■TTiREM 11BCUII MESSEN EN REINIGT M DE OVERDRACHT VAN DE THEO MANN-BOUWMEESTER-RINC. DONDERDAG 8 MAART 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 6 e; Het Tooneel. „Eten diep ontroerend moment", zoo noemde wethouder Boissevain het oogenblik, waarop mevrouw Mann-Bouwmeester den ring van haar vinger nam en dezen mevr. Else Mauhs overreikte. Zoo heb ben wij allen, die hiervan giste renavond in den Stadsschouwburg getuige waren, het ook gevoeld en slechts eenmaal in mijn leven den avond, toen Louis Bouwmees ter op 80-jarigen leeftijd, hersteld van het ongeluk, hem door een passeerende auto overkomen, weer voor het eerst met het gezelschap van Royaards in Vriend Frits op trad en hij steunend op een stok, als rebbe Sichel op het tooneel verscheen heb ik het bijge woond, dat een publiek zoo werd aangegrepen door wat daar op het tooneel gebeurde. Men zag en hoorde de ontroering om zich heen. Mevrouw Mann-Bouwmeester, de laatste van dat roemrijke ge slacht, dat meer dan een halve eeuw lang glorie heeft geschonken aan ons tooneel, oud nu, maar nog altijd vitaal en levendig met haar bewegelijk, spiritueel gezicht, en daarnaast in het wit, als een bruidje, Else Mauhs, de kunstena res, die wij allen reeds lang be schouwden als de eenige opvolg ster van mevrouw Mann en nu de officieele sanctie daarvan kreeg, beiden diep onder den indruk van dit oogenblik, zoodat 't hun zicht baar overweldigde. Zoo greep dit afscheid voor altijd op deze plan ken, waarop zij haar grootste triomfen heeft gevierd, mevrouw Mann aan, dat de woorden eenige malen niet over haar lippen konden komen en zij merkbaar met zich zelf te strij den had om haar emotie te bedwingen. En niet minder groot was de ontroering bij Else Mauhs in dit moment, dat zij zelf het hoogtepunt van haar leven noemde. Met een laaiende geestdrift 'had het publiek, dat de stadsschouwburg tot de laat ste plaats vulde, mevrouw MannBouw meester ontvangen, toen zij voor den aan vang der voorstelling van Vorstelijke Emigranten aan den arm van den directeur den heer Bendien in de zaal verscheen en langs de voorste rij der stalles naar haar loge schreed. En toen zij in het midden van de zaal stilstond en ontroerd om zich heen aag, als om dit oogenblik nog eens goed in zich op te nemen, was het dat de geest drift van het publiek losbrak in een storm van bravo's. En wanneer zij eindelijk in de tnet tulpen en orchideeën versierde loge waarin ook Jhr. B. W. van Riemsdijk, me vrouw jhr. A. W. G. van Riemsdijk en F. van Mijnssen zijn gezeten, heeft plaats ge nomen, wendt heel de zaal zich tot haar en het duurt minuten, voordat aan het enthousiast applaus een einde komt en de voorstelling kan beginnen. En onmiddellijk daarop kwam het tweede ontroerende moment, toen Else Mauhs, in het eenvoudige kleed van de verarmde groothertogin ten tooneele verscheen. Toen klaterde opnieuw hot applaus los en ging de geestdrift uit naar haar, die straks tot koningin onzer tooneelspeelsters gekroond zou worden. Want zoo toch mogen wij de geste van mevrouw Mann-BouwmeesteT wel noemen. Mevrouw Mauhs kwam naar voren om te bedanken, maar nog al door duurde het applaus. Daar wendit Else Mauhs zioh tot de loge waar mevrouw Mann ls gezeiten, over haar emisbig gezicht komt een gelukkige glimlach, zij wuift ongedwon gen met haar hand naar haar groote voor gangster en het publiek, zich niet langer meester, barst opnieuw in luide bravo's los. Na het derde bedrijf, voor den aanvang der pauze, had de eigenlijke overdracht plaats. Te midden van bloemen en omringd door alle artisten van de tooneelgroep „Het Masker" en de leden van het vroegere Mann-Bouwmeester-comité stonden daar mevrouw Mann en Elsa Mauhs, beiden zicht baar strijdend tegen hun ontroering. Jar. Musch las met zijn mooie, sonore stem de bij den Theo Mann-Bouwmeester ring behooren- de oorkonde voor. Toen deed mevrouw Mann een pas naar voren en voor het eerst na 7 jaar hoorden wij weer in den Stadsschouw burg die bekende stem, even klankrijk en helder als wij haar nog herinnerden van vroeger. „Toen ik ongeveer 23 jaar geleden den Theo MannBouwmeester-ring ontving, drong de diepere betekenis daarvan nog niet zoo tot mij door", zoo ongeveer sprak mevrouw Mann. Het stond toen met onze kunst vrij gunstig. Later is er veel veranderd en de tijds omstandigheden hebben mij de diepere betee- kenis eerst goed doen voelen. Ik beschouw den ring als het symbool van de dramatische kunst, die toen gevaar liep." De ontroering greep mevrouw Mann op dat oogenblik aan. en het duurde eenigen tijd, voordat zij verder kon gaan en zij zich tot mevrouw Mauhs wendde. „Els" zoo zei ze „als het oogen blik is gekomen, dat jij moet beslissen, verwij der en ban dan alle persoonlijke antipathieën en sympathien en zie alleen naar de kun stenares." Toen nam mevrouw Mann den ring van haar vinger en reikte die Else Mauhs over. „Het is vol hoop op de toekomst, dat ik je dezen ring geef. nu ik mijn taak als afge- loopen beschouw. In naam van de kunst, die mij zoo lief en dierbaar is geweest, mijn heele leven, en zij sprak deze woorden met een merkbare trilling in haar stem en nu en dan even stokkend van ontroering, „draag ik u die taak over. Else Mauhs, het ga je goed!" Het is niet wel doenlijk de ontroering te beschrijven, welke toen door heel de zaal ging. Allen voelden, dat zij een voor het too neel historisch moment beleefden. Het ver leden en de toekomst, die elkaar de hand reikten. Het werd mevr. Mauhs blijkbaar te zwaar en even legde zij haar hoofd tegen den schouder van haar groote voorgangster en Jan Musch en Else Mauhs in Vorstelijke Emigranten. met dit intieme gebaar zei ze meer dan met woorden. Ik wil niet trachten al de toespraken zooals van den wethouder Boissevain, Frans Mijnssen, Jhr. B. W. van Riemsdijk en van de vele anderen weer te geven. Alleen van Ko Arnoldi, omdat die zoo volkomen weer gaf wat ik persoonlijk voelde. „De luister van den naam van mevrouw Mann zal altijd aan den ring verbonden blijven!" zei Arnoldi. „Zij heeft de breedheid gehad tijdens haar leven reeds den ring af te staan, een gebaar, dat wij ten zeerste bewonderen. Zij heeft gekozen en heel de tooneelwereld heeft de keuze toe gejuicht. Mevrouw Mauhs is als het keinood zelf. Hoe sterk en hoe fijn, hoe voornaam is haar kunst, hoe schoon in de details en als geheel. Een machtige periode is met dit af scheid afgesloten en wij voelen deze gestie allen als een ontroerende gebeurtenis. Namens het. gezelschap Het Masker bood Arnoldi mevrouw Mann orchideeën en een zilveren bloemenvaas aan. En zich daarna wendend tot mevrouw Mauhs, zei Arnoldi, dat zij met haar fragiele kunst nooit ge streefd had naar populariteit en dat 't juist daarom allen zoo verheugd had. dat zij was uitverkoren. Want een zoo voorname, krach tige en toch fijne kunst weet niemand als zij in Nederland te geven. En toen eindelijk trad Else Mauhs naar voren. „Er zijn momenten zoo ongeveer sprak zij waarin woorden de gedachten niet kunnen weergeven. Ik ben altijd erg dankbaar voor blijken van waardeering ge weest, maar dit is wel de grootste verrassing en hoogste onderscheiding, waarvan ik ooit had kunnen droomen- Het heeft mij diep ontroerd en ik voel mij deze dagen zoo on geveer als een bruid. Innig dankbaar ben ik dan ook, maar ik voel, dat deze ring een moeilijk en subtiel bezit is. Maar hoe dan ook, die ring zal voor mij het symbool zijn van mijn plicht." Nog eenmaal ontlaadde zich de geestdrift van het publiek in frenatiek applaus en luide bravo's. Wij allen voelden, dat wij een historische tooneelavond hadden meege maakt. En nu Zaterdag komt Else Mauhs hier in den Stadsschouwburg op het Wilsonsplein en zullen de Haarlemmers haar naast Musch in de door haar brillant gespeelde rol van de groothertogin in Vorstelijke Emigranten zien. Tot mijn vreugde vernam ik, dat het voor dien avond storm loopt. Het was niet anders te verwachten. Want niet alleen, dat velen haar in deze prachtige rol in het voor treffelijke blijspel van Jacques Deval zullen willen zien. de Haarlemmers zullen de nieuwe draagster van den Theo Mann-Bouwmeester - ring dien avond zeker ook willen toonen, hoe zeer zij zich met haar over die zoo vol komen verdiende „Koninklijke" onderschei ding verheugen. J. B. SCHUIL. PROF. SCHELTEMA GAAT HEEN. Bij Koninklijk besluit is, met ingang van 17 September 1934, op zijn verzoek, aan G. Schei- te ma eervol ontslag verleend als gewoon hoog leeraar aan de rijks-universiteit te Groningen, met dankbetuiging voor de belangrijke in die betrekking bewezen diensten. (Adv. Ingez. Med.) MUZIEK. Gem. Arbeiders-Zangvereen. „De Stem des Volks". BEETHOVEN'S NEGENDE. De jongste uitvoering der afd. Haarlem van den Bond van Arbeiders Zangvereenigingen in Nederland mag met gulden letteren worden ingeschreven in de annalen van dien bond. De jonge energieke Anton Krelage heeft het aangedurfd, een der omvattendste koorwerken van den heros der tonen uit te voeren. Hij heeft aan de hooggespannen verwachtingen ruim voldaan; en voor het deel dat het koor had in deze uitvoering, heeft hij volle recht op dankbaarheid van de zijde van den hoorder zoowel als van die van 't koor. Men beseft eerst goed, welk een onderneming de studie en de uitvoering van dit werk is, wanneer men weet, hoe een der grootste dirigenten, Felix Wein- gartner, die in 1904 te Amsterdam op het Beethovenfeest o.m. de negende symphonie uitvoerde (Anton Tierie had de koren ingestu deerd), sprak van bovenmenschelijke moeilijk heden. Daarbij had hij vooral het oog op de voortdurend hooge ligging der sopraanpartij. Al had nu Anton Krelage niet méér gedaan dan een schoonklinkende uitvoering te geven van deze veeleischende slotkoren, dan deed hij reeds zeer veel. Doch hij deed oneindig meer, en wel het beste wat van den dirigent ge vraagd wordt: zijn koor zóó te inspireeren, dat Beethoven rechtstreeks komt tot den hoorder. Ik zal de keeren niet tellen, dat bij „voorname" uitvoeringen de dirigent ons ledig wegzond. Veelal ook omdat; in zoo'n geval de bezetting van het koor. dat.een schijnbestaan leed>-aller treurigst was. Doch laat ik het programma van „De Stem" op den voet volgen. Het was een heerlijke ge waarwording dat, onmiddellijk nadat Anton Krelage het podium betrad, het koor direct kon zingen in zijn vollen glans. Het zou zelfs overstelpend geweest zijn, wanneerde mu ziek die 't eerst werd uitgevoerd (vóór de BALLET-AVOND TILLY SYLON. Onze begaafde stadgenoote Tilly Sylon mevrouw Adamn zal Maandag met haar leerlingen in onzen Stadsschouwburg weer een ballet-avond geven en zooals het de laatste jaren de gewoonte is, zal ook nu weer onze H.O.V. onder leiding van Marinus Adam haar medewerking op dien avond verleenen. Wat Tilly Sylon hierin gesteund door haar echtgenoot met haar leerlingen allen di lettanten toch bereikt heeft, is zeker be wonderenswaardig. Zij heeft te Haarlem een dansschool gevormd, die ook buiten onze stad de aandacht heeft getrokken. Zoo is haar ballet o.a. te Arnhem op de feesten van het 600-jarig bestaan van die stad opgetreden en heeft het met .Prometheus gekluisterd" op de muziek van Beethoven, toen een groot succes gehad. In dat ballet vooral dat ook Maandag weer zal worden gegeven toont Tilly Sylon een opmerkelijke fantasie. Het is knap van opzet en regie. En het bewegingsspel. De School eigenlijk een gedanste eenacter waarvoor Adam de muziek schreef getuigt van grotesken geest en van een benijdenswaar dige vis comic a van Tilly Sylon. Ook dit aar dige nummer komt weer op het programma van Maandag voor. Nieuw zal „Halewijn" zijn, een dramatisch dansspel op muziek van Adam naar de be kende oude ballade van „Heer Halewijn" en ook „De Buren", een Spaansch volkstafereel op muziek van de Falla. En velen zal het zeker genoegen doen, dat zij ook een plaats op haar programma heeft gegeven aan de kinderen en wel in „De Speelgoedkast" op muziek van Mozart. Wie zich het kleine danseresje uit Klein Duimpje herinnert, weet, wat Tilly Sylon met haar jeugdige leerlingen weet te bereiken. Het belooft een interessante dansavond te zullen worden. J. B. SCHUIL. Tooneel uit „De School", ballet van Tilly Sylon. pauze), van meer waarde was geweest. Men voerde van Robert Kahn drie deelen uit van een werk voor koor en orkest, „Befreiung", waaronder twee op teksten van Goethe. De componist bezit in 't geheel niet de middelen, om door zijn muziek ons den tekst van Goethe nader te brengen. De klanken zeulen voort in een viervierde maat zonder end, allemaal homofoon (eenstemmig) op een kleine slot wending na van het tweede deel, waar de stemmen langs elkaar schuiven zoodat men een oogenblik waarlijk vierstemmig hoort zingen. Als het Kahn zelf te bar wordt, slaat hij een moment over in drievierde maat. maar haalt dan 't slot weer, op de oude manier van daareven. Instrumentatie is ook niets; zang. orkest, alles van 't zelfde laken een pak. Toch was het prettig, het koor een zoo mooien gaven klank te hooren ontwikkelen, en men kreeg reeds goede verwachtingen voor straks, bij Beethoven. Voor Anton Krelage was intusschen nog een andere taak weggelegd dan zijn koor schoon te laten zingen. Daar wachtten hem de eerste drie deelen der grootmachtige symphonie. Met onze H.O.V. Ik vreesde met groote vreeze, voor al bij het Scherzo. Krelage nam het, laat ons zeggen: niet onvoorzichtig, kon toch niet ver hinderen dat het hier en daar rammelde. In het Adagio, dat zeker heel mooi de sfeer gaf, was opvallend goed de uitvoering der vierde hoornpartij, dat criterium waar men in ang stige spanning den goeden afloop hoopt. Ik merkte dat de hoornist v. d. Beek deze partij voor zijn rekening nam en haar met smaak en in gave techniek weergaf. In 't slot hadden in de triolenpassage de eerste violen even pech. De contrabassen waren in 't slotpresto, na :t eerste recitativo niet verdacht op de interruptie „fis-a", maar kweten zich voor 't verdere heel loffelijk van hun inspannende taak. Dan zet voor het eerst de solostem het reci tatief in: „O Freunde, nicht diese Töne", en Beethoven heeft den weg. gevonden, om in de symphonie, de grootste en verhevenste der kunstvormen, de menschheid te laten deel nemen aan, deelgenoot te maken van het schoonste wat hij in zich droeg. „Freude, sehöner Götterfunken". Aarzelend eerst, een enkele vreugderoep, dan in steeds stijgende overgave jubelt het Schiller's Ode an die Freude. In steeds grooter en intenser beweeg lijkheid jubelt het koor zijn „Küsse gab sie uns und Reben", tot het zijn eerste ontroeren- rende climax bereikt, „und der Cherub steht vor Gott". Maar wat zou er ons bijblijven aan indrukken, als niet de zang technisch be- heerscht was. Hoe menigmaal hoorden we het mannenkoor zijn „Laufet, Brtider, eure Bahn" door slechte bezetting geheel onvoldoende zin gen. Hier klonk alles stevig gefundeerd en werd de tweede climax voorbereid, de reprise der beginwoorden van de ode, die nu uitstra len in den vollen glans van het orkest. De tweede tussehengroep „Seid umschlungen, Mil- lionen", en vooral het ..Ihr stürzt wieder" mag men rekenen tot de allerbeste momenten van koor en dirigent; dit deel maakte diepen in druk. De tweede reprise maakte ook aanspraak op grooten lof, en zoo ijlde het in blijden jubel naar het slot, dat extatisch klonk. De solisten hadden ook hun rechtmatig deel in deze schoone uitvoering: de sopraan Eline Hemrica, de alt Agathe Rengers, de tenor Michel Gobets, de bas Otto Couperus. Ook hun mag het als een groote voldoening gelden, te hebben meegearbeid aan de verwezenlijking van het ideaal: Beethoven vóór het Volk dóór het Volk. Vooralsnog bepaalde zich hoofd zakelijk onze verheugenis tot het slotdeel, maar de weg is gebaand; de ideale totale weergave zal zéker komen, wanneer eerst een financieel draagkachtig arbeiderskoor op de bres staat, dat orkestversterkingen en de noodzakelijke repetities mogelijk maakt. G. J. KALT. Vijfde Ledenconcert van de Afd. Haarlem van de M.t.B.d.T. RUTH POSSELT. Wie het tengere broze figuurtje van Ruth Posselt het podium ziet betreden verwacht geen grootsch spel of hartstochtelijke ontla dingen van temperament. Ruth Posselt geeft dan ook noch 't een, noch 't ander, maar haar spel is van een niet te overtreffen en moeilijk te evenaren charme. In dit opzicht toont zij zich een waardige leerlinge van Jacques Thi- baud. „Miss Charming" zou men haar kunnnen noemen. Charme gaf zij in Handel's sonate, in Mozart's D dur-concert, in Franek's Sonate, in de kleinere nummers en .toegiften, waarmee zij den avond besloot. Toch is haar viooltoon niet ijl, maar vol en in het forte groot, maar het charmeerende ervan blijft in alle dynamische graden de meest essentieele karaktertrek. En waar zich deze bij het karakter der compositie aansluit, zooals in Mozart's liefelijke muziek, is het resultaat verrukkelijk. Zelden heb ik het concert in D gr. t. met zooveel gratie en liefe lijkheid. in een zoo ongerepte schoonheid hooren vertolken. In de eerste twee deelen van Franek's Sonate echter had ik gaarne wat minder gereserveerdheid van toon en tempo, wat meer innerlijke warmte en uitbundigheid gevoeld. Het was alles heel mooi en heel af, maar haast tè mooi. Ook Theo van der Pas springt nooit uit den band en hoeveel waar deering en zelfs be. Bering men voor zijn fijn afgewerkt klavierspcl c.li hebben moge: men zou soms bijna gaan verlangen dat hij zich ook eens gaan liet. Doch het lijkt ondank baar dit te berde te brengen, waar door beiden, Ruth Posselt en Theo v. d. Pas zooveel schoons ten gehoore werd gebracht. Het is overbodig de technische kwaliteiten van het spel der violiste te gaan opsommen. Al wat speelde klonk even verzorgd. Maar het bleef binnen bepaalde grenzen. Ook de „Love Song" van Suk en de Introduzione en Taran tella van De Sarasate gingen niet buiten het liefelijke en elegante en zelfs haar eerste toe gift, de „Ghost-dance" van Ellis Levy klonk onder haar handen zoo knus en onschuldig mogelijk, trots de sul-ponticello-gedeelten. En het tweede toegift, „Poem" van Fiebig was ook een en al zoetheid. Dit concert was het besluit van de serie ledenconcerten van dit seizoen. K. DE JONG. SCHILDERKUNST FEESTELIJKE OPENING van Nicolaas Basterï's Eeretentoonstelling in Pulchri Studio. Dinsdagmiddag. De drie groote zalen van het Haagsche Pulchri liggen stil, in afwach ting van wat gebeuren gaat; doch de wanden zijn vol behangen met honderd en dertig doe ken van den bij uitstek Hollandschen schilder, die in het begin van dit jaar zijn tachtig sten verjaardag vierde. Pulchri heeft hem deze eeretentoonstelling aangeboden, overal in den lande hebben de eigenaars van zijn werken deze afgestaan en er is in H. W. Mes- dag's stichting weer eens een sfeer geschapen, die aan den grooten stijl herinnert. Hol- landsch is deze kunst en men behoeft geen chauvinist te zijn om te zeggen; Hollandsch, en goed en gezond. Het is misschien noodza kelijk geweest dat na zoo rijken bloei een tijd van rust, van zoeken ook naar andere basis, naar contact met den meer Europee- schen geest gekomen is.... dat alles neemt niet weg, dat nu we hier het levenswerk terug zien van een kunstenaar, die naast de Maris- sen. Weissenbruch enz. feitelijk op het tweede plan werkte, wij pas gaan inzien hoe belang rijk wel die phalanx geweest moet zijn, die zulke „jongeren" voortbracht. En hoe ver klaarbaar wordt het, dat met zulke aan haar bodem verkleefde kunst van zoo hoog gehalte de belangstelling van de overige wereld ver overd kon worden. Bastert en het Hollandsche landschap zijn één. De dijken en rivieren zijn hem even gemeenzaam als ze het in de litteratuur den ouder geworden Van Schendel zijn. De Vecht in alle jaargetijden heeft geen verborgenhe den voor hem gehad en tusschen den schil der en zijn land heerscht die kalme, maar innige en standvastige genegenheid die zoo door-en-door Hollandsch is. Geen Weissen bruch, geen Jaap Maris zou voor een doek een zoo gemoedelijk intiemen titel bedacht hebben als Bastert, met zijn: „Als de winter- jannen bloeien". Ik hervind in dien titel die mengeling van artist en van landjonker, die mij steeds in dezen schilder heeft aangetrok ken. Laat het dan zelden dramatisch zijn, het heeft alle charmes der kalme genegenheid, die uit innerlijke beschaving geboren wordt. In Bastert is geen pose en in zijn werk geen geknoei. Het is technisch zoo zuiver geschil derd. dat ik er vandaag geen enkele hilderij uit de zoovele van ouden datum ondekt heb, die bersten vertoonde, op ééne na, die in de donkere partijen was gaan raar doen. Wie veel moderne schilderijen gezien heeft, weet wat dat zeggen wil. Drie uur. De zalen hebben zich gevuld. Bastert is gearriveerd en ook minister Mar- chant, die hem de eer aandoet zijn tentoon stelling te openen. Willy Sluiter, Pulchri's voorzitter, stelt de heeren aan elkaar voor. Ge kunt, op een afstand, en voor uzelf wel de beleefdheidszinnetjes construeeren die de blo zende buitenman en de vermoeid-perkamen ten advocaat met elkaar wisselen. Twee intel ligenties van verschillend kaliber, geen van beiden van geest ontbloot. Straks zal de minister in zijn rede er aan herinneren, hoe hij nog met Bastert's vader, den oud-minister, in de Tweede Kamer geze ten heeft. Ja, ja, zegt Mr. Marchant guitig, wij worden allemaal een dagje ouder! „Maar het eenige middel gaat hij voort— om dat niet te bemerken is: hard werken. En dat hebt ge gedaan, de bewijzen hangen om ons heen. Een ander is de liefde voor de schoon heid, en die hebt ge bij ons levend gehouden". Een aardig speechje van onzen minister, dat hartelijken weerklank vond. En toen veerde de tachtigjarige feesteling overeind, stapte naar den katheder en hield daar onvervaard en met een gemak, dat lieden van een halve eeuw jonger hem kunnen benijden, zonder pampiertjes vóór zich, een dankrede, die per fect in orde was. Aardig was het hoe hij zich handig herstelde toen tegen het eind de ont roering hem even de baas scheen te willen worden. Een benijdbare oude gentleman, deze prachtige schilder van de verdwijnende soort. Een aardige, ouderwetsche Pulchri-middag was het, waaraan de meeste bekende Pul- chrianen luister hebben bijgezet door hun aanwezigheid. Van Konijnenburg, Willem Roe- lofs, Arntzenius, Bron, Van Mastenbroek. Van der Stok, Moulijn en nog zooveel anderen meer, ook van de jongere generatie, hebben vergezeld van hun dames, den nestor gehul digd die feitelijk meer tot den Amslerdam- schen kring van Poggenbeek en Breitner be hoord heeft, doch in Pulchri steeds een ge respecteerde gast was. Voor hemzelf en de zijnen moet dit een gelukkige dag geweest zijn. J. H. DE BOIS JOSEPHINE BAKER KWAAD WEGGELOOPEN. MIDDEN IN EEN VOORSTELLING. De bekende cabaret-ster Josephine Baker, die in een theater te Alexandrië voorstellin gen gaf, is dezer dagen plotseling van het podium afgeloopen en heeft geweigerd terug te komen. Zij verklaarde volgens Reuter door toeschouwers op de galerij te zijn beleedigd. Een van de dansen der actrice werd door het publiek op de galerij stormachtig toegejuicht, want men wilde nog een toegift krijgen. Jo sephine dankte buigend voor het applaus, doch verdween vervolgens van het podium om plaats te maken voor een lid van haar band. Dit was echter niet naar den zin van de galerij-bezoekers die onder veel rumoer protesteerden Josephine kwam toen terug en verzocht dc toeschouwers naar het volgende nummer te luisteren, waaraan echter geen gevolg werd gegeven. Do actrice werd daarop zóó woedend, dat zij het orkest gelastte op te houden en het gordijn liet sluiten, ten teeken dat de voorstelling geëindigd was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10