REINTJE DE VOS.
ZATERDAG 14 APRIL 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
17
BIJVOEGSEL
AAN ALLEN!
De meesten van jullie zijn nu druk bezig
met het in orde brengen van hun tuintjes
Dat is een heerlijk werkje en moeder natuur
is nu zeker 't meest bereid om de zaden te
doen ontkiemen en zelfs aan 't kleinste
plantje wasdom te geven. Misschien heb-
BC-H jullie ook de kamerplanten er al eens
op aangekeken of er ook onder haar zijn,
die den vollen grond behoeven. Wie b v. ge
raniums binnenshuis heeft, kan ze zeker nu
wel naar buiten brengen. Ze zullen voller
in 't blad komen en spoediger gaan
bloeien. Met de begonia's is dat al evenzoo.
Onze vensterbanken binnenskamers worden
dus wat leeger. Er blijft nu flink wat ruimte
over voor onze cactussen, want cactussen
hebben we natuurlijk allemaal. Geen dank
baarder kamerplant dan de cactus. Kun jul
lie je voorstellen, dat in mijn jeugd alleen
de menschen, die in de tropen geweest wa
ren, cactussen in huis hadden verzorgd. En
thans waar men ook komt, in stad of dorp,
in den fijnsten bloemenwinkel of op de
markt, overal zie je cactussen.
Er zijn natuurlijk menschen, die schouder
ophalend aan je vragen: wat heb je nu aan
die stekelachtige planten? Dan kunnen we
dit erop antwoorden: Ze vragen zoo weinig
zorg en ze geven ieder, die er oog voor heeft,
zooveel genoegen. Nu weet ik wel, dat lang
niet alle cactussen welig tieren voor ons ven
sterraam. Dat is meestal onze eigen schuld.
Iedere cactus is niet geschikt om in onze
Hollandsche huiskamers te groeien en nog
veel minder te bloeien. Uit de meer dan 2000
soorten moeten we een bescheiden keus doen.
Om te beginnen moet men nooit cactussen
koopen, die in een broeikas thuis behooren
Een kasplant doet het maar zelden in een
woonvertrek. Verder moet je nooit begin
nen met een groote plant, of je moet er
flink ruimte voor hebben, 't Is eigenlijk ook
veel loonender zelf je kleine plant op te fok
ken.
Koop je cactussen, informeer dan of je ze
ln bloei kunt krijgen. Een bloeiende cactus
is een heerlijke voldoening. Uit eigen erva
ring kan ik je wel zeggen, dat de bolvormige
cactussen altijd het meeste succes geven. Ze
nemen ook de minste ruimte in. In mijn
vensterbank heb ik wel acht verschilleende
soorten en ze doen het in alle jaargetijden.
Nu moet je ze niet pal op het Noorden zetten.
Al te veel zon is ook minder goed. Zuid-Oos
ten, en Zuid-Westen zijn de beste plaatsjes.
Vooral nu in dezen tijd krijgen ze een aar
dige portie zonneschijn, daartégenbvér dok
veel schaduw. Over 't algemeen wordt er
nog te veel gedacht, dat cactussen felle zon
behoeven. Dit is toch niet zoo. Bladcactussen
gaan zelfs kwijnen, als ze pal in de zon
staan. Bladcactussen zijn boschplanten die
in de tropische oerwouden thuis hooren. In
zoo'n oerwoud heerscht het heele jaar door
een gelijkmatige vochtig-warme tempera
tuur en getemperd licht.
De andere cactussoorten hooren thuis in
de grasvlakten, waar ze een groot deel van
den dag in de schaduw staan.
Op foto's zie je ze vaak in de schaduw van
struikgewas. Een ander punt, dat veel ge
wicht in de schaal legt, is de soort aarde, die
wij in de potten zullen doen. Ik heb potjes
gezien, die geheel gevuld waren met fijn ge
malen steenen en gruis van bloempotten.
Geen wonder, dat de plantjes het daarin
niet deden. Als 't boschplanten zijn, moeten
ze toch ook voedsel uit den grond halen. De
bladcactussen wortelen vaak in de holten
der takken, of in de schorsspleten der boo
men, maar daar halen ze voedsel uit, dat zich
daar door de jaren heeft opgehoopt. Dit
voedsel, humus, kunnen ze niet missen. Ze
hebben ook een vochtigen voedingsbodem
noodig. Dus bladcactussen vragen geregeld
water. Alle andere cactussen moeten ook een
voedzame grondsoort hebben. Op de plaatsen
waar cactussen in het wild voorkomen, be
staat de bodem vaak uit klei, of uit grond,
die rijk is aan minerale bestanddeelen. Wat
de grondsoort betreft, mag de cactus geen
stiefkind zijn. Deels zwarte tuinaarde, deels
bladaarde met een beetje klei of löss er
doorheen is 't beste. Om de aarde goed los te
houden is vermenging met wat zand niet
kwaad. Die losheid is noodig, daar de aarde
bij 't gieten spoedig verzuurt, de wortels
gaan dan kwijnen en je plant gaat dood.
In de vrije natuur kunnen cactussen lang
op eigen sappen teren, maar in onze huis
kamer staan ze in een beperkte potruimte
zoodat geregeld gieten noodzakelijk is. In den
zomer dagelijks. Bij groote hitte twee keer
daags. In den herfst kan er om den dag ge
goten worden, 's winters twee keer per week.
Zorg er echter voor, dat de plant droog blijft
Je kunt ze nu best eens naar buiten brengen
en flink besproeien, of als er een buitje komt
ze er midden in zetten, 't Is nu ook tijd om
ze te verpotten. Niet dadelijk van klein in
groot. Telkens een soortje grooter. Eens per
week een lepeltje bloemenmest (Pokon) be
vordert den groei.
W. B.—Z.
Ondertusschen heeft de drogist z'n bood
schappen klaargemaakt en Jan gaat naar
huis. Op een holletje. Meteen naar de keu
ken, waar z'n moeder bezig is.
„Mam," zegt hij, „Mam. weet je wat mijn
heer de Wit nu heeft? Hij heeft een soort
gelei en als je daar de vischjes mee vangt,
en je maakt ze dan open, zit het blikje met
het sleuteltje al in hun buik! Dan hoef je ze
er nog alleen maar in te stoppen en je hebt
sardientjes in een blikje!"
Wat zeggen jullie van zoo'n dom Jantje?
R. v. B
MOPSJESSTRAF.
DOM JANTJE.
Betty fluisterde tegen haar moeder.
„Wat zeg je allemaal?" vroeg Mopsje die
juist de kamer binnenkwam. Maar niemand
wilde hem iets vertellen en Mopsje begon
boos te worden.
„Zeg het Mopsje maar liever niet," zei de
vrouw, „anders wil hij ook mee!"
Dat was té erg; iedereen had geheimen,
voor hem. Mopsje bèslóot dat hij- ook een
geheim zou hebben.
„Je hebt gelijk," zei Tommie, de hond van
ernaast, toen Mopsje hem alles verteld had.
„Misschien gaan ze met de auto uit zonder
jou!"
Misschien; Mopsje was dol op autotochtjes.
„Dan ga ik ook weg," zei Mopsje, die zijn
besluit had genomen. „Dan worden ze mis
schien wel nieuwsgierig, waar ik naar toe
ga...."
Het kostte hem erg Veel moeite om zijn
besluit te houden; want Betty was extra
vriendelijk tegen hem.
„Lieve Mopsje," zei ze en pakte hem om
zijn nek.
„Dat is nu goed en wel om me lieve Mopsje
te noemen, maar je geheimen vertel je niet!"
Mopsje
„Wel, Mopsje," zei Bob, die met een arm
vol boeken de kamer binnenkwam. „Wat kijk
je boos!"
Mopsje was ook erg boos; gewoonlijk ver
telde de baas of de vrouw hem, als ze des
middags met de auto uitgingen, maar nu
niet.
„Jullie zullen me wel missen, als je terug
komt," dacht Mopsje, terwijl hij naar de auto
keek, die voor de deur stond en hij rende
weg.
„Mopsje, Mopsje," riep Griete, maar Mops
je kwam niet. Hij wist wel een plekje waar
hij heen kon gaan. Even buiten het stadje
was een groot weiland, waar Tommie en hij
vaak heen gingen. Daar holden ze dan, joe-
jen vogels en katten op en hadden het groot
ste plezier. Vooral op koude dagen was het
een prettige bezigheid. Zaterdagsmiddags
ging Bob er vaak met Mopsje heen; het was
een fijne wandeling.
„Als niemand met mij mee wil, ga ik wel
alleen," dacht Mopsje opstandig! Maar op
het weiland gekomen, vergat hij spoedig al
les; hij zat achter de katten aan, joeg de vo
gels op en had pret voor tien. Opeens herin
nerde hij zich de familie weer.
„Nu zal ik hen maar vergeven en boven
dien zullen zij langzamerhand wel terug
zijn," zei Mopsje. „Ik heb honger. Als ze uit
geweest zijn, eten we altijd veel lekkerder.'
Hij voelde zich heel vroolijk en opgeruimd
en hij verlangde er naar om iedereen weer
te zien.
„Ik was misschien wel een beetje erg boos.
Mopsje in zichzelf. „Ik hoop maar, dat
ik ze er geen verdriet mee gedaan heb, Maar
ik zal het goed maken, als ik weer thuis
ben!"
Het was heel raar, maar er brandde ner
gens licht, toen Mopsje thuis kwam. Dat was
vreemdze kwamen meestal terug tegen
theetijd. En het was nu al veel later, dat
voelde Mopsje aan zijn maag. Hij probeerde
er bij de achterdeur in te komen, maar die
was gesloten.
.Griete", jankte Mopsje,., maar er was nie
mand thuis.
„Ze zijn weg," blafte Tommie, die juist in
den tuin kwam.
„Weg?" herhaalde Mopsje, „maar ze ko
men toch terug!"
„Ze zeiden, dat je een ondeugende hond
was; ik hoorde het toen ze weg gingen. Ze
komen niet terug. Dat is je straf," blafte
Jantje is een ventje van een jaar of ze
ven met blonde krullen en groote blauwe
oogen.
Nu is ons Jantje niet dom; maar hij
gelooft onvoorwaardelijk alles, wat andere
menschen hem vertellen.
Op een keer moet Jan voor moeder naar
den drogist om een paar boodschappen
voor haar te doen. De drogist, mijnheer de
Wit, is een speciale vriend vaar Jantje
Alleenmijnheer de Wit houdt Jantje
graag een beetje voor den gek!
Zoo ook nu weer. Jantjes mondje staat
geen oogenblik stil met z'n vingertje wijst
hij heel parmantig naar de hooge planken
en z'n stemmetje schalt door den winkel:
„En mijnheer de Wit, wat zit daar nu
in?"
Meneer de Wit fluistert Jantje iets in het
oor.
„Oh....!" zegt de kleine jongen verbaasd.
Kees, die zat te lezen, begon plotseling
hard te lachen. Oom Kees en Anneke, die
samen voor het vuur zaten te babbelen ke-
k entegelijk op.
,Waar heeft mijn jonge neef zoon ple
zier over?" vroeg oom glimlachend.
Kees zag op uit zijn boek. „Oh", zei hij
toen. ,.ik lees hier de streken van Reintje
de Vos. Die zijn zoo grappig
„Hè oom." zei Anneke. „Geef ons weer
eexrs zoo'n dierkundeles, net zooals laatst met
de zwanen. Dat is veel prettiger dan op
school!"
„Als Kees het ook wil?" zei oom vragend.
Als antwoord sloeg Kees meteen zijn boek
dicht.
„We gaan de vossen juist volgende week
behandelen. Dan is het leuk, als ik er al
vast iets van weet!"
Oom ging een beetje gemakkelijker zit
ten; Anneke en Kees trokken hun stoelen
dichter bij en oom begon:
„De vos, de Latijnsche naam is Vulpes, is
een dier. dat behoort tot een geslacht uit de
familie van de honden. Ze onderscheiden
zich van het geslacht der wolven door een
langwerpigen romp, die een weinig scheef is
geplaatst, korte pooten, een langen, dicht en
ruig behaarden staart, een langen schedel
en een spitsen snuit-
Hij wordt ongeveer 90 c.M. lang, waarbij
een staart komt van ongeveer 40 c.M. Zijn
hoogte bedraagt 35 tot 38 c.M. en hij weegt
7 tot 10 K.G.
Hij is slank, maar sterk van lichaam en
heeft korte dunne pooten. Zijn dichte, zach
te pels is vaal grijsachtig rood. Op het mid
den van de bovenste staarthelft bevindt zich
een klier, die een onaangenaam riekende
vloeistof afscheidt. De mooiste vossen wor
den in de Noordelijke streken gevonden, naar
mate men meer naar het Zuiden komt, wordt
hij kleiner, zwakker en minder rood In som
mige streken komen ze zoo veelvuldig voor,
dat men bijna van een „vossenplaag" kan
spreken. De vossen leven twee aan twee in
holen met vertakte gangen, die alle op een
hol uit-loopen. dat een middellijn heeft van
ongeveer 1 Meter. Zelf graven ze niet graag
holen, maar maken gebruik van die der das
sen. Het heele verblijf heeft wel eens een
omvang van 15 Meter, terwijl ze bovendien
nog hulpverblijven hebben, waarin ze in ge
val van rioód eèn wijkplaats vinden. Bij on-
gunstig weer, in den heeten zomer, en in
den tijd, dat het wijfje jongen heeft, woont
de vos in zijn hol; anders zwerft hij ge
woonlijk rond. In het algemeen gaat hij des
avonds uit op roof op stille plaatsen, mid
den in den zomer en bij sneeuw ook overdag.
Hij vangt muizen, kevers, wespen, bijen,
sprinkhanen, rupsen, wormen, visschem,
hazen, konijnen, ree- en hei*tekalveren, broe
dende vogels en pluimgedierte. Verder rooft
hij uit de tuinen peren, pruimen, druiven en
aalbessen. Ook eet hij dood* dieren en zelfs
zijn soortgenooten komen er niet goed af.
Maar hij rooft nooit in de nabijheid van zijn
hol. Hij wordt niet gemakkelijk in een val
gevangen. Waar hij zich veilig voelt en ook
in gevaar, is hij onbeschaamd en bloeddor
stig en doodt veel meer dieren, dan hij nut
tigen kan.
Het geluid, dat hij maakt is een kort ge
blaf, eindigend met een schel gekrijsch, Vol
wassen vossen hoort men echter zelden of
nooit.
Eind April of begin Mei komen er van 4
tot 7 jongen, die 10 dagen blind zijn en
door de ouders met groote liefde worden
behandeld.
Zij worden aanvankelijk door het manne
tje en later ook door het wijfje voorzien
van levende muizen, kibvorschen, kevers
enz. Reeds in Juli beginnen de jonge vos
sen zelf voor hun ondeirhoud te zorgen.
Tegen het einde van deze maand, gaan
ze met de moedervos uit het hol en in den
herfst scheiden zij aich van de laatste.
Wanneer men vossen jong vangt,, kan
men ze gemakkelijk tam maken en aan het
voedsel van honden gewennen. Ze worden
van 12 tot 15 jaar oud en hebben dergelijke
ziekten als honden, ook dolheid.
De slimheid van den vos is spreekwoor
delijk geworden en van geen enkel dier zijn
zooveel fabels en legenden in omloop als
juist van den vos. Het bekende verhaal van
Reinaert de Vos is al uit de 12e eeuw".
„En het is zóó leuk, oom," zei Kees met
tralende oogen-
„Je zat er tenminste hard om te lachen!"
zei Anneke.
„Jongen", nam oom weer het woord. „Het
niet alleen een leuk boek. het is een
meesterwerk En dat jij nu zoo'n pret hebt,
heb je allemaal aan den vos te danken,
waarvan ik je zooeven iets verteld heb!"
Tommie. „Nu moet je bij ons komen!"
„Woef", Mopsje begreep, dat Tommie de
waarheid sprak. Hij was boos geweest; dat
had Bob gezegd. En toen Betty hem lieve
Mopsje noemde, was hij weggeloopen. Ze
hadden misschien gedacht, dat hij nooit meer
terugkwam en daarom besloten dan ook
maar weg te gaan. Tommie blafte, dat hij by
hem in zijn hok moest komen, maar Mopsje
wilde niet.
„Woef, woef." jankte hij, terwijl hij op de
koude stoep zat.
Hij snikte zoo luid, dat Tommie's vrouwtje
naar buitenkwam. Haar stem was vrien
delijk toen ze zei: „Kom maar hier Mopsje.
Je baas zei, dat je bij ons moet komen," maar
Mopsje was niet te troosten.
Mopsje hield veel van Tommie, maar nu
kon hij hem niet zien. En toen Tommie's
vrouw hem aan zijn halsband wilde grijpen,
draaide Mopsje zich om en rende weg.
Het glas rinkelde toen hij door het raam
van de eetkamer sprong.
„Oh, ondeugende hond!" riep Tommie's
vrouw geschrokken.
Mopsje wist wel, dat hij ondeugend was.
anders was de familie niet weggegaan en
had hem bij Tommie achtergelaten.
Hij had zijn poot gesneden, maar dat kon
hem niet schelen. Hij ging voor de stoel van
den baas liggen en jankte zachtjes. Maar
opeens hoorde hij den sleutel in de voordeur
en het was niet alleen Tommie's vrouw, die
hem kwam halen, maar de heele familie en
Tommies vrouw vertelde hoe ondeugend
Mopsje geweest was.
„Wat is dat nu, Mopsje," zei de baas. „We
zijn naar de bioscoop geweest, daar kun jij
niet mee naar toe. We wilden je zoolang bij
Tommie laten; wat heb je nu gedaan
Maar ze waren toch niet boos op hem
voor het gebroken raam.
„Je hebt je straf al, Mopsje" zei de baas.
„Laat die poot vah je eens zien."
Maar Mopsje vond het niets erg. dat het
pijn deed en ook niet toen de baas er een
verband om wond. Want de familie was er
weer.
„En," dacht Mopsje, „al ben ik nu nog
zoo'n ondeugende hond, ze houden toch wel
van me!"
DINA v, Z.
UIT DE NATUUR.
HOE MOETEN ZIJ LOOPEN?
Twee vrienden Dik en Dun, willen een
schilderij-tentoonstelling gaan bekijken.
„Kijk," zegt- Dik tegen Duin, „nu heb ik
jedacht een plattegrond je van de tentoon
stelling te maken, opdat we niet sommige
schilderijen tweemaal zien en andere in het
geheel niet."
Dat vindt Dun goed. Hier zie je ze met
hun plattegrond.
Kun jullie hen misschien helpen een weg
te vinden, zoo dat ze langs iederen muur
slechts één keer gaan?
TANTE TINE.
WAT ETEN DEZE VOGELS?
tterr/oorn fhein */r©vw J
SCHUILPLAATSEN EN NESTEN VAN
WATERDIEREN.
Een paradijsvisch of grootvin is eigenlijk
een tropisch vischje en behoort dus in een
verwarmd aquarium thuis, maar ook in een
niet speciaal verwarmdea bak. die op tamelijk
dezelfde temperatuur gehouden wordt door
dichter bij de verwarming te zetten of door
het afdekken en toevoegen van een weinig
warm water, kunnen deze visschen heel goed
m het leven blijven en verder worden ge
kweekt.
Het mannetje is iets grooter en levendiger
dan het vrouwtje en heeft langere vinnen.
In den paartijd is het mannetje een lust
om te zien. want dan vertoont hij alle kleu
ren van den regenboog. Het nest. dat hij dan
voor de komende jonge visschen fabriceert
is al heel merkwaardig en is geheel van
schuim.Door wat lucht te happen en die lucht
onder water in een blaasje of belletje van
speeksel te laten schieten, zoodat het weer
naar de oppervlakte drijft, wordt een heel
dotje van schuim gevormd en dit dient als
nest, waaronder het vrouwtje de eitjes legt,
die tot in het schuimnest opstijgen. De eitjes,
die zinken, worden weer door vader naar bo
ven gebracht. Het verdere verloop is precies
als bij de stekelbaarsjes; vader past op de
kleintjes tot ze zichzelf kunnen redden. De
ouders zien er dan later ook geen bezwaar in
een van hun eigen kinderen op te eten; dit
is natuurlijk niet aardig, maar een paar visch
jes brengen ongeveer 3000 jdngen groot, zoo
dat een meer of minder niet zoo heel veel
uitmaakt.
De gewone waterspin maakt ook een soort
schuimnest, doch vereenigt al die kleine bel
letjes tot een groote en maakt deze met dra
den aan de waterplanten vast. Ze haalt de
lucht ook niet met den mond naar beneden,
doch brengt met de punt van het achterlijf
de belletjes onder water. Ze vormt dan als
het ware een duikerklok ter grootte van een
noot. Het wijfje maakt een dergelijke luchtbel
platrond met een dubbele laag spinsel be
kleed, waarin ze haar eieren bewaart.
Een heel merkwaardige broedplaats houdt
het bittervoorntje et op na, je kent toch dit
mooi gekleurde vischje vah ongeveer 5 c.M.
wel, het is heel geschikt voor een aquarium.
In den tijd, dat het wijfje eieren moet leg
gen, zoekt het mannetje óp den bodem een
naar zijn meening geschikte mossel op. Heeft
hij die gevonden, dan jaagt hij het wijfje
naar de mossel, die half uit den grond steekt
en twee openingen heeft, waardoor het water
in en uitstroomt.
Het wijfje gaat dan met den kop naar be
neden boven de mossel staan, alsof ze wel
zien of deze voor haar eieren geschikt is. Uit
haar lichaam hangt een dun buisje van twee
c.M. lang de legbuis. waaruit het ei naar bui
ten komt. Ze schiet nu naar beneden en
steekt het legbuisje in een der openingen in
de schelp van de mossel en laat het eitje
daarin vallen, zoodat het tusschen de kieuwen
van het weekdier terecht komt. De mossel
doet nu alle mogelijke moeite om het vreem
de voorwerp weer kwijt te raken, maar dat
gelukt meestal niet. Het mannetje snelt nu
weer toe om met zijn vinnen een waterstroom
over het dier te jagen, om hem te bewegen
zijn schelpkleppen weer te openen. De eitjes
komen tot ontwikkeling in de mantelholte en
tusschen de kieuwbladen van de mossel, tot
dat de jonge visschen groot genoeg zijn het
dier te verlaten. De mossel heeft dus voor het
kroost van het bittervoorntje gezorgd; doch
deze mag het op zijn beurt doen voor de
eieren van de mossel, maar dat een volgen
den keer.
Verbind de cijfertjes en je hebt het ant
woord.
PAASCHWEDSTRIJD
Inzendingen ontvangen van:
Roomsoesje, oud 9 jaar. Boertje oud 9 jaar,
Ballenbreistertje. oud 12 jaar. Kerstroosje,
oud 12 jaar, Vaders Jongen, oud? Zandke-
vezdje oud 9 jaar. Moeders Troost, oud? Sun
ny Boy, oud 9 jaar. Meidoorntje, oud 13 jaar,
Concordiaan oud 14 jaar, Zomerbloempje,
oud 13 jaar. Annie v. d. Genugten. oud 15
jaar. Zomerkindje, oud 13 jaar. Wim. oud?
Kruidje roer mij niet oud 13 jaar. Dieren-
vriendin. oud 10 jaar, Gouden regen oud 14
jaar, Arie de Munnik, oud 11 jaar, Cowboy,
oud 8 jaar. Nachtegaaltje oud 13 jaar. Si
mon, de Veroveraar, oud? Zonnefee. oud 9
jaar. Zonnestraaltje, oud 10 jaar. Gouds
bloempje oud? Prinses Engelientje. oud 8
jaar, Iris, oud 10 jaar, Orgelist, oud 15 jaar.
Hoeveel keversoorten zijn er? Over de
geheele wereld leven ongeveer 300 000 soor
ten van kevers. Onder de Europeesche is het
vliegend hert. dat in ons land veel op de Ve-
luwe voorkomt, een van de erootste. Deze
kever wordt ruim een halve decimeter lang;
om tot volkomen ontwikkeling te komen
heeft het dier bijna 6 jaar noodig; in vol
wassen toestand leeft het maar 4 weke.n u