Na het overlijden van H. M. de Koningin Moeder. Nederland eert zijn vorstelijke doodeS Verkeerd begrepen De eerste krans als hulde aan de overleden vorstin wordt door hooggeplaatste militairen naar het paleis van wijlen H. M. de Koningin Moeder te den Haag gebracht De drukte voor het paleis op het Lange Voorhout te den Haag na het bekend worden van het overlijden van H. M. de Koningin Moeder Van talrijke gebouwen en particuliere woningen In de steden waait de Nederlandsche driekleur halfstok in verband met het overlijden van H. M. de Koningin Moeder Rouwbeklag ten paleize van wijlen H. M. de Kontngf» Moeder. Jhr. mr. Ch. M. Ruys de Beerenbrouck, voor zitter van de Tweede Kamer bij het paleis De groote Paaschveetentoonsielling in de veemarkthallen te den Bosch was Maandag druk bezocht. Een kijkje op de markt, waaraan ook burgemeester van Lanschot een bezoek bracht De teekening van het Italiaansch Oostenrijksch Hongaarsch accoord te Rome, Mu< teekent het verdrag. Rechts dr. Dollfuss en Gömbös De bultenlandsche scheepvaart eert in de Nederlandsche ha.ens de nagedachtenis van wijlen H. M. de Koningin Moeder De belande „Roode Molen", dateerende uit 1724, aan de Nieuwe Vecht bij Zwolle is thans onder sloopers handen. Wat eens een trotsche vierwieker was FEUILLETON RUBY M. AY7.ES. Vertaling van J. G. H. v. d. Bovenkamp Jr. 12) „Ja, zoo'n kerel uit de stad houdt de zaak in orde", antwoordde hij koel. „Ik vind het een vreeselijk werk. Maar u doet alles zelf, heb ik gezien". „Ja, het is mijn grootste liefhebberij". Twijfelachtig keek hij mij aan. „Kaart u wel eens?" Ik bekende eerlijk, dat ik mij wel eens schuldig maakte aan bridge en poker. „Kaarten is mijn grootste liefhebberij", riep hij uit. „Ik geloof, dat ik wel heele dagen en nachten zou kunnen kaarten. Wij zijn een week geleden nog in Monte Carlo geweest. Bent u daar wel eens geweest?" „Eenmaal", antwoordde ik. „Ik heb daar toen zwaar verloren". „Het geluk komt altijd als men maar lang genoeg blijft spelen", antwoordde hij mij. „Ik verloor eens vijftig pond in evenveel secon den. Edna zat er ook leelijk in dat is mijn vrouw, ziet u maar ik vertelde haar, dat zij zich niet bezorgd behoefde te maken en een uur later hadden wij alles weer terug gewonnen en nog honderd pond winst". Ik zeide niets. „Vrouwen begrijpen niet, dat er een hoop berekening komt bij gokken". „Of begrijpen zij dat misschien maar al te goed?" Hij keek mij scherp aan en begon dan te lachen. „Bent u getrouwd?" vroeg hij. Van anderen zou die vraag beleedigend hebben geklonken maar uit zijn mond was het alsof een schooljongen iets vroeg. „Neen", antwoordde ik dan ook heel kalm. „Nu wacht dan maar eens tot het zoover is", zeide hij op den toon van iemand, die er alles van weet. Ik glimlachte daar ik moest denken aan de huwelijksreis van drie weken. „Wat voor soort menschen wonen hier?" vroeg hij een oogenblik later. „Oh van alles jonge meisjes oude meisjes jonge paartjes oude paartjes vrijgezellen van alles!" „Hm! Nu er is een ding dat goed is en dat is de sneltrein, die me in een half uur naar Londen kan brengen. „Hebt u zaken in de stad?" Hij schudde zijn hoofd. ..Neen. ik doe geen zaken", antwoordde hij. „Ik ben een van de werkloozen die geen steun krijgen!" „Gelukkige kerel", antwoordde ik. „Ik ben eenige zoon". „Ah juist', antwoordde ik en dacht aan het verhaal van den vuilnisman omtrent den millionnaix. Juist op dat oogenblik ging de voordeur open en het meisje met het Madonnage zichtje kwam de stoep afloopen. De „werklooze" stelde ons aan elkaar voor .Mijnheer „Haslamvulde ik aan". „Mijnheer Haslam mijn vrouw". En zoo leerden wij elkaar kennen. Ik heb wel eens eerder gehoord van huwe lijken. die mislukkingen bleken te zijn var. mannen die hun vrouwen sloegen van vrouwen, die hun man het leven tol een hel maakten maar ik was nooit in de gelegen heid geweest, werkelijk getuige te zijn van een ongelukkig huwelijk want zoo mocht men het inderdaad wel noemen voordat ik 1 de bewoners van nummer 7 in Onze Laan leerde kennen. Dat was nu eens een huwelijk, waarin alles wel niet werkelijk verkeerd ging maar goed ging er toch ook niets. Hij sloeg haar niet zij maakte hem het leven niet tot een hel een teleurstelling was het huwelijk ook niet zij deden niets, waardoor er over hun gesproken zou kunnen worden en toch had ik maar zelden zoo veel leed in de oogen van een vrouw gelezen als in de oogen van de vrouw met het Ma donnagezichtje. En toen zij ongev&er een maand op num mer 7 gewoond hadden wist. ik wat het was. Haar man verveelde zich en verwaar loosde haar. Hij was een van die mannen, die door den duivel begiftigd waren met een groot for tuin en vreeselijk veel vrijen tijd. Als hij den geheelen dag van negen tot zes uur hard zou moeten werken, zou hij als een gelukkig man naar zijn mooie huis en zijn bekoorlijke vrouw zijn teruggekeerd als zijn werkzaam heden waren afgeloopenMaar nu had die zelfde man den geheelen dag niets te doen verveelde zich dood ja zelfs zijn arme kleine, schattige vrouw verveelde hem en het resultaat was. dat hij een abon nement nam op den trein en den meesten tijd in Londen doorbracht. „Lal heeft zoo vreeselijk veel vrienden" vertelde zijn vrouw mij eens en nog met een zeker soort trots. „En ik geloof dat het heel erg prettig voor e enman is om al bijn vrienden aan te houden, denkt u niet". En ik moest natuurlijk wel ja zeggen. „En Lal is lid van een heel goede club weet u en het moet heel erg aardig zijn voor een man om lid te zijn van een goede club, gelooft u niet?" En ik moest alweer „ja" zeggen. Maar heimelijk was ik al aan het zoekei naar een middel om dien toestand te veran deren. Ik vond het diep betreurenswaardig, dat dit mooie vrouwtje de meeste mooie zomer dagen heelemaal alleen moest doorbrengen en een groot deel van de nachten ook, ter wijl haar man zijn vermaak elders zocht. Ik vroeg mij ook verwonderd af, waarom hij eigenlijk met har getrouwd was zij was zoo'n eenvoudig doodgewoon, zij het dan ook heel knap meisje terwijl hij ja eerlijk gezegd „een man van de wereld was". Op een avond vroeg ik hem bij mij te wil len komen kaarten. „Een vriend van mij komt ook", vertelde ik hem. „En u kunt uw vrouw ook wel mee brengen, als zij er zin in heeft". „Edna? Oh, die gaat veel liever vroeg naai bed en zij houdt heelemaal niet van kaarten. Maar ik zal graag komen". Hij kwam, wij kaartten tot twee uur in den nacht en ik verloor vijf pond daar kaarten niet mijn stokpaardje was. En zoo verstreek de zomer. Er waren tijden dat ik er over dacht om Linell eens open hartig te spreken over de manier waarop hij zijn vrouw behandelde maar hoewel ik vee! ouder was dan hij, ontbrak het mij toen altijd aan den noodigen moed. als het oogen blik voor een vertrouwelijk gesprek gekomen was. Tenslotte was het een zaak, die mii heelemaal niet aanging en hij zou het volste recht hebben om mij beleefd doch dringend te verzoeken mij voortaan niet meer te bemoeien met zijn huwelijksleven. En op een goeden dag trof ik het vrouwtje hullende aan. Ik was naar huis gegaan om een boek te halen, dat ik Linell geleend had en toen het dienstmeisje mij in de mooiste salon liet die in de geheele Laan te vinden was, zat het kleine vrouwtje in elkaar gedoken op een divan en haar Madonnakopje hing voorover ip haar borst. Ik kan geen vrouw zien huilen ik weet heel goed, dat er mannen zijn op wien tranen geen invloed meer hebben die zich er tegen gehard hebben, maar als ik een vrouw zie huilen dan schiet mijn gemoed vol. Zij verzekerde mij natuurlijk dat er heele maal niets aan de hand was en dat zij een beetje hoofdpijn had maar zij scheen te zien dat ik haar niet geloofde en einde lijk na een lange aarzeling, vertelde zij mij, wat ik al een paar maanden wist. Het was Lal. „Hij wilde naar het buitenland gaan naar Afrika". Ik voelde mij verlucht. Was dat alles? „Nu", antwoordde ik vriendelijk, „daar ben ik zelf ook een paar maal geweest en er zijn streken, waar het heel erg aangenaam wonen Is. Voelt u er niets voor om met hem mee te gaan?" Zij sloeg haar oogen naar mij op en lk zag dat haar gelaat een groote weerspiege ling was van tragedie en ellende. „Ja maar hij wil niet dat ik meega", antwoordde zij snikkend. En na die woorden bleef zij roerloos voor zich uit zitten staren tranen in haar oogen en een doodsbleek gelaat. Ik stond op en liep naar het venster. Ik ben niet iemand die gauw vloekt, maar op dat oogenblik zeide ik toch een paar dingen die minder gepast waren. En zij «varen nog geen drie maanden ge trouwd! De stilte werd onverdragelijk. Ik trad op haar toe. „Soms moet een man wel eens voor zaken op reis gaan", trachtte ik haar te troosten. „Zou het dat niet kunnen zijn". „Noemt u het dan zaken doen, als hij met drie andere mannen op de leeuwenjacht gaat?" (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9