Letteren iim SCyn
BIJ REEKER
BIOSCOOP.
HONÏG'S VERMSCELLISOEP 6 borden voor 15 ets.
Radiomuziek der week
ZATERDAG 17 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
SCHILDERKUNST
Een paar honderd origineele teekeningen
en vooral teekeningetjes, zijn gedurende Fe
bruari in de kunstzalen Reeker te bezichti
gen. Ge vindt er een aantal die ook in het
plaatwerk gereproduceerd staan, waarover
wij bij de verschijnig in April van het vorige
jaar, uitvoerig geschreven hebben. Doch het
meerendeel is nieuw behalve natuurlijk
voor de lezers van liet dagblad, waaraan Spier
verbonden is. Maar dan nog: hoe veel gaat
bij de reproductie verloren en hoe werkt ook
de kleur van het betere papier mede om de
qualiteiten van Spier's teekening naar voren
te brengen.
de. MATT^OO^
PlETB^EM ONt
UPOOC
EN H (EJ3.
Doét de
MATROO^
HÉT
2.ÉLFOE
MMR JANJETt
CTOTTe'Rj
Er zijn weer kostelijke vondsten bij: een
wandeling langs de wanden bij Reeker levert
een ononderbroken amusement op, waartoe
de puntige bijschriften veelal het hunne bij
dragen. Of die bijschriften óók door Spier ge
steld worden weet ik niet. Ik heb er vaak zijn
collega-journalist Johan Luger verantwoor
delijk voor hooren stellen, maar dat is geens
zins zeker.
Dergelijke samenwerking heeft zich echter
meermalen voorgedaan. Zelfs voor een reus
als Daumier is het geen kleineering dat hij
voor de bijschriften het vernuft en den geest
van den journalist Philippon benutte. En als
ik daar net over amusement sprak, moeten
wij daarvan natuurlijk de navrante teeke-
ningetjes uitzonderen die Spier bij gelegen
heid van een mijnramp maakte.
Wij hebben verleden jaar al eens getracht
een algemeene karakteristiek van Spier's
kunst te geven en zullen dat thans niet uit
voerig herhalen. Wij hebben toen op de
prachtige economie in zijn arbeidswijze ge
wezen en Liebermann's woord „teekenen is
weglaten" aangehaald. Dat gold en geldt nog
in hoofdzaak voor de zuiver-artisieke teeke
ningen, landschappen vooral, die wij te zien
krijgen. Wanneer in het werk het humoris
tisch element op den voorgrond treedt doet
zijn handschrift wel eens even aan den En-
gelschen teekenaar Phil May denken wiens
krabbels een dertig jaar geleden eveneens een
groote populariteit veroverden.
Uit de groote verzameling een aantal te
noemen, die beter geslaagd zijn dan de an
dere, heeft geen zin; ze zijn eigenlijk alle
maal aardig. Wij beelden er ééntje af waar
uit onze lezers de soort ..gein" van Spier kun
nen proeven. Dat een stotterende matroos
blijft stotteren als hij vlaggeseinen moet ge
ven,misschien zegt ge „Jasses, wat
flauw" maar intusschen, kom er maar
eens op! En ge lacht, uw ondanks!
Aardig zijn hier de caricaturen van be-
beroemdheden, artisten en diplomaten. De
laatsten waarschijnlijk op één of ander con
gres ..genomen". Zij hebben de teekeningen
bijna allen met hun handteekening gesanc-
tionneerd en de heer Titulescu geeft blijk zelf
ook gevoel voor humor te bezitten, als hij er
bij voegt: „Je suis plus beau que ?a, mais
je signe".
Hier en daar heeft Spier een kleurtje met
waterverf aangebracht en ook daarin toont
hij zich handig en van goeden smaak. Geëtst
heeft hij ook al: er is hier een etsje van een
winterlandschap. Het schijnt het eenige etsje
te zijn dat hij tot nu toe heeft gemaakt. Het
is buitengewoon goed geslaagd en doet ver
moeden dat hij ook in dit medium op succes
zou kunnen rekenen.
Zooals wij al vroeger schreven: zijn obser
vatievermogen, zijn vaardigheid en zijn ge
voel voor humor zijn de factoren die aan
het werk dien aparten kant geven. Het is
als prestatie prachtige journalistiek met de
teekenstift en bezit van de journalistiek de
charmes zoowel als de bezwaren: het richt
zich tot duizenden in een te vlotte vergan
kelijkheid door de dagelijksche productie
loopt de uitingswijze spoedig gevaar tot ..ma
nier" 'tot „truc" te vervallen, en de steeds
weer wat nieuws willende menigte niet verder
te boeien. Maar Spier is nog jong en nog
frisch, zoodat hij daaraan nog lang niet toe
is Als hij verstandig is profiteert hij van de
jaren dat hij furore maakt en royaal betaald
wordt en maakt een spaarpot. Wantniet
steeds is de liefde bestendig van duur en het
groote publiek is als een verwend eenig kind.
J. H. DE BOIS.
KEES LAAN BIJ KLEIJKAMP.
In een der bovenzalen Van het bekende
Haagsche Kunsthuis houdt de ex-Bloemen
daler Kees Laan een kleine expositie die te
recht de aandacht trekt.
Een aantal jaren geleden werd in ons blad
over dezen Wenckebacb-leerling al eens waar
deerend geschreven. Dat hij zich, in zij n lijn,
op bevredigende wijze is blijven ontwikkelen,
kan thans geconstateerd worden.
Aantrekkelijk in het werk is in de eerste
plaats de zuiver-schildertechnische vaardig
heid, waarover Laan beschikt. Men proeft er
het plezier om het schilderen-zelf aan: pro
blemen die buiten het visueel genieten van
smakelijke kleurcombinaties liggen, zullen
hem voorloopig niet boeien. Zijn stillevens,
zijn naaktfiguren, werden beschaafde stuk
ken peinture die ge, naar het onderwerp be
oordeeld, allicht wel eens meer zoo gezien
hebt, maar waar toch een zich niet opdrin
gende chique een eigen noot aan geeft. Het
is geen geringe verdienste van een stilleven
met kalebassen, van een ander met bloem
potten dingen te maken waaraan de verve
ling voor die afgezaagde sujetten, licht mo
gelijk. ontbreekt. Integendeel, ze houden ons
oog gevangen door de charme die Laan aar.
die dingen verleent door een juist aange
bracht kleuraccentje, door een ongedwon
gen arrangement. Er is natuurlijk bij zulk
een genieten van het schil eren wel eens eer.
gevaar; dat hij namelijk urn het plezier van
het kleuropzetten het karakter van de uit te
beelden materie uit het oog verliest. Zoo is
bij die gebroken bloempot bijvoorbeeld de
aard van de steenen materie op de breuk
volkomen opgeofierd aan de malsche pen
seelstreek. Zoo treft in het groote staande
naakt, dat men den arm op een schildersezel
geleund staat de bijzonder geslaagde trans
parante schildering van tors en dijen en lijkt
die arm veronachtzaamd, wat niet wegneemt
dat het, als ensemble, met de doorwerkte
blauw-groene fondkleur, een ongemeen pret-
tig-aandoend werk werd.
In het liggend, op den rug gezien, naakt
figuur vinden we diezelfde gave doorwerkt-
heid der vleeschpartijen terug.
Er is een klein meisjesportretje met witte
margrieten terzijde van het kopje, dat wer
kelijk charmant is, en dat de zakelijkheid
van teekening die Haverman bijvoorbeeld
in zoo hooge mate bezat, verbindt met een
liefelijkheid die dezen meester soms vreemd
was. Laan is een charmeur, met al de goede
en slechte kansen, die daarmee voor een
artist verbonden zijn. Zijn twee geteekende
heerenportretjes zijn daar mede voorbeelden
van. Bij het groote, geschilderde, portret van
den man op den stoel, dat wel bijna geheel
om de afhangende linkerhand geschilderd
lijkt prachtig is die komt een voorloo
pig tekort, mijns inziens, aan den dag. De
oogen staan er in als twee dotjes verf en
blijven dat, al oefenen zij op een afstand een
zekere werking uit waaruit meer omtrent
Laan's handigheid dan omtrent zijn ver
mogen tot psychisch beelden valt af te lei
den. Dit werden geen „sprekende" oogen.
In enkele gekleurde teekeningen die hij te
Aix en Provence maakte zien wij wederom
zijn habileteit. Het landschapje is wel het
beste van de drie en vertoont een mooi loo
pend teekenschrift, door een juist aange
bracht beetje kleur nog verlevendigd. Dat
met het pleintje in Aix meen ik al eens op
een expositie in Bloemendaal gezien te heb
ben.
Alles bijeen een aardige expositie van een
jongen schilder, uit Haarlem's omtrek afkom
stig. thans in Amsterdam werkend.
Men kan bij Kleykamp zijn werk vergelij
ken met dat van een mede-exposant. Liet
Jorissen die het veel dieper zoekt doch over
veel minder nuchtere kunde beschikt en met
een verzameling werken van wijlen Willem
de Zwart, die in zijn besten tijd èn kundig
én zonder opzet doordringend persoonlijk
was.
J. H. DE BOIS.
REMBRANDT-THEATER.
De twee weezen.
De bewerking van het aloude kermlsdrama
.De twee weezen" voor het witte doek geeft
een ontstellend bewijs van de averechtsche
richting waarin zich de ontwikkeling van
onze westersche cultuur sinds de laatste ja
ren beweegt. Toen men een halve eeuw ge
leden het tooneelstuk vertoonde, kon men
nog lachen om zoo'n draak, welker lugubere
romantiek alleen de zenuwen van den licht
gelovigen toeschouwer trof. Zulke geraffi
neerde schurken kon slechts de verbeelding
van een fantast scheppen. Zelfs de middel-
eeuwsche beulen, die in de gruwelkamers van
onze musea hun fo!terwerktuigen als een be
schamende herinnerïhg hebben achtergela
ten. waren althans niet zóó onmenschelijk
als de helsche gedrochten, die zich ten koste
van het leed der twee weerlooze weezen ver
maken.
Vrouw Frochard, het door Yvette Guilbert
verpersoonlijkte boosaardige wijf en haar
misdadige zoon gillen van een wellustigen
lach bij de vernederingen, welke zij de arme
blinde Louise en haar mismaakten bescher
mer doen ondergaan. En de edellieden sarren
op hun bacchanaal met denzelfden wellusti
gen lach de arme Henriette, die zij hebben
ontvoerd. En de graaf laat, zijn gezag als
luitenant van politie misbruikend, het zich
van geenerlei overtreding bewuste kind in de
gevangenis stoppen, waaruit zij naar Guyana
zou zijn gedeporteerd, als niet de medelij
dende dokter haar door een list had gered.
Van deze colportage-roman-nonsens heb
ben onze ouders bij het zien van het tooneel
stuk gesmuld. Maar wij. vijftig Jaar later,
worden bleek en stil bij het zien van de film.
Want deze colportage-roman-nonsens is
thans werkelijkheid geworden en de werke
lijkheid heeft de schepping van de verhitte
verbeelding van een fantastisch romanticus
overtroefd. Het zien van deze folteringen
dwingt ons te denken aan tafereelen. nog
tien maal erger dan deze ..helsche schurken"
op het witte doek te aanschouwen geven. Wij
kunnen helaas niet meer lachen, nu de in-
dividueele schurkachtigheid, welke het voor
geslacht in de roman met den vinger aan
wees, zich als een massaal verschijnsel tot
zede onder de moderne menschheid uitbreidt.
Aldus is, tegen wil en dank. deze „draak"
ontzettend actueel, ook al speelt zij in de
costuums van anderhalve eeuw geleden. Deze
costuums en de ouderwetsche beelden van
het stadsleven en de verkeersmiddelen ver
schaffen de film een eigenaardige bekoring.
De postwagen, de straten en sloppen van het
Parijs uit het eind der achttiende eeuw; de
primitieve straatverlichting; het optrekken
van de wacht, die op bedelgespuis jaagt; de
gevangenis met de kar, ons uit Manon Les-
caut zoo vertrouwd; een Kerstdienst in Notre
Dame. het is door Maurice Tourneur, de ver
vaardiger van de film, alles schilderachtig
verwerkt. Ook de muzikale illustratie en de
geluiden, o.a. het aanbeeld van een ouder
wetsche smidse, de kerkklokken, het volks
rumoer en het gejoel en gewoel langs de ka
den der Seine versterken het effect. Er
zit stemming in dit werk.
Van de personages treft vooral Yvette
Guilbert als vrouw Frochard. Inzonderheid
het wiegelied, dat zij zingt als ze haar ge-
dooden zoon op schoot heeft genomen, open
baart de bijzondere kunstenares. Van de
overige acteurs noemen wij Francey, die als
Pierre een suggestieven kop heeft gemaakt.
De twee weezen zelf worden door Rosine
Deréau en Renée Saint-Cyr niet onaantrekke
lijk belichaamd, maar over 't algemeen krijgt
men van deze Franschen geen buitengewoon
markanten indruk. De gravin van Emmy
Lynn blijft zelfs beneden de eischen, welke
men aan deze rol eenigermate mag stellen.
Een voortreffelijke entre-acte brengt een
drietal kunstenaars op rolschaatsen. Wat
deze virtuosen te zien geven, is van een zeld
zame charme. Behendigheid en gratie gaan
in dit geluldlooze spel van kleur en beweging
gepaard.
Aardig is ook de teekenfilm. welke Max
Fleischer ditmaal gecomponeerd heeft op het
thema van Janmaat in het Zoeloe-land. De
stoutmoedige zeeman, die eerst met zijn be
minnelijke passagiere de baren trotseert,
bokst zich na de landing op het onbewoonde
eiland door een heele menagerie van wilde
dieren heen en hij doet dit op vernuftige
wijze. Den olifant grijpt hij bij de slurf en
hij slingert het gevaarte daaraan rond zoo
als een kind dat doet met een ballon aan een
touwtje. De rest ls naar rato. ij
Polygoon geeft een schitterende reproduc
tie van de Carnavalsfeesten in het Zuiden en
een minder welgeslaagd interview met de
kampioen-zwemster Willy den Ouden.
H. G. CANNEGIETER.
Victor Jory.
LUXOR THEATER.
De Gevangene van Port Zamba.
Je geld of je Liefde.
De Gevangene van Port Zamba (beter ware
de Ontsnapte van fort Rondet) ls een film
met een sterke rolbezetting. De titelrol speelt
Victor Jory, terzijde gestaan door David Man
ners, Loretta Young, Herbert Mundin (de
Bridges uit Cavalcade en voorts bekend uit
Chandu, de Geheimzinnige en als butler in de
Wereld zonder Mannen) en C. Henry Gordon,
de politiechef uit Mata Hari. Een gezelschap,
dat onder regie van Wilhelm Dieterle van de
film maakt, wat er van te maken is.
Op fort Rondet, een
buitenpost van het
j Fransche Vreemden
legioen, wordt de com
mandant vergiftigd en
de dokter (Victor Jory)
wordt daarvan beschul
digd en ter dood ver
oordeeld. Met hulp van
een vriend ontsnapt
hij en komt terecht in
Port Zamba, waar hij
een medisch weldoener
der menschen wordt.
Hij ontmoet een meis
je (Loretta Young),
vat een liefde voor
haar op, doch zij heeft
haar woord gegeven aan een officier.... den
vriend van den dokter! Dan besluit hij het
meisje naar haar verloofde te brengen, wat
met groote moeite gepaard gaat wegens het
beleg van het fort, en waardoor hij zich zelf
weer aanmeldt. Een gewond soldaat onthult
dan den waren dader en Victor is geheel ge
rehabiliteerd. Zijn vriend sneuvelt tenslotte.
Deze geschiedenis speelt zich af in het
Vreemdelingenlegioen en er wordt af en toe
danig in gevochten. Ze had ook elders kunnen
spelen, doch de schilderachtige omgeving van
de woestijn is als dankbare achtergrond aan
vaard. Herbert Mundin brengt de komische
noot er in, terwijl Loretta Young een char
mante verschijning is. Victor Jory speelt zijn
rol sober en krachtig en is een dappere en op
offerende kameraad.
De tweede hoofdfilm is van een geheel ander
genre, wat wel blijkt uit de namen der hoofd
rolspelers, Slim Summerville en Zasu Pitts.
Het is een komisch filmwerk, dat in den be
ginne echter nogal langdradig is. Dit eerste
deel zou beschouwd kunnen worden als de
voorbereiding tot de clou, nl. de scène in de
rechtszaal, die parodistisch behoorlijk den
draak steekt met advocaten en rechtszittingen
in Amerika. Als Zasu Pitts tegen Slim zegt
„Een advocaat stopt men niet voor chantage
in de gevangenis, want anders zouden er geen
advocaten meer rondloopen", dan is dat zeker
niet van toepassing op de Nederlandsche.
Slim is een verre van slim advocaat, die
nochtans het laatste proces chantage
wint. Zasu Pitts (die voorheen met Thelma
Todd in Metro-tweeacters optrad) is zijn ver
loofde, die een bankier geld afhandig wil
maken door chantage. Een val wordt door den
bankier opgesteld, en hij loopt er prachtig in.
Bijna dreigt de zaak nog mis te loopen als
haar zuster de boel wil verraden, doch Slim
komt met eenige slimmigheden en redt de
situatie voor hem.
Behalve het journaal is er een geestig tee-
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Bij uitzondering wil ik deze „voorbespre
king" beginnen met een „nabetrachting". Som
migen van hen, die als ik de Donderdagavond
in het Concertgebouw gespeelde ..serenades"
beluisterd hebben, zullen zich misschien afge
vraagd hebben of nu werkelijk de inhoud van
al de gespeelde werken den titel „serenade"
rechtvaardigde. Inderdaad zou ik hun, die zou
den beweren dat Brahms' op. 16 eer „sym-
phonietta" dan „Serenade" zou kunnen hee-
ten. geen ongelijk kunnen geven. Bij het woord
„serenade" denkt men toch allereerst aan een
muzikale huldiging in de open lucht, vooraf
gegaan en gevolgd door een fakkeloptocht. Het
karakter der muziek moet dus met de gebeur
tenis en de omstandigheden in overeenstem
ming zijn. Kan men dit nu van het zwaar
moedige. haast elegische langzame deel in
Brahms' werk zeggen? De uit één deel bestaan
de „Serenade voor blaasinstrumenten" cm. 7
van Rich. Strauss is een kostelijk, welluidend
Andante, in den hoofdvorm der sonate ge
schreven. een overtuigend bewijs van het
groote talent van den nog geheel aan de klas
sieken verknochten jongeling, maar iets lichts
of feestelijks zit er niet in. De Italiaansche Se
renades van Hugo Wolf en Alfr. Casel'.a vol
doen meer aan het- begrip dat wij van het
genre maken; de eerste is een fijn. geestig
stuk, dat helaas fragment gebleven is; in de
tweede gaat het nogal rumoerig toe. En ziet.
toen kwam Mozart's „Kleine Nachtmuziek" en
on eens gevoelden we hoe een „serenade" nu
eigenlijk zijn moest. Licht, opgewekt, eenvou
dig als dit werkje is. gaf het als van zelf de
suggestie van een echte .serenade. Het genie is
toch een zonderling iets!
We wenden ons nu tot de programma's der
komende week. Daventry annonceert voor
Woensdagavond Busoni's enorm op. 39: het
Concert voor piano, orkest en mannenkoor, of
zooals de origineele titel luidt: Concerto per un
pianoforte principale e diversi stromenti ad
arco, a fiato ed a percussione, adjuntori un
coro d' uomini a sel parti, le parole alemanne
del poëta danese Oehlenschlager"; dus voor
solopiano, en verschillende strijk- blaas- en
slag-instrumenten, met bijvoeging van een zes
stemmig mannenkoor, de Duitsche woorden
van den Deensohen dichter Oehlenschlager.
Het door den componist zelf schertsend ge
noemde „Concerto grosso" (das dicke Konzert:
de orkestpartituur is een halve decimeter dik!
is wel het meest doorwerkte en diepzinnige wat
op het gebied der concerten voor een solo
instrument met orkest geschreven is. De vijf
deelen. waaruit het bestaat dragen de opschrif
ten Introïto, Pezzo giscoso. Perzo serioso, All'
Italiana Cantico. Het werk Is cyclisch ge
bouwd: een rythmisch motief loopt als de be
roemde roode draad door de laatste vier dee
len: het vijfde deel grijpt thematisch op de
Introductie terug. Het zou mij te ver voeren
't hoogstbelangrij ke werk van den in 1924 op
58-jarigen leeftijd overleden genialen kunste
naar Busoni hier in détails te bespreken; men
zij er echter op gewezen dat een opmerkzaam
en onafgebroken luisteren noodlg ls om den
draad niet kwijt te raken. Het werk is hier te
lande tot nu toe driemaal in zijn geheel uitge
voerd; In Daventry zal Petri die spelen; naar
mij" meening speelt hij ze ruwer, wilder en
sneller dan Busoni. van wicn ik de première
destijds te Berlijn hoorde, zelf deed; trouwens
Petri speelt er minstens vijf minuten korter
over en houdt dus het Europeesch record.
Bruno' Walter zal Zondag met het Con
certgebouworkest Mozart's pianoconcert in
d kl. t. spelen, en is dus dan tegelijkertijd
solist en dirigent. Ik heb het geval als een
merkwaardig nieuwtje beschreven gezien;
echter is het dat niet want Eduard v. Bel-
num heeft het experiment reeds meerma
len met goed gevolg gedaan, n.l. in Mozart's
concert C gr. t., Beethoven's Vijlde concert
en César Franck's Variations symphonlques;
en voorts heb ik Mozart's concert in G. gr. t.
'K. V. 453) op dëzelfde wijze door E. v.
Dehnanye hooren vertolken.
De Symphonie in Bes gr. t. die Zondag in
't Concertgebouw uitgevoerd zal worden is
een der 12 z.;g. Londensche Symphonlën,
waartoe o.m. ook den „S. met den pauken
slag", de S. met den paukenroffel" en de
..klokjessymphonie" behooren. Deze laatste
zal Woensdagnam. door Huizen uitgezonden
worden; zij ontleent haar naam aan de re
gelmatig tikkende begeleidingsfiguur, waar
mee het Andante begint. De Symphonic in
Bes heeft geen bijnaam. In het eerste Alle
gro daarvan is het plotselinge intreden van
het 2de thema merkwaardig; met andere
motieven heeft het een belangrijk aandeel
in de doorwerking die naar Beethoven voor
uit wijst. Het tweede hoofddeel, dat Haydn
ook in een zijner klaviertrio's gebruikt heeft,
ls betrekkelijk kort. In het Menuetto ls de
Weensche stemming (uit den goeden Ween-
schen tijd natuurlijk!) van het Trio te
vermelden. De Finale is op een populair
liedje gebouwd en wordt als een der meest
afwisselende van inhoud geprezen. Haydn's
Symphonie „Marie Theresia" ontleent haar
bijnaam aan een bezoek van de Oosten-
rijksche keizerin aan vorst Esterhazy, bij
wien Haydn in dienst was, in het jaar 1773.
Dit -werk werd bij die gelegenheid uitge
voerd en is dus veel ouder dan de Londen
sche Symphonieën. Eensdeels doet het werk
aan Mozart denken, in zooverre als men er
soortgelijke Italiaansche invloeden in kan
bespeuren; andersdeels komt in het eerste
Allegro een onverwachte overgang naar de
mineurtoonsoort voor. die vergelijkbaar is
met wat Beethoven in het Allegro zijner 1ste
Symphonie gedaan heeft. In het Menuetto
treden onverwacht militaire klanken op;
het Trio wordt door een ernstig mineur be-
heerscht. Dé Finale vertoont nog niet den
zélfden rijkdom van thematische doorwer
king als H's latere symphonieën; een merx-
waardigheid er in is, dat kort nadat de door
werking begonnen is, het hoofdthema weer
in de oorspronkelijke hoofdtoonsoort inge
zet wordt, zoodat het den schijn heert aisor
daarmee de reprise begint, maar dat is mis
leiding!
De Bachcantate t<Jauchzet Gott" (No.
51, Daventry, Zondag) is een schitterend
coloratuurstuk voor sopraan en trompet.
Echter wenscht Schweitzer dat de sopraan
partij door een jongensstem vertolkt zou
worden. Het slot der Cantate wordt gevormd
door het koraal „Sei Lob und Preis nut
Ehren".
kenfilmpje met Oswald, het konijn, dat tijdens
een onweer in een winkel te land komt en er
volgens de regelen der kunst uitgegooid wordt.
Opmerking verdient, dat voor duiveltjes-uit-
doosjes heel vaak het hoofd van Jimmy Du
rante als voorbeeld genomen wordt, die met
zijn grootcn neus en hijgend lachje inderdaad
een goed object is om grappig te lmiteeren.
Ook in dit teekenfilmpje komt dat voor.
CINEMA-PALACE.
De Privé-Secretaresse met
Renate Muller. Felix Bressart
en Hermann Thimig.
Hoewel de Privé-Secretaresse hier al voor
de derde of vierde maal gaat. heeft de film
nog niets van zijn populariteit ingeboet. De
tweede of derde keer, dat men haar ziet.
amuseert men zich nog net zoo uitstekend
als den eersten keer. misschien zelfs nog wel
meer, omdat men nu al weet, op welke frag
menten men zijn aandacht moet concentree
rt r-y hun omvang te genieten.
Renate Müller is aller-
"harmantst, al komt ze.
net al haar schattigheid
och ook eerlijk uit voor
"laar berekendheid. Bij
en minder lieftallig per-
oontje zou dat erg stui-
en, maar zij bekent haar
•erlangen op zoo'n naive,
oenhartige manier, dat
er. nog aantrekkelijker
'oor wordt. Het leeuwen-
teel van het lachsucces
:omt natuurlijk op reke
ning van Felix Bressart.
Felix Bressart. Zijn creatie van Hasel,
den portier van de bank, heeft hij r.og in geen
andere rol overtroffen. Al wat hij doet in deze
rol ls even goed, hij goochelt met zijn einde-
looze armen en beenen, zijn stuntelige li
chaam en zijn eigenwijze hoofd. Zooais hij
kijkt, zooals hij lacht, zooals hij loopt en zoo
als hij struikelt, het moest allemaal precies
zoo gebeuren, als hij het op juist dat moment
deed. Er is moeilijk een juister en geestiger
uitbeelding denkbaar, dan Bressart die geeft.
Hermann Thimig is Hermann Thlmig en
dat spreekt voor het Jonge zwakke geslacht
boekdeelen.
Wie verlangen heeft naar een avond van
gezellige vroolljke ontspanning en er behoefte
aan heeft om weer eens van harte en op
recht te lachen, verzuime stellig niet om deze
week naar de Prlvé-Secretaresse in Cinema te
gaan.
In het bijprogramma vinden we o.a. Dajos
Bela, die met zijn orkest Strauss-muzlek geeft
en verder zingt Amsy Moïna krontjong-lied
jes en een Nederlandsch liedje: „In Java is
het warmin Holland is het koud". Een
aardige bijzonderheid is. dat Amsy Moïna.
ook in de film „De Jantjes", die binnenkort
in Haarlem komt, optreedt. Een van de lied
jes die ze in „De Jantjes" zingt, komt deze
week ook in haar repertoire in Cinema voor.
Ze mocht Vrijdag voor haar voordracht al
een hartelijk applaus ln ontvangst nemen.
MUZIEK.
KUNST AAN HET VOLK.
CERARD HEKKINC.
Een „cello-avond", waarvan het program
ma voor drievierde uit sonates voor plano en
cello bestaat zou haast „kamermuziekavond"
mogen heeten, wat implicite mee zou brengen
dat de pianiste gepromoveerd zou worden van
„aan den vleugel" tot gelijkwaardige mede
werkster.
Maar Suzanne Postel, die aan den vleugel
zat, toonde zich juist ln de Sonates van
Brahms en Beethoven niet de gelijkwaardige
van Gerard Hekking; zij bleef op het tweede
plan. speelde schuchter, zonder élan, zonder
kracht, zonder kleur. Het is mogelijk dat
Hekking's spel daardoor willens of onwillens
beïnvloed werd. In elk geval waren de ver
tolkingen dier sonates niet het beste wat de
avond opleverde. Brahms' op. 38 verliep vlak
en zonder stuwkracht; bij Beethoven's op 69
waren mooie momenten, maar zij bleven epi
sodisch: tot een grooten opbouw kwam het
niet. Bovendien werd de finale ln sneller
tempo ingezet dan volgehouden kon worden,
zoodat een anticlimax ontstond.
In de Sonate van Pierné daarentegen was
veel meer equivalentie tusschen cellist en
pianiste, niettegenstaande de pianopartij aan
merkelijke technische eischen stelt. Wellicht
voelt mile Postel deze muziek beter aan. Het
werk ls een doorloopend geheel, waarin ech
ter contrasteerende onderdeelen zonder
moeite te onderscheiden zijn. De harmoni
seering ls voor een groot deel ultra-chroma
tisch. daarnaast is Debussy's Invloed te be
merken. Eerste indruk: Interessante, doch
meer cerebrale dan uit het innerlijke opge
welde muziek.
Het laatste der vier programmanummers
omvatte een vijftal „Pièces" van Hekking's
eigen compositie: een ..Menuet pour Casals",
eenvoudig als het spel van den grooten cellist
aan wien het opgedragen is; een heel wat ge
compliceerder „Menuet pour l'Infant"; een
Gavotte, die ..Joujou mécanique" betiteld
was. maar waarin zoowel stuk als spelers te
veel vivaciteit en temperament verrieden,
dan dat de impressie van een levenloos
mechanisme zou kunnen ontstaan; voorts
nog twee „Danses". En In deze geheele reeks
was stijging van de moeilijkheden en van de
moderniteit der schrijfwijze, en niet zonder
verbazing bemerkte Ik dat Hekking. wiens
pianistische bekwaamheid ik nooit als bij
zonder groot heb leeren kennen, er in ge
slaagd was zulke voortreffelijk klinkende en
brillante pianopartijen te schrijven Maar
ook overigens zijn deze geestige, pétillante
stukjes een aanwinst voor de cello-littera
tuur. al huldigt de auteur geen zeer moderne
richtingen. Misschien zal dit mettertijd Juist
een verdienste blijken. Intusschen zijn voor
behoorlijke vertolking twee goede partners
noodig en nu is het merkwaardige dat in
die solistisch bedoelde werkjes het beste
samenspel van den heelen avond te hooren
was. Meerdere er van verwierven dan ook
afzonderlijken bijval, en deze was na de ge
heele serie, zoo warm en aanhoudend, dat
een toegift onvermijdelijk scheen Maar Hek
king was verstandig en kwam ten slotte zon
der cello op het podium terug men be
greep den wenk. Hij en mile. Postel hadden
heusch zooveel gegeven, dat men meer dan
tevreden kon zijn: de aanvankelijk ietwat
koele stemming had voor begrii oei like geest
drift plaats gemaakt is dat niet genoeg?
En omdat ik mijn verslag niet met een
vraag wil besluiten, voeg ik er toe: het was
genoeg en we hopen den emlnenten cellist
nog vaak op het Haarlemsche podium terug
te zien
K. DE JONG.