LOUIS DINSDAG 27 FEBRUARI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 6 Voor den Politierechter. OM EEN GELDEN De Bevers-ijker, die terecht stond, vond het noodig mededeeling te doen van de gevallen van geestelijke storing, welke in zijn familie waren voorgekomen en dat deed hij, om daarmee aannemelijk te maken, dat hij een zenuwachtig mensch was, wat dan weer als excuus moest dienen voor den klap, dien hij een jongen had gegeven, die hem een gulden te kort zou hebben gedaan. We kregen een verhaal over dien gulden, maar dat ging, dank zij de zenuwachtigheid, over in een on derdrukt. vliegensvlug uitstooten van woor den. Hoe dat nu precies zat met dien gulden, werd niet duidelijk. Het schijnt, dat de jon gen bij verdachte geld heeft moeten ontvan gen. dat er geen afgepast geld was en de jongen een briefje moest wisselen en dat hij bij die wisseling een gulden voor zijn moeite had gehouden. De jongen zegt, dat het niet waar is en hij wel degelijk den gulden heeft gegeven, 't Is niet uit te maken, maar wel, dat de zenuwachtige den ander een bloed neus had geslagen. Het beroep op de geestelijke minderwaar digheid der familie had geen succes bij den officier, die f 15 eisc-hte. Verdachte meende, dat voorwaardelijk goed zou zijn, want dan zou hij er aan denken, als hij weer in de verleiding mocht komen, iemands aangezicht te bewerken, 'k Weet het beter, zei de rechter, ik zal je nu vast f 15 boeten geven en dan zal ik je erbij vertellen, dat je veel zwaarder straf krijgt, als je hier weer mocht komen. Mij dunkt, dat vooruitzioht werkt ook preventief. De zenuwachtige vertrok, plantte zijn pet schuin op het hoofd, zoodat zijn lok er uit kwam en wierp den jongen een zoo weinig vriendschappelijken blik toe, dat we de moge lijkheid waarvan de politierechter sprak, nog niet buitengesloten achten. ONTEVREDEN GESTEUNDEN Maatschappelijk Hulpbetoon het vroe gere Burgerlijk Armbestuur is een instel ling welke beoogt de menschen, die het noo dig hebben, onderstand te verschaffen. De overheid verwacht, dat ieder die tot deze in stelling komt om steun een gepaste houding tegenover de ambtenaren zal aannemen. Een zeker deel van 't publiek evenwel meent, dat Maatschappelijk Hulpbetoon er is om door hen gedrild te worden en dat het pu bliek zelf zal uitmaken, hoe lang het in het Proveniershuis wil blijven. Dit was de meening blijkbaar van een juf frouw. die niet geholpen werd. omdat ze niet op tijd was. Ze zei, dat ze zeven kinderen had en ze had maatregelen moeten nemen, dat ze die zeven later heelhuids zou terug vinden, wat haar meer tijd had gekost dan waarop ze gerekend had. 't Gaf niets; ze werd niet geholpen en toen wilde ze zien of ze 't met wachten zou winnen. Een agent was van oordeel, dat 't daar geen wachtka mer was, waar iemand voor zijn plezier, kon blijven en hij zei, dat de vrouw moest ver trekken, wat deze niet deed en ook duidelijk te kennen gaf door te zeggen: „ik ga niet weg." Ze ging daarop oogenblikkelijk weg aan de hand van den agent en moest zich nu ver antwoorden. De zeven kinderen waren niet meegekomen, maar kwamen ter sprake, toen de officier 7 dagen eischte. Orde moet er zijn! was het parool van het Openbaar Ministerie. De rechter gaf de 7 dagen, maar maakte er voorwaardelijk van. Toen kwamen er nog twee. die ten opzichte van Maatschappelijk Hulpbetoon hadden ge zondigd. De een wou ook al niet weg en toen hij buiten de deur werd geleid, ging hij zich verzetten, wat hem op een maand gevange nisstraf te staan kwam. De ander was iemand, die zich blijkbaar pleegt te bemoeien met zaken, die hem niet aangaan en die principieel partij trekt te gen het gezag en voor iemand, die met dat gezag iets te doen heeft. Hij zag de uitleiding van den bovenbedoel den man en dat was genoeg om uit te roepen; „Bij Van Liemt ruiten inslaan, dan word je geholpen." De politie vond den uitroep een opruiing en daarvoor had de man zich dan ook te verant woorden. Hij schoof 't op zijn drift, maar de politierechter vond het optreden zeer ernstig en eischte 3 maanden gevangenisstraf. Mr. Drilsma, de verdediger, betoogde, dat de man volstrekt niet heeft bedoeld anderen aan te sporen bij den wethouder de ruiten in te gooien. Hij zei maar wat, meegesleept door zijn gevoel. Pleiter drong, als er gestraft moet worden, aan op een voorwaardelijke De politierechter had er geen zin in; hij benijdde den wethouder niet en zag niet in, dat deze bij alle beslommeringen ook nog gebroken ruiten moet hebben. De verdachte kreeg 2 maanden. LEIDSCn UNIVERSITEITSFONDS Tot lid van het college van Gecommitteer den van het Leidsch Universiteitsfonds is be noemd Jlhr. mr. A. Röell. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Remmé, Gierstraat 76, armband; Schreur, Gr. Houtstraat 147a rd. kerkboekje; Bur. van Politie. Smedestraat 9, bril; afsluitdop, hand schoenen, sleutels; Klooster, Tulpenstraat 27, ceintuur, Hoffies, P. Maritzstraat 23, geld stukken: Brakel, Botermarkt 17, loopgordel; Steenkist, Hyr. van Alphenstraat 39, zwarte hond: Bersé, L. v. Dalelaan 1, handschoenen, Snoeks, Ged. Oude Gracht 116 rd., idem; Kennel Fauna. Parklaan 119, 2 honden, 2 kat ten; Dijkstra, Brouwersstraat 28 rd., hand schoenen; Schuurmans, Timorstraat 80, hand schoen; Jacobs, Bellamystraat 17, honden penning; Jansen, Leidschevaart 572, kano; Vrenegoor, Kruistochtstraat 34, kousen; Klin kert, Ursulastraat 23, muts; Vos. Harmenjans straat 21, medaille; Faasen, L. Margaretha- straat 1, portemonnaie; Hoffies, P. Maritz straat 23. rijw. bel. plaatje; v. d. Veldt, Rol landstraat 70, idem; Meulman, Spijkermans- laan 15. rijwielpomp; Schenk, Spaamhdven- straat 24. slagersjas: Homburg, Ruysdaelstr. 2. taschje: Peute, Mr. Joostenlaan 15. da- mestasch: Bodewes. Gen. Cronjéstraat 110. schooltasch; v. Wijngaarden. Hyr. v. Alphen straat 21. actetasch; Roest, Leidsche vaart 28 m, vulpen; Groenendijk, Overtor.straat 26. kinderwantje; Cannegieter, Lorentzkade 156, zakmes. CONCERT VOOR DE WERK- LOOZEN. DE H. O. V. MET SOLISTEN. Het Centraal Comité heeft den werkloozen weer een genotvollen middag bereid in de Gemeentelijke Concertzaal. Frits Schuurman en de zijnen brachten de bezoekers temidden van de opera-atmosfeer en het is vooral In dezen tijd van harden, nuchteren realiteit een verademing te toeven in de schoone ro mantiek, zooals met name de Italianen en Franschen ons zoo ruimschoots gegeven hebben. Het programma bevatte o.m. een aantal geliefde fragmenten uit de scheppingen van Puccini, Verdi. Bizet, zoodat men zich dus op bekend en vertrouwd gebied bevond. Het or kest verdient alle lof voor de wijze, waarop het de romantiek deed herleven; er werd met Schwung en enthousiasme gespeeld en de gulle bijval die de musici telkens ten deel viel. was dan ook ten volle verdiend. Van de solisten dienen wij in de eerste plaats mevr. Hélène Ludolph-Geysen te noe men, die met haar glas-zuiver geluid een ieder in verrukking bracht. Zij oogstte dan ook een warm en dankbaar applaus. Ook de bariton Paul Perlot mocht zich in een aandachtig en opgetogen gehoor ver heugen. Hij zong o.a. de bekende aria van den Toreador uit Carmen. De derde solist was de heer W. C. de Vries, die de trompetsolo vervulde in de fantasie over motieven uit de opera „Der Trompeter von Sackingen". Van het welbekende „Behüt' dich Gottgaf hij een zeer gevoelige vertolking. Dirigent en solisten werden door het be stuur van het CentTaal Comité voor Werk loozen met bloemen gehuldigd. BEBOUWING DER DAMSTRAAT. B. en W. stellen aan den raad voor 268 M2 eraond aan de Damstraat te verkoopen tegen f 50 per M2 aan de bouwonderneming J. H. Felix te Amsterdam om daarop drie winkel huizen te bouwen. SUBSIDIES AAN JEUGDIGE KUNSTENAARS Naar het Corr. Bureau verneemt heeft de Koningin in de plaats van het overleden lid, den heer J. Hoyinck van Papendrecht be noemd tot secretaris-penningmeester van «b Commissie der Koninklijke Subsidie aan Jeugdige Kunstenaars, den heer Louis W. van Soest, Den Haag. Voor subsidie heeft de commissie aange wezen: mej. S. Eeisingh te Zwolle, mevrouw H. WeiszRoos te Amsterdam en de heeren J. Hoowyn, Den Haag en A. Leeflang te Rot terdam. CENTRALE ORGANISATIE IN HET BLOEMBOLLENVAK? LEZING J. A. SCHRAMA. Voor de leden der afdeelingen Haarlem, Overveen-Bloemendaal, Schoten-Velsen en Heemstede der Alg. Vereeniging voor Bloem bollencultuur hield de heer J. A. Schrama, directeur der N.V. Haarlemsche Veiling, een lezing over het onderwerp: „Nieuwe tijden, nieuwe eischen". De heer Jac. W. Bijvoet sprak een openings woord en uitte er zijn blijdschap over, dat de leden van genoemde afdeelingen te zamen waren gekomen om naar deze belangwekken de lezing te luisteren. De heer Schrama begon zijn rede met er op te wijzen, dat we in een bijzonderen tijd leven, die inspireert tot nadenken en zelf- critiek. Hij vond het jammer, dat velen slechts afbrekende critiek laten hooren. We moeten hebben een opbouwende critiek en daarbij een grondige zelfcritiek. Vooral voor het bloembol lenvak, dat ziek is, mag dit noodig geacht worden. De ziekte en de nood in dit vak zijn voor een deel het gevolg van de crisis. Het is in hoofdzaak te wijten aan de crisis, die onder de vakgenooten zelf heerscht. Spreker noemde cijfers over den uitvoer van bloembollen van 1923 af. In 1923 bedroeg het aantal 25 millioen K.G., in 1933 ruim 42 1 2 millioen. Er is dus, niettegenstaande de crisis, een flinke vooruitgang te constateeren. „Is er wel een ander vak aan te wijzen", vroeg spreker, „dat zulk een phenomenale export mogelijkheid heeft als het bloembollenvak?" Men mag niet volhouden, dat de crisis de hoofdoorzaak van de moeilijkheden is. Dat is zelfbedrog. De schuld ligt bij de belanghebben den zelf. Alles ontbreekt aan het productie systeem; het is niet in overeenstemming ge houden met de afzetmogelijkheden. Het ge volg was een alles ondermijnende overproduc tie. En die overproductie is de schuld van het ziekteverschijnsel in het bloembollenvak. Spreker noemde het een schande voor het vak, dat het door de hulp van de wet in te roepen, zichzelf een brevet van onbekwaam heid heeft uitgereikt. Men heeft er door ge kregen een onder-curateele-stelling. Hieruit is een dure les te putten. Het heeft geleerd, dat de vrees voor overproductie niet ongegrond is geweest. Men moet zich niet in slaap laten sussen met de mededeelingen. dat Rusland en andere landen wel weer spoedig zullen gaan afnemen. De exportmogelijkheid zal toch geen gelijken tred houden met de ongebreidelde zucht naar grooter bollenkramen. Men moet hebben een georganiseerde teelt ordening onder beheer van het vak zelf. We moeten in de toekomst weer meester over ons zelf worden. Het apparaat, dat in werking ge bracht zou moeten worden, wil spreker noe men „Bureau voor teeltregeling van bloem bollen en aanverwante artikelen". Spreker zette uitvoerig uiteen, hoe de werkwijze van dit bureau moet wezen. In de toekomst moet overproductie worden voorkomen. Alle bollen- kweekers moeten gedwongen worden zich aan het Bureau aan te sluiten. Het bestaan van het Bureau acht spreker mogelijk, wanneer alle practische menschen hun belang willen inzien en willen meewerken. De heer Schrama eindigde het eerste deel van zijn betoog met de volgende conclusie: ..Indien het bloembollenvak ooit zou kun nen slagen om het door ons naar voren ge brachte idee te verwezenlijken, dan zou het daarmede bereiken de uit commercieel oog punt zoozeer aanbevelenswaardige vorming van een trust onder leiding van een trustee, in dit geval het bureau voor de teeltregeling i HOE LOOPT DIE KAT? Zij raakt don grond eerst met de teenen. Wij dat die kleine dames-hakjes terstond vorsleten Hierop is nu wat gevonden door de Wood-Miln» fabriek (alom bekend om haar ijzersterke Bulldog hakken). Een zeer dun en elegant hakie, gemaakt van speciale rubber en onge looflijk sterk. Ze loopen heerlijk soepel en zijn ral op de naam: anti-slipping, doch let WOOD-MILNE RUBBERHAKJES jsumsA (Adv. Ingez. Med.) van bloembollen en aanverwante artikelen." In het tweede gedeelte van zijn rede ontwik kelde spreker een schema voor een centrale organisatie in het bloembollenvak. Wij moeten komen tot een zoo volmaakt mogelijke organi sche ordening van dit vak. De verdeeldheid onder de vakgroepen en het onderling wan trouwen moeten verdwijnen. Het prestige van de organisaties moet verhoogd worden. De vakmannen hebben dit zelf in hun hand. Be tracht moeten worden meer homogeniteit, meer toenadering, dus meer groepsverband. Het individualisme in de organisatie moet be streden worden. De krachten worden door een groot aantal organisaties versnipperd. Er moet komen één centrale organisatie, dat het mid delpunt voor alle belanghebbenden moet wor den. Die organisatie moet dienen het alge meen vakbelang en mag zich niet mengen in speciale groepsaangelegenheden. De Centrale Vereeniging voor Bloembollencultuur is be stemd voor algemeene vakbelangen, als: Bloembollenbeurs, scheidsgerecht, tentoon stellingen, bloemkeuringen, proeftuin, nomen clatuur, bureau voor reclame, wetenschappe lijk onderzoek, bureau voor teeltregeling, con tracten, exploitatie van één centraal orgaan. Het Bureau moet geleid worden door bekwame mannen van het vak, dan wordt het een be langrijke steunpilaar, zoodat voorkomen wor den versnippering van krachten en verspilling van geld. De leiding zal moeten berusten bij een centralen raad. In dit plan kan volgens spreker iedere belangengroep bevrediging vin den. Dit Bureau zal worden de spil. waarom heen alle vakbelangen draaien. Dan krijgt men een duurzame welvaart van het bloem bollenvak. Alle vakgenooten moeten in één op bouwend verband georganiseerd worden. Dan krijgt men de rust van de verzekering van een loonend bedrijf. (Applaus). De Voorzitter bracht den heer Schrama een woord van dank. Er werden tenslotte eenige vragen gesteld, die door den spreker beantwoord werden. ■griel Bij apolhekers en drogisten verkrijgbaar. (Adv. Ingez. Med.) PERSOONLIJKHEIDSONDERWIJS IN TOEPASSING DE HEER L. GROENEWEG BEPLEIT HET OOK VOOR HAARLEM. In het gebouw Caecilia hield Maandag avond de heer A. Groeneweg, hoofd van de Hillegomschool te Amsterdam, een rede over „■de Nieuwe School" voor de Persoonlijk heids Onderwijs Concentratie. De heer Groeneweg zeïde dat het funest was als de onderwijsmenschen zouden zeg gen: „de school dat zijn wij", want de school is er voor het- kind. Dat was de oorzaak van het klassikale onderwijs, en ofschoon de heer Groeneweg dit systeem niet wilde afbreken, was het volgens hem verouderd. Daarom ontwierp hij het persoonlijkheidsonderwijs, daar de er varing den heer Groeneweg de fouten van het klassikaal onderwijs leerde kennen. Het klassikale onderwijs kan niet de ver schillende typen wereenigen: den rustïgen, middelmatig-beschaafden leerling en den onrustigen, doch hoogst intelligenten. Zij die niet in de massa opgenomen kunnen wor den omdat zij ver boven het gemiddelde uit steken of er ver beneden blijven, veroor zaken ook de groote moeilijkheden in de klas. Met voorbeelden lichtte de heer Groe neweg deze stellingen toe. Doel van 't klas sikale onderwijs is de leerling „op te schroe ven in de richting van den onderwijzer: bijna zoo knap als de meester; een 10 voor de meester en hoogstens een 9 voor den leerling!" Men noemt „zenuwziekte wel eens de ziekte van den onderwijzer", aldus de heer Groe neweg en dat is voor een groot deel aan het klassikale onderwijs te wijten. Klassikaal on derwijs is het volstoppen met geestelijk voedsel, trek of geen trek. Dit is bij het persoonlijkheidsonderwijs anders, daar zijn leerling en onderwijzer twee verscheidenheden, die samen toch een geheel vormen. Niet alleen door de praktijk is de heer Groeneweg tot het nieuwe stelsel gekomen, het heeft ook een philosophischen grond slag. Het verschilt met het Dalton- en Mon- tessoristelsel, ofschoon het wel gelijkenis vertoont. Bovendien ls het een Nederlandsche vin ding. Doordat het tweedeelige van het nieuwe onderwijs toch een eenheid vormt, heeft passiviteit van de eene partij, activiteit van de andere ten gevolge en omgekeerd. Dat is de philosophische grondslag; het berust op den oerdrift van den mensch: beweeglijk heid. Dat wordt door het klasse-onderwijs gedood; de stilte in de scholen is daar wel het bewijs van. Dit is onnatuurlijk. Het hoeft echter natuurlijk ook geen bende te worden. De bewegingsdrang, de uitingsdrang is een van de beginselen van het nieuwe onder wijs, want dat is de bron van het bezig- willen-zijn Luie kinderen bestaan volgens den spreker niet. Individueele behandeling is een vereischte en het lesrooster vervalt. Toch blijft, ook zonder rooster, de controle op het onderwijs- geven mogelijk. Men moet niet meenen dat de bewegings vrijheid ongelimiteerd zou zijn, want die vrij heid beperkt zichzelf. Zoo noodig wordt het ook dan aan banden gelegd door den onder wijzer, De heer Groeneweg zette uiteen hoe de practische uitvoering in haar werk gaat: in groepjes zetten van de banken, e.d. Den kinderen wordt een taak gegeven, (die echter niet het starre systeem kent als de Dalton-methode)die eiken dag een stukje van elk vak, de hoeveelheid moet het kind zelf weten, doch aan het eind van den school tijd moet de taak natuurlijk af zijn, die geba seerd is op den minst-begaafde. Boven dien wordt behalve deze verplichte taak, voor de vluggers een extra taak ingesteld. Ten slotte kan het kind aan zijn liefhebberijen beginnen. Het kind wordt zoo min mogelijk geholpen, zij moeten elkaar helpen, zij mogen elkaar niet hinderen, zij moeten alles zoo goed mo gelijk doen, dat zijn enkele „geboden". Zitten blijven is afgeloopen. (nu is het 120.000 per jaar!) en na zes jaar kunnen de vlugsten zelfs nog meer bereiken dan het voorgeschreven kwantum. Over de correctie zei de heer Groeneweg nog dat het onmogelijk is, omdat er „kar renvrachten" worden geproduceerd bij dit nieuwe onderwijs. De onderwijzer kijkt het werk alleen in en ziet dan wel of het kind de stof begrijpt. Dit systeem is hier in Nederland eerder voorgesteld, dan dat andere stelsels bekend waren, doch voordat de heer Groeneweg tot toepassing kon overgaan is eenigen tijd ver- loopen. De heer Groeneweg meende dat ook te Haarlem een proef genomen kon worden met het persoonlijkheidsonderwijs, zooals ook op andere plaatsen in ons land is geschied en ook zelfs op een school in België. Daartoe riep hij de medewerking van allen in en zeide dat men niet moest schromen om in het klein te beginnen. Tenslotte was er gelegenheid om vragen te stellen. DE NIEUWE BEZUINIGINGEN BIJ HET L.O. EEN ADRES VAN DEN BOND VAN NED. ONDERWIJZERS. Voorzitter en secretaris van de afdeeling Haarlem van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers hebben een adres aan den Ge meenteraad gericht met het dringend ver zoek, de door B. en W. voorgestelde bezuini gingsmaatregelen ten opzichte van het La ger Onderwijs niet aan te nemen. Adressanten zijn van meening, dat her groepeering van de leerlingen en opvoering van het aantal per iklasse tot acht en veer tig tijdens den loopenden cursus onoverko melijke bezwaren anet zich brengen, afgezien nog van het feit, dat weder een aantal leer krachten door ontslag zal worden getroffen. Wat het voorstel inzake afschaffing van het instituut vakonderwijs voor lichamelijke opvoeding betreft, wijzen adressanten er' op. dat aanvaarding en uitvoering van dit voor stel zou beteekenen: het leggen van dit on derwijs in handen van leerkrachten, die daar voor grootendeels een zeer verouderde be voegdheid hebben. Het gymnastiek-onderwiis toch is geheel gemoderniseerd en van karakter veranderd, een omstandigheid, die het onaannemelijk en ten opzichte van leerlingen en ouders onver antwoordelijk maakt, het op te dragen aan onderwijzers, die het sinds jaren niet meer hebben onderwezen. LICHAMELIJKE OPVOEDING IN HET 5e EN 6e LEERJAAR. EEN ADRES TEGEN DE OPHEFFING. De heeren Th. J. H. van 't Lam en J. Admi raal, voorzitter en secretaris der afdeeling Haarlem van de Vereeniging van Leeraren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding in Nederland, hebben een adres aan den Ge meenteraad gericht, waarin zij verzoeken, het voorstel van B. en W. tot opheffing van het vakonderwijs in lichamelijke oefening in het 5e en 6e leerjaar der lagere scholen niet aan te nemen. In een Memorie van Toelichting wordt o.m. het volgende gezegd: De bevoegdheden der klasse-onderwijzers bepalen zich voor de oudere leerlingen slechts tot de zaal gymnastiek zonder toestellen, voor de jongere tot: a. de zaalgymnastiek, waarbij de toestellen beperkt blijven tot wandrek, horizontale ladder en evenwichtsboom, zoo dat dus ringen, rekstok, bruggen e.a. welke toestellen wel in de gemeentelijke lokalen aanwezig zijn, uitgesloten zijn; b. enkele een voudige klein-terreinspelen. Het schoolzwem men vervalt bij aanneming der voorstellen van B. en W. geheel. In de practijk is het onderwijs in licha melijke oefening opgedragen aan enkele on derwijzers, welke in het bezit zijn van eer. wettelijke bevoegdheid daartoe en in eerste instantie daarvoor in aanmerking komen. Wanneer nu het vakonderwijs in het 5e en 6de leerjaar vervalt, zal men noodwendig aan deze leerkrachten een grooter getal lesuren in andere klassen (eventueel aan andere scholen) moeten opdragen, of daarvoor min der geschikte onderwijzers moeten aanwijzen Het komt adressanten voor, dat beide oplos singen het onderwijs ten zeerste zullen be- nadeelen. De organisatorische moeilijkheden die zich voordeden na de vervanging van de(n) vak onderwijzer (esse) in de 3de en 4de klasse en welke in enkele gevallen het geven van gymnastiekonderwijs aan gemengde klassen veroorzaakten, zullen zich in versterkte mate doen gelden als de voorstellen van B. en W worden aangenomen. Bestaat tegen een dergelijk onderwijs in de 3de en 4de klasse reeds gegrond bezwaar, in het 5de en 6de leerjaar mag zulks in geen geval voorkomen. INGEZONDEN Voor den inhoud dezer rubriek stélt de Redactie zich niet verantwoordelijk. Van ingezonden stukken, geplaatst of niet geplaatst, wordt de kopij den inzender niet teruggegeven. ERVARINGEN IN DUITSCHLAND Mag ik een kleine ruimte in Uw blad ver zoeken in verband met het ingezonden stuk van Dr. A. de Vletter in Uw blad van 21 Fe bruari en meer in het bijzonder wegens het laatste gedeelte van dat artikel, dat luidde als volgt: „ziet men jonge en oude mannen op het tooneel de Hitlergroet brengen, die allerlei associaties opwekt aan gebeurtenissen in Duitschland met zijn cultuurschendende boe kenbrandstapels, met zijn de wetenschap be spottende rassentheorieën, zijn sadistische concentratiekampen-mentaliteit, zijn middel- eeuwsche geestelijke tyrannie, enz.". Ik maakte in den zomer van 1932 een bijna drieweeksche reis in Duitschland. Het was niet zonder gevaar. Onderweg passeerde ik met mijn auto verscheidene malen zeer on gunstig uitziende personen, die probeerden me te doen stoppen. Troepen kwajongens maakten de straten verder onveilig. Vecht partijen, diefstallen, vooral in de waren huizen, waren aan de orde van den dag. Dronkenschap kwam veelvuldig voor, het hooren schieten met vuurwapens, vooral des avonds, was geen zeldzaamheid. In het ge- heele Duitsche volk leefde een geest van on gerustheid, nervositeit en verzet. In den zomer van 1933 maakte ik ander maal een reis in Duitschland. Ik deed dit met een zekeren schroom, omdat verschillende gru- welberichten tot ons kwamen over dat strenge optreden van die S. A.-mannen, die visitaties op straat, het brengen van den Hitlergroet en derg. Als anti-Hitier ging ik, en als pro kwam ik terug, want wat zag en ondervond ik; In dezelfde omgeving, welke ik het vorig jaar bezocht had (de omstreken van den Rijn), heerschte thans de grootste rust en orde. De onveiligheid op de wegen maakte ik niet meer mede, vechtpartijen en dronken schap zag ik niet, diefstallen met achtervol ging van het personeel uit de warenhuizen en Schupo's deden zich niet aan mijn oog voor, troepen mannen en vooral van die op geschoten jongens op straat heb ik niet ont dekt en des avonds werd men niet meer ver ontrust door revolverschoten, enz. Toch was er niet meer politievertoon dan het vorig jaar. Een brievenbesteller kwam mij beleefd aan mijn pension waarschuwen dat mij de Tele graaf, welke ik verzocht had mij toe te zen denden, niet zou worden bezorgd, omdat in dat blad over Duitschland onware gruwel verhalen waren verschenen, zooals: het laten grazen van een partij Joden in weilanden en het afsnijden van de haren van een vrouw die met een Jood omgang had enz. Toen ik de administratie van de Telegraaf toch niet verzocht mij het blad niet verder te zenden en het mij regelmatig toegezonden bleef wor den, kreeg ik andermaal een boodschap van de posterijen om maar te verzoeken opzending van dat blad te staken, omdat ik het toch niet zou ontvangen. Nochtans kreeg ik geen S. A.-man of een politieman bij mij. Voor mijn pension werd regelmatig des avonds door S. A.-mannen geëxerceerd. Ik heb mij er opzettelijk heen begeven, ben met den troep mede geloopen, heb naast den leider gestaan, maar zij deden alsof ik niet bestond en lieten mij totaal ongemoeid. Op straat vond een auto-aanrijding plaats. Daarbij stond een S. A.-man, een Schupo en een Stahlhelm-man. Ik vond dit interessant en) vroeg een foto te mogen maken. Dit werd zeer bereidwillig toe gestaan. De drie mannen poseerden daarvoor zelfs bij de auto. Alleen de Stahlhelm-man vroeg mij hem een foto toe te zenden. Als mij dit vroeger als politieman gebeurd was, had ik den fotograaf heengezonden. Ik ben bij een S. A.-man op bezoek geweest. Het was een gewone man, net als U en ik. Ik heb hem verzocht zich in uniform te klee- den en met mij een wandeling door de stad te doen. Hij deed dit bereidwillig en wij maak ten een wandeling van een uur of drie. Wij passeerden een speeltuin waar een kinderfeest was geweest. Klaarblijkelijk was dit geen feest, dat door een Hitlergroep georganiseerd was, althans ik zag er mannen vandaan komen, getooid met een roode roos in hun knoopsgat. Zeer verwonderd vroeg ik aan mijn metgezel of dit mocht. ,0 ja", was het antwoord, „als zij zich maar rustig houden". Mijn metgezel keek niet naar de personen, die hem passeerden en hem niet grootten en dat waren er velen. Talrijken brachten even wel den bekenden groet en dan werd terug gegroet. Alleen de politiemannen waren ver plicht den groet te brengen. Ik maakte met een Rijnboot een tocht op den Rijn. Op de boot werd door een S. A.- man gecolporteerd mc-t hun blad. ook bij de vreemdelingen, doch telkens voegde hij er aan toe „Niet verplicht". Wij passeerden verder Jodenwinkels, ter wijl meermalen in de deuropening de eige naar stond. Verwonderd vroeg ik weer: „mag dat", immers de pers had ons bericht, dat alle Joden vervolgd werden en uit hun zaak verdreven. Lakoniek en verwonderd blijkbaar over mijn voor hem onnoozele vraag, ant woordde hij: „Natuurlijk waarom niet?" Ik zeide: „Ja, maar die Jodenvervolging dan?" „O, ja", antwoordde hij; „maar dat zijn de Joden die zich in en na den oorlog in Duitsch land hebben gevestigd met de klaarblijkelijke bedoeling om uit de v anorde die in Duitsch land heerschte, munt te slaan, en dergelijke personen kan Duitschland missen". Zoo zag ik gedurende die geheele wandeling niets wat maar eenigszins afweek van 't ge wone. Mijn verblijf in Duitschland deed bij mij alleen een groote bewondering geboren worden voor den man, die in staat is geweest om in zoo korten tijd van de vroegere wanorde een orde te scheppen, die voor het land en volk niet anders dan weldadig kan zijn. Mogelijk dat in het begin van de bloed- looze revolutie dingen zijn gebeurd, die ver meden hadden kunnen en moeten worden, doch dan is mij deze toch heel wat liever dan de poging tot revolutie in Oostenrijk, waar de eene landgenoot den anderen doodde, al leen omdat hij anders dacht. Daar bleek een partij tot de tanden gewapend te zijn, ter wijl vertegenwoordigers van die zelfde partij hier in de kamer interpelleeren indien men maar denkt of vermoedt dat een partij een potlood in haar bezit heeft dat met traan gassen gevuld is. Dat er veel lectuur verbrand is, is dunkt mij begrijpelijk. Laat men -iet vergeten dat er heel wat boeken zijn geschreven over Duitschland alleen omdat boeken met een inhoud tegen Duitschland in het buitenland graag koopers vonden. De waarheid was bïj- zaak.Dit heeft men zeer duidelijk kunnen waarnemen met de lectuur, die over v. d. Lubbe is verschenen. DRENTH

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10