Paschen1934
Zijn eerste vlucht
HET KAPPERSHUIS"
J. BALM ZOON
Tennisbanen
„Het
iïijfiettltuis"
DE FAAM'S KLEEDiNGMAÖAZIJNEN
Gr. Houtstr. 42-44, Tel. 16880
gr:houtstr: 2ó-30«koningstr: 25 haarlem
EEN GREEP
UIT ONZE GROOTE SORTEERING
Voor Pijpen
JsfoudtVas4... dim ttytAomvmSnaamf
en neemt niet omvoocJrg groot© risico. Jaar in, foor üit,
bijna een menschen leeftijd achtereen, heeft De Faam met
groote zorg de belangen van haar Cliënten behartigd en
dat gaf haar „een onbegrensd vertrouwen"'. Neem 't „ver
trouwen" en schakel elk „risico" uit. Ook dit jaar geeft
DE FAAM'S DAMES-, HEEREN- en KINDERKIEED1NG
groote voldoening en tevredenheid.
Koopt dus bij De Faam, het meest vertrouwde adres voor
DE BETERE KLEEDING VOOR LAGEREN PRUS!
ANEGANG HAARLEM
Afd. Heerensalon»
„De tnodecM Ueecensalan
in hei centcuen dee stad"
Eerste klas personeel
Uniform-Tarief
WOENSDAG 21 MAART 1934 HAARLEM'S DAGBLAD M
H.H. MOTORRIJDERS
Het is nu de tijd om een nieuwen motor te koopen, Uw ouden
eventueel in te ruilen of dezen in- en uitwendig een goede beurt
te geven.
Wij slijpen en polijsten Uw cylinder, met bijlevering van nieuwen
zuiger, pen en veeren .zoodat Uw motor weer als nieuw is, tegen
lagen prijs.
Vraagt inlichtingen, betalingscondities, prijscouranten en lijst
van GEBRUIKTE motoren. Nog eenige Calthorpe 1934 tegen
BUITENGEWOON LAGE PRIJZEN.
FRANS P. VAN RUMPT
SPAARNWOUDERSTRAAT 105—105
Houtmarkt 25 Telef. 15127
Dïstrictsagent Ariel - B. W. M. - Norton - D. K. W. -
Velocette - O. K.
Omdat U dan verzekerd is 1e kwaliteit te ontvangen,
geen hoogen prijs beiai.t, een groote keus heeft en
gratis recepten verkrijgt.
Bloemendaalscheweg 60 Bloemendaal
Telefoon 23280 (3 lijnen)
v- Zondagochtend f 85.-
HUUR, TENNISPARK
DUIJNWIJCK BLOEMENDAAL"
Zaterdagmiddag f 85.- Zaterdagavond f 45.-
Zondagavond.f 35.-
Andere middagen f 35-- Andere avonden f 40.-
InHchtingen „SPORTHUIS HAARLEM"
-Groote Houtstraat 123, Haarlem, Telef. 12215
Cb. gevoerd in
zijde gevoerd. grijs, beige, blen
AlleModeklenren terra, enz. enz.
„Oadra" 13.75 Lessing 22.50
Modem tweed Prima bonclé
Costnnm in costonm, bniten-
diverse klenren gewoon chic mo
del. Mantel m.
zijde gev. Alle
moderne klenren
SPECIAALHUIS DAMES KLEEDING
vogelzang
aan onder zijn buik en tegen zijn vleugels. Hij
voelde hun punten door de lucht snijden. Hij
viel nu niet meer. Hij vloog steeds verder naar
beneden en naar de zee. Hij was niet bang
meer. Hij was alleen een klein beetje duizelig.
VToen gaf hij een grooten slag met zijn vleu
gels en hij schoot naar voren. Hij uitte eea
vreugdekreet en gaf weer een grooten slag.
Hij schoot weer naar boven. Hij stak zijn
borst vooruit en liet zich zeilen op den wind,
„Ka-ka-ka. Ka-ka-ka. Kaw-aal-ah". Zijn
moeder schoot hem met een zwaai voorbij,
haar vleugels maakten een geweldig lawaai
Hij antwoordde haar met een tweeden kreet.
Toen vloog zijn vader krijschend naar hem
toe. Hij zag zijn broers en zuster om hem
heen vliegen, cirkelend en stil staand en om*
hoog klimmend en duikend.
En toen vergat hij volkomen dat hij niet
altijd had kunnen vliegen en begon zelf te
duiken en klimmen en cirkelen, schril roe*
pende.
Hij was nu dicht bij de zee, hij vloog ei
recht over heen, uitkijkend over het wateib
Hij zag een groote groene zee voor zich, mei
kleine richeltjes, die er overheen schoven, en
hij draaide zijn snavel naar opzij en kraaide
vermaakt. Zijn ouders en zijn broers en zus
ter waren voor hem op den groenen grond
gaan zitten. Ze wenkten hem, schril roe
pende. Hij stak zijn pooten uit om ze op de
groene zee neer te zetten. Ze zakten erin. Hij
schreeuwde van angst en probeerde met flap
pende vleugels weer omhoog te komen. Maar
hij was moe en zwak van den honger en het
ging niet, uitgeput als hij was van de onge
kende inspanning. Zijn pooten zonken in de
groene zee en toen raakte het zijn buik aan
en zonk hij niet verder. Hij dreef erop. En
om hem heen schreeuwde zijn familie haar
lof uit en hun snavels boden hem stukken
visch aan. Hij had zijn eerste vlucht ge
maakt.
Vertaald door WILLY VAN DER TAK.
Hij liep langzaam naar den uitersten rand
van zijn rots en, op één poot staande met de
andere onder zijn"vleugel verborgen, sloot hij
eerst het eene oog en daarna het andere, en
deed alsof hij bezig was in slaap te vallen.
Nog namen ze niet de minste notitie van hem.
Hij zag zijn twee broers en zijn zuster op het
plateau liggen dommelen, met hun koppen in
hun halsveeren gedoken. Zijn vader was bezig
de veeren op zijn witte rug glad te strijken.
Zijn moeder alleen keek naai- hem. Ze stond
op een klein hoog heuveltje in het plateau
met haar witte borst naar voren. Nu en dan
trok ze aan een stuk visch dat aan haar voe
ten lag en schuurde dan haar snavel aan
weerszijden langs de rots, Het zien van het
voedsel maakte hem wild. Wat zou hij graag
zoo aan een visch willen trekken, en zijn sna-
De vrije pluk.
doof
Liam O'Flaherty
De Jonge zeemeeuw zat alleen op den
rotsrand. Zijn twee broers en zijn
zuster waren den vorigen dag al weg
gevlogen. Hij had niet met hen mee
durven vliegen. Toen hij met een vaartje
naar den rand van de rots was geloopen en
geprobeerd had om zijn vleugels uit te slaan
was hij plotseling bang geworden. De groote
oppervlakte van de zee strekte zich onder
hem uit, en het leek zoo ver mijlen ver
naar beneden. Hij was zeker, dat zijn vleu
gels hem niet zouden kunnen dragen, dus
hij boog zijn hoofd en liep weg, terug naar
het holletje in de rots, waar hij 's nachts
sliep. Zelfs toen alle twee zijn broers en ook
zijn jong zustertje, dat veel kortere vleugels
had dan hij zelf, naar den rand liepen, hun
vleugels uitsloegen en wegvlogen ontbrak hem
den moe£ om ook dien zoo wanhopig lijken
den sprong te wagen. Zijn vader en moeder
waren aan komen vliegen en hadden hem
met hun schrille stemmen geroepen, hem
moed ingesproken, gedreigd hem van honger
op zijn rots om te laten komen als hij niet
weg vloog. Maar hij durfde zich voor niets en
voor niemand te bewegen.
Dat was vierentwintig uur geleden ge
weest. Al dien tijd lang was er niemand bij
hem geweest. Den heelen vorigen dag had hij
zijn ouders met zijn broer en zuster zien
rondvliegen om hun vliegkunst te vervolma
ken; hij had gezien hoe ze leerden over de
golven scheren en hoe naar een visch duiken.
Hij had zijn oudsten broer zijn eerste ha
ring zien vangen en opeten, terwijl zijn
ouders om hem heen cirkelden met een
trotsch geschreeuw. En den heelen morgen
had de familie rondgeloopen over het groote
plateau halverwege de tegenoverliggende klip
en hem geplaagd om zijn lafheid.
De zon klom nu in den hemel omhoog en
straalde recht op zijn rots, die op het Zuiden
lag. Hij had last van de hitte, want hij had
sedert het vallen van den vorigen avond
niets gegeten. Toen had hij een gedroogd stuk
van een makreelenstaart op het verste uit
einde van zijn rotsrand gevonden. Nu was
er geen kruimeltje eten meer te vinden. Hij
had elke vierkante centimeter afgezocht en
het heele ruwe, van hardgeworden vuil aan
een gekleefde strooien nest afgezocht, waar
in hij en zijn broers en zusters uitgebroed wa
ren. Hij had zelfs aan de droge stukjes ge
spikkelde eierschaal geknaagd. Het was net
geweest alsof hij wat van zichzelf probeerde
op te eten. Toen had hij van het eene eind
van de rots naar het andere op en neer ge
loopen; zijn grijs lichaam was van dezelfde
kleur geweest als de rots en zijn lange grijze
pooten stapten voorzichtig en elegant, ter
wijl hij steeds probeerde een manier te
vinden om zijn ouders te bereiken zonder dat
hij hoefde vliegen. Maar aan weerszijden
van hem eindigde de rand in een loodrech
ten afgrond, met de zee er onder. En tus-
schen hem en zijn ouders was een diepe
breede kloof. Hij moest hen toch kunnen be
reiken zonder te vliegen als hij maar in noor
delijke richting langs de klip kon komen?
Maar waar moest hij dan op loopen? Er was
geen enkele richel, en hij was geen vlieg. En
boven hem was ook niets te zien. De rots
wand rees steil omhoog en de top daar
van was misschien nog verder weg dan de
zee beneden hem.
vel nu en dan langs de rots schuren om hem
te scherpen. Hij kakelde zacht. Zijn moeder
kakelde ook en keek naar hem.
„Ka-ka-ka", riep hij, en vroeg haar hem
wat eten te brengen.
„Kaïw-ool-ah", riep ze uitnoodigend terug.
Maar hij bleef klagelijk roepen en na een
minuut of wat uitte hij een vreugdekreet. Zijn
moeder had een stuk van de visch opgepakt
en kwam er mee naar hem toe vliegen. Hij
leunde verlangend voorover, terwijl zijn poo
ten een roffel op de rots sloegen. Maar toen
ze juist tegenover hem was, op een kleinen af
stand van de rots, stond ze plotseling stil, met
haar pooten naar beneden hangend, haar
vleugels bewegingloos en het stuk visch in
haar bek was bijna binnen zijn bereik. Ver
rast wachtte hij een oogenblik, zich afvra
gend waarom ze niet dichterbij kwam en toen
dol van den honger dook hij naar de visch.
Met een luiden schreeuw viel hij van den
rotswand af en de ruimte in. Zijn moeder
had 'n zwaai naar boven genomen/Terwijl hij
onder haar doorschoot hoorde hij het ge-
ruisch van haar vleugels. Toen maakte een
ontzaggelijk angst zich van hem meester en
zijn hart stond stil. Hij hoorde niets. Maar
het duurde maar een oogenblik. Een seconde
later voelde hij hoe zijn vleugels zich uitbreid
den. De wind tochtte tegen zijn borstveeren,
GR. HOUTSTRAAT 133
hoik Cornellsstieg