■TTiREM 11BCUII
MESSEN EN
REINIGT M
DE OVERDRACHT VAN DE
THEO MANN-BOUWMEESTER-RINC.
DONDERDAG 8 MAART 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
6
e;
Het Tooneel.
„Eten diep ontroerend moment",
zoo noemde wethouder Boissevain
het oogenblik, waarop mevrouw
Mann-Bouwmeester den ring van
haar vinger nam en dezen mevr.
Else Mauhs overreikte. Zoo heb
ben wij allen, die hiervan giste
renavond in den Stadsschouwburg
getuige waren, het ook gevoeld en
slechts eenmaal in mijn leven
den avond, toen Louis Bouwmees
ter op 80-jarigen leeftijd, hersteld
van het ongeluk, hem door een
passeerende auto overkomen, weer
voor het eerst met het gezelschap
van Royaards in Vriend Frits op
trad en hij steunend op een stok,
als rebbe Sichel op het tooneel
verscheen heb ik het bijge
woond, dat een publiek zoo werd
aangegrepen door wat daar op
het tooneel gebeurde. Men zag en
hoorde de ontroering om zich
heen.
Mevrouw Mann-Bouwmeester,
de laatste van dat roemrijke ge
slacht, dat meer dan een halve
eeuw lang glorie heeft geschonken
aan ons tooneel, oud nu, maar nog
altijd vitaal en levendig met haar
bewegelijk, spiritueel gezicht, en
daarnaast in het wit, als een
bruidje, Else Mauhs, de kunstena
res, die wij allen reeds lang be
schouwden als de eenige opvolg
ster van mevrouw Mann en nu de
officieele sanctie daarvan kreeg,
beiden diep onder den indruk van
dit oogenblik, zoodat 't hun zicht
baar overweldigde. Zoo greep dit
afscheid voor altijd op deze plan
ken, waarop zij haar grootste triomfen heeft
gevierd, mevrouw Mann aan, dat de woorden
eenige malen niet over haar lippen konden
komen en zij merkbaar met zich zelf te strij
den had om haar emotie te bedwingen. En niet
minder groot was de ontroering bij Else Mauhs
in dit moment, dat zij zelf het hoogtepunt van
haar leven noemde.
Met een laaiende geestdrift 'had het
publiek, dat de stadsschouwburg tot de laat
ste plaats vulde, mevrouw MannBouw
meester ontvangen, toen zij voor den aan
vang der voorstelling van Vorstelijke
Emigranten aan den arm van den directeur
den heer Bendien in de zaal verscheen en
langs de voorste rij der stalles naar haar
loge schreed. En toen zij in het midden van
de zaal stilstond en ontroerd om zich heen
aag, als om dit oogenblik nog eens goed in
zich op te nemen, was het dat de geest
drift van het publiek losbrak in een storm
van bravo's. En wanneer zij eindelijk in de
tnet tulpen en orchideeën versierde loge
waarin ook Jhr. B. W. van Riemsdijk, me
vrouw jhr. A. W. G. van Riemsdijk en F.
van Mijnssen zijn gezeten, heeft plaats ge
nomen, wendt heel de zaal zich tot haar
en het duurt minuten, voordat aan het
enthousiast applaus een einde komt en de
voorstelling kan beginnen.
En onmiddellijk daarop kwam het tweede
ontroerende moment, toen Else Mauhs, in
het eenvoudige kleed van de verarmde
groothertogin ten tooneele verscheen. Toen
klaterde opnieuw hot applaus los en ging
de geestdrift uit naar haar, die straks tot
koningin onzer tooneelspeelsters gekroond
zou worden. Want zoo toch mogen wij
de geste van mevrouw Mann-BouwmeesteT
wel noemen. Mevrouw Mauhs kwam naar
voren om te bedanken, maar nog al door
duurde het applaus. Daar wendit Else Mauhs
zioh tot de loge waar mevrouw Mann ls
gezeiten, over haar emisbig gezicht komt
een gelukkige glimlach, zij wuift ongedwon
gen met haar hand naar haar groote voor
gangster en het publiek, zich niet langer
meester, barst opnieuw in luide bravo's los.
Na het derde bedrijf, voor den aanvang
der pauze, had de eigenlijke overdracht
plaats. Te midden van bloemen en omringd
door alle artisten van de tooneelgroep „Het
Masker" en de leden van het vroegere
Mann-Bouwmeester-comité stonden daar
mevrouw Mann en Elsa Mauhs, beiden zicht
baar strijdend tegen hun ontroering. Jar.
Musch las met zijn mooie, sonore stem de bij
den Theo Mann-Bouwmeester ring behooren-
de oorkonde voor. Toen deed mevrouw Mann
een pas naar voren en voor het eerst na 7
jaar hoorden wij weer in den Stadsschouw
burg die bekende stem, even klankrijk en
helder als wij haar nog herinnerden van
vroeger.
„Toen ik ongeveer 23 jaar geleden den
Theo MannBouwmeester-ring ontving,
drong de diepere betekenis daarvan nog niet
zoo tot mij door", zoo ongeveer sprak mevrouw
Mann. Het stond toen met onze kunst vrij
gunstig. Later is er veel veranderd en de tijds
omstandigheden hebben mij de diepere betee-
kenis eerst goed doen voelen. Ik beschouw
den ring als het symbool van de dramatische
kunst, die toen gevaar liep." De ontroering
greep mevrouw Mann op dat oogenblik aan.
en het duurde eenigen tijd, voordat zij verder
kon gaan en zij zich tot mevrouw Mauhs
wendde. „Els" zoo zei ze „als het oogen
blik is gekomen, dat jij moet beslissen, verwij
der en ban dan alle persoonlijke antipathieën
en sympathien en zie alleen naar de kun
stenares." Toen nam mevrouw Mann den
ring van haar vinger en reikte die Else Mauhs
over. „Het is vol hoop op de toekomst, dat ik
je dezen ring geef. nu ik mijn taak als afge-
loopen beschouw. In naam van de kunst, die
mij zoo lief en dierbaar is geweest, mijn
heele leven, en zij sprak deze woorden
met een merkbare trilling in haar stem en
nu en dan even stokkend van ontroering,
„draag ik u die taak over. Else Mauhs, het
ga je goed!"
Het is niet wel doenlijk de ontroering te
beschrijven, welke toen door heel de zaal
ging. Allen voelden, dat zij een voor het too
neel historisch moment beleefden. Het ver
leden en de toekomst, die elkaar de hand
reikten. Het werd mevr. Mauhs blijkbaar te
zwaar en even legde zij haar hoofd tegen den
schouder van haar groote voorgangster en
Jan Musch en Else Mauhs in Vorstelijke
Emigranten.
met dit intieme gebaar zei ze meer dan met
woorden.
Ik wil niet trachten al de toespraken
zooals van den wethouder Boissevain, Frans
Mijnssen, Jhr. B. W. van Riemsdijk en van
de vele anderen weer te geven. Alleen van Ko
Arnoldi, omdat die zoo volkomen weer gaf wat
ik persoonlijk voelde. „De luister van den
naam van mevrouw Mann zal altijd aan den
ring verbonden blijven!" zei Arnoldi. „Zij
heeft de breedheid gehad tijdens haar leven
reeds den ring af te staan, een gebaar, dat
wij ten zeerste bewonderen. Zij heeft gekozen
en heel de tooneelwereld heeft de keuze toe
gejuicht. Mevrouw Mauhs is als het keinood
zelf. Hoe sterk en hoe fijn, hoe voornaam is
haar kunst, hoe schoon in de details en als
geheel. Een machtige periode is met dit af
scheid afgesloten en wij voelen deze gestie
allen als een ontroerende gebeurtenis.
Namens het. gezelschap Het Masker bood
Arnoldi mevrouw Mann orchideeën en een
zilveren bloemenvaas aan. En zich daarna
wendend tot mevrouw Mauhs, zei Arnoldi,
dat zij met haar fragiele kunst nooit ge
streefd had naar populariteit en dat 't juist
daarom allen zoo verheugd had. dat zij was
uitverkoren. Want een zoo voorname, krach
tige en toch fijne kunst weet niemand als zij
in Nederland te geven.
En toen eindelijk trad Else Mauhs naar
voren. „Er zijn momenten zoo ongeveer
sprak zij waarin woorden de gedachten
niet kunnen weergeven. Ik ben altijd erg
dankbaar voor blijken van waardeering ge
weest, maar dit is wel de grootste verrassing
en hoogste onderscheiding, waarvan ik ooit
had kunnen droomen- Het heeft mij diep
ontroerd en ik voel mij deze dagen zoo on
geveer als een bruid. Innig dankbaar ben ik
dan ook, maar ik voel, dat deze ring een
moeilijk en subtiel bezit is. Maar hoe dan
ook, die ring zal voor mij het symbool zijn
van mijn plicht."
Nog eenmaal ontlaadde zich de geestdrift
van het publiek in frenatiek applaus en
luide bravo's. Wij allen voelden, dat wij een
historische tooneelavond hadden meege
maakt.
En nu Zaterdag komt Else Mauhs hier in
den Stadsschouwburg op het Wilsonsplein en
zullen de Haarlemmers haar naast Musch
in de door haar brillant gespeelde rol van
de groothertogin in Vorstelijke Emigranten
zien. Tot mijn vreugde vernam ik, dat het
voor dien avond storm loopt. Het was niet
anders te verwachten. Want niet alleen, dat
velen haar in deze prachtige rol in het voor
treffelijke blijspel van Jacques Deval zullen
willen zien. de Haarlemmers zullen de nieuwe
draagster van den Theo Mann-Bouwmeester -
ring dien avond zeker ook willen toonen,
hoe zeer zij zich met haar over die zoo vol
komen verdiende „Koninklijke" onderschei
ding verheugen.
J. B. SCHUIL.
PROF. SCHELTEMA GAAT HEEN.
Bij Koninklijk besluit is, met ingang van 17
September 1934, op zijn verzoek, aan G. Schei-
te ma eervol ontslag verleend als gewoon hoog
leeraar aan de rijks-universiteit te Groningen,
met dankbetuiging voor de belangrijke in die
betrekking bewezen diensten.
(Adv. Ingez. Med.)
MUZIEK.
Gem. Arbeiders-Zangvereen.
„De Stem des Volks".
BEETHOVEN'S NEGENDE.
De jongste uitvoering der afd. Haarlem van
den Bond van Arbeiders Zangvereenigingen in
Nederland mag met gulden letteren worden
ingeschreven in de annalen van dien bond.
De jonge energieke Anton Krelage heeft het
aangedurfd, een der omvattendste koorwerken
van den heros der tonen uit te voeren. Hij
heeft aan de hooggespannen verwachtingen
ruim voldaan; en voor het deel dat het koor
had in deze uitvoering, heeft hij volle recht op
dankbaarheid van de zijde van den hoorder
zoowel als van die van 't koor. Men beseft eerst
goed, welk een onderneming de studie en de
uitvoering van dit werk is, wanneer men weet,
hoe een der grootste dirigenten, Felix Wein-
gartner, die in 1904 te Amsterdam op het
Beethovenfeest o.m. de negende symphonie
uitvoerde (Anton Tierie had de koren ingestu
deerd), sprak van bovenmenschelijke moeilijk
heden. Daarbij had hij vooral het oog op de
voortdurend hooge ligging der sopraanpartij.
Al had nu Anton Krelage niet méér gedaan
dan een schoonklinkende uitvoering te geven
van deze veeleischende slotkoren, dan deed hij
reeds zeer veel. Doch hij deed oneindig meer,
en wel het beste wat van den dirigent ge
vraagd wordt: zijn koor zóó te inspireeren, dat
Beethoven rechtstreeks komt tot den hoorder.
Ik zal de keeren niet tellen, dat bij „voorname"
uitvoeringen de dirigent ons ledig wegzond.
Veelal ook omdat; in zoo'n geval de bezetting
van het koor. dat.een schijnbestaan leed>-aller
treurigst was.
Doch laat ik het programma van „De Stem"
op den voet volgen. Het was een heerlijke ge
waarwording dat, onmiddellijk nadat Anton
Krelage het podium betrad, het koor direct
kon zingen in zijn vollen glans. Het zou zelfs
overstelpend geweest zijn, wanneerde mu
ziek die 't eerst werd uitgevoerd (vóór de
BALLET-AVOND
TILLY SYLON.
Onze begaafde stadgenoote Tilly Sylon
mevrouw Adamn zal Maandag met haar
leerlingen in onzen Stadsschouwburg weer een
ballet-avond geven en zooals het de laatste
jaren de gewoonte is, zal ook nu weer onze
H.O.V. onder leiding van Marinus Adam haar
medewerking op dien avond verleenen. Wat
Tilly Sylon hierin gesteund door haar
echtgenoot met haar leerlingen allen di
lettanten toch bereikt heeft, is zeker be
wonderenswaardig. Zij heeft te Haarlem een
dansschool gevormd, die ook buiten onze stad
de aandacht heeft getrokken. Zoo is haar
ballet o.a. te Arnhem op de feesten van het
600-jarig bestaan van die stad opgetreden en
heeft het met .Prometheus gekluisterd" op de
muziek van Beethoven, toen een groot
succes gehad. In dat ballet vooral dat ook
Maandag weer zal worden gegeven toont
Tilly Sylon een opmerkelijke fantasie. Het is
knap van opzet en regie. En het bewegingsspel.
De School eigenlijk een gedanste eenacter
waarvoor Adam de muziek schreef getuigt
van grotesken geest en van een benijdenswaar
dige vis comic a van Tilly Sylon. Ook dit aar
dige nummer komt weer op het programma
van Maandag voor.
Nieuw zal „Halewijn" zijn, een dramatisch
dansspel op muziek van Adam naar de be
kende oude ballade van „Heer Halewijn" en
ook „De Buren", een Spaansch volkstafereel
op muziek van de Falla. En velen zal het zeker
genoegen doen, dat zij ook een plaats op haar
programma heeft gegeven aan de kinderen en
wel in „De Speelgoedkast" op muziek van
Mozart. Wie zich het kleine danseresje uit
Klein Duimpje herinnert, weet, wat Tilly
Sylon met haar jeugdige leerlingen weet te
bereiken.
Het belooft een interessante dansavond te
zullen worden.
J. B. SCHUIL.
Tooneel uit „De
School", ballet van
Tilly Sylon.
pauze), van meer waarde was geweest. Men
voerde van Robert Kahn drie deelen uit van
een werk voor koor en orkest, „Befreiung",
waaronder twee op teksten van Goethe. De
componist bezit in 't geheel niet de middelen,
om door zijn muziek ons den tekst van Goethe
nader te brengen. De klanken zeulen voort
in een viervierde maat zonder end, allemaal
homofoon (eenstemmig) op een kleine slot
wending na van het tweede deel, waar de
stemmen langs elkaar schuiven zoodat men
een oogenblik waarlijk vierstemmig hoort
zingen. Als het Kahn zelf te bar wordt, slaat
hij een moment over in drievierde maat. maar
haalt dan 't slot weer, op de oude manier van
daareven. Instrumentatie is ook niets; zang.
orkest, alles van 't zelfde laken een pak. Toch
was het prettig, het koor een zoo mooien gaven
klank te hooren ontwikkelen, en men kreeg
reeds goede verwachtingen voor straks, bij
Beethoven.
Voor Anton Krelage was intusschen nog een
andere taak weggelegd dan zijn koor schoon
te laten zingen. Daar wachtten hem de eerste
drie deelen der grootmachtige symphonie. Met
onze H.O.V. Ik vreesde met groote vreeze, voor
al bij het Scherzo. Krelage nam het, laat ons
zeggen: niet onvoorzichtig, kon toch niet ver
hinderen dat het hier en daar rammelde. In
het Adagio, dat zeker heel mooi de sfeer gaf,
was opvallend goed de uitvoering der vierde
hoornpartij, dat criterium waar men in ang
stige spanning den goeden afloop hoopt. Ik
merkte dat de hoornist v. d. Beek deze partij
voor zijn rekening nam en haar met smaak
en in gave techniek weergaf. In 't slot hadden
in de triolenpassage de eerste violen even
pech. De contrabassen waren in 't slotpresto,
na :t eerste recitativo niet verdacht op de
interruptie „fis-a", maar kweten zich voor 't
verdere heel loffelijk van hun inspannende
taak.
Dan zet voor het eerst de solostem het reci
tatief in: „O Freunde, nicht diese Töne", en
Beethoven heeft den weg. gevonden, om in de
symphonie, de grootste en verhevenste der
kunstvormen, de menschheid te laten deel
nemen aan, deelgenoot te maken van het
schoonste wat hij in zich droeg. „Freude,
sehöner Götterfunken". Aarzelend eerst, een
enkele vreugderoep, dan in steeds stijgende
overgave jubelt het Schiller's Ode an die
Freude. In steeds grooter en intenser beweeg
lijkheid jubelt het koor zijn „Küsse gab sie
uns und Reben", tot het zijn eerste ontroeren-
rende climax bereikt, „und der Cherub steht
vor Gott". Maar wat zou er ons bijblijven aan
indrukken, als niet de zang technisch be-
heerscht was. Hoe menigmaal hoorden we het
mannenkoor zijn „Laufet, Brtider, eure Bahn"
door slechte bezetting geheel onvoldoende zin
gen. Hier klonk alles stevig gefundeerd en
werd de tweede climax voorbereid, de reprise
der beginwoorden van de ode, die nu uitstra
len in den vollen glans van het orkest. De
tweede tussehengroep „Seid umschlungen, Mil-
lionen", en vooral het ..Ihr stürzt wieder" mag
men rekenen tot de allerbeste momenten van
koor en dirigent; dit deel maakte diepen in
druk. De tweede reprise maakte ook aanspraak
op grooten lof, en zoo ijlde het in blijden jubel
naar het slot, dat extatisch klonk.
De solisten hadden ook hun rechtmatig deel
in deze schoone uitvoering: de sopraan Eline
Hemrica, de alt Agathe Rengers, de tenor
Michel Gobets, de bas Otto Couperus. Ook hun
mag het als een groote voldoening gelden, te
hebben meegearbeid aan de verwezenlijking
van het ideaal: Beethoven vóór het Volk
dóór het Volk. Vooralsnog bepaalde zich hoofd
zakelijk onze verheugenis tot het slotdeel, maar
de weg is gebaand; de ideale totale weergave
zal zéker komen, wanneer eerst een financieel
draagkachtig arbeiderskoor op de bres staat,
dat orkestversterkingen en de noodzakelijke
repetities mogelijk maakt.
G. J. KALT.
Vijfde Ledenconcert
van de Afd. Haarlem van de M.t.B.d.T.
RUTH POSSELT.
Wie het tengere broze figuurtje van Ruth
Posselt het podium ziet betreden verwacht
geen grootsch spel of hartstochtelijke ontla
dingen van temperament. Ruth Posselt geeft
dan ook noch 't een, noch 't ander, maar haar
spel is van een niet te overtreffen en moeilijk
te evenaren charme. In dit opzicht toont zij
zich een waardige leerlinge van Jacques Thi-
baud. „Miss Charming" zou men haar kunnnen
noemen. Charme gaf zij in Handel's sonate, in
Mozart's D dur-concert, in Franek's Sonate, in
de kleinere nummers en .toegiften, waarmee zij
den avond besloot. Toch is haar viooltoon niet
ijl, maar vol en in het forte groot, maar het
charmeerende ervan blijft in alle dynamische
graden de meest essentieele karaktertrek. En
waar zich deze bij het karakter der compositie
aansluit, zooals in Mozart's liefelijke muziek,
is het resultaat verrukkelijk. Zelden heb ik het
concert in D gr. t. met zooveel gratie en liefe
lijkheid. in een zoo ongerepte schoonheid
hooren vertolken. In de eerste twee deelen van
Franek's Sonate echter had ik gaarne wat
minder gereserveerdheid van toon en tempo,
wat meer innerlijke warmte en uitbundigheid
gevoeld. Het was alles heel mooi en heel af,
maar haast tè mooi. Ook Theo van der Pas
springt nooit uit den band en hoeveel waar
deering en zelfs be. Bering men voor zijn
fijn afgewerkt klavierspcl c.li hebben moge:
men zou soms bijna gaan verlangen dat hij
zich ook eens gaan liet. Doch het lijkt ondank
baar dit te berde te brengen, waar door beiden,
Ruth Posselt en Theo v. d. Pas zooveel schoons
ten gehoore werd gebracht.
Het is overbodig de technische kwaliteiten
van het spel der violiste te gaan opsommen.
Al wat speelde klonk even verzorgd. Maar het
bleef binnen bepaalde grenzen. Ook de „Love
Song" van Suk en de Introduzione en Taran
tella van De Sarasate gingen niet buiten het
liefelijke en elegante en zelfs haar eerste toe
gift, de „Ghost-dance" van Ellis Levy klonk
onder haar handen zoo knus en onschuldig
mogelijk, trots de sul-ponticello-gedeelten. En
het tweede toegift, „Poem" van Fiebig was ook
een en al zoetheid.
Dit concert was het besluit van de serie
ledenconcerten van dit seizoen.
K. DE JONG.
SCHILDERKUNST
FEESTELIJKE OPENING
van Nicolaas Basterï's Eeretentoonstelling
in Pulchri Studio.
Dinsdagmiddag. De drie groote zalen van
het Haagsche Pulchri liggen stil, in afwach
ting van wat gebeuren gaat; doch de wanden
zijn vol behangen met honderd en dertig doe
ken van den bij uitstek Hollandschen schilder,
die in het begin van dit jaar zijn tachtig
sten verjaardag vierde. Pulchri heeft hem
deze eeretentoonstelling aangeboden, overal
in den lande hebben de eigenaars van zijn
werken deze afgestaan en er is in H. W. Mes-
dag's stichting weer eens een sfeer geschapen,
die aan den grooten stijl herinnert. Hol-
landsch is deze kunst en men behoeft geen
chauvinist te zijn om te zeggen; Hollandsch,
en goed en gezond. Het is misschien noodza
kelijk geweest dat na zoo rijken bloei een
tijd van rust, van zoeken ook naar andere
basis, naar contact met den meer Europee-
schen geest gekomen is.... dat alles neemt
niet weg, dat nu we hier het levenswerk terug
zien van een kunstenaar, die naast de Maris-
sen. Weissenbruch enz. feitelijk op het tweede
plan werkte, wij pas gaan inzien hoe belang
rijk wel die phalanx geweest moet zijn, die
zulke „jongeren" voortbracht. En hoe ver
klaarbaar wordt het, dat met zulke aan haar
bodem verkleefde kunst van zoo hoog gehalte
de belangstelling van de overige wereld ver
overd kon worden.
Bastert en het Hollandsche landschap zijn
één. De dijken en rivieren zijn hem even
gemeenzaam als ze het in de litteratuur den
ouder geworden Van Schendel zijn. De Vecht
in alle jaargetijden heeft geen verborgenhe
den voor hem gehad en tusschen den schil
der en zijn land heerscht die kalme, maar
innige en standvastige genegenheid die zoo
door-en-door Hollandsch is. Geen Weissen
bruch, geen Jaap Maris zou voor een doek
een zoo gemoedelijk intiemen titel bedacht
hebben als Bastert, met zijn: „Als de winter-
jannen bloeien". Ik hervind in dien titel die
mengeling van artist en van landjonker, die
mij steeds in dezen schilder heeft aangetrok
ken. Laat het dan zelden dramatisch zijn, het
heeft alle charmes der kalme genegenheid,
die uit innerlijke beschaving geboren wordt.
In Bastert is geen pose en in zijn werk geen
geknoei. Het is technisch zoo zuiver geschil
derd. dat ik er vandaag geen enkele hilderij
uit de zoovele van ouden datum ondekt heb,
die bersten vertoonde, op ééne na, die in de
donkere partijen was gaan raar doen. Wie
veel moderne schilderijen gezien heeft, weet
wat dat zeggen wil.
Drie uur. De zalen hebben zich gevuld.
Bastert is gearriveerd en ook minister Mar-
chant, die hem de eer aandoet zijn tentoon
stelling te openen. Willy Sluiter, Pulchri's
voorzitter, stelt de heeren aan elkaar voor. Ge
kunt, op een afstand, en voor uzelf wel de
beleefdheidszinnetjes construeeren die de blo
zende buitenman en de vermoeid-perkamen
ten advocaat met elkaar wisselen. Twee intel
ligenties van verschillend kaliber, geen van
beiden van geest ontbloot.
Straks zal de minister in zijn rede er aan
herinneren, hoe hij nog met Bastert's vader,
den oud-minister, in de Tweede Kamer geze
ten heeft. Ja, ja, zegt Mr. Marchant guitig,
wij worden allemaal een dagje ouder! „Maar
het eenige middel gaat hij voort— om dat
niet te bemerken is: hard werken. En dat
hebt ge gedaan, de bewijzen hangen om ons
heen. Een ander is de liefde voor de schoon
heid, en die hebt ge bij ons levend gehouden".
Een aardig speechje van onzen minister, dat
hartelijken weerklank vond. En toen veerde
de tachtigjarige feesteling overeind, stapte
naar den katheder en hield daar onvervaard
en met een gemak, dat lieden van een halve
eeuw jonger hem kunnen benijden, zonder
pampiertjes vóór zich, een dankrede, die per
fect in orde was. Aardig was het hoe hij zich
handig herstelde toen tegen het eind de ont
roering hem even de baas scheen te willen
worden. Een benijdbare oude gentleman, deze
prachtige schilder van de verdwijnende soort.
Een aardige, ouderwetsche Pulchri-middag
was het, waaraan de meeste bekende Pul-
chrianen luister hebben bijgezet door hun
aanwezigheid. Van Konijnenburg, Willem Roe-
lofs, Arntzenius, Bron, Van Mastenbroek. Van
der Stok, Moulijn en nog zooveel anderen
meer, ook van de jongere generatie, hebben
vergezeld van hun dames, den nestor gehul
digd die feitelijk meer tot den Amslerdam-
schen kring van Poggenbeek en Breitner be
hoord heeft, doch in Pulchri steeds een ge
respecteerde gast was. Voor hemzelf en de
zijnen moet dit een gelukkige dag geweest
zijn.
J. H. DE BOIS
JOSEPHINE BAKER KWAAD
WEGGELOOPEN.
MIDDEN IN EEN VOORSTELLING.
De bekende cabaret-ster Josephine Baker,
die in een theater te Alexandrië voorstellin
gen gaf, is dezer dagen plotseling van het
podium afgeloopen en heeft geweigerd terug
te komen. Zij verklaarde volgens Reuter door
toeschouwers op de galerij te zijn beleedigd.
Een van de dansen der actrice werd door het
publiek op de galerij stormachtig toegejuicht,
want men wilde nog een toegift krijgen. Jo
sephine dankte buigend voor het applaus,
doch verdween vervolgens van het podium
om plaats te maken voor een lid van haar
band. Dit was echter niet naar den zin van
de galerij-bezoekers die onder veel rumoer
protesteerden Josephine kwam toen terug en
verzocht dc toeschouwers naar het volgende
nummer te luisteren, waaraan echter geen
gevolg werd gegeven. Do actrice werd daarop
zóó woedend, dat zij het orkest gelastte op te
houden en het gordijn liet sluiten, ten teeken
dat de voorstelling geëindigd was.