LOUIS
DINSDAG 27 FEBRUARI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
6
Voor den Politierechter.
OM EEN GELDEN
De Bevers-ijker, die terecht stond, vond het
noodig mededeeling te doen van de gevallen
van geestelijke storing, welke in zijn familie
waren voorgekomen en dat deed hij, om
daarmee aannemelijk te maken, dat hij een
zenuwachtig mensch was, wat dan weer als
excuus moest dienen voor den klap, dien hij
een jongen had gegeven, die hem een gulden
te kort zou hebben gedaan. We kregen een
verhaal over dien gulden, maar dat ging,
dank zij de zenuwachtigheid, over in een on
derdrukt. vliegensvlug uitstooten van woor
den. Hoe dat nu precies zat met dien gulden,
werd niet duidelijk. Het schijnt, dat de jon
gen bij verdachte geld heeft moeten ontvan
gen. dat er geen afgepast geld was en de
jongen een briefje moest wisselen en dat hij
bij die wisseling een gulden voor zijn moeite
had gehouden. De jongen zegt, dat het niet
waar is en hij wel degelijk den gulden heeft
gegeven, 't Is niet uit te maken, maar wel,
dat de zenuwachtige den ander een bloed
neus had geslagen.
Het beroep op de geestelijke minderwaar
digheid der familie had geen succes bij den
officier, die f 15 eisc-hte. Verdachte meende,
dat voorwaardelijk goed zou zijn, want dan
zou hij er aan denken, als hij weer in de
verleiding mocht komen, iemands aangezicht
te bewerken,
'k Weet het beter, zei de rechter, ik zal
je nu vast f 15 boeten geven en dan zal ik
je erbij vertellen, dat je veel zwaarder straf
krijgt, als je hier weer mocht komen. Mij
dunkt, dat vooruitzioht werkt ook preventief.
De zenuwachtige vertrok, plantte zijn pet
schuin op het hoofd, zoodat zijn lok er uit
kwam en wierp den jongen een zoo weinig
vriendschappelijken blik toe, dat we de moge
lijkheid waarvan de politierechter sprak, nog
niet buitengesloten achten.
ONTEVREDEN GESTEUNDEN
Maatschappelijk Hulpbetoon het vroe
gere Burgerlijk Armbestuur is een instel
ling welke beoogt de menschen, die het noo
dig hebben, onderstand te verschaffen. De
overheid verwacht, dat ieder die tot deze in
stelling komt om steun een gepaste houding
tegenover de ambtenaren zal aannemen.
Een zeker deel van 't publiek evenwel meent,
dat Maatschappelijk Hulpbetoon er is om
door hen gedrild te worden en dat het pu
bliek zelf zal uitmaken, hoe lang het in het
Proveniershuis wil blijven.
Dit was de meening blijkbaar van een juf
frouw. die niet geholpen werd. omdat ze niet
op tijd was. Ze zei, dat ze zeven kinderen
had en ze had maatregelen moeten nemen,
dat ze die zeven later heelhuids zou terug
vinden, wat haar meer tijd had gekost dan
waarop ze gerekend had. 't Gaf niets; ze
werd niet geholpen en toen wilde ze zien of
ze 't met wachten zou winnen. Een agent
was van oordeel, dat 't daar geen wachtka
mer was, waar iemand voor zijn plezier, kon
blijven en hij zei, dat de vrouw moest ver
trekken, wat deze niet deed en ook duidelijk
te kennen gaf door te zeggen: „ik ga niet
weg." Ze ging daarop oogenblikkelijk weg aan
de hand van den agent en moest zich nu ver
antwoorden. De zeven kinderen waren niet
meegekomen, maar kwamen ter sprake, toen
de officier 7 dagen eischte. Orde moet er zijn!
was het parool van het Openbaar Ministerie.
De rechter gaf de 7 dagen, maar maakte er
voorwaardelijk van.
Toen kwamen er nog twee. die ten opzichte
van Maatschappelijk Hulpbetoon hadden ge
zondigd. De een wou ook al niet weg en toen
hij buiten de deur werd geleid, ging hij zich
verzetten, wat hem op een maand gevange
nisstraf te staan kwam.
De ander was iemand, die zich blijkbaar
pleegt te bemoeien met zaken, die hem niet
aangaan en die principieel partij trekt te
gen het gezag en voor iemand, die met dat
gezag iets te doen heeft.
Hij zag de uitleiding van den bovenbedoel
den man en dat was genoeg om uit te roepen;
„Bij Van Liemt ruiten inslaan, dan word je
geholpen."
De politie vond den uitroep een opruiing en
daarvoor had de man zich dan ook te verant
woorden. Hij schoof 't op zijn drift, maar de
politierechter vond het optreden zeer ernstig
en eischte 3 maanden gevangenisstraf.
Mr. Drilsma, de verdediger, betoogde, dat
de man volstrekt niet heeft bedoeld anderen
aan te sporen bij den wethouder de ruiten in
te gooien. Hij zei maar wat, meegesleept door
zijn gevoel. Pleiter drong, als er gestraft
moet worden, aan op een voorwaardelijke
De politierechter had er geen zin in; hij
benijdde den wethouder niet en zag niet in,
dat deze bij alle beslommeringen ook nog
gebroken ruiten moet hebben.
De verdachte kreeg 2 maanden.
LEIDSCn UNIVERSITEITSFONDS
Tot lid van het college van Gecommitteer
den van het Leidsch Universiteitsfonds is be
noemd Jlhr. mr. A. Röell.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Remmé, Gierstraat 76, armband; Schreur,
Gr. Houtstraat 147a rd. kerkboekje; Bur. van
Politie. Smedestraat 9, bril; afsluitdop, hand
schoenen, sleutels; Klooster, Tulpenstraat 27,
ceintuur, Hoffies, P. Maritzstraat 23, geld
stukken: Brakel, Botermarkt 17, loopgordel;
Steenkist, Hyr. van Alphenstraat 39, zwarte
hond: Bersé, L. v. Dalelaan 1, handschoenen,
Snoeks, Ged. Oude Gracht 116 rd., idem;
Kennel Fauna. Parklaan 119, 2 honden, 2 kat
ten; Dijkstra, Brouwersstraat 28 rd., hand
schoenen; Schuurmans, Timorstraat 80, hand
schoen; Jacobs, Bellamystraat 17, honden
penning; Jansen, Leidschevaart 572, kano;
Vrenegoor, Kruistochtstraat 34, kousen; Klin
kert, Ursulastraat 23, muts; Vos. Harmenjans
straat 21, medaille; Faasen, L. Margaretha-
straat 1, portemonnaie; Hoffies, P. Maritz
straat 23. rijw. bel. plaatje; v. d. Veldt, Rol
landstraat 70, idem; Meulman, Spijkermans-
laan 15. rijwielpomp; Schenk, Spaamhdven-
straat 24. slagersjas: Homburg, Ruysdaelstr.
2. taschje: Peute, Mr. Joostenlaan 15. da-
mestasch: Bodewes. Gen. Cronjéstraat 110.
schooltasch; v. Wijngaarden. Hyr. v. Alphen
straat 21. actetasch; Roest, Leidsche vaart
28 m, vulpen; Groenendijk, Overtor.straat 26.
kinderwantje; Cannegieter, Lorentzkade 156,
zakmes.
CONCERT VOOR DE WERK-
LOOZEN.
DE H. O. V. MET SOLISTEN.
Het Centraal Comité heeft den werkloozen
weer een genotvollen middag bereid in de
Gemeentelijke Concertzaal. Frits Schuurman
en de zijnen brachten de bezoekers temidden
van de opera-atmosfeer en het is vooral In
dezen tijd van harden, nuchteren realiteit
een verademing te toeven in de schoone ro
mantiek, zooals met name de Italianen en
Franschen ons zoo ruimschoots gegeven
hebben.
Het programma bevatte o.m. een aantal
geliefde fragmenten uit de scheppingen van
Puccini, Verdi. Bizet, zoodat men zich dus op
bekend en vertrouwd gebied bevond. Het or
kest verdient alle lof voor de wijze, waarop
het de romantiek deed herleven; er werd met
Schwung en enthousiasme gespeeld en de
gulle bijval die de musici telkens ten deel
viel. was dan ook ten volle verdiend.
Van de solisten dienen wij in de eerste
plaats mevr. Hélène Ludolph-Geysen te noe
men, die met haar glas-zuiver geluid een
ieder in verrukking bracht. Zij oogstte dan ook
een warm en dankbaar applaus.
Ook de bariton Paul Perlot mocht zich in
een aandachtig en opgetogen gehoor ver
heugen. Hij zong o.a. de bekende aria van
den Toreador uit Carmen.
De derde solist was de heer W. C. de Vries,
die de trompetsolo vervulde in de fantasie
over motieven uit de opera „Der Trompeter
von Sackingen". Van het welbekende „Behüt'
dich Gottgaf hij een zeer gevoelige
vertolking.
Dirigent en solisten werden door het be
stuur van het CentTaal Comité voor Werk
loozen met bloemen gehuldigd.
BEBOUWING DER DAMSTRAAT.
B. en W. stellen aan den raad voor 268 M2
eraond aan de Damstraat te verkoopen tegen
f 50 per M2 aan de bouwonderneming J. H.
Felix te Amsterdam om daarop drie winkel
huizen te bouwen.
SUBSIDIES AAN JEUGDIGE KUNSTENAARS
Naar het Corr. Bureau verneemt heeft de
Koningin in de plaats van het overleden lid,
den heer J. Hoyinck van Papendrecht be
noemd tot secretaris-penningmeester van «b
Commissie der Koninklijke Subsidie aan
Jeugdige Kunstenaars, den heer Louis W.
van Soest, Den Haag.
Voor subsidie heeft de commissie aange
wezen: mej. S. Eeisingh te Zwolle, mevrouw
H. WeiszRoos te Amsterdam en de heeren
J. Hoowyn, Den Haag en A. Leeflang te Rot
terdam.
CENTRALE ORGANISATIE IN HET
BLOEMBOLLENVAK?
LEZING J. A. SCHRAMA.
Voor de leden der afdeelingen Haarlem,
Overveen-Bloemendaal, Schoten-Velsen en
Heemstede der Alg. Vereeniging voor Bloem
bollencultuur hield de heer J. A. Schrama,
directeur der N.V. Haarlemsche Veiling, een
lezing over het onderwerp: „Nieuwe tijden,
nieuwe eischen".
De heer Jac. W. Bijvoet sprak een openings
woord en uitte er zijn blijdschap over, dat de
leden van genoemde afdeelingen te zamen
waren gekomen om naar deze belangwekken
de lezing te luisteren.
De heer Schrama begon zijn rede met er
op te wijzen, dat we in een bijzonderen tijd
leven, die inspireert tot nadenken en zelf-
critiek. Hij vond het jammer, dat velen slechts
afbrekende critiek laten hooren. We moeten
hebben een opbouwende critiek en daarbij een
grondige zelfcritiek. Vooral voor het bloembol
lenvak, dat ziek is, mag dit noodig geacht
worden. De ziekte en de nood in dit vak zijn
voor een deel het gevolg van de crisis. Het is
in hoofdzaak te wijten aan de crisis, die onder
de vakgenooten zelf heerscht.
Spreker noemde cijfers over den uitvoer
van bloembollen van 1923 af. In 1923 bedroeg
het aantal 25 millioen K.G., in 1933 ruim
42 1 2 millioen. Er is dus, niettegenstaande de
crisis, een flinke vooruitgang te constateeren.
„Is er wel een ander vak aan te wijzen", vroeg
spreker, „dat zulk een phenomenale export
mogelijkheid heeft als het bloembollenvak?"
Men mag niet volhouden, dat de crisis de
hoofdoorzaak van de moeilijkheden is. Dat is
zelfbedrog. De schuld ligt bij de belanghebben
den zelf. Alles ontbreekt aan het productie
systeem; het is niet in overeenstemming ge
houden met de afzetmogelijkheden. Het ge
volg was een alles ondermijnende overproduc
tie. En die overproductie is de schuld van het
ziekteverschijnsel in het bloembollenvak.
Spreker noemde het een schande voor het
vak, dat het door de hulp van de wet in te
roepen, zichzelf een brevet van onbekwaam
heid heeft uitgereikt. Men heeft er door ge
kregen een onder-curateele-stelling. Hieruit is
een dure les te putten. Het heeft geleerd, dat
de vrees voor overproductie niet ongegrond is
geweest. Men moet zich niet in slaap laten
sussen met de mededeelingen. dat Rusland en
andere landen wel weer spoedig zullen gaan
afnemen. De exportmogelijkheid zal toch geen
gelijken tred houden met de ongebreidelde
zucht naar grooter bollenkramen.
Men moet hebben een georganiseerde teelt
ordening onder beheer van het vak zelf. We
moeten in de toekomst weer meester over ons
zelf worden. Het apparaat, dat in werking ge
bracht zou moeten worden, wil spreker noe
men „Bureau voor teeltregeling van bloem
bollen en aanverwante artikelen". Spreker
zette uitvoerig uiteen, hoe de werkwijze van
dit bureau moet wezen. In de toekomst moet
overproductie worden voorkomen. Alle bollen-
kweekers moeten gedwongen worden zich aan
het Bureau aan te sluiten. Het bestaan van
het Bureau acht spreker mogelijk, wanneer
alle practische menschen hun belang willen
inzien en willen meewerken.
De heer Schrama eindigde het eerste deel
van zijn betoog met de volgende conclusie:
..Indien het bloembollenvak ooit zou kun
nen slagen om het door ons naar voren ge
brachte idee te verwezenlijken, dan zou het
daarmede bereiken de uit commercieel oog
punt zoozeer aanbevelenswaardige vorming
van een trust onder leiding van een trustee,
in dit geval het bureau voor de teeltregeling i
HOE LOOPT DIE KAT?
Zij raakt don grond eerst met de teenen. Wij
dat die kleine dames-hakjes terstond vorsleten
Hierop is nu wat gevonden door de Wood-Miln»
fabriek (alom bekend om haar ijzersterke
Bulldog hakken). Een zeer dun en elegant
hakie, gemaakt van speciale rubber en onge
looflijk sterk. Ze loopen heerlijk soepel en zijn
ral op de naam:
anti-slipping, doch let
WOOD-MILNE
RUBBERHAKJES
jsumsA
(Adv. Ingez. Med.)
van bloembollen en aanverwante artikelen."
In het tweede gedeelte van zijn rede ontwik
kelde spreker een schema voor een centrale
organisatie in het bloembollenvak. Wij moeten
komen tot een zoo volmaakt mogelijke organi
sche ordening van dit vak. De verdeeldheid
onder de vakgroepen en het onderling wan
trouwen moeten verdwijnen. Het prestige van
de organisaties moet verhoogd worden. De
vakmannen hebben dit zelf in hun hand. Be
tracht moeten worden meer homogeniteit,
meer toenadering, dus meer groepsverband.
Het individualisme in de organisatie moet be
streden worden. De krachten worden door een
groot aantal organisaties versnipperd. Er moet
komen één centrale organisatie, dat het mid
delpunt voor alle belanghebbenden moet wor
den. Die organisatie moet dienen het alge
meen vakbelang en mag zich niet mengen in
speciale groepsaangelegenheden. De Centrale
Vereeniging voor Bloembollencultuur is be
stemd voor algemeene vakbelangen, als:
Bloembollenbeurs, scheidsgerecht, tentoon
stellingen, bloemkeuringen, proeftuin, nomen
clatuur, bureau voor reclame, wetenschappe
lijk onderzoek, bureau voor teeltregeling, con
tracten, exploitatie van één centraal orgaan.
Het Bureau moet geleid worden door bekwame
mannen van het vak, dan wordt het een be
langrijke steunpilaar, zoodat voorkomen wor
den versnippering van krachten en verspilling
van geld. De leiding zal moeten berusten bij
een centralen raad. In dit plan kan volgens
spreker iedere belangengroep bevrediging vin
den. Dit Bureau zal worden de spil. waarom
heen alle vakbelangen draaien. Dan krijgt
men een duurzame welvaart van het bloem
bollenvak. Alle vakgenooten moeten in één op
bouwend verband georganiseerd worden. Dan
krijgt men de rust van de verzekering van een
loonend bedrijf. (Applaus).
De Voorzitter bracht den heer Schrama een
woord van dank.
Er werden tenslotte eenige vragen gesteld,
die door den spreker beantwoord werden.
■griel
Bij apolhekers en drogisten verkrijgbaar.
(Adv. Ingez. Med.)
PERSOONLIJKHEIDSONDERWIJS IN
TOEPASSING
DE HEER L. GROENEWEG BEPLEIT HET
OOK VOOR HAARLEM.
In het gebouw Caecilia hield Maandag
avond de heer A. Groeneweg, hoofd van de
Hillegomschool te Amsterdam, een rede over
„■de Nieuwe School" voor de Persoonlijk
heids Onderwijs Concentratie.
De heer Groeneweg zeïde dat het funest
was als de onderwijsmenschen zouden zeg
gen: „de school dat zijn wij", want de school
is er voor het- kind.
Dat was de oorzaak van het klassikale
onderwijs, en ofschoon de heer Groeneweg
dit systeem niet wilde afbreken, was het
volgens hem verouderd. Daarom ontwierp hij
het persoonlijkheidsonderwijs, daar de er
varing den heer Groeneweg de fouten van
het klassikaal onderwijs leerde kennen.
Het klassikale onderwijs kan niet de ver
schillende typen wereenigen: den rustïgen,
middelmatig-beschaafden leerling en den
onrustigen, doch hoogst intelligenten. Zij die
niet in de massa opgenomen kunnen wor
den omdat zij ver boven het gemiddelde uit
steken of er ver beneden blijven, veroor
zaken ook de groote moeilijkheden in de
klas. Met voorbeelden lichtte de heer Groe
neweg deze stellingen toe. Doel van 't klas
sikale onderwijs is de leerling „op te schroe
ven in de richting van den onderwijzer:
bijna zoo knap als de meester; een 10 voor
de meester en hoogstens een 9 voor den
leerling!"
Men noemt „zenuwziekte wel eens de ziekte
van den onderwijzer", aldus de heer Groe
neweg en dat is voor een groot deel aan het
klassikale onderwijs te wijten. Klassikaal on
derwijs is het volstoppen met geestelijk
voedsel, trek of geen trek.
Dit is bij het persoonlijkheidsonderwijs
anders, daar zijn leerling en onderwijzer
twee verscheidenheden, die samen toch een
geheel vormen.
Niet alleen door de praktijk is de heer
Groeneweg tot het nieuwe stelsel gekomen,
het heeft ook een philosophischen grond
slag. Het verschilt met het Dalton- en Mon-
tessoristelsel, ofschoon het wel gelijkenis
vertoont.
Bovendien ls het een Nederlandsche vin
ding.
Doordat het tweedeelige van het nieuwe
onderwijs toch een eenheid vormt, heeft
passiviteit van de eene partij, activiteit van
de andere ten gevolge en omgekeerd. Dat is
de philosophische grondslag; het berust op
den oerdrift van den mensch: beweeglijk
heid. Dat wordt door het klasse-onderwijs
gedood; de stilte in de scholen is daar wel
het bewijs van. Dit is onnatuurlijk. Het
hoeft echter natuurlijk ook geen bende te
worden.
De bewegingsdrang, de uitingsdrang is een
van de beginselen van het nieuwe onder
wijs, want dat is de bron van het bezig-
willen-zijn Luie kinderen bestaan volgens
den spreker niet.
Individueele behandeling is een vereischte
en het lesrooster vervalt. Toch blijft, ook
zonder rooster, de controle op het onderwijs-
geven mogelijk.
Men moet niet meenen dat de bewegings
vrijheid ongelimiteerd zou zijn, want die vrij
heid beperkt zichzelf. Zoo noodig wordt het
ook dan aan banden gelegd door den onder
wijzer, De heer Groeneweg zette uiteen hoe
de practische uitvoering in haar werk gaat:
in groepjes zetten van de banken, e.d.
Den kinderen wordt een taak gegeven, (die
echter niet het starre systeem kent als de
Dalton-methode)die eiken dag een stukje
van elk vak, de hoeveelheid moet het kind
zelf weten, doch aan het eind van den school
tijd moet de taak natuurlijk af zijn, die geba
seerd is op den minst-begaafde. Boven
dien wordt behalve deze verplichte taak, voor
de vluggers een extra taak ingesteld. Ten
slotte kan het kind aan zijn liefhebberijen
beginnen.
Het kind wordt zoo min mogelijk geholpen,
zij moeten elkaar helpen, zij mogen elkaar
niet hinderen, zij moeten alles zoo goed mo
gelijk doen, dat zijn enkele „geboden".
Zitten blijven is afgeloopen. (nu is het
120.000 per jaar!) en na zes jaar
kunnen de vlugsten zelfs nog meer bereiken
dan het voorgeschreven kwantum.
Over de correctie zei de heer Groeneweg
nog dat het onmogelijk is, omdat er „kar
renvrachten" worden geproduceerd bij dit
nieuwe onderwijs. De onderwijzer kijkt het
werk alleen in en ziet dan wel of het kind de
stof begrijpt.
Dit systeem is hier in Nederland eerder
voorgesteld, dan dat andere stelsels bekend
waren, doch voordat de heer Groeneweg tot
toepassing kon overgaan is eenigen tijd ver-
loopen.
De heer Groeneweg meende dat ook te
Haarlem een proef genomen kon worden met
het persoonlijkheidsonderwijs, zooals ook op
andere plaatsen in ons land is geschied en
ook zelfs op een school in België.
Daartoe riep hij de medewerking van allen
in en zeide dat men niet moest schromen om
in het klein te beginnen.
Tenslotte was er gelegenheid om vragen te
stellen.
DE NIEUWE BEZUINIGINGEN
BIJ HET L.O.
EEN ADRES VAN DEN BOND VAN
NED. ONDERWIJZERS.
Voorzitter en secretaris van de afdeeling
Haarlem van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers hebben een adres aan den Ge
meenteraad gericht met het dringend ver
zoek, de door B. en W. voorgestelde bezuini
gingsmaatregelen ten opzichte van het La
ger Onderwijs niet aan te nemen.
Adressanten zijn van meening, dat her
groepeering van de leerlingen en opvoering
van het aantal per iklasse tot acht en veer
tig tijdens den loopenden cursus onoverko
melijke bezwaren anet zich brengen, afgezien
nog van het feit, dat weder een aantal leer
krachten door ontslag zal worden getroffen.
Wat het voorstel inzake afschaffing van
het instituut vakonderwijs voor lichamelijke
opvoeding betreft, wijzen adressanten er' op.
dat aanvaarding en uitvoering van dit voor
stel zou beteekenen: het leggen van dit on
derwijs in handen van leerkrachten, die daar
voor grootendeels een zeer verouderde be
voegdheid hebben.
Het gymnastiek-onderwiis toch is geheel
gemoderniseerd en van karakter veranderd,
een omstandigheid, die het onaannemelijk en
ten opzichte van leerlingen en ouders onver
antwoordelijk maakt, het op te dragen aan
onderwijzers, die het sinds jaren niet meer
hebben onderwezen.
LICHAMELIJKE OPVOEDING IN
HET 5e EN 6e LEERJAAR.
EEN ADRES TEGEN DE OPHEFFING.
De heeren Th. J. H. van 't Lam en J. Admi
raal, voorzitter en secretaris der afdeeling
Haarlem van de Vereeniging van Leeraren en
Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding
in Nederland, hebben een adres aan den Ge
meenteraad gericht, waarin zij verzoeken, het
voorstel van B. en W. tot opheffing van het
vakonderwijs in lichamelijke oefening in het
5e en 6e leerjaar der lagere scholen niet aan
te nemen.
In een Memorie van Toelichting wordt
o.m. het volgende gezegd:
De bevoegdheden der klasse-onderwijzers
bepalen zich voor de oudere leerlingen slechts
tot de zaal gymnastiek zonder toestellen, voor
de jongere tot: a. de zaalgymnastiek, waarbij
de toestellen beperkt blijven tot wandrek,
horizontale ladder en evenwichtsboom, zoo
dat dus ringen, rekstok, bruggen e.a. welke
toestellen wel in de gemeentelijke lokalen
aanwezig zijn, uitgesloten zijn; b. enkele een
voudige klein-terreinspelen. Het schoolzwem
men vervalt bij aanneming der voorstellen
van B. en W. geheel.
In de practijk is het onderwijs in licha
melijke oefening opgedragen aan enkele on
derwijzers, welke in het bezit zijn van eer.
wettelijke bevoegdheid daartoe en in eerste
instantie daarvoor in aanmerking komen.
Wanneer nu het vakonderwijs in het 5e en 6de
leerjaar vervalt, zal men noodwendig aan
deze leerkrachten een grooter getal lesuren
in andere klassen (eventueel aan andere
scholen) moeten opdragen, of daarvoor min
der geschikte onderwijzers moeten aanwijzen
Het komt adressanten voor, dat beide oplos
singen het onderwijs ten zeerste zullen be-
nadeelen.
De organisatorische moeilijkheden die zich
voordeden na de vervanging van de(n) vak
onderwijzer (esse) in de 3de en 4de klasse en
welke in enkele gevallen het geven van
gymnastiekonderwijs aan gemengde klassen
veroorzaakten, zullen zich in versterkte mate
doen gelden als de voorstellen van B. en W
worden aangenomen.
Bestaat tegen een dergelijk onderwijs in
de 3de en 4de klasse reeds gegrond bezwaar,
in het 5de en 6de leerjaar mag zulks in geen
geval voorkomen.
INGEZONDEN
Voor den inhoud dezer rubriek stélt de
Redactie zich niet verantwoordelijk.
Van ingezonden stukken, geplaatst of niet
geplaatst, wordt de kopij den inzender niet
teruggegeven.
ERVARINGEN IN DUITSCHLAND
Mag ik een kleine ruimte in Uw blad ver
zoeken in verband met het ingezonden stuk
van Dr. A. de Vletter in Uw blad van 21 Fe
bruari en meer in het bijzonder wegens het
laatste gedeelte van dat artikel, dat luidde als
volgt:
„ziet men jonge en oude mannen op het
tooneel de Hitlergroet brengen, die allerlei
associaties opwekt aan gebeurtenissen in
Duitschland met zijn cultuurschendende boe
kenbrandstapels, met zijn de wetenschap be
spottende rassentheorieën, zijn sadistische
concentratiekampen-mentaliteit, zijn middel-
eeuwsche geestelijke tyrannie, enz.".
Ik maakte in den zomer van 1932 een bijna
drieweeksche reis in Duitschland. Het was
niet zonder gevaar. Onderweg passeerde ik
met mijn auto verscheidene malen zeer on
gunstig uitziende personen, die probeerden
me te doen stoppen. Troepen kwajongens
maakten de straten verder onveilig. Vecht
partijen, diefstallen, vooral in de waren
huizen, waren aan de orde van den dag.
Dronkenschap kwam veelvuldig voor, het
hooren schieten met vuurwapens, vooral des
avonds, was geen zeldzaamheid. In het ge-
heele Duitsche volk leefde een geest van on
gerustheid, nervositeit en verzet.
In den zomer van 1933 maakte ik ander
maal een reis in Duitschland. Ik deed dit met
een zekeren schroom, omdat verschillende gru-
welberichten tot ons kwamen over dat strenge
optreden van die S. A.-mannen, die visitaties
op straat, het brengen van den Hitlergroet
en derg.
Als anti-Hitier ging ik, en als pro kwam ik
terug, want wat zag en ondervond ik;
In dezelfde omgeving, welke ik het vorig
jaar bezocht had (de omstreken van den
Rijn), heerschte thans de grootste rust en
orde. De onveiligheid op de wegen maakte ik
niet meer mede, vechtpartijen en dronken
schap zag ik niet, diefstallen met achtervol
ging van het personeel uit de warenhuizen
en Schupo's deden zich niet aan mijn oog
voor, troepen mannen en vooral van die op
geschoten jongens op straat heb ik niet ont
dekt en des avonds werd men niet meer ver
ontrust door revolverschoten, enz. Toch was
er niet meer politievertoon dan het vorig jaar.
Een brievenbesteller kwam mij beleefd aan
mijn pension waarschuwen dat mij de Tele
graaf, welke ik verzocht had mij toe te zen
denden, niet zou worden bezorgd, omdat in
dat blad over Duitschland onware gruwel
verhalen waren verschenen, zooals: het laten
grazen van een partij Joden in weilanden en
het afsnijden van de haren van een vrouw
die met een Jood omgang had enz. Toen ik
de administratie van de Telegraaf toch niet
verzocht mij het blad niet verder te zenden
en het mij regelmatig toegezonden bleef wor
den, kreeg ik andermaal een boodschap van
de posterijen om maar te verzoeken opzending
van dat blad te staken, omdat ik het toch
niet zou ontvangen. Nochtans kreeg ik geen
S. A.-man of een politieman bij mij.
Voor mijn pension werd regelmatig des
avonds door S. A.-mannen geëxerceerd. Ik heb
mij er opzettelijk heen begeven, ben met den
troep mede geloopen, heb naast den leider
gestaan, maar zij deden alsof ik niet bestond
en lieten mij totaal ongemoeid.
Op straat vond een auto-aanrijding plaats.
Daarbij stond een S. A.-man, een Schupo en
een Stahlhelm-man.
Ik vond dit interessant en) vroeg een foto te
mogen maken. Dit werd zeer bereidwillig toe
gestaan. De drie mannen poseerden daarvoor
zelfs bij de auto. Alleen de Stahlhelm-man
vroeg mij hem een foto toe te zenden. Als mij
dit vroeger als politieman gebeurd was, had
ik den fotograaf heengezonden.
Ik ben bij een S. A.-man op bezoek geweest.
Het was een gewone man, net als U en ik. Ik
heb hem verzocht zich in uniform te klee-
den en met mij een wandeling door de stad
te doen. Hij deed dit bereidwillig en wij maak
ten een wandeling van een uur of drie. Wij
passeerden een speeltuin waar een kinderfeest
was geweest. Klaarblijkelijk was dit geen feest,
dat door een Hitlergroep georganiseerd was,
althans ik zag er mannen vandaan komen,
getooid met een roode roos in hun knoopsgat.
Zeer verwonderd vroeg ik aan mijn metgezel
of dit mocht. ,0 ja", was het antwoord, „als
zij zich maar rustig houden".
Mijn metgezel keek niet naar de personen,
die hem passeerden en hem niet grootten en
dat waren er velen. Talrijken brachten even
wel den bekenden groet en dan werd terug
gegroet. Alleen de politiemannen waren ver
plicht den groet te brengen.
Ik maakte met een Rijnboot een tocht op
den Rijn. Op de boot werd door een S. A.-
man gecolporteerd mc-t hun blad. ook bij de
vreemdelingen, doch telkens voegde hij er
aan toe „Niet verplicht".
Wij passeerden verder Jodenwinkels, ter
wijl meermalen in de deuropening de eige
naar stond. Verwonderd vroeg ik weer: „mag
dat", immers de pers had ons bericht, dat
alle Joden vervolgd werden en uit hun zaak
verdreven. Lakoniek en verwonderd blijkbaar
over mijn voor hem onnoozele vraag, ant
woordde hij: „Natuurlijk waarom niet?"
Ik zeide: „Ja, maar die Jodenvervolging
dan?"
„O, ja", antwoordde hij; „maar dat zijn de
Joden die zich in en na den oorlog in Duitsch
land hebben gevestigd met de klaarblijkelijke
bedoeling om uit de v anorde die in Duitsch
land heerschte, munt te slaan, en dergelijke
personen kan Duitschland missen".
Zoo zag ik gedurende die geheele wandeling
niets wat maar eenigszins afweek van 't ge
wone. Mijn verblijf in Duitschland deed bij
mij alleen een groote bewondering geboren
worden voor den man, die in staat is geweest
om in zoo korten tijd van de vroegere wanorde
een orde te scheppen, die voor het land en
volk niet anders dan weldadig kan zijn.
Mogelijk dat in het begin van de bloed-
looze revolutie dingen zijn gebeurd, die ver
meden hadden kunnen en moeten worden,
doch dan is mij deze toch heel wat liever dan
de poging tot revolutie in Oostenrijk, waar
de eene landgenoot den anderen doodde, al
leen omdat hij anders dacht. Daar bleek een
partij tot de tanden gewapend te zijn, ter
wijl vertegenwoordigers van die zelfde partij
hier in de kamer interpelleeren indien men
maar denkt of vermoedt dat een partij een
potlood in haar bezit heeft dat met traan
gassen gevuld is.
Dat er veel lectuur verbrand is, is dunkt
mij begrijpelijk. Laat men -iet vergeten dat
er heel wat boeken zijn geschreven over
Duitschland alleen omdat boeken met een
inhoud tegen Duitschland in het buitenland
graag koopers vonden. De waarheid was bïj-
zaak.Dit heeft men zeer duidelijk kunnen
waarnemen met de lectuur, die over v. d.
Lubbe is verschenen.
DRENTH