DE NATUUR
OP REIS! 03
VERBORGEN
PASSAGIERS!
DE WOLHANDKRAB
NAAR NEDERLAND
«IICIIIHRIC CCIRCI-IC*
Het is U misschien wel eens overkomen, dat
U dicht by een vuilnisbelt een persoon aan
trof, die met een zeer ernstig gezicht en in
gezelschap van een botaniseertrommel en een
vergrootglas het afval en den bodem bestu
deerde. Mischien heeft U hem voor gek
versleten, mogelijk zag U in hem een bekla
genswaardig neuroticus. De ooi-zaak van zoo'n
oordeel is het feit, dat nooit de z.g. adven-
tieve flora heeft hooren noemen.
De man, wiens belangstelling uitgaat naar
weggeworpen overschotten etc. is iemand,
trie uitheemsche, vaak tropische, planten
tracht te vinden, welke als enkele exemplaren
bij ons verzeild zijn geraakt. Bijna nimmer
overleven ze den winter en indien, op de een
of andere beschutte plek een exotisch gewas
zich door het koude jaargety heenslaat, dan
leidt dat toch niet tot de verbreiding van een
nieuwe soort. Anders Is het soms met dieren,
waarover straks meer gezegd zal worden.
„Adventief" hangt samen met het Latyn-
sche woord „advent", dat aankomst betee-
kent. Gekoppeld aan „flora" slaat het op de
organismen uit andere streken, die hier ge
ar::. eerd zijn.
Het zal U verwonderen, dat U op de mest
hoop dikwijls met succes naar dadelpalmpjes
.en citroenboompjes kunt speuren om niet te
spreken van het buitenlanasch onkruid, dat
onze douanen listig voorbij glipt.
Koe passeeren deze vreemdelingen de grens?
Dat niemand zich de moeite heeft genomen
zuidvruchten e.d, op de terreinen der ge
meentereiniging te zaaien, staat wel vast.
Ook heeft geen expert sinaasappelzaad ge
ïmporteerd, daar het hem bekend moet zijn,
dat sneeuw en felle vorst den groei van
oranjeboomen niet bepaald bevorderen. De
betreffende plantenkiemen zijn dan ook tegen
onzen wil en dank ontloken, en dikwijls als
blinde passagiers tot ons doorgedrongen.
Bij citroenen, dadels en andere zuidvruch
ten is de kwestie eenvouaig: de pitten er van
zijn met het keukenafval op de vuilnishoop
geworpen en zijn aldaar gaan gedijen.
In streken, waar fabrieken zijn gevestigd,
die buitenlandsche wol verwerken, vindt men
niet zelden grassen en kruiden, die in Austra
lië, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika thuishoo-
ren. De ingevoerde wol wordt voor het gebruik
gereinigd, en met de onbruikbare resten ver
huizen de zaden naar de belt.
De omtrek van margarinefabrieken is even
eens rijk aan ongewone vegetatie. Hier zijn
het meestal olievruchten, zooals sojaboonen
uit Mandsjoerije en sesam uit Afrika.
Een derde belangwekkende groep emigran
ten tiert soms bij spoorwegstations. Het zijn
de z.g. zuid vluchten begeleiders. Vijgen, si
naasappels etc, die slecht tegen de kou be
stand zijn, worden in wagens geladen, waar
van men de ijzeren wanden en plafonds met
eer, hooi- en stroolaag van tien tot twintig
centimeters omgeeft. Dit omhulsel bevat, zoo
als onderzoekingen hehbbev. uitgewezen, dui
zenden planter.',-Jemen van de uiteenloopend-
ste soort. In Midden-Europa kent men reeds
tweehonderd van deze reizigers, die het er
levend afbrengen. Vooral grassen toonen zich
taai. maa.- cok bloemen uit het Middellanósehe
zeegebied volbrengen den tocht.
Menigmaal verdwalen typische kustplanten
In industriegebieden. Zij worden dan vaak
met de uitheemsche mosselen, die men er
nuttigt, naar zoo'n streek overgebracht.
Slechts een enkelen keer heeft er werkelijk
een echte „verhuizing" plaats. We bedoelen
hiermee, dat een plant een nieuw vaderland
de heeren schorpioen en duizendpoot
uit cairo gearriveerd.
vindt. In dat ge*'u. wordt ze gewoonlijk door
lïobefïotters oir ocrgeloodst. lleerenpantalons
zijn een ideaal transportmiddel voor zaden,
en wanneer toeristen in het gunstige seizoen
een bepaalde streek veelvuldig bezoeken, dan
is het niet uitgesloten, dat ze de flora van
hun eigen land met een soort verrijken. Zoo
begint zich in West- en Midden-Europa mo
menteel de cuscuta gronovii, een winde, thuis
te gevoelen.
De algemeene aandacht valt intusschen
meestal meer op onbekende of weinig geziene
dieren, die de bevolking door hun aanwezig
heid verrassen, dan op planten. We moeten
hier twee mogelijkheden onderscheiden: de
landverhuizing en: de verschijning van enkele
exemplaren. In het eerste geval helpt vaak
de mensch bewust mee, in het laatste slechts
dan wanneer er circussen of dierentuinen in
het spel zijn.
De zee moet al zeer diep en het naastbij-
tiel verrast, meesleurt en naar Europa ver
voert.
De arbeider, die in Londen, Rotterdam
of Bremen de bananen lost, ontdekt dan
tot zijn schrik plotseling een vogelspin of een
slang, waarvan hij niet weet, of ze gevaarlyk
is. Voorloopig is het insect of het reptiel ech
ter niet bij machte iemand kwaad te doen.
De zeereis heeft deze verborgen passagiers
niet opgemonterd. Aan het Europeesch kli
maat zijn ae niet gewend. De ruimten, waarin
de bananen bewaard werden, zijn door koel
machines frisch gehouden. Daardoor zijn de
bezoekers meestal zoo verkleumd, dat ze zich
aan de bananentrossen klemmen, zonder zich
te verroeren, met het gevolg, dat de haven
arbeider ze soms niet eens in het oog krijgt.
De bananen worden weer op den trein gezet
en gaan naar Midden-Europa tot in Zwitser
land. En zoo kan het gebeuren, dat in Zürich
bewoners uit West-Indië arriveeren. Slechts
de helft dër dieren doorstaat de vermoeienis
sen van de reis. De andere zijn bij aankomst
de Mackenzie-rivier bereikten, om de daar
wonende Eskimo's redding te brengen, trok
ken weliswaar onder menschelijke leiding
van de Kotzebue Sont in West-Alaska naar
den riviermond. Ze hebben meer dan drie en
een derde jaar over den tocht gedaan.
Een der langste trajecten, ooit door een
diersoort afgelegd, is dat, dat oe bisamrat
achter zich liet. Hij begon in Amerika, door
kruiste Azië en verstaat de kunst in Europa
te leven.
Een zeer gebruikelijk middel van vervoer
voor diersoorten, die nieuwe gronden zoeken,
is de wind. Vlinderzwermen steken soms den
Atlantischen Oceaan over en rusten dan uit
op hun weg van Brazilië naar Europa, door
schepen, die zij ontmoeten, als tussehen-
stations te benutten.
Maar de vreemdeling, die ons land momen
teel werkelijk onveilig maakt is de wol-
h a nd k r a b, een immigrant, uit China, die
eerst Duitsehland aandeed, en nu naar Ne
derland trekt.
gelegen continent al bijzonder ver weg zijn,
wil zich ergens een afgesloten dierenrijk vor
men. Min of meer is dat het geval met
Australië, waar tal van archaïsche diervor
men nog in vrij groote kwantiteiten voor
komen.
De trekvogels laten we buiten beschouwing,
daar toch deze slechts tijdelijk van .nationa
liteit" verwisselen, met hen is het als met de
merkwaardige diersoort, die den naam „rijk
aard" draagt: 's winters naar de Rivièra,
's zomers naar Scandinavië.
Slangen en vogelspinnen behooren echter
tot de zeldzame gasten, die hier spoedig zou
den overlijden, als we ze geen plaats in de
zoölogische verzamelingen gaven. Ze komen
per trein en per schip uit Zuid-Amerika. waar
ze als eieren of larven met de te verzenden
goederen verpakt werden.
Een bananenplantage op. laat ons zeggen
Jamaica, is geen broeikas, maar een soort
oerwoud. Bovendien gaat de inzameling en
expeditie der waar bijzonder gehaast. De tros
sen bananen worden gecontroleerd op rijp
heid: ze mogen n.l. niet rijp
zijn. Vertoonen ze een gele
per kist kleur, dan gooit men ze in zee.
Worden de bananen door de
plukkers plotseling wegge
rukt, dan gebeurt het vaak,
dat men een vreemdsoortig
insect of een zonderling rep-
al dood. De. Züricher dierentuin is overigens
op deze wijze in het bezit gekomen van eenige
tarantella's, een python, een boa constrictor
en een adder uit Columbia.
Bij den invoer van kurk uit Portugal haalt
men niet zelden Egyptische sprinkhanen bin
nen. benevens duizendpooten en schorpioenen.
Ook tropische boktorren vereeren ons met een
visite.
Zooals gezegd is het anders gesteld met de
beesten, die werkelijk in een ander wereld
deel een nieuw grondgebied vinden. De Noord-
Afrikaansche pharao-mier begint zich bij
voorbeeld hier in te dringen.
Denemarken verheugt zich na ettelijke
honderden jaren weer in het bezit van een
eiand. Het dier moet een geweldigen afstana
zwemmende hebben afgelegd. Dit nu is niet
zeldzaam. Het is meer dan eens gebeurd, dat
herten over het Kanaal kwamen, en ook zijn
deze dieren wel in volle zee door visschers
opgepikt.
De betreffende eland is aangetroffen in het
grootste woud op Seeland, het grib skov.
Waarschijnlijk is zij door de Oeresont komen
zwemmen. Men zal zich nu inspannen om
een echtgenoot voor haar te vinden, en hei
lijdt geen twijfel, dat over eenigen tijd Dene-
markens bosschen weer door elanden bevolkt
zullen zijn.
De rendieren, die deeer dagen de delta van
-»v-
Vreemdelingen onder het afoed.
Zes jaar geleden was het beest in Centraal
Europa nog aoo zeldzaam, dat men voor een
gaaf exemplaar graag twee gulden of drie
mark neertelde. Tegenwoordig haalt men uit
de Havel beneden Rathenov bij één networp
twaalf centenaars op, hetgeen gelijk staat met
een vangst van 14500 stuks. Dit heeft een
verandering van den marktprijs tengevolge ge
had. Momenteel betaalt ae visschersbond
drie mark als premie voor een centenaar
deze waterverderversDe verschalkte krabben
worden fijngestampt en in vogelvoer omgezet.
Over de manier waarop de krabben naar
Europa zijn gekomen, verkeert men in het
onzekere. Vast staat, dat ze door op China
varende sehepen zijn aangevoerd. Maar men
weet niet. of ze als volwassen exemplaren aan
boord kwamen dan wel als larven. Het laatste
is het waarschynlykst.
Ik Hamburg doet een verhaal de ronde van
een ouden matroos, die een wolhandkrab had
meegebracht en er geen afnemer voor kon
vinden, en die het beest m de rivier gooide,
waar de „oüe dwarslöper", de oude dwars-
looper aieh heeft voortgeplant.
Zoover het Nederland be
treft. is aangetoond, dat de
invasie der wolhandkrabben
niet van de zee uit plaats
heeft, maai via de binnenwate
ren geaehieét. De dieren trek
ken langs de rivieren, zijrivieren, kanalen en
waterloopen. De trek vangt met begin Maart
aan en binnen 2 of 3 maanden zijn er hon
derd kilometer afgelegd Het is waarschijnlijk,
dat hier in 1934 veel krabben zullen worden
aangetroffen. Het gevaar voor onze binnen-
visscherij mag men niet onderschatten, en
het zal niet zoo gemakkelijk zyn het te be
zweren, daar toch het eenige bruikbare be
strijdingsmiddel het wegvangen is.
In het Noorden des lands zyn twee wol-
handkrabbencentra: de Dollard en de Lau
werzee.
In het voorgaande hebben we geen rekening
gehouden met een categorie van levende
wezens, die eveneens tot de reizigers behoort
en zeer belangrijk is, n.l. die der organismen,
welke op of in (tevens ten koste van) hun
medestervelingen leven, de z.g. parasieten.
Die trekken met him gastheer van land tot
land, van werelddeel naar werelddeel, en gaan
bovendien van de eene soort op de andere
over. Eén der merkwaardigste parasieten is
de leverbot. In volwassen toestand bewoont hy
de galgangen naar de lever by schapen, koeien
en zelfs bij menschen. Het beest is daarom
zoo interessant, wyi het in vier verschillende
ontwikkelingsphasen voorkomt en in iedere
phase bij een ander organisme huist.
De volwassen vorm veroorzaakt by schapen
(niet bij rundvee) de z.g. botziekte of gallig
heid. HierlMJ treden gebrek aan eetlust en
groote dorst op. De beesten worden traag en
vermageren. Eén en ander gaat vaak met
geelzucht gepaard; ook neemt men in ernstige
gevallen waterzucht, buikzwelling en diarrhee
waar. Men ziet het: onschadelyk is de lever-
bot niet.
Het dier legt microscopisch kleine eieren,
die met de gal in de darm terechtkomen en
van daaruit naar buiten raken. Meestal arri
veeren de eieren op een vochtige plaats of
in het water, waar ze zich tot larven, mira-
oidia, ontwikkelen. Deze booren zich in slak
ken, waarna ze uitgroeien tot bolvormige
wezentjes, sporocysten. In de sporocyst ont
staan eieren, die zich zonder bevruchting
(parthenogenetisch) ontwikkeien. De zich daai
vormende organismen heeten rediën. Soms
treft men een tweede generatie van rediën
aan. maar meestal gaat de eerste omniddeliyk
over in cercariën of staartlarven, nadat zy de
lever van de slak verteerd hebben.
De cercariën verlaten de slak, zwemmen
rond, hechten zich vast aan een waterplant
en scheiden slym af. De ingekapselde leverbot
wordt dan weer door het een of andere zoog
dier met waterplant en al verorberd.
Ben andere parasiet, de trichine, het dieT,
dat de trichinose by menschen veroorzaakt,
gaat van ratten op varkens over en van var
kens op den mensch. Zy komt in twee vormen
voor: darm trichine en spiertrichine. By den
mensch zijn ze over de heele wereld verbreid,
In Europa treft men ze vooral in Duitseh
land. Schotland. Engeland, Denemarken en
Zweden aan. Verder zoeken ze zich de uiteen-
loopendste gastheeren uit: ratten, muizen,
katten, vossen, bunsings. marters, hamsters,
dassen, stekelvarkens, waschbeeren. konynen,
dolfynen. paarden, schapen en koeien.
De grootte van het gevaar is afhankeiyk
van het aantal genuttigde trichinen; by som
mige epedetmeën steeg het sterffcecyfer tot 30
per 100.
By dit grapje «H Sondagsnisse Strix, beeft de hamor-redacteur zóó diep Mthooad. 4)t
Mj er gee» padorscbrift voor verróasa dor*.