maken door chantage. Een val wordt door den bankier opgesteld, en hij loopt er prachtig in. Bijna dreigt de zaak nog mis te loopen als haar zuster de boel wil verraden, doch Slim komt met eenige slimmigheden en redt de situatie voor hem. Behalve het journaal is er een geestig tee- (Adv. Ingez. Med.) EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Bij uitzondering wil ik deze „voorbespre king" beginnen met een „nabetrachting". Som migen van hen, die als ik de Donderdagavond in het Concertgebouw gespeelde ..serenades" beluisterd hebben, zullen zich misschien afge vraagd hebben of nu werkelijk de inhoud van al de gespeelde werken den titel „serenade" rechtvaardigde. Inderdaad zou ik hun, die zou den beweren dat Brahms' op. 16 eer „sym- phonietta" dan „Serenade" zou kunnen hee- ten. geen ongelijk kunnen geven. Bij het woord „serenade" denkt men toch allereerst aan een muzikale huldiging in de open lucht, vooraf gegaan en gevolgd door een fakkeloptocht. Het karakter der muziek moet dus met de gebeur tenis en de omstandigheden in overeenstem ming zijn. Kan men dit nu van het zwaar moedige. haast elegische langzame deel in Brahms' werk zeggen? De uit één deel bestaan de „Serenade voor blaasinstrumenten" cm. 7 van Rich. Strauss is een kostelijk, welluidend Andante, in den hoofdvorm der sonate ge schreven. een overtuigend bewijs van het groote talent van den nog geheel aan de klas sieken verknochten jongeling, maar iets lichts of feestelijks zit er niet in. De Italiaansche Se renades van Hugo Wolf en Alfr. Casel'.a vol doen meer aan het- begrip dat wij van het genre maken; de eerste is een fijn. geestig stuk, dat helaas fragment gebleven is; in de tweede gaat het nogal rumoerig toe. En ziet. toen kwam Mozart's „Kleine Nachtmuziek" en on eens gevoelden we hoe een „serenade" nu eigenlijk zijn moest. Licht, opgewekt, eenvou dig als dit werkje is. gaf het als van zelf de suggestie van een echte .serenade. Het genie is toch een zonderling iets! We wenden ons nu tot de programma's der komende week. Daventry annonceert voor Woensdagavond Busoni's enorm op. 39: het Concert voor piano, orkest en mannenkoor, of zooals de origineele titel luidt: Concerto per un pianoforte principale e diversi stromenti ad arco, a fiato ed a percussione, adjuntori un coro d' uomini a sel parti, le parole alemanne del poëta danese Oehlenschlager"; dus voor solopiano, en verschillende strijk- blaas- en slag-instrumenten, met bijvoeging van een zes stemmig mannenkoor, de Duitsche woorden van den Deensohen dichter Oehlenschlager. Het door den componist zelf schertsend ge noemde „Concerto grosso" (das dicke Konzert: de orkestpartituur is een halve decimeter dik! is wel het meest doorwerkte en diepzinnige wat op het gebied der concerten voor een solo instrument met orkest geschreven is. De vijf deelen. waaruit het bestaat dragen de opschrif ten Introïto, Pezzo giscoso. Perzo serioso, All' Italiana Cantico. Het werk Is cyclisch ge bouwd: een rythmisch motief loopt als de be roemde roode draad door de laatste vier dee len: het vijfde deel grijpt thematisch op de Introductie terug. Het zou mij te ver voeren 't hoogstbelangrij ke werk van den in 1924 op 58-jarigen leeftijd overleden genialen kunste naar Busoni hier in détails te bespreken; men zij er echter op gewezen dat een opmerkzaam en onafgebroken luisteren noodlg ls om den draad niet kwijt te raken. Het werk is hier te lande tot nu toe driemaal in zijn geheel uitge voerd; In Daventry zal Petri die spelen; naar mij" meening speelt hij ze ruwer, wilder en sneller dan Busoni. van wicn ik de première destijds te Berlijn hoorde, zelf deed; trouwens Petri speelt er minstens vijf minuten korter over en houdt dus het Europeesch record. Bruno' Walter zal Zondag met het Con certgebouworkest Mozart's pianoconcert in d kl. t. spelen, en is dus dan tegelijkertijd solist en dirigent. Ik heb het geval als een merkwaardig nieuwtje beschreven gezien; echter is het dat niet want Eduard v. Bel- num heeft het experiment reeds meerma len met goed gevolg gedaan, n.l. in Mozart's concert C gr. t., Beethoven's Vijlde concert en César Franck's Variations symphonlques; en voorts heb ik Mozart's concert in G. gr. t. 'K. V. 453) op dëzelfde wijze door E. v. Dehnanye hooren vertolken. De Symphonie in Bes gr. t. die Zondag in 't Concertgebouw uitgevoerd zal worden is een der 12 z.;g. Londensche Symphonlën, waartoe o.m. ook den „S. met den pauken slag", de S. met den paukenroffel" en de ..klokjessymphonie" behooren. Deze laatste zal Woensdagnam. door Huizen uitgezonden worden; zij ontleent haar naam aan de re gelmatig tikkende begeleidingsfiguur, waar mee het Andante begint. De Symphonic in Bes heeft geen bijnaam. In het eerste Alle gro daarvan is het plotselinge intreden van het 2de thema merkwaardig; met andere motieven heeft het een belangrijk aandeel in de doorwerking die naar Beethoven voor uit wijst. Het tweede hoofddeel, dat Haydn ook in een zijner klaviertrio's gebruikt heeft, ls betrekkelijk kort. In het Menuetto ls de Weensche stemming (uit den goeden Ween- schen tijd natuurlijk!) van het Trio te vermelden. De Finale is op een populair liedje gebouwd en wordt als een der meest afwisselende van inhoud geprezen. Haydn's Symphonie „Marie Theresia" ontleent haar bijnaam aan een bezoek van de Oosten- rijksche keizerin aan vorst Esterhazy, bij wien Haydn in dienst was, in het jaar 1773. Dit -werk werd bij die gelegenheid uitge voerd en is dus veel ouder dan de Londen sche Symphonieën. Eensdeels doet het werk aan Mozart denken, in zooverre als men er soortgelijke Italiaansche invloeden in kan bespeuren; andersdeels komt in het eerste Allegro een onverwachte overgang naar de mineurtoonsoort voor. die vergelijkbaar is met wat Beethoven in het Allegro zijner 1ste Symphonie gedaan heeft. In het Menuetto treden onverwacht militaire klanken op; het Trio wordt door een ernstig mineur be- heerscht. Dé Finale vertoont nog niet den zélfden rijkdom van thematische doorwer king als H's latere symphonieën; een merx- waardigheid er in is, dat kort nadat de door werking begonnen is, het hoofdthema weer in de oorspronkelijke hoofdtoonsoort inge zet wordt, zoodat het den schijn heert aisor daarmee de reprise begint, maar dat is mis leiding! De Bachcantate t<Jauchzet Gott" (No. 51, Daventry, Zondag) is een schitterend coloratuurstuk voor sopraan en trompet. Echter wenscht Schweitzer dat de sopraan partij door een jongensstem vertolkt zou worden. Het slot der Cantate wordt gevormd door het koraal „Sei Lob und Preis nut Ehren". kenfilmpje met Oswald, het konijn, dat tijdens een onweer in een winkel te land komt en er volgens de regelen der kunst uitgegooid wordt. Opmerking verdient, dat voor duiveltjes-uit- doosjes heel vaak het hoofd van Jimmy Du rante als voorbeeld genomen wordt, die met zijn grootcn neus en hijgend lachje inderdaad een goed object is om grappig te lmiteeren. Ook in dit teekenfilmpje komt dat voor. CINEMA-PALACE. De Privé-Secretaresse met Renate Muller. Felix Bressart en Hermann Thimig. Hoewel de Privé-Secretaresse hier al voor de derde of vierde maal gaat. heeft de film nog niets van zijn populariteit ingeboet. De tweede of derde keer, dat men haar ziet. amuseert men zich nog net zoo uitstekend als den eersten keer. misschien zelfs nog wel meer, omdat men nu al weet, op welke frag menten men zijn aandacht moet concentree rt r-y hun omvang te genieten. Renate Müller is aller- "harmantst, al komt ze. net al haar schattigheid och ook eerlijk uit voor "laar berekendheid. Bij en minder lieftallig per- oontje zou dat erg stui- en, maar zij bekent haar •erlangen op zoo'n naive, oenhartige manier, dat er. nog aantrekkelijker 'oor wordt. Het leeuwen- teel van het lachsucces :omt natuurlijk op reke ning van Felix Bressart. Felix Bressart. Zijn creatie van Hasel, den portier van de bank, heeft hij r.og in geen andere rol overtroffen. Al wat hij doet in deze rol ls even goed, hij goochelt met zijn einde- looze armen en beenen, zijn stuntelige li chaam en zijn eigenwijze hoofd. Zooais hij kijkt, zooals hij lacht, zooals hij loopt en zoo als hij struikelt, het moest allemaal precies zoo gebeuren, als hij het op juist dat moment deed. Er is moeilijk een juister en geestiger uitbeelding denkbaar, dan Bressart die geeft. Hermann Thimig is Hermann Thlmig en dat spreekt voor het Jonge zwakke geslacht boekdeelen. Wie verlangen heeft naar een avond van gezellige vroolljke ontspanning en er behoefte aan heeft om weer eens van harte en op recht te lachen, verzuime stellig niet om deze week naar de Prlvé-Secretaresse in Cinema te gaan. In het bijprogramma vinden we o.a. Dajos Bela, die met zijn orkest Strauss-muzlek geeft en verder zingt Amsy Moïna krontjong-lied jes en een Nederlandsch liedje: „In Java is het warmin Holland is het koud". Een aardige bijzonderheid is. dat Amsy Moïna. ook in de film „De Jantjes", die binnenkort in Haarlem komt, optreedt. Een van de lied jes die ze in „De Jantjes" zingt, komt deze week ook in haar repertoire in Cinema voor. Ze mocht Vrijdag voor haar voordracht al een hartelijk applaus ln ontvangst nemen. MUZIEK. KUNST AAN HET VOLK. CERARD HEKKINC. Een „cello-avond", waarvan het program ma voor drievierde uit sonates voor plano en cello bestaat zou haast „kamermuziekavond" mogen heeten, wat implicite mee zou brengen dat de pianiste gepromoveerd zou worden van „aan den vleugel" tot gelijkwaardige mede werkster. Maar Suzanne Postel, die aan den vleugel zat, toonde zich juist ln de Sonates van Brahms en Beethoven niet de gelijkwaardige van Gerard Hekking; zij bleef op het tweede plan. speelde schuchter, zonder élan, zonder kracht, zonder kleur. Het is mogelijk dat Hekking's spel daardoor willens of onwillens beïnvloed werd. In elk geval waren de ver tolkingen dier sonates niet het beste wat de avond opleverde. Brahms' op. 38 verliep vlak en zonder stuwkracht; bij Beethoven's op 69 waren mooie momenten, maar zij bleven epi sodisch: tot een grooten opbouw kwam het niet. Bovendien werd de finale ln sneller tempo ingezet dan volgehouden kon worden, zoodat een anticlimax ontstond. In de Sonate van Pierné daarentegen was veel meer equivalentie tusschen cellist en pianiste, niettegenstaande de pianopartij aan merkelijke technische eischen stelt. Wellicht voelt mile Postel deze muziek beter aan. Het werk ls een doorloopend geheel, waarin ech ter contrasteerende onderdeelen zonder moeite te onderscheiden zijn. De harmoni seering ls voor een groot deel ultra-chroma tisch. daarnaast is Debussy's Invloed te be merken. Eerste indruk: Interessante, doch meer cerebrale dan uit het innerlijke opge welde muziek. Het laatste der vier programmanummers omvatte een vijftal „Pièces" van Hekking's eigen compositie: een ..Menuet pour Casals", eenvoudig als het spel van den grooten cellist aan wien het opgedragen is; een heel wat ge compliceerder „Menuet pour l'Infant"; een Gavotte, die ..Joujou mécanique" betiteld was. maar waarin zoowel stuk als spelers te veel vivaciteit en temperament verrieden, dan dat de impressie van een levenloos mechanisme zou kunnen ontstaan; voorts nog twee „Danses". En In deze geheele reeks was stijging van de moeilijkheden en van de moderniteit der schrijfwijze, en niet zonder verbazing bemerkte Ik dat Hekking. wiens pianistische bekwaamheid ik nooit als bij zonder groot heb leeren kennen, er in ge slaagd was zulke voortreffelijk klinkende en brillante pianopartijen te schrijven Maar ook overigens zijn deze geestige, pétillante stukjes een aanwinst voor de cello-littera tuur. al huldigt de auteur geen zeer moderne richtingen. Misschien zal dit mettertijd Juist een verdienste blijken. Intusschen zijn voor behoorlijke vertolking twee goede partners noodig en nu is het merkwaardige dat in die solistisch bedoelde werkjes het beste samenspel van den heelen avond te hooren was. Meerdere er van verwierven dan ook afzonderlijken bijval, en deze was na de ge heele serie, zoo warm en aanhoudend, dat een toegift onvermijdelijk scheen Maar Hek king was verstandig en kwam ten slotte zon der cello op het podium terug men be greep den wenk. Hij en mile. Postel hadden heusch zooveel gegeven, dat men meer dan tevreden kon zijn: de aanvankelijk ietwat koele stemming had voor begrii oei like geest drift plaats gemaakt is dat niet genoeg? En omdat ik mijn verslag niet met een vraag wil besluiten, voeg ik er toe: het was genoeg en we hopen den emlnenten cellist nog vaak op het Haarlemsche podium terug te zien K. DE JONG.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17