HET HAARLEMSCHE STADSBEELD.
Het Zwitsersche Wintersportseizoen 1933-1934
H.D. VERTELLING.
Behendige Turners.
ZATERDAG 17 MAART 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
Hoe het eens was.
Hoe het geworden is.
De Kolk te Spaamdam in 1760.
Ideaal wintersportweer. Nieuwe kunstijsbanen
in de steden. Zwitsersche ijshockey- en ski
successen. Eindelijk wat meer belangstelling
ook voor het hardrijden op schaatsen?
Genève, Maart 1934.
(Van onzen correspondent.)
Het thans ten einde loopende wintersport
seizoen 1S33-1934 zal door de Zwitsers niet
licht vergeten worden. Tal van redenen be
staan. dat het nog langen tijd in de aange
name herinnering eer wintersportvrienden
uit dit land zal blijven voortleven.
In de eerste plaats om het ideale winter
weer. dat wij hier in dit seizoen genoten
hebben. Reeds in December lag er in de berg-
districten voldoende sneeuw en ijs, dat al
len. die gelegenheid hadden even naar boven
te gaan, reeds met Kerstmis hun hart aan
het ski-en, het schaatsenrijden en het ijs-
hockeyspel konden ophalen. En dit weer
heeft ons tot den huidigen dag vrijwel nim
mer verlaten! Het was gezond, zonnig weer,
niet te koud en niet te warm, met zoo nu en
dan een nieuwe sneeuwval om den sneeuw-
voorraad weder behoorlijk aan te vullen. En
de in den winter door de sportliefhebbers zoo
gevreesde „Föhn"-wind, die plotseling door
een het ijs-ontdooiende en de sneeuw-weg-
smeltende warmtegolf, met regen gepaard,
aan alle winterpret een einde kan maker.,
heeft het dezen winter ook heel schappelijk
gemaakt!
Een tweede reden, die gemaakt heeft, dat
duizenden Zwitsers dit seizoen aan de
lederen Zwitser aangeboren ski-begeerten
hebben kunnen voldoening schenken, was de
invoering der goedkoope week-einde-biljet-
ten op de spoorwegen. Met een kaartje voor
de enkele reis, op Zaterdag genomen, kon
men. van welk station ook. Zondag of Maan
dag gratis naar huis terugreizen. Talloos zijn
degenen geweest, die op deze wijze van de
gelegenheid geprofiteerd hebben, om voor de
halve reiskosten een tweedaagsch uitstapje in
de tot ski—en noodende bergen te maken!
Natuurlijk liet de beurs, ondanks deze goed
koops weekeinde-biljetten, bij menigeen niet
toe lederen Zaterdag en Zondag naar boven
in de bergen te gaan. Die thuis moesten blij
ven. konden zich dit seizoen echter, voor zoo
verre zij in de grootste steden van Duitsch-
Zwitserland wonen, met het schaatsenrijden
op een kunstijsbaan troosten. Na Zürich, dat
reeds een paar jaar geleden met een prach
tige kunstijsbaan on den Dolder verrijkt
werd, hebben Bazel en Bern dit seizoen ook
zulke banen verkregen. (Genève zal in het
volgende winterseizoen eveneens volgen
Den geheelen winter door, van begin Novem
ber tot einde Maart, kan men thans in de
grootste steden van Zwitserland dag-in. dag
uit schaatsenrijden en ijshockeyspelen.
Natuurlijk ook des avonds dank zij een uitste
kende belichting der steeds druk bezochte
banen, die niet, zooals in Berlijn, Milaan en
Parijs, in een gebouw zijn aangelegd, doch
zich in de vrije frissche lucht bevinden. Ter
wijl de schooljeugd vooral overdag deze
stadsgelegenheid tot schaatsenrijden dank
baar heeft aangegrepen, zijn het vooral de
ambtenaren, kantoorbedienden, winkelmeis
jes enzdie in de avonduren gezonde
lichaamsbeweging en frissche lucht komen
genieten.
Er is echter nog een vierde reden, waarom
het wintersportseizoen 1933-1934 vermoede
lijk nog geruimen tijd met aangename her
inneringen zal herdacht worden: de groove
successen der Zwitsersche kampioenen op
het gebied der ski- en der ijshockey-spoi t.
De ski-wereldkampioenschappen te St.-Mo-
ritz brachten den Zwitsers, vooral in de hee-
ren-nummers, overweldigende successen. On
danks de concurrentie uit 14 landen bezetten
de Zwitsers in den afdalingsren en den
slalom-wedstrijden vijf van de eerste zes
plaatsen! David Zogg het populaire „ski-ka
non" uit Arosa, werd wereldkampioen; een
Duitscher werd tweede, vier andere Zwitsers
werden no. 3. 4. 5 en 6. Indien ooit de meer
derheid van een volk in een bepaalden tak
van soort boven de andere volken duidelijk
aan het licht is gekomen, is het wel bij deze
St -Moritzer wereldkampioenschappen ge
weest In de dames-nummers waren de Zwit
sersche successen niet zoo groot, doch toch
ook heel aardig. De Zwitsersche Anny Ruegg
werd wereldkampioene in den afdalingsren
voor dames, doch de Duitsche Christel Cranz
won het slalom-wereldkampioenschap en ook
de combinatie afdalingsren-slalom. Hiermj
moet men echter niet vergeten, dat de Zwit
sersche kampioenen mevrouw von Arx—Zogg
(de zuster van den wereldkampioen Dav.d
Zogg) niet kon mededoen, omdat zij by een
oefening door een onhandigen toerist-ski-er.
die niet wist dat hij de „hoop van Zwitser
land" voor zich had, was aangereden, met het
gevolg dat zij haar enkel brak! Zonder dit
ongeval zou de familie Zogg wellicht een
dubbel wereldkampioenschap aan zichzelf en
aan Zwitserland hebben bezorgd!
Al hebben de Zwitsersche ijshockeyspelers
geen wereldkampioenschap, noch zelfs dat
van Europa kunnen veroveren, de Zwitser
sche ijshockeyploeg heeft dit seizoen zich
toch schitterend gehouden. Voor het eerst
hebben de Zwitsers een landenwedstrijd kun
nen winnen tegen één der twee beroemde
overzeesche pionierstaten op het gebied van
ijshockey, Canada en Amerika. De Ameri-
kaansche ploeg, die in 1933 het wereldkam
pioenschap te Praag had gewonnen, werd in
den landenwedstrijd ZwitserlandAmei aka
te Zürich met 30 geslagen. En dat dit Zwit
sersche succes geen toeval was, bewezen de
twee wedstrijden tegen Canada. In den hai-
ven eindstrijd om het wereld ka mp ioens c ha p
te Milaan wonnen de Canadeezen eerst na
verlenging met 21 van de Zwitsers; een
week later konden de Canadeezen, die het
wereldkampioenschap op de Amerikanen had
den terug veroverd, de Zwitsers te Zürich
slechts met 32 slaan. Tien jaren geleden,
op de Olympische Winterspelen 1924 te Cha-
monix. zag ik de Canadeezen de Zwitsers met
330 verpletteren. In 1928 op de Olympische
Winterspelen te St. Moritz waren de Zwitsers
blijde nog juist aan de dubbele cijfers te ont
komen. Deze enkele vergelijkingen tusschen
het verleden en de tegenwoordige krachtsver
houdingen tusschen Canada en de Zwitsers
doen zien, dat de Zwitsers hun leermeesters
eere hebben aangedaan!
Dat de Zwitsers desondanks het Europee-
sche kampioenschap te Milaan aan de Duit-
schers hebben moeten laten, is slechts het
gevolg van bijzondere omstandigheden. De
Duitschers hadden zich in den halven eind
strijd om het wereldkampioenschap tegen
Amerika opzettelijk niet ingespannen; de
Zwitsers daarentegen hadden zich tegen Ca
nada ten volle gegeven. Toen nu Duitschland
en Zwitserland hierna om het Europeesche
kampioenschap moes ben spelen kwamen
oververmoeide Zwitsers tegen nog frissche
Duitschers! Tot 20 seconden voor het einde
leidden de Zwitsers desniettemin met 10!
Een plotselinge Duitsche uitval, toen iedereen
de Zwitsers reeds als Europeesche kampioe
nen beschouwde, bracht Duitschland den ge
lijkmaker In de daarop volgende verlenging
moesten de totaal uitgeputte Zwitsers toe
zien, dat Duitschland het overwinnende doel
punt maakte! Verleden Zondag hebben de
Zwitsers echter door een 50 overwinning op
Duitschland te Bazel laten zien, wat de wer
kelijke krachtsverhouding tusschen de Zwit
sersche „wonderploeg" en de Europeesche
kampioenen Duitschland is!
Merkwaardig is. dat waar de Zwitsers ir.
de andere wintersporten zoo uitblinken, zij
in het hardrijden cp schaatsen nog steeds in
den aller laatste n rang staan. Thans heeft zich
echter een clubje jonge Davosers gevormd
die ernstig het hardrijden beoefenen willen,
om Zwitserland ook op dit gebied een woordje
te laten medespreken. Wij zullen het volgen
de jaar, wanneer Van Laer de beste hardrij
ders uit Finland, Nederland, Noorwegen en
Oostenrijk weder aan den start roept, zien of
deze Zwitsersche wensch kans-heeft verwe
zenlijkt te worden!
B. DE JONG VAN BEEK EN DONK.
T ruusje.
Truusje dacht na, terwijl ze traag op een
hapje brood kauwde. Ze dacht, zooals alleen
een meisje van acht jaar denken kan.
Ze kon nu ook eens nooit gelijk krijgen bij
de groote menschen. Zooeven nog had mams
haar verweten, dat het eten zoo langzac.m
ging en niet eens had ze willen gelooven, dat
het niet aan haar Truusje maar aan die
nare. harde korstjes lag.
Nooit gaven ze haar gelijk, meende ze. Daar
had je nou d'r slechte cijfer voor rekenen,
waardoor ze 't vorige jaar bijna was blijven
zitten. Toen ze gezegd had, dat zij juist altijd
de moeilijkste beurten kreeg het was immers
waar had mams haar schouders zoo'n beetje
opgehaald en vaderoef. wat was dié
kwaad geworden. Had ze ruzie met Marietje-
van-hierover, dan zeiden ze allemaal „Het zal
wel jouw schuld zijn. Truus, want je kan thuis
ook zoo kribbig zijn". En het mooiste was: ze
konden het geen van allen weten, want paps
en mams en ook de jongens, géén van allen
waren ze erbij geweest. Maar heusch, niemand
wilde haar ook gelooven, ze was „absoluut"
(mooi woord, dat ze graag gebruikte) een ver
ongelijkt kind, maar ééns later dan zou
den ze allemaal zien, dat het niet aan haar
lag.
Ze werd opgeschrikt uit haar overpeinzingen
door de stem van mams, die juist een brief
door den ochtendpost gebracht geopend had
en nu zei:
„Raadt eens kinderen, wie vanavond bij ons
komt eten?"
„Tante Greet!" schreeuwde Hans.
„Stil wat jongen! Nee, niet tante Greet,
maar oom Ton!"
Een indianen-gehuil steeg op. De kinderen
waren verrukt: een bezoek van oom Ton was
het fijnste, dat je kon bedenken. Die kwam
nooit met leege handen en precies als bij
Sinterklaas je wist nooit vooruit welke ver
rassingen hij ditmaal zou meebrengen.
Truusje kon niet nalaten juf-op-school en
al haar vriendinnetjes deelgenoot van haar
blijdschap te maken en om vier uur rende ze
naar huis, om toch vooral niets te missen van
de geweldige gebeurtenis. Want een gebeurte-
DE KOLK.
De Kolk te Spaamdam heeft nog steeds iets
intiems. Maar 175 jaar geleden was het er toch
nog schilderachtiger, vooral door de mooie
geveltjes die er stonden.
in S:
nis was het, als oom Ton zoo eens in de zes
maanden z'n zuster kwam bezoeken.
Oom Ton was kapitein en hoewel vrijgezel
gebleven, had hij alle eigenschappen om een
ideale vader te zijn. Kindervriend als weinigen,
was hij dol op de kinderen van zijn zuster en
het was werkelijk niet te verwonderen, dat
deze tegen hem opzagen als tegen een held.
Mams en paps konden dwalen, maai' wat oom
Ton zei, dat stond als een paal boven water
daaraan viel niet te tornen.
Tien minuten over vieren klonk Truusje's
belletje en in één ren holde ze naar boven,
terwijl ze gilde: „Is ie er al?"
„Ja hoor", klonk de zware bas van oom Ton.
die op het hooren van de bel al de gang in
geloopen was „ja hoor, hij is erdag
Truusekindnou, nou, jij ziet er patent
uit!"
Even later zat ze bij oom Ton op schoot,
terwijl de jongens, jaloersch, toekeken. Die
vonden, dat ze voor hun fatsoen niet meer op
schoot konden gaan zitten, maar in him hart
jes hadden ze het wat graag gewild.
„Enzei oom Ton, zich tot Hans wen
dend „hoe gaat het met jou op school,
Hannes?" Hans kleurde, hij wist, dat oom
Ton leeren erg belangrijk vond enhij
moest het eerlijk toegeven buitengewoon
was het nog niet. Maar oom Ton moest niet
vergeten, zei hij, dat de school nog maar pas
was begonnen, ze waren eerst drie weken weer
bezig en hij zou wel zorgen, dat het goed ging.
Intusschen zat Truusje te overwegen, wat
zij zeggen zou, als oom Ton haar de onvermij
delijke vraag zou stellen. Als je paps en mams
hoorde, ja dié vonden, dat ze de vierde klas
niet flink had ingezet, maardie waren ook
zoo ontzettend veeleischend. Oom Ton zou
haar wèl gelooven, die zou vast niet denken,
dat z ij er wat aan kon doen, als juf van haar
altijd veel meer verlangde dan van de andere
kinderen. Maar tóch, je kon zooiets eigenlijk
niet tegen oom Ton zeggen, die wilde hooren.
dat zijn neefjes en nichtjes knapperts waren.
Nee hoor, als ie het haar zou vragen, dan zei
ze niets van haar moeilijkheden, dan zou ze
hem vertellen, dat het héél goed ging, Marius
deed het immers ook.
„En Truusje, ben je de vierde met goeien
moed begonnen??'
Daar had je het, nu flink zijn, net zoo doen
als die brutale jongens!
„Het gaat heel goed, oomzei ze en ze
voelde, dat ze kleurde „enneik denk wèl,
dat ik zal overgaan".
Ziezoo, dat was er uit, nu had ze tenminste
ook eens iets gezegd, waar niets op aan te
merken viel.
Maar haar zelfvoldaanheid verminderde
snel. toen oom Ton en mams en van de weer
omstuit ook de jongens, in lachen uitbarstten.
Wat had ze nu weer gezegd, wat was er te
lachen? Ze zag, hoe oom Ton rood werd van
het schateren en ineens kon ze het niet meer
inhouden. Ze moést huilen. Ongelukkig, teleur
gesteld en geknauwd liep ze de kamer uit
alles liep haar ook tegenzelfs oom Ton
begreep niets van haar.
Later op den avond, getroost met een fijn
handwerkdoosje, merkte ze, dat oom Ton tel
kens glimlachend naar haar keek.
Het was waar, dacht ze, ze werd door nie
mand begrepen, maar zij begreep ook geen zier
van die groote menschen
JAAP BEKKERS.
EEN AMBT DAT GELIJK STAAT
MET DEN DOOD.
WIE ZOU GOUVERNEUR VAN MIDNAPOER
WILLEN WORDEN?
Men was, vooral in Engeland, verrast, toen
de jonge diplomaat Percy Griffiths te Londen
naar het ambt van gouverneur van Mid-
napoer dong. Percy Griffiths is nauwelijks 30
jaar oud, van onberispelijken naam, naar de
meening van zijn superieuren een veelbelo
vende politicus en er bestond dus. naar
menschelijk oordeel, voor hem volstrekt geen
aanleiding of reden opzettelijk het gevaar
lijkste ambt der wereld uit te kiezen, want als
zoodanig staat de positie van gouverneur van
Midnapoer bekend.
Het raadsel van Griffiths' aanzoek werd
niet opgelost. Integendeel, hij ontving zijn be
noeming nu reeds eenige maanden geleden
en reisde af naar Indië. Zijn jonge vrouw
en twee kleine kinderen liet hij in Londen
achter. Hij trok, door niets anders dan de
gewone landswacht beschermd, alleen Midna
poer binnen en de verbazing der bevolking
was blijkbaar zoo groot, dat zij vergat op
hem te schieten! Intusschen is gouverneur
Griffiths nu reeds eenigen tijd ongestoord
aan het bewind en tot nu toe is er nog niets
met hem gebeurd. De ingewijden beweren
echter, dat de jonge diplomaat maar al te
goed weet, wat hem wacht.
Midnapoer speelt in Indië een wonderlijke
rol. Het is een middelgroote stad in de pro
vincie Bengalen en verschilt uiterlijk in niets
van de andere Indische steden. Maar toch
heeft deze stad een bijzondere beteekenis.
Het schijnt alsof alle strijd- en afweerenergie
van het 330-millioen zielen sterke volk tegen
de 62.000 blanke „beschermers" juist in dit
hoekje van het sprookjesland in vereeniging
de vuist balt. Midnapoer is de zetel van tal-
looze geheime organisaties, alsmede van de
leiding van talrijke sekten en religiegemeen
schappen. In deze geheimzinnige oude stad,
welker raadsel, dank zij de stilzwijgendheid
harer bevolking, de blanke schutsheeren nog
niet vermochten op te lossen, smeult besten
dig het nimmer onderdrukte oproer.
Van Midnapoer gaan de geheime bevelen
uit. Wat in Midnapoer geschiedt, dient als
signaal voor de provincie en het gansche
land. Midnapoer is bovendien een bittere
vijand van den grooten Indischen leider
Gandhi, die een overtuigd tegenstander van
actieven strijd, van verbittering en ongerech
tigd bloedvergieten is.
Percy Griffiths, de onbezorgde, onbekom
merde, zij het dan ook zeer energieke jonge
gouverneur, staat op een zeer aan gevaar
blootgestelden post. Sedert 1930 is hij de vier
de gouverneur! Paddie, de eerste man,
dien vier jaar geleden dit ambt werd toege
wezen, was een opvliegend mensch, die het
passieve en het actieve verzet dat de bevol
king tegenover zijn nieuwe maatregelen aan
den dag legde met gestrengheid trachtte te
breken.
Op een dag in 1931 werd hij in de badka
mer dood gevonden. De weinige personen zij
ner omgeving, die van den moord verdacht*
Tegenwoordige toestand.
werden, konden gemakkelijk een alibi bewij
zen. Het onderzoek werd een jaar lang voort
gezet en toen, daar men tot geen resultaat
kwam, opgegeven. Wat meer zegt: in dien
tijd deed zich een nieuw geval voor. Zijn op
volger Douglas, een lid van een voorname
Engelsche familie, poogde de leiders der on
tevredenen tot medewerking te bewegen. De
ze poging werd geheel verkeerd begrepen. Zij,
die niet uitgenoodigd waren, stelden zich
schadeloos door hun haat te verdubbelen. Na
slechts weinige maanden zijn functie bekleed
te hebben, werd Douglas bij een officieelen
maaltijd vergiftigd en ook hier konden de
daders niet opgespoord worden, ofschoon alle
bedienden gevangen en in verhoor genomen
werden.
De 38-jarige gouverneur Bur ge, zijn opvol
ger, kwam jonggetrouwd naar Midnapoer.
Zijn jonge, mooie vrouw organiseerde een vei
ligheidswacht, een soort lijfwacht, welke haar
man dag en nacht bewaakte. Hij reed in een
geblindeerden automobiel en droeg een kogel
vrij vest. Eiken morgen, bij het ontvanguur,
begroette de vrouw van den gouverneur, allen
spot en hoon ten spijt, de bezoekers in een
voorvertrek, liet hen door dienaren visiteeren,
onderhield zich met. hen en sloot met velen
hunner vriendschap. Het paar gewon (voor
Midnapoer) een buitengewone populariteit.
Na een jaar, de langste „regeeringstijd", dien
een gouverneur nog bereikt had in Midnapoer,
geloofde men aan een wonder. Toen bezocht
Burge een voetbalwedstrijd en vergat zijn
„vest" aan te trekken. Zijn echtgenoote zat
in een kring van gasten en de lijfwacht be
waakte den gouverneur, toen uit de dichte
rij van toeschouwers twee schoten werden
gelost, welke hem doodelijk troffen. De da
ders konden niet ontdekt worden.
Zooals gezegd. Percy Griffiths staat op een
gevaarlijken post. Men gelooft, dat de ge
heime sekte, die deze moorden organiseert,
onder de navolgers dier beruchte „Thugs" ge
zocht moet worden, die reeds honderd jaar
geleden door lord Bentinck vervolgd en zoo
goed als uitgeroeid werden
Koolmees en Pimpel.
Koolmees, Pimpel,
zwarte kop, witte wangen hemelsblauwe kop
witte wangen.
Waar hout is, daar zijn ook meezen. Geen
heide met dennenopslag, of een zwarte mees
is er ook. Nooit stond een boom zoo eenzaam,
of een mees wist hem te vinden, om hem af
te zoeken naar kevertjes, larven en eitjes. In
ons achtertuintje komen geregeld musschen,
spreeuwen, vinken, een roodborstje en een
merel hun dagelijksch kostje ophalen, en
toen ik op een morgen een ris pinda's in onze
jasmijn ophing, voltigerade er een paar uur
later al een pimpeltje aan.
Meezen schuwen de eenzaamheid niet, maar
zijn ook graag waar menschen wonen. En ze
bouwen graag hun nest in een holte van een
appelboom of in een scheur van een hekpost.
Bij een hoeve zag ik er een in een reet van
een pompzwengel. En de ruwe winter is niet
eens in staat deze insecten-etertjes van ons
weg te jagen.
Om ze duurzaam aan zijn tuin te verbin
den, behoeft men slechts wat meezenkastjes
op te hangen. De kleine onkosten worden
ruimschoots vergoed met de zuivering der
boomen van schadelijk gedierte 't is nu de
tijd daarvoor en met de snaakschheid en
't druk getier der vogeltjes met si- of siet-
geluidjes, nu eens luid, dan weer miesperend
en tingelend of fluisterend „sisisisisi!" Van
de koolmees kun je er ook een flink „pink!"
tusschen hooren.
En driest dat ze zijn! Een koolmees had
haar vrijheid in een vogelslag verloren. Men
gaf haar de vrijheid terug, maar zij trok geen
leering uit dit avontuur. Denzelfden dag
moest ze nog een paar malen uit dezelfde val
verlost worden. Dat was meer dan driestheid,
't was lichtzinnigheid!
Wat is het meezenvolkje levendig, bewege
lijk en onvermoeid! Rusteloos gaat het door
de takken, behendig klauteren ze in de top
pen. bengelen aan de uiterste einden der
twijgjes, nu eens kop op, dan kop onder. En
terwijl ze zich vasthouden met de naaldfijne
klauwtjes, hameren ze aldoor met het spitse
snaveltje op de knoppen. Iedere knop op hun
weg wordt verkend, bekeken en beklopt.
Het aardigst vind ik het goedje bij de voe
derplank in den winter. Met een los gehakt
oliezaadje in den snavel vliegt er een weg
naar een veilig plekje, veilig namelijk voor
de jalouzie der kameraadjes. Zij houdt den
korrel tusschen de teentjes en hakt het olie
rijke zaadje uit de holster. „Pink!" roept eer
andere die het zaadje te voorschijn heef'
zien komen en pakt onverwachts een gruis?'"
weg. Maar de rechtmatige eigenares wil ook
bezitster blijven en antwoordt heel kwaad"
.Afblijven! Pak je weg!"
Door rustig optreden kan men soms be'
vertrouwen der meezen winnen. Ik denk hie'
bij aan de familie in de Bosch- en Vaart
straat die in 1931 op geregelde uren in de
hulskamer bezoek kreeg van een meezenpaar,
.waarvan er een een nootje uit de hand at en
er ook een tusschen de lippen uitnam". En
ook aan den ouden heer die eiken dag in den
Hout op een bank zijn vinken en meezen
voert, naast zich op de bank, op zijn schou
ders en op zijn handen. En aan zijn alterego
op het Statenbolwerk.
MEEZEN.
Zelfs midden in den winter kent de kool
mees haar vinkenrcep nog goed. „Pink, pink!"
klinkt het dan helder en vroolijk, zelfs scher
per dan die van de boekvink. Op een anderen
keer hoor ik weer heel wat anders van onze
mees. Dan babbelt ze ongeveer .merrerrerrer-
rier!" Ook het pimpeltje doet daarin mee
maar minder gebonden: „rettettettettet!"
Maar als in Februari een paar zonnige da
gen komen, tracht de koolmees waarlijk al
haar zomerstrophe uit te halen. De dactylus
„tsitsideeven-ast ons. In Mei zwijgt ze geen
oogenblik meer. Als ze „pink!" roept, volgen
er nog wel eens wat dieaidiedi-diedie-roepjes.
Zelfs betrap ik ze op een langgerekt „fuu.
iet!" alsof ze zich verbeeldde een groen be-
waasd loofzangertje te zijn. Ook vergast ze
ons op een eigenaardig getier: „dzèijdzè-dzè!"
maar verreweg het meest hooren we haar
„tsitsidee!" of „tsiediijtsiedi-tsiedi-dedee!"
Nu nog iets over de pimpeltjes, 't Zijn aller
aardigste hemelsblauwe gnoompjes, die in
lustig rondzwerven door bosch en park, tuin
en boomgaard een levensdoel schijnen te vin
den. Wie eenigszins vertrouwd is met meezen
gemiesper en zijn oogen weet te gebruiken,
zullen deze jolige kwanten wel niet onopge
merkt blijven. Zij behooren tot onze mooiste
meezen, en dat zegt wat. want alle acht zijn
mooi. De pimpeltjes hebben veel blauw op
den schedel, in den nek, op de wiekjes en op
den staart. Als de zon over dat blauw schijnt,
is 't fluweelig mooi. Pimpeltjes krijg je ge
makkelijk aan de voederplank, want ze zijn
heelemaal niet schuw en kieschkeurig. Ze
eten van alles maar geven de voorkeur aan
apennootjes, hennepzaad, zonnebloempitten,
papaverzaad en een zwoordje spek.
Nu ik iets van 't voorkomen van 't pim
peltje heb gezegd, dien ik dat ook wel van
de koolmees te doen: schedel en aangezicht
blauwzwart, wangen wit, nek geel, van onde
ren geel met van den hals af neerloopende
zwarte streep.
KERST ZWART.
ZEEWIER MET BOTER EN
PEPER.
HET NIEUWEGEZONDHEIDSVOEDSEL.
Zeewier (het nieuwe gezondheidsvoedsel)
wordt thans in Wales in blikken bussen ver
duurzaamd.
Onlangs werd te Swansea, Zuid-Wales, een
maatschappij gevormd voor dit doel en het
product wordt nu op de Britsche markt ge
ïntroduceerd.
Het zeewier in kwestie is van een bijzonder
type. Het wordt bij de rotsen der kusten van
Zuid-Wales en Cornwallis verzameld. Het is
purperrood van kleur en wordt donkergroen
of olijfkleurig als het gekookt is. Het is rijk
aan calcium, jodium en chlorophyl (blad
groen» en wordt als groente gegeten met ci
troensap of azijn wat boter en peper en werd
plaatselijk reeds vele jaren gewaardeerd om
zijn delicaten smaak.
EIGENAARDIGE KLANKEN.
Een raadselachtige klankbron vindt men
midden in het Pyramidenmeer in Nevada. De
bevolking hoort bij het overvaren van het
meer, vooral des nachts, klanken, die een
sterke overeenkomst met het gelui van zil
veren klokken hebben. De verklaring van dit
eigenaardig natuurverschijnsel wil men daar
in gevonden hebben, dat de wind. wanneer
hij met groote kracht over 't meer strijkt, het
oeverzand gebruikt om die eigenaardige mu
ziek ten beste te geven.
Er zijn op verschillende punten der aarde
erebergten, die onder zekere omstandigheden
muzikale tonen ten gehoore brengen. Een in
Chili gelegen berg, door de inboorlingen
Bramador" genoemd, brenet elk jaar weken-
■ane een klank voort, welke op verren af
stand hoorbaar is. Men is er tot heden nog
niet in geslaagd, zijn oorsprong te leeren
kennen.