HET HAARLEMSCHE STADSBEELD. Het Zwitsersche Wintersportseizoen 1933-1934 H.D. VERTELLING. Behendige Turners. ZATERDAG 17 MAART 1934 HAARLEM'S DAGBLAD Hoe het eens was. Hoe het geworden is. De Kolk te Spaamdam in 1760. Ideaal wintersportweer. Nieuwe kunstijsbanen in de steden. Zwitsersche ijshockey- en ski successen. Eindelijk wat meer belangstelling ook voor het hardrijden op schaatsen? Genève, Maart 1934. (Van onzen correspondent.) Het thans ten einde loopende wintersport seizoen 1S33-1934 zal door de Zwitsers niet licht vergeten worden. Tal van redenen be staan. dat het nog langen tijd in de aange name herinnering eer wintersportvrienden uit dit land zal blijven voortleven. In de eerste plaats om het ideale winter weer. dat wij hier in dit seizoen genoten hebben. Reeds in December lag er in de berg- districten voldoende sneeuw en ijs, dat al len. die gelegenheid hadden even naar boven te gaan, reeds met Kerstmis hun hart aan het ski-en, het schaatsenrijden en het ijs- hockeyspel konden ophalen. En dit weer heeft ons tot den huidigen dag vrijwel nim mer verlaten! Het was gezond, zonnig weer, niet te koud en niet te warm, met zoo nu en dan een nieuwe sneeuwval om den sneeuw- voorraad weder behoorlijk aan te vullen. En de in den winter door de sportliefhebbers zoo gevreesde „Föhn"-wind, die plotseling door een het ijs-ontdooiende en de sneeuw-weg- smeltende warmtegolf, met regen gepaard, aan alle winterpret een einde kan maker., heeft het dezen winter ook heel schappelijk gemaakt! Een tweede reden, die gemaakt heeft, dat duizenden Zwitsers dit seizoen aan de lederen Zwitser aangeboren ski-begeerten hebben kunnen voldoening schenken, was de invoering der goedkoope week-einde-biljet- ten op de spoorwegen. Met een kaartje voor de enkele reis, op Zaterdag genomen, kon men. van welk station ook. Zondag of Maan dag gratis naar huis terugreizen. Talloos zijn degenen geweest, die op deze wijze van de gelegenheid geprofiteerd hebben, om voor de halve reiskosten een tweedaagsch uitstapje in de tot ski—en noodende bergen te maken! Natuurlijk liet de beurs, ondanks deze goed koops weekeinde-biljetten, bij menigeen niet toe lederen Zaterdag en Zondag naar boven in de bergen te gaan. Die thuis moesten blij ven. konden zich dit seizoen echter, voor zoo verre zij in de grootste steden van Duitsch- Zwitserland wonen, met het schaatsenrijden op een kunstijsbaan troosten. Na Zürich, dat reeds een paar jaar geleden met een prach tige kunstijsbaan on den Dolder verrijkt werd, hebben Bazel en Bern dit seizoen ook zulke banen verkregen. (Genève zal in het volgende winterseizoen eveneens volgen Den geheelen winter door, van begin Novem ber tot einde Maart, kan men thans in de grootste steden van Zwitserland dag-in. dag uit schaatsenrijden en ijshockeyspelen. Natuurlijk ook des avonds dank zij een uitste kende belichting der steeds druk bezochte banen, die niet, zooals in Berlijn, Milaan en Parijs, in een gebouw zijn aangelegd, doch zich in de vrije frissche lucht bevinden. Ter wijl de schooljeugd vooral overdag deze stadsgelegenheid tot schaatsenrijden dank baar heeft aangegrepen, zijn het vooral de ambtenaren, kantoorbedienden, winkelmeis jes enzdie in de avonduren gezonde lichaamsbeweging en frissche lucht komen genieten. Er is echter nog een vierde reden, waarom het wintersportseizoen 1933-1934 vermoede lijk nog geruimen tijd met aangename her inneringen zal herdacht worden: de groove successen der Zwitsersche kampioenen op het gebied der ski- en der ijshockey-spoi t. De ski-wereldkampioenschappen te St.-Mo- ritz brachten den Zwitsers, vooral in de hee- ren-nummers, overweldigende successen. On danks de concurrentie uit 14 landen bezetten de Zwitsers in den afdalingsren en den slalom-wedstrijden vijf van de eerste zes plaatsen! David Zogg het populaire „ski-ka non" uit Arosa, werd wereldkampioen; een Duitscher werd tweede, vier andere Zwitsers werden no. 3. 4. 5 en 6. Indien ooit de meer derheid van een volk in een bepaalden tak van soort boven de andere volken duidelijk aan het licht is gekomen, is het wel bij deze St -Moritzer wereldkampioenschappen ge weest In de dames-nummers waren de Zwit sersche successen niet zoo groot, doch toch ook heel aardig. De Zwitsersche Anny Ruegg werd wereldkampioene in den afdalingsren voor dames, doch de Duitsche Christel Cranz won het slalom-wereldkampioenschap en ook de combinatie afdalingsren-slalom. Hiermj moet men echter niet vergeten, dat de Zwit sersche kampioenen mevrouw von Arx—Zogg (de zuster van den wereldkampioen Dav.d Zogg) niet kon mededoen, omdat zij by een oefening door een onhandigen toerist-ski-er. die niet wist dat hij de „hoop van Zwitser land" voor zich had, was aangereden, met het gevolg dat zij haar enkel brak! Zonder dit ongeval zou de familie Zogg wellicht een dubbel wereldkampioenschap aan zichzelf en aan Zwitserland hebben bezorgd! Al hebben de Zwitsersche ijshockeyspelers geen wereldkampioenschap, noch zelfs dat van Europa kunnen veroveren, de Zwitser sche ijshockeyploeg heeft dit seizoen zich toch schitterend gehouden. Voor het eerst hebben de Zwitsers een landenwedstrijd kun nen winnen tegen één der twee beroemde overzeesche pionierstaten op het gebied van ijshockey, Canada en Amerika. De Ameri- kaansche ploeg, die in 1933 het wereldkam pioenschap te Praag had gewonnen, werd in den landenwedstrijd ZwitserlandAmei aka te Zürich met 30 geslagen. En dat dit Zwit sersche succes geen toeval was, bewezen de twee wedstrijden tegen Canada. In den hai- ven eindstrijd om het wereld ka mp ioens c ha p te Milaan wonnen de Canadeezen eerst na verlenging met 21 van de Zwitsers; een week later konden de Canadeezen, die het wereldkampioenschap op de Amerikanen had den terug veroverd, de Zwitsers te Zürich slechts met 32 slaan. Tien jaren geleden, op de Olympische Winterspelen 1924 te Cha- monix. zag ik de Canadeezen de Zwitsers met 330 verpletteren. In 1928 op de Olympische Winterspelen te St. Moritz waren de Zwitsers blijde nog juist aan de dubbele cijfers te ont komen. Deze enkele vergelijkingen tusschen het verleden en de tegenwoordige krachtsver houdingen tusschen Canada en de Zwitsers doen zien, dat de Zwitsers hun leermeesters eere hebben aangedaan! Dat de Zwitsers desondanks het Europee- sche kampioenschap te Milaan aan de Duit- schers hebben moeten laten, is slechts het gevolg van bijzondere omstandigheden. De Duitschers hadden zich in den halven eind strijd om het wereldkampioenschap tegen Amerika opzettelijk niet ingespannen; de Zwitsers daarentegen hadden zich tegen Ca nada ten volle gegeven. Toen nu Duitschland en Zwitserland hierna om het Europeesche kampioenschap moes ben spelen kwamen oververmoeide Zwitsers tegen nog frissche Duitschers! Tot 20 seconden voor het einde leidden de Zwitsers desniettemin met 10! Een plotselinge Duitsche uitval, toen iedereen de Zwitsers reeds als Europeesche kampioe nen beschouwde, bracht Duitschland den ge lijkmaker In de daarop volgende verlenging moesten de totaal uitgeputte Zwitsers toe zien, dat Duitschland het overwinnende doel punt maakte! Verleden Zondag hebben de Zwitsers echter door een 50 overwinning op Duitschland te Bazel laten zien, wat de wer kelijke krachtsverhouding tusschen de Zwit sersche „wonderploeg" en de Europeesche kampioenen Duitschland is! Merkwaardig is. dat waar de Zwitsers ir. de andere wintersporten zoo uitblinken, zij in het hardrijden cp schaatsen nog steeds in den aller laatste n rang staan. Thans heeft zich echter een clubje jonge Davosers gevormd die ernstig het hardrijden beoefenen willen, om Zwitserland ook op dit gebied een woordje te laten medespreken. Wij zullen het volgen de jaar, wanneer Van Laer de beste hardrij ders uit Finland, Nederland, Noorwegen en Oostenrijk weder aan den start roept, zien of deze Zwitsersche wensch kans-heeft verwe zenlijkt te worden! B. DE JONG VAN BEEK EN DONK. T ruusje. Truusje dacht na, terwijl ze traag op een hapje brood kauwde. Ze dacht, zooals alleen een meisje van acht jaar denken kan. Ze kon nu ook eens nooit gelijk krijgen bij de groote menschen. Zooeven nog had mams haar verweten, dat het eten zoo langzac.m ging en niet eens had ze willen gelooven, dat het niet aan haar Truusje maar aan die nare. harde korstjes lag. Nooit gaven ze haar gelijk, meende ze. Daar had je nou d'r slechte cijfer voor rekenen, waardoor ze 't vorige jaar bijna was blijven zitten. Toen ze gezegd had, dat zij juist altijd de moeilijkste beurten kreeg het was immers waar had mams haar schouders zoo'n beetje opgehaald en vaderoef. wat was dié kwaad geworden. Had ze ruzie met Marietje- van-hierover, dan zeiden ze allemaal „Het zal wel jouw schuld zijn. Truus, want je kan thuis ook zoo kribbig zijn". En het mooiste was: ze konden het geen van allen weten, want paps en mams en ook de jongens, géén van allen waren ze erbij geweest. Maar heusch, niemand wilde haar ook gelooven, ze was „absoluut" (mooi woord, dat ze graag gebruikte) een ver ongelijkt kind, maar ééns later dan zou den ze allemaal zien, dat het niet aan haar lag. Ze werd opgeschrikt uit haar overpeinzingen door de stem van mams, die juist een brief door den ochtendpost gebracht geopend had en nu zei: „Raadt eens kinderen, wie vanavond bij ons komt eten?" „Tante Greet!" schreeuwde Hans. „Stil wat jongen! Nee, niet tante Greet, maar oom Ton!" Een indianen-gehuil steeg op. De kinderen waren verrukt: een bezoek van oom Ton was het fijnste, dat je kon bedenken. Die kwam nooit met leege handen en precies als bij Sinterklaas je wist nooit vooruit welke ver rassingen hij ditmaal zou meebrengen. Truusje kon niet nalaten juf-op-school en al haar vriendinnetjes deelgenoot van haar blijdschap te maken en om vier uur rende ze naar huis, om toch vooral niets te missen van de geweldige gebeurtenis. Want een gebeurte- DE KOLK. De Kolk te Spaamdam heeft nog steeds iets intiems. Maar 175 jaar geleden was het er toch nog schilderachtiger, vooral door de mooie geveltjes die er stonden. in S: nis was het, als oom Ton zoo eens in de zes maanden z'n zuster kwam bezoeken. Oom Ton was kapitein en hoewel vrijgezel gebleven, had hij alle eigenschappen om een ideale vader te zijn. Kindervriend als weinigen, was hij dol op de kinderen van zijn zuster en het was werkelijk niet te verwonderen, dat deze tegen hem opzagen als tegen een held. Mams en paps konden dwalen, maai' wat oom Ton zei, dat stond als een paal boven water daaraan viel niet te tornen. Tien minuten over vieren klonk Truusje's belletje en in één ren holde ze naar boven, terwijl ze gilde: „Is ie er al?" „Ja hoor", klonk de zware bas van oom Ton. die op het hooren van de bel al de gang in geloopen was „ja hoor, hij is erdag Truusekindnou, nou, jij ziet er patent uit!" Even later zat ze bij oom Ton op schoot, terwijl de jongens, jaloersch, toekeken. Die vonden, dat ze voor hun fatsoen niet meer op schoot konden gaan zitten, maar in him hart jes hadden ze het wat graag gewild. „Enzei oom Ton, zich tot Hans wen dend „hoe gaat het met jou op school, Hannes?" Hans kleurde, hij wist, dat oom Ton leeren erg belangrijk vond enhij moest het eerlijk toegeven buitengewoon was het nog niet. Maar oom Ton moest niet vergeten, zei hij, dat de school nog maar pas was begonnen, ze waren eerst drie weken weer bezig en hij zou wel zorgen, dat het goed ging. Intusschen zat Truusje te overwegen, wat zij zeggen zou, als oom Ton haar de onvermij delijke vraag zou stellen. Als je paps en mams hoorde, ja dié vonden, dat ze de vierde klas niet flink had ingezet, maardie waren ook zoo ontzettend veeleischend. Oom Ton zou haar wèl gelooven, die zou vast niet denken, dat z ij er wat aan kon doen, als juf van haar altijd veel meer verlangde dan van de andere kinderen. Maar tóch, je kon zooiets eigenlijk niet tegen oom Ton zeggen, die wilde hooren. dat zijn neefjes en nichtjes knapperts waren. Nee hoor, als ie het haar zou vragen, dan zei ze niets van haar moeilijkheden, dan zou ze hem vertellen, dat het héél goed ging, Marius deed het immers ook. „En Truusje, ben je de vierde met goeien moed begonnen??' Daar had je het, nu flink zijn, net zoo doen als die brutale jongens! „Het gaat heel goed, oomzei ze en ze voelde, dat ze kleurde „enneik denk wèl, dat ik zal overgaan". Ziezoo, dat was er uit, nu had ze tenminste ook eens iets gezegd, waar niets op aan te merken viel. Maar haar zelfvoldaanheid verminderde snel. toen oom Ton en mams en van de weer omstuit ook de jongens, in lachen uitbarstten. Wat had ze nu weer gezegd, wat was er te lachen? Ze zag, hoe oom Ton rood werd van het schateren en ineens kon ze het niet meer inhouden. Ze moést huilen. Ongelukkig, teleur gesteld en geknauwd liep ze de kamer uit alles liep haar ook tegenzelfs oom Ton begreep niets van haar. Later op den avond, getroost met een fijn handwerkdoosje, merkte ze, dat oom Ton tel kens glimlachend naar haar keek. Het was waar, dacht ze, ze werd door nie mand begrepen, maar zij begreep ook geen zier van die groote menschen JAAP BEKKERS. EEN AMBT DAT GELIJK STAAT MET DEN DOOD. WIE ZOU GOUVERNEUR VAN MIDNAPOER WILLEN WORDEN? Men was, vooral in Engeland, verrast, toen de jonge diplomaat Percy Griffiths te Londen naar het ambt van gouverneur van Mid- napoer dong. Percy Griffiths is nauwelijks 30 jaar oud, van onberispelijken naam, naar de meening van zijn superieuren een veelbelo vende politicus en er bestond dus. naar menschelijk oordeel, voor hem volstrekt geen aanleiding of reden opzettelijk het gevaar lijkste ambt der wereld uit te kiezen, want als zoodanig staat de positie van gouverneur van Midnapoer bekend. Het raadsel van Griffiths' aanzoek werd niet opgelost. Integendeel, hij ontving zijn be noeming nu reeds eenige maanden geleden en reisde af naar Indië. Zijn jonge vrouw en twee kleine kinderen liet hij in Londen achter. Hij trok, door niets anders dan de gewone landswacht beschermd, alleen Midna poer binnen en de verbazing der bevolking was blijkbaar zoo groot, dat zij vergat op hem te schieten! Intusschen is gouverneur Griffiths nu reeds eenigen tijd ongestoord aan het bewind en tot nu toe is er nog niets met hem gebeurd. De ingewijden beweren echter, dat de jonge diplomaat maar al te goed weet, wat hem wacht. Midnapoer speelt in Indië een wonderlijke rol. Het is een middelgroote stad in de pro vincie Bengalen en verschilt uiterlijk in niets van de andere Indische steden. Maar toch heeft deze stad een bijzondere beteekenis. Het schijnt alsof alle strijd- en afweerenergie van het 330-millioen zielen sterke volk tegen de 62.000 blanke „beschermers" juist in dit hoekje van het sprookjesland in vereeniging de vuist balt. Midnapoer is de zetel van tal- looze geheime organisaties, alsmede van de leiding van talrijke sekten en religiegemeen schappen. In deze geheimzinnige oude stad, welker raadsel, dank zij de stilzwijgendheid harer bevolking, de blanke schutsheeren nog niet vermochten op te lossen, smeult besten dig het nimmer onderdrukte oproer. Van Midnapoer gaan de geheime bevelen uit. Wat in Midnapoer geschiedt, dient als signaal voor de provincie en het gansche land. Midnapoer is bovendien een bittere vijand van den grooten Indischen leider Gandhi, die een overtuigd tegenstander van actieven strijd, van verbittering en ongerech tigd bloedvergieten is. Percy Griffiths, de onbezorgde, onbekom merde, zij het dan ook zeer energieke jonge gouverneur, staat op een zeer aan gevaar blootgestelden post. Sedert 1930 is hij de vier de gouverneur! Paddie, de eerste man, dien vier jaar geleden dit ambt werd toege wezen, was een opvliegend mensch, die het passieve en het actieve verzet dat de bevol king tegenover zijn nieuwe maatregelen aan den dag legde met gestrengheid trachtte te breken. Op een dag in 1931 werd hij in de badka mer dood gevonden. De weinige personen zij ner omgeving, die van den moord verdacht* Tegenwoordige toestand. werden, konden gemakkelijk een alibi bewij zen. Het onderzoek werd een jaar lang voort gezet en toen, daar men tot geen resultaat kwam, opgegeven. Wat meer zegt: in dien tijd deed zich een nieuw geval voor. Zijn op volger Douglas, een lid van een voorname Engelsche familie, poogde de leiders der on tevredenen tot medewerking te bewegen. De ze poging werd geheel verkeerd begrepen. Zij, die niet uitgenoodigd waren, stelden zich schadeloos door hun haat te verdubbelen. Na slechts weinige maanden zijn functie bekleed te hebben, werd Douglas bij een officieelen maaltijd vergiftigd en ook hier konden de daders niet opgespoord worden, ofschoon alle bedienden gevangen en in verhoor genomen werden. De 38-jarige gouverneur Bur ge, zijn opvol ger, kwam jonggetrouwd naar Midnapoer. Zijn jonge, mooie vrouw organiseerde een vei ligheidswacht, een soort lijfwacht, welke haar man dag en nacht bewaakte. Hij reed in een geblindeerden automobiel en droeg een kogel vrij vest. Eiken morgen, bij het ontvanguur, begroette de vrouw van den gouverneur, allen spot en hoon ten spijt, de bezoekers in een voorvertrek, liet hen door dienaren visiteeren, onderhield zich met. hen en sloot met velen hunner vriendschap. Het paar gewon (voor Midnapoer) een buitengewone populariteit. Na een jaar, de langste „regeeringstijd", dien een gouverneur nog bereikt had in Midnapoer, geloofde men aan een wonder. Toen bezocht Burge een voetbalwedstrijd en vergat zijn „vest" aan te trekken. Zijn echtgenoote zat in een kring van gasten en de lijfwacht be waakte den gouverneur, toen uit de dichte rij van toeschouwers twee schoten werden gelost, welke hem doodelijk troffen. De da ders konden niet ontdekt worden. Zooals gezegd. Percy Griffiths staat op een gevaarlijken post. Men gelooft, dat de ge heime sekte, die deze moorden organiseert, onder de navolgers dier beruchte „Thugs" ge zocht moet worden, die reeds honderd jaar geleden door lord Bentinck vervolgd en zoo goed als uitgeroeid werden Koolmees en Pimpel. Koolmees, Pimpel, zwarte kop, witte wangen hemelsblauwe kop witte wangen. Waar hout is, daar zijn ook meezen. Geen heide met dennenopslag, of een zwarte mees is er ook. Nooit stond een boom zoo eenzaam, of een mees wist hem te vinden, om hem af te zoeken naar kevertjes, larven en eitjes. In ons achtertuintje komen geregeld musschen, spreeuwen, vinken, een roodborstje en een merel hun dagelijksch kostje ophalen, en toen ik op een morgen een ris pinda's in onze jasmijn ophing, voltigerade er een paar uur later al een pimpeltje aan. Meezen schuwen de eenzaamheid niet, maar zijn ook graag waar menschen wonen. En ze bouwen graag hun nest in een holte van een appelboom of in een scheur van een hekpost. Bij een hoeve zag ik er een in een reet van een pompzwengel. En de ruwe winter is niet eens in staat deze insecten-etertjes van ons weg te jagen. Om ze duurzaam aan zijn tuin te verbin den, behoeft men slechts wat meezenkastjes op te hangen. De kleine onkosten worden ruimschoots vergoed met de zuivering der boomen van schadelijk gedierte 't is nu de tijd daarvoor en met de snaakschheid en 't druk getier der vogeltjes met si- of siet- geluidjes, nu eens luid, dan weer miesperend en tingelend of fluisterend „sisisisisi!" Van de koolmees kun je er ook een flink „pink!" tusschen hooren. En driest dat ze zijn! Een koolmees had haar vrijheid in een vogelslag verloren. Men gaf haar de vrijheid terug, maar zij trok geen leering uit dit avontuur. Denzelfden dag moest ze nog een paar malen uit dezelfde val verlost worden. Dat was meer dan driestheid, 't was lichtzinnigheid! Wat is het meezenvolkje levendig, bewege lijk en onvermoeid! Rusteloos gaat het door de takken, behendig klauteren ze in de top pen. bengelen aan de uiterste einden der twijgjes, nu eens kop op, dan kop onder. En terwijl ze zich vasthouden met de naaldfijne klauwtjes, hameren ze aldoor met het spitse snaveltje op de knoppen. Iedere knop op hun weg wordt verkend, bekeken en beklopt. Het aardigst vind ik het goedje bij de voe derplank in den winter. Met een los gehakt oliezaadje in den snavel vliegt er een weg naar een veilig plekje, veilig namelijk voor de jalouzie der kameraadjes. Zij houdt den korrel tusschen de teentjes en hakt het olie rijke zaadje uit de holster. „Pink!" roept eer andere die het zaadje te voorschijn heef' zien komen en pakt onverwachts een gruis?'" weg. Maar de rechtmatige eigenares wil ook bezitster blijven en antwoordt heel kwaad" .Afblijven! Pak je weg!" Door rustig optreden kan men soms be' vertrouwen der meezen winnen. Ik denk hie' bij aan de familie in de Bosch- en Vaart straat die in 1931 op geregelde uren in de hulskamer bezoek kreeg van een meezenpaar, .waarvan er een een nootje uit de hand at en er ook een tusschen de lippen uitnam". En ook aan den ouden heer die eiken dag in den Hout op een bank zijn vinken en meezen voert, naast zich op de bank, op zijn schou ders en op zijn handen. En aan zijn alterego op het Statenbolwerk. MEEZEN. Zelfs midden in den winter kent de kool mees haar vinkenrcep nog goed. „Pink, pink!" klinkt het dan helder en vroolijk, zelfs scher per dan die van de boekvink. Op een anderen keer hoor ik weer heel wat anders van onze mees. Dan babbelt ze ongeveer .merrerrerrer- rier!" Ook het pimpeltje doet daarin mee maar minder gebonden: „rettettettettet!" Maar als in Februari een paar zonnige da gen komen, tracht de koolmees waarlijk al haar zomerstrophe uit te halen. De dactylus „tsitsideeven-ast ons. In Mei zwijgt ze geen oogenblik meer. Als ze „pink!" roept, volgen er nog wel eens wat dieaidiedi-diedie-roepjes. Zelfs betrap ik ze op een langgerekt „fuu. iet!" alsof ze zich verbeeldde een groen be- waasd loofzangertje te zijn. Ook vergast ze ons op een eigenaardig getier: „dzèijdzè-dzè!" maar verreweg het meest hooren we haar „tsitsidee!" of „tsiediijtsiedi-tsiedi-dedee!" Nu nog iets over de pimpeltjes, 't Zijn aller aardigste hemelsblauwe gnoompjes, die in lustig rondzwerven door bosch en park, tuin en boomgaard een levensdoel schijnen te vin den. Wie eenigszins vertrouwd is met meezen gemiesper en zijn oogen weet te gebruiken, zullen deze jolige kwanten wel niet onopge merkt blijven. Zij behooren tot onze mooiste meezen, en dat zegt wat. want alle acht zijn mooi. De pimpeltjes hebben veel blauw op den schedel, in den nek, op de wiekjes en op den staart. Als de zon over dat blauw schijnt, is 't fluweelig mooi. Pimpeltjes krijg je ge makkelijk aan de voederplank, want ze zijn heelemaal niet schuw en kieschkeurig. Ze eten van alles maar geven de voorkeur aan apennootjes, hennepzaad, zonnebloempitten, papaverzaad en een zwoordje spek. Nu ik iets van 't voorkomen van 't pim peltje heb gezegd, dien ik dat ook wel van de koolmees te doen: schedel en aangezicht blauwzwart, wangen wit, nek geel, van onde ren geel met van den hals af neerloopende zwarte streep. KERST ZWART. ZEEWIER MET BOTER EN PEPER. HET NIEUWEGEZONDHEIDSVOEDSEL. Zeewier (het nieuwe gezondheidsvoedsel) wordt thans in Wales in blikken bussen ver duurzaamd. Onlangs werd te Swansea, Zuid-Wales, een maatschappij gevormd voor dit doel en het product wordt nu op de Britsche markt ge ïntroduceerd. Het zeewier in kwestie is van een bijzonder type. Het wordt bij de rotsen der kusten van Zuid-Wales en Cornwallis verzameld. Het is purperrood van kleur en wordt donkergroen of olijfkleurig als het gekookt is. Het is rijk aan calcium, jodium en chlorophyl (blad groen» en wordt als groente gegeten met ci troensap of azijn wat boter en peper en werd plaatselijk reeds vele jaren gewaardeerd om zijn delicaten smaak. EIGENAARDIGE KLANKEN. Een raadselachtige klankbron vindt men midden in het Pyramidenmeer in Nevada. De bevolking hoort bij het overvaren van het meer, vooral des nachts, klanken, die een sterke overeenkomst met het gelui van zil veren klokken hebben. De verklaring van dit eigenaardig natuurverschijnsel wil men daar in gevonden hebben, dat de wind. wanneer hij met groote kracht over 't meer strijkt, het oeverzand gebruikt om die eigenaardige mu ziek ten beste te geven. Er zijn op verschillende punten der aarde erebergten, die onder zekere omstandigheden muzikale tonen ten gehoore brengen. Een in Chili gelegen berg, door de inboorlingen Bramador" genoemd, brenet elk jaar weken- ■ane een klank voort, welke op verren af stand hoorbaar is. Men is er tot heden nog niet in geslaagd, zijn oorsprong te leeren kennen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 22