VRIJDAG 23 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
AAN ALLEN!
Als ik eens aan jullie vroeg: wat gebruiken
we alle dagen? dan zouden er zeker heel wat
antwoorden binnenkomen, maar zeer zeker
zou toch een groot aantal van jullie zeggen:
natuurlijk papier. Wat zouden we moeten be
ginnen, als er geen papier meer was? Als er
geen boek, kranten, tijdschriften meer kon
den verschijnen? Geen brief meer kon ge
schreven worden. Op school zou je je weer
kunnen behelpen met de leien, maar er wa
ren geen wandplaten meer, geen landkaar
ten, geen lees- en leerboeken. Een niet
al te groote kranibus roept misschien uit:
„Dat zou wel eens fijn wezen! Ik heb toch wel
zoo'n goeden dunk van jullie, dat ik geloof,
dat je het maar heel kort fijn zou vinden.
Nijverheid, handel, wetenschap, kunst, al die
takken, die kracht en voedsel aan ons maat
schappelijk leven geven, hebben papier
noodig.
En nu is er een 150 jarige in onze omgeving
die ons dag in, dag uit, papier geleverd
heeft. Ik bedoel de papierfabriek te Velsen
van van Gelder. In 1784 werd Pieter Smidt
van Gelder opgenomen in de firma Maaiden
Schouten. Maarten Schouten had in 1684
al een papiermolen aan de Zaan. En dat was
niet de eerste. In 1616 draaide de eerste, die
den zeer eigenaardigen naam van de Kau-
wer droeg. Daarna volgden allerlei molens
met diverse bestemming. Pelmolens, blauw-
selmolens, schorsmolens, mosterdmolens,
schelpmolens, enz. De namen waren zeer ty
pisch. De grauwe Hengst, de Pronker, de
Held Jozua, enz. Peter de Groote heeft veel
belangstelling voor al deze Hollandsche pro
ducten getoond. Helaas zijn deze molens
voor het grootste deel verdwenen. Velen zijn
totaal afgebrand. Het materiaal was meestal
zeer brandbaar en de wind was een goede
brandstoker.
De papiermolen van Maarten Schouten
heette de Eendracht. Hij wisselde dikwijls
van eigenaar en werd in 1726 verkocht voor
1350 gulden. Dit is een klein bedrag voor een
molen, waarschijnlijk is hij ook niet groot
geweest. De opvolger van Maarten Schouten
was zijn schoonzoon Petrus Smidt van Gel
der. Toen door de Fransche overheersching
vele zaken het niet meer konden bolwerken
wist Petrus door groote energie en werk
kracht zijn bedrijf niet alleen te handhaven
maar zelfs tot grooten bloei te brengen. Men
heeft het nu moeilijk, maar toen was het ze
ker niet minder zwaar het hoofd boven wa
ter te houden, vooral daar de concurrentie
van het buitenland steeds grooter werd.
De papierfabricage werd in geheel Europa
beoefend, Had men in Holland als drijfkracht
de wind, in 't buitenland moest men het van
't water hebben. Van een eigenlijke papier
industrie was in Nederland het eerst sprake
in Gelderland, waar de Veluwsche beken het
zuiverste water leverden. Maar toen in 1672
de troepen van Lodewijk XIV Gelderland ver
overden, namen de fabrikanten den wijk naar
de Zaanstreek. Voor hun komst maakte men
in de Zaan slechts blauw en grauw papier.
De Gelderschen leerden, hoe men wit papier
kan fabriceeren, Nu kwam er een bloeitijd
aan voor de Zaansche papierfabricage. De
overheid beschermde dezen bedrijfstak door
de doodstraf te stellen op emigratie van bui-
tenlandsche vaklieden. Toch kwamen de bui
tenlanders binnen en het Hollandsche pro
duct werd weer met groote gevaren bedreigd.
De goede kwaliteit van het papier zorgde er
echter voor, dat de firma van Gelder wereld
bekend en wereldberoemd werd.
Zoo Is deze firma gegroeid van een klein
bedrijf tot een reusachtige onderneming. In
de courantpapier-machines wordt per mi
nuut 350 Meter papier geproduceerd. Per jaar
wordt dit ongeveer 40 millioen kilogram. Het
mooiste en meest bekende papier is het ge-
schepte papier met het watermerk en den
golvenden rand. Vroeger werd dit werkelijk
ook met de hand geschept. In Apeldoorn ge
beurt dit nog wel. Men kan daar nog een
oude schepkuip zien met den schepper, die
geholpen wordt door den koetser. De koetser
vlijt de vellen op de vilden, alvorens ze on
der de pers gaan. De mannen, die de papieren
afnemen, noemt men heffers. Zoo deed men
het 200 jaar geleden, zoo doet men het nog.
Over 't algemeen wordt het scheppen tegen
woordig machinaal gedaan.
In Velsen worden bosschen omgetooverd
tot papier. De machines vermalen het hout,
kneden de brij, zoodat na tal van bewerkin
gen op wonderlijke manier het papier te
voorschijn komt.
Papier en papier is twee. Maar de 150-ja
rige te Velsen levert papier, dat geschikt is
voor elk bedrijf. We zijn trotsch op deze
Nederlandsche industrie.
W. B.—Z.
BELEEFD
Klein Miesje komt uit school. „Oh mam,
ik heb mijn armband verloren!"
„Wat jammer," zegt de mevrouw die
juist bij moeder op visite is. „Was het een
mooie armband?"
„Oh nee," antwoordt klein Miesje. „Het
was de armband, die U mij laatst gege
ven hebt!"
ZOO'N BEDRIEGER.
„Hondje, hondje, wat word je toch mager!"
zei juffrouw Spekneus tegen haar hondje
Flip. „Ik begrijp het niet; je krijgt genoeg
lekkere hapjes". Verdrietig aaide de oude
juffrouw het hondje. Ze had gelijk. Flip was
zoo mager, dat zijn botjes door zijn vel sta
ken. Maar juffrouw Spekneus wist ook niet,
dat Flip iederen nacht, als zij dacht, dat hij
lekker in zijn mandje lag te slapen, door het
keukenraampje de straat op sprong en daar
holde en lange wandelingen maakte. Geen
wonder dus, dat hij mager werd.
„Kom, ga nu maar eens mee met het
vrouwtje. Dan zullen we eens kijken, of we
een lekker stukje worst voor je bij den slager
kunnen koopen". Juffrouw Spekneus deed
hem zijn halsband omFlippie was een
nette honden ze gingen op straat.
Op den hoek moet juffrouw Spekneus plot
seling stilstaan. Wat leest ze daar op het
reclamebord?
„Hier verzorgt men honden!"
„Flippie", zegt ze opgewonden. „Dat moe
ten we hebben. Zoo'n magere hond is een
schande voor me! Ik zal je daar in verzor
ging geven!" Ze gaat naar den man toe, die
bij het bord staat. „Wat kost het, als u van
Flippie een gezellig dik hondje maakt?"
De man bekijkt het dier. „Vijf gulden!"
zegt hij dan.
„Vijf gulden", denkt juffrouw Spekneus.
„Vijf gulden is een boel geld. Maar als Flip
pie een gezellig rond dikkertje wordt
„Wanneer kan ik Flippiie dan weer
krijgen?"
„Over een paar dagen, juffrouw!" zegt de
man.
Juffrouw Spekneus neemt een moedig be
sluit. „Hier hebt U Flippie, zorg dat het een
dikke hond wordt".
De man neemt Flip aan en gaat met hem
naar huis. Flip kwispelstaart; die vindt zoo'n
veranderingetje wel leuk. Maar niet lang;
want spoedig merkt hij, dat de man een heel
eigenaardige opvatting heeft van honden
verzorging. Geen één dag krijgt ons arme
Flipje te etenen als hij jankt, krijgt
hij een schop. Arme Flippie.
Eindelijk op den a er den dag schijnt er een
eind te komen aan Flippies lijden. De man
pakt hem uit het hok, waar hij aldoor in
gezeten heeft en neemt 'm mee naar den
tuin.
Maar o wee! De man doet hem de slang
van een pomp in zijn bek, knoopt een doek
om zijn kop, zoodat hij de slang er in moet
houden en begint te pompen. Wat heeft
Flippie het benauwd, hij voelt, dat hij dikker
wordt.
Net als de slang weer uit zijn bek genomen
is, komt juffrouw Spekneus binnen. „Mijn
lieve Flippie, wat ben je rond geworden en
dik!"
Stralend van vreugde geeft ze den man zij*,
geld. Die maakt, dat hij weg komt. Dat kun
je begrijpen:
Maar o jee. nauwelijks heeft juffrouw Spek
neus haar hondje aangepakt ofalle inge
pompte lucht ontsnapt en Flippie is nog ma
gerder dan hij geweest was!
Wat was juffrouw Spekneus boos!
Het eenige goede, dat er uit de heele ge
schiedenis overblijft is, dat Flippie in het
vervolg nooit meer 's nachts op straat gaat;
want hij wil niet nog eens naar een Inrich
ting gestuurd worden, waar honden verzorgd
worden.
En nu heeft juffrouw Spekneus toch haar
zin gekregen; want Flippie is zoo dik ge
worden als een tonnetje!
POSTZEGELRUBRIEK.
NEDERLAND
Aanvulling I
We \olaoii
tr
u'/t
-+■
-4-
+-
/t.
j
V
tl
ic) 31- /c/u
Op verzoek van eenige rubriekers geven wij
eerst nog eenige aanvullingen van Nederland
en Koloniën. In November 1930 eindigden we
met de Rembrandtzegels en in December van
datzelfde jaar verschenen toen de gebruike
lijke Kinderzegels n.l. 11/2 plus 11/2 ct.
(rood), 5 plus 3 ct. (groen), 6 plus 4 ct. (rood-
violet), 12y2 plus 3 1/2 ct. (ultramarijn).
De teekeningen zijn alle verschillend, doch
een klein kind is op alle zegels de hoofd
figuur. Grootte der vakjes 28 x 24.
In 1931'33 verschenen enkele aanvullings
waarden n.l. 21 ct. (olijfbruin) in de koersee-
rende teelcening en de 70 ct. (blauw en rood).
Koninginnekop met als achtergrond hoog
ovens. 80 ct. (donkergroen en rood) zelfde
uitvoering, doch de haven van Amsterdam
als achtergrond. Van de eerste zegel is het
vakje 28 x 24 c.M. groot: van de laatste zijn
de afmetingen 32 x 24 m.M.
Rustenburgerlaan 23.
Nieuwe deelnemer:
105. D. v. Willigenburg, Overtonstraat 12
Nic. Mouthaan stuurde dubb. zegels waar
voor m'n dank.
N.B. Zorg dat alle zendingen in Februari
terug zijn, dan gaan begin Maart de nieuwe
portefeuilles weer weg.
UIT DEN GOEDEN OUDEN TIJD.
UIT DE NATUUR.
STEENKOOL
De verstrooide lantaarnopsteker.
*SV««„ Kool vc-y,
We hebben dezen winter volop genoten van
sneeuw en ijs. Het kwik in den thermometer
stond vele dagen onder nul en we prezen ons
gelukkig, als we verkleumd van de kou ons
heerlijk konden warmen bij haard of kachel-
Een vroolijk kolenvuur verwarmde het woon
vertrek. We weten allen dat die zwarte steen
kolen door de mijnwerkers uit de donkere
mijnen worden gehouwen.
Allen hebben we wel eens gelezen hoe ont
zettend gevaarlijk het beroep van mijnwerker
is. Soms stort plotseling een gedeelte van een
mijningang in en de arbeiders zitten afgeslo
ten van de buitenwereld. Ook een ontploffing
van het mijngas kan ernstige ongelukken ver
oorzaken, zooals in het begin van Januari in
Tsjecho Slowakije is gebeurd, waarbij bijna
20a menschen om het leven kwamen.
Ook een overstrooming en brand kunnen
ernstige ongelukken in een mijn veroorzaken.
Hebben jullie je wel eens afgevraagd hoe
het komt dat steenkool bijna altijd diep uit
den grond moet worden gehaald?
We zullen eerst eens bespreken hoe steen
kool gevormd is. Sommigen denken wel eens
dat steenkool altijd in de aarde aanwezig is
geweest, zooals goud, zilver, ijzer en andere
stoffen. Dit is echter niet het geval.
Millioenen jaren geleden was er nog geen
steenkool. De aarde zag er toen neel anders
uit dan nu. Menschen bestonden nog niet, ook
de planten- en dierenwereld was geheel an
ders dan nu.
Op sommige plaatsen op aarde waren reus
achtige oerwouden. Vocht en warmte deden de
boomen, struiken en varens geweldig groeien.
Deze oerwouden hebben ons de steenkool ge
leverd. De boomen in zoo'n woud woeien om.
vielen neer. Door warmte en vocht waren
nieuwe boomen weer spoedig verschenen. Dit
ging jaar in jaar uit door. Een dikke laag heel
en half vergane planten en boomen bedekten
den bodem. Door veranderingen in de aard
korst kwam deze laag onder de oppervlakte,
soms zeer diep, soms minder diep. Millioenen
jaren hebben die lagen diep verscholen gele
gen. Langzamerhand veranderden de ver
gane planten in kool. We weten zeker dat,
waar steenkool in den bodem wordt gevonden,
vroeger een warm vochtig klimaat is geweest.
Als je nu weet, dat op het eiland Spitsber
gen steenkool wordt opgegraven, dan weet je
ook dat vele jaren geleden dit eiland niet in
het koude gebied lag, maar dat het klimaat
daar geheel anders was, n.l. tropisch heet en
vochtig.
Soms vindt men in de steenkool wel afdruk
ken van plantendeelen, b v. lakken of bladen.
Deze plantendeelen zijn dan niet geheel ver
gaan, zijn in den loop der eeuwen versteend
en in de steenkool kan men de afdrukken vin
den. Natuurlijk zijn deze niet gemakkelijk te
vinden in de kleine stukjes anthraciet d3e wij
stoken, maar wel op de groote stukken steen
kool, die men voor groote stoomketels nog wel
gebruikt.
S.
EEN AARDIG KUNSTJE.
Een aardig kunstje is het volgende: je
vraagt iemand een getal van drie cijfers in
zijn gedachten te nemen. Heeft hij dat ge
daan, dan zeg je hem de cijfers om te draaien,
zoodat het eerste op de derde, en het derde
op de eerste plaats komt. Dan moet hij het
kleinste getal van het grootste aftrekken Het
nieuwe getal (wanneer het toevallig 99 is
een 0 er voor zetten! weer omkeeren. Deze
twee getallen optellen. De uitkomst zal al
tijd 1089 zijn. Probeer het maar.
Het getal is 456; omgekeerd 654. Afgetrok
ken blijft er 99 over.
099 Plus 990 is 1089. Een ander getal 259;
omgekeerd 952. Afgetrokken 593. Opgeteld
met het omgekeerde 1089.
E. W.
HET RAADSEL MET HET TOUW.
Van een abonné ontving tante Tine een
briefje waarin gezegd werd dat het resultaat
niet verkregen had kunnen worden door het
drogen van het touw. daar het effect juist
omgekeerd zou zijn geweest.
In de 16e eeuw werd vóór de St. Pieterskerk
te Rome een obeisk opgericht onder leiding
van den toen zeer beroemden architect Bra
mante. Op een bepaald oogenblik hing de
obelisk bijna opgericht en er was geen bewe
ging meer in te krijgen. Toen riep een ma
troos: maak de touwen nat. Zoo geschiedde
en toen de touwen weer opdroogden trok de
obelisk recht.
Hieruit blijkt de juistheid van de opgave.
Het is waar dat er tegenwoordig touw-
soorten in den handel zijn. die anders rea-
geeren. De echte gevlochten touwsoorten
voldoen echter aan den eisch en waschlijnen
plegen van echt touw te worden gemaakt
EEN JAPANSCHE DAME.
Vr°-
Jullie weten natuurlijk allemaal, dat Japan
aan den Oostrand van Azië ligt en ook wel
„Het land van de Rijzende Zon" wordt ge
noemd. De Japansche vlag is een roode zon
op een wit veld.
De pop, die we dit keer gaan maken, stelt
een bewoonster van dat land voor in haar
mooie kleederdracht
Knip de teekening uit en plak ze op stevig
papier. Laat alles goed drogen onder een
zwaar voorwerp, zoodat het niet krom krn
trekken. Als het nu goed droog is, knip je
het geheel met een scherp schaartje, heel
precies, uit. Lég het figuur nu plat op tafel,
vouw de poppen langs de gestippelde lijnen
AA naar boven.
Buig C en D langs de stippellijnen BB naar
achteren, zoodat ze op E komen te liggen.
Plak de ruggen tegen elkaar; maar denk er
om, dit heel nauwkeurig te doen. En plak
C en D op E vast.
Het spreekt vanzelf, dat we de pop in vroo-
üjke kleurtjes gaan verven. Hier volgen de
te gebruiken tinten: gezicht, hals en lian-
licht geel. Mond: rood. Haar: blauw-zwart.
Parasol: groen met oranje knopjes. Haarnaal
den: geef; stok van parasol en waaier: rood.
Kraag, ceintuur en mouwranden: oranje. Ja
pon: licht groen. Schort: geel. Schoenen:
oranje. Grond: groen.
Ik denk, dat het voor de meeste van jullie
wel gemakkelijker zal zijn, als je alles, vóór
het uitknippen, verft. Dan leun je de leelijke
randjes afknippen en het hindert niet, of je
er dan eens, per ongeluk, overheen zult verven
OOM KEES.
DASSEN.
De das is een dier, dat voorkomt in de ge
matigde luchtstreek van ons werelddeel en
dat behoort tot de orde der Roofdieren of
Carnivoren en tot de familie der Marters.
De das heeft een plomp lichaam en korte
poolen, een spitsen snuit: korten staart;
grijzen pels en een gebit, dat nog wel veel
op dat van de marters gelijkt: maar waarvan
de knobbelkiezen sterk ontwikkeld zijn. Hij
eet dan ook alles.
Onder den staartwortel liggen een paar
stinkklieren.
In ons land komt de das voor tusschen Wa-
geningen en Arnhem.
Het is een traag en schuw roofdier. Zelf
graaft hij een hol en verdedigt het met
groote dapperheid. Zijn woning bestaat uit
een vrij groote ruimte, die zich wel eens 1.25
tot 1.50 Meter onder den beganen grond be
vindt, van binnen bekleed is, en verscheidene
8' tot 10 M^ter lange uitgangen heeft. Hier
verdedigt hij zich op zijn achterpooten, met
den rug tegen den wand geleund, tegen zijn
vijanden. Den dag brengt hij slapende door,
doch des nachts verlaat hij zijn verblijf, om
voedsel te zoeken, namelijk muizen en ratten
slangen, vogeleieren, slapende vogels en
kleine zoogdieren; hij eet echter ook graag
insectenlarven (vooral engelingen, larven
van meikervers), wormen, eikels en beuke-
nooten, sappige wortelen, knollen, aardappe
len en paddestoelen, terwijl hij ook van
druiven, ooft en mais niet afkeerlg is.
Door zijn vlijtig vervolgen van het scha
delijk gedierte, is de das een nuttig dier. Be
gint het koud te worden, dan gaat hij ln
zijn hol en ligt daar met den kop tusschen
de voorpooten te slapen. De winterslaap
wordt dikwijls onderbroken, reeds in Januari
of Februari vertoont hij zich al weer buiten.
De das krijgt 3 tot 5 jongen, die blind zijn
en tot den herfst hetzelfde hol bewonen. In
het tweede jaar zijn zij volwassen.
Een das kan tot 15 jaar oud worden.
Dassenvet werd vroeger voor zalven ge
bruikt en in lampen. De pels wordt meestal
tot penseelen verwerkt.
OOM KEES.