VOOR PI
W
ABR. MEIJER
Zomerjurken
ICeiikcnöelieTmeri
BLOEMENFEEST.
JONGE LIEFDE.
Een schilderes, die een mode deed ontstaan.
DONDERDAG 19 APRIL 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
ONS WEKELIJKSCH
KNIPPATROON.
SPECIALE AANBIEDINGEN.
Ten einde onze lezeressen in de gelegen
heid te stellen zich een nieuw voorjaarsjurkje
aan te schaffen, geven wij hen door middel
van onze „speciale aanbieding" de kans een
aardig patroon te krijgen tegen den prijs
van 38 cent per stuk. Dit patroon is slechts
in één maat te verkrijgen en wel de volgen
de:
bovenwijdte: 102 cM.
taillewijdte: 82 cM.
heupwijdte: 107 cM.
No. 216: jumpertoiletje. iDe&verkiezend kun
nen rok en blouse in verschillende kleuren
gekozen worden; bijv. een beige blouse en
een bruine rok.
Benoodigd materiaal: voor blouse 2.25 M.
van 100 cM. breedte en voor rok: 1.80 Meter
van 130 cM. breed.
No. 226: eenvoudige wandeljurk van ge
ruite stof. De bies langs den hals is van witte
zijde of wit batist en bevestigd met rijgsteken
zoodat het inzetten van een schoon kraagje
geen moeiiljkheden oplevert.
Benoodigd' 3 Meter van 130 öM. breed en
voor garneering: 25 cM.
Beide patronen zijn dus in de aangegeven
maat tegen den prijs van 38 ets. per stuk
te verkrijgen bij de .„Afdeeling Knippatro
nen" van de UitgeveAmaatschappij „De Mijl
paal", postbox 175 te Amsterdam.
Toezending zal geschieden na ontvangst
van het bedrag, dat kan worden overgemaakt
per postwissel, in postzegels, of wel per post
giro 41632.
Gelieve bij bestelling duidelijk het nummer
van het gewenschte patroon te vermelden
en ook naam en adres. Men voorkomt daar
mee onnoodige vertraging in de opsturing.
dll
GROOTE HOUTSTRAAT 16
Wij bieden U een groote
sorteering katoenen
aan voor uiterst lage prijzen
De modellen zijn speciaal
voor o n s ontworpen. De
coupe is subliem. Ook
voor kinderen hebben wij
een eriorme keuze in effen en
bedrukte katoentjes. Frisch
fleurig en goedkoop. U kunt
er zelf niet voorzitten naaien.
(Adv. Ingez. Med.)
Kievitseieren: Zet de kievitseieren op met
koud water, breng ze aan de kook en laat ze
twee minuten doorkoken. Giet het kokende
water af en leg de eieren even in koud water,
opdat zij later beter te pellen zijn. Schik ze op
een platten schotel in een nestje van versche,
gewasschen tuinkers; of plaats ieder ei op een
passend ringetje in boter gebakken brood en
leg er een rand omheen van afwisselend eenige
radijsjes en een toefje tuinkers.
Gevibertulband125 gr. bloem, 100 gr. boter,
100 gr. suiker, een snuifje zout, 5 eieren, 100
gr. natte geconfijte gember, poedersuiker.
Besmeer een tulbandvorm zorgvuldig met
boter, vooral ook langs de pijp; bestrooi hem
met bloem.
Hak boter, bloem en een snuifje zout tot
een fijnkruimelige massa, zonder hierbij de
boter week te doen worden. Roer de eidooiers
een kwartier met de suiker; klop het eiwit zoo
stijf mogelijk. Leg op het eiwit de gehakte
boter en bloem, hierop de fijngehakte gember
tenslotte de geroerde eidooiers; schep alles
luchtig om en om tot een sponzig, gelijk meng
sel is gevormd, breng dit over in den tulband-
vorm en bak den tulband in een heete oven
door en door gaar (ongeveer 3/4 uur); onder
zoek desverkiezend of het gebak gaar is door
er een mes of breinaald in te steken, die er
zonder aanklevend deeg moet worden uitge
trokken. Stort het gebak op een taartrooster
en laat het geheel bekoelen. Besneeuw den
kouden tulband dik met poedersuiker.
C. F.
Een „kleine" bollenzondag hebben we gehad,
zeggen de experts die het weten kunnen, de
gróóte dag moet blijkbaar nog komen, maar
met dat al waren er toch nog heel wat men-
schen op de been op den eersten dag van deze
week.
„Op de been" is eigenlijk maar gedeeltelijk
juist, er waren er meer die reden, dan die
wandelden, en zelfs waren er meer die rustig
zaten op een vast punt, en van daaruit het
verkeer gadesloegen.
Zoo was er dus een publiek dat keek naar
de bollenvelden, en één dat weer keek naar het
publiek dat naar de bollenvelden keek, wat
niet zoo wonderlijk is als het wel lijkt, want
het eerste publiek bestond voor een groot deel
uit stadsmenschen, die gekomen waren voor
de bloemen en die de volte op den koop toe
namen, en het tweede publiek, dat waren de
bewoners van de bollenstreek, die dag aan
dag de bloemen bewonderen, maar die op
zoo'n drukken Zondag bij wijze van variatie
weieens menschen willen zien.
Heele rijen menschen, leden van bloem
bollenfamilies, hadden zich met het warme
weer gezellig voor hun huizen geïnstalleerd,
maar anderen die blijkbaar zelf niet aan één
dier drukke wegen woonden, hadden een uit
kijkpost uitgezocht op een hoog punt, zooals
die er in de uitgegraven bollenstreek nog zoo
veel te vinden zijn. Zoo was de hoofdingang
aan den Heerenweg van Groenendaal een druk
bezocht punt, de banken waren er overvol en
daartusschen zat men mannetje aan mannetje
op het gras. Opvallend was intusschen, dat
langs het hooge voetpad aan den weg slechts
weinigen een plaatsje hadden uitgezocht, zoo
dat daar ruimte te over was, terwijl men el
kaar vlakbij in den weg zat. Blijkbaar was dat
laatste het punt, de meest geliefkoosde ob
servatiepost.
Race-fietsen, gewone en motorfietsen, allen
werden ze door vrouwen bereden, en natuurlijk
waren er tallooze door vrouwen bestuurde
auto's op het pad.
Maar niet alleen de bestuurders en bestuur
sters waren de moeite waard, ook de vehikels
zelf waren soms schoon om te aanschouwen.
Zoo was op een zeer druk punt op een binnen
weg een bestelauto'tje bezig te manoeuvree
ren om een zijweg in te komen die het eerst
voorbij gereden was. Voor het eenige raampje
in het achterportier verdrongen zich wel vier
of vijf kinderhoofden, terwijl het wagentje
verder geheel gesloten was, en voorop drie vol
wassenen en een kind zaten. Al deze menschen
kunnen onmogelijk veel gezien hebben, maar
wie weet hebben ze toch heerlijk genoten van
dezen tocht.
In zoo'n drukte hebben de motorrijders
dunkt me altijd de minste kans om al het
moois te zien; bij tijden gaat het verkeer in
een hortend tempo: rijden, stilstaan, langzaam
optrekken, plotseling remmen, stilstaan, op
eens met een flinke vaart vooruit. Daarbii
schiet er voor een mooi landschap geen oogen-
blik aandacht over, wat wel hetzelfde is met
een autobestuurder, maar de inzittenden heb
ben er dan tenminste plezier van.
Eén ding was op dezen kleinen bollenzondag
wel zeer opvallend: de straatweg naar Leiden
door de dorpen, vroeger de allerdrukte in den
bloembollentijd, was nu veel stiller en kon het
verkeer gemakkelijk verwerken. Dit gaf velen
den indruk, dat het niet zoo'n vaart geloopen
had met het bezoek, maar wie den duinweg
door de Zinlk naar Noordwijk nam, bemerkte
dat daar eigenlijk de grootste drukte
heerschte.
Vroeger kende de automobilist deze wegen
niet zoo goed en hij volgde den bekenden hoofd
weg. Maar in de laatste jaren is er herhaal
delijk in de bladen gepubliceerd, dat de bin
nenwegen veel typischer zijn en ook veel meer
gezicht geven op de bloembollenpracht, er zijn
kaartjes voor uitgegeven, en dat dit alles niet
vergeefs is geweest, was Zondag duidelijk te
bemerken.
Buitenlandsehe auto's waren er nog maar
weinig: het is ook met den bloei alles veel
sneller gegaan, dan aanvankelijk gedacht
werd, zoodat de buitenlanders vermoedelijk
aan het einde van deze week wel zullen ver
schijnen. Maar het mag dan voor hen nog
alles een nieuwtje zijn, ook voor ons, de be
voorrechte bewoners van dit merkwaardige
stukje aarde, is het ieder jaar opnieuw de
moeite waard om erheen te gaan, het is altijd
nieuw.
E. E. J.—P.
HUISHOUDELIJKE WENKEN.
Effen Linoleum heeft het groote nadeel,
dat men er alle voetstappen en afdrukken
op ziet. Het is om deze te verwijderen echter
niet noodig, den vloer telkens te wrijven met
was. Men kan het linoleum uitstekend onder
houden door eerst af te nemen met een prop
van versche kranten en het daarna op te
wrijven met een flanellen doek.
Kale plekken en krassen moeten even met
was worden bijgewerkt. Linoleum, dat goed
in de was zit, kan gerust af en toe met koud
water worden afgenomen. Als warm water
of zeepsop is gebruikt, moet het opnieuw in
de was worden gezet.
Voor het overige moet linoleum droog be
handeld worden met zindelijke, zachte doe
ken.
Wij zijn het eens met degenen, die ontra
den om linoleum al te vaak te schrobben.
Want als dat geschrob al te vaak herhaald
wordt, maakt men de oppervlakte van het
zeil te ruw en neemt men de ingewreven was
te veel weg. Meestal is dweilen voldoende om
den vloer zindelijk te maken, Men kan lino
leum 't gemakkelijkst dweilen door om een
kortharige luiwagen een losjes gewrongen
dweil te slaan en daarmee krachtig den vloer
te bewerken, 't Is het beste, kleine gedeelten
tegelijk te nemen, omdat dadelijk moet wor
den nagespoeld met schoon water, wil men
voorkomen, dat het losgeraakte vuil weer in
't linoleum dringt. Moltondweilen zijn 't
meest geschikt, daar deze water 't best op
nemen. Denkt men met koud water niet het
gewenschte resultaat te bereiken, dan neme
men lauw zeepsop en voor 't nadweilen koud
water. Verstandig is het, eerst even proef te
nemen, of de kleuren van 't zeil bestand
zij ntegen vocht. (Bij „inlaid''' is dat niet
noodig),
PULLOVERS
EN VESTEN.
Nog altijd staat het handwerk in het mid
delpunt der vrouwelijke belangstelling. Niet
lang geleden was breien en haken, laten we
eerlijk zijn, een priviege van oude vrijsters
en nuieder jong meisje brei/t of haakt in
haar vrije oogenblikjes.
En het moet ons van het hart, er zijn snoe
zige dingen te maken.
Daar is bijv. de slipover met een rolrand en
rolboord, 1 recht, 1 averecht gebreid, die over
een overhemdblouse gedragen, buitengewoon
sportief staat. Vooral voor jonge meisjes met
een lenig figuurtje is het een ideale dracht.
Maar er zijn meer aardige dingen.
Daar is een slipovertje, dat met een punt
op den rok valt. Het is gebreid van donkere
wol met lichte strepen. De shawl, die er bij
hoort, is in de lichte tint gebreid.
Het derde slipovertje, dat eigenlijk een
soort plastron is, leent er zich, met zijn
shawlkraag, ook bijzonder goed voor, om door
dikkere dames gedragen te worden. Het is ge
breid in donkere strepen, die met lichte zijde
aan elkaar zijn gehaakt.
Het gebreide vestje wordt opzij gesloten met
een rij knoopen. Als garneering dient het mo
nogram van de draagster. In de koele dagen is
het heerlijk, zoo'n wollen dingetje over een
blouse te trekken. Ze staan charmant en..,,
geven warmte.
Ze had hem voor het tweede jaar ont
moet- op 't gezellige badplaatsje waar ze hun
vacantie doorbrachten. Het vorig jaar had ze
hem heel aardig gevonden, maar het was
bij wat gezelligheid en een enkel tennismid-
dagje gebleven. Nu, deze keer, zagen ze el
kaar bijna den geheelen dag. Samen genoten
ze hun vrijheid na het harde werken van de
laatste maanden. Ze had een goed H.B.S.-
examen gedaan en hij was klaar met z'n
rechten.
Verrast waren ze geweest elkaar weer te
vinden in het kleine „Casino".
Wat was ze groot geworden, een echt
dametje, hoor! En ze had gelachen, half ge
streeld, half beleedigd.
„Verbeeld je, achttien, dan was je toch ook
geen kind meer!*
„Nou, een groote bakvisch was je toch zoo
lang je op school was", vond hij.
„En als de schooldeur achter je dichtsloeg
was je geen bakvisch meer!" zei ze een
beetje boos.
„Laten we er niet langer over praten en
aannemen dat je damesschap er is. Die lange
rokken staan je uitstekend! Doen we deze
dans samen?"
Van toen af zochten ze elkaar voortdurend
's Avonds dansten ze en op den dag was er
sport en heerlijk niets-doen.
Liesje voelde zich hoe langer hoe geluk
kiger worden. Ze zag in Bart de vervulling
van haar droomen. Hij was zoo lief, zoo knap
zoo vol attenties.
Met het foord in de kussens, haar warme
wang gesteund door haar hand, ging ze nog
eens na, hoe het dien avond geweest was,
Had Bart niet vertrouwelijker gepraat dan
anders? Dat hij zoo openhartig vertelde
over z'n toekomstplannen en over z'n gelde
lijke zorgen, was dat geen bekentenis en zou
hij niet gauw met een voorstel komen? Ze
voelde zich eigenlijk al z'n meisje. Als zijn
arm om haar schouders lag, dan wist ze, dat
ze nooit een ander zóó in haar nabijheid ge-
wenscht had. Ze had hem lief!
De dorpsklok sloeg twaalf. Ze kon niet
slapen, ze was te gelukkig.
Zou de zee nu lichten? In haar kimono
wilde ze wat op het balcon zitten. Het was
te warm binnen.
Heerlijk in den nachthemel te kijken; een
ster verschoot. Hè, zoo zou ze willen slapen,
de stoel was makkelijk genoeg. Ze luisterde
naar het golfgeklots.
Had ze werkelijk gedommeld?
Een auto kwam aangegleden, de lichten
schenen fel. In het duin werden gestalten
zichtbaar.
Liesje zag hoe het meisje wat verschoof,
de man zijn arm van haar schouder liet
glijden, terwijl ze, als onwillekeurig omzagen
naar den wagen.
Toen was het dat Liesje, naast een dorps
kind, Bart herkende.
Berthe Morisot.
De twee beroemdste leerlingen van Manet
waren twee vrouwen, Berthe Morisot en Eva
Gonzalès. Van die twee was Eva Gonzalès zeer
zeker de minst groote, maar het lot, dat der
gelijke dingen trouwens meer in zijn hoofd
haalt, wilde, dat zij tijdens haar leven meer
bekend werd dan Berthe, wat waarschijnlijk
vooral zijn oorzaak vond in het feit, dat zij
veel in letterkundige en journalistieke krin
gen verkeerde en herhaaldelijk tentoonstellin
gen hield in den Salon, dus met of tégen wil
en dank meer aan den weg timmerde dan haar
kunstzuster. Berthe, die trouwde met een broer
van Manet en later onder den invloed van
Renoir kwam, heeft als schilderes pas na haar
dood, evenals Manet zelf trouwens, den naam
gekregen, waarop zij krachtens haar werk
recht heeft; het wonderlijke feit doet zich al
leen voor, dat zij tot op zekere hoogte met haar
schilderijen een mode schiep, die eerst bij haar
vriendinnen, en later ook in ruimere kringen
navolging vond, en die natuurlijk een mode
was, die bepaald werd door haar eigen smaak
en de zeer persoonlijke wijze, waarop zij bij
voorkeur zichzelf, en ook haar modellen
kleedde.
Berthe Morisot behoorde tot de luministen;
men kent waarschijnlijk wel eenige van haar
van hel licht stralende schilderijen, waarvan
er zich onder anderen een paar, hoewel lang
niet de mooiste, bevonden op de Van Gogh-
tentoonstelling in Amsterdam van eenige
jaren geleden; en men kan dus wel begrijpen,
dat Berthe haar atelier, in plaats van op het
Noorden, op het Zuiden, in het volle licht had.
Dat was eerst zoo in het voorstadje van Parijs,
Passy, waar ze met haar moeder en haar tante
was komen wonen na hun vertrek uit Bourges,
waar ze geboren was; daar in Passy, waar
iedereen elkaar kende en met elkaar omging,
in het kleine huis met twee verdiepingen, met
een klein tuintje ervoor en een klein tuintje
erachter, schilderde Berthe haar eerste dingen
en vrijwel de heele buurt-, met moeder en tan
tes incluis, stond achter haar, gaf haar oor
deel ten beste, en verwonderde zich erover,
dat een keurig en lang niet van de gewone
vrouwelijke coquetterietjes ontbloot dametje
als Berthe ze kleedde zich heel zorgvuldig,
en altijd zonder uitzondering in het wit en
zwart, omdat ze vond, dat dat haar het beste
stond, en ze maakte haar oogen mooier dooi
er een zwarte streep onder te trekken, terwijl
ze zich ook altijd poeierde zulke wonder
lijke en buitennissige schilderijen maakte.
Later, toen ze met Manet's broer trouwde, en
haar huis in de Rue de Villejust in Parijs in
richtte, liet ze haar atelier weer zoo op het
Zuiden, vlak op de zon. maken en schilderde
daar haar meisjes met stroohoedjes en lichte
rokken, die eerst Berthe Morisot's „genre" ge
noemd werden en die later werkelijk in de
mode kwamen. Want op den duur ging men
Berthe Morisot's smaak en stijl in alles co-
pieeren: men begon met lichte mousseline
japonnen te dragen versierd met nopjes en
vlinderachtige garneeringen van taf; men
volgde haar na in haar voorkeur voor lichte
meubelen, die zoo sterk was, dat ze eens een
heel palissander houten ameublement met wit
liet overtrekken, omdat ze al dat donkere en
zware onuitstaanbaar vond en het er niet
langer tusschen uit kon houden. Ivoor kwam
door haar in de mode; elke vrouw die chic
had en „mee" wilde doen, hield er een toilet
tafel als die van Berthe Morisot op na, met
dunne draperieën van witte voile over rose,
met witte poederdoozen en kwasten en een
wit toiletgarnituur. Staande spiegels met een
wit of crème gelakte lijst werden door ieder
een aangeschaft en al die naar Berthe Mori
sot's voorbeeld met lichte meubels gevulde
kamers werden met fleurige, gebloemde cre
tonne gestoffeerd, zoodat men een geheel
verkreeg, dat men zich op het oogenblik nog
makkelijk voor kan stellen, en dat men zelfs
nog wel kent: de stijl van Berthe Morisot
komt, wat betreft meubileering en stoffeering
ten minste, nog steeds overeen met dien, waar
in men tegenwoordig nog graag jongemeisjes-
slaapkamers inricht: in het wit met zachte
pasteltinten, wat vroolijk gebloemd cretonne,
een toilettafel met een paar luchtige kwikken
en strikken, witte toiletbenoodigdheden, en
wat kristallen bakjes en vaasjes. Men dreef
het zelfs zoo ver, dat het mode werd om, even
als Berthe Morisot dat deed, altijd een glazen
vaas met witte aronskelken in zijn kamers te
hebben staan; en de fabrikanten van de door
haar gebruikte parfums en zeepen beleefden
een goeden tijd: zooals tegenwoordig op Moli-
neux en Coty was men toen verzot op alles
wat van Piver kwam, op crèmes en pommades
van violettes de Parme, en op amandelmelk-
zeep.
En zoo ontstond er, lang voordat het „genre
Morisot" in de schilderkunst aanvaard werd
een „genre Morisot" in die andere bij uitstek
door vrouwen beoefende kunst van zichzelf
en haar omgeving er zoo smakelijk en aantrek
kelijk mogelijk te doen uitzien; een schilderes
had een mode doen ontstaan.
WILLY VAN DER TAK.
Terwijl de sterren begonnen te dooven,
zat ze er nog en mee doofde haar jonge
liefdeELISABETH M. PALIES.
Peter speelt met zijn vriendje in de kamer
De kamer is niet langer de kamer; ze is zee
en bosch, een bloementuin, een spoordijk. Ze
verandert elk oogenblik van aspect.
Je kan Peter in zijn fantasie niet altijd
gauw genoeg volgen. Je bent zoo dom mid
den in de zee te stoppen, heel onvoorzichtig
midden op den spoordijk te loopen. En als
ik eindelijk denk heel slim te zijn en zeg dat
het zoo heerlijk wandelen is in den geurigen
bloementuin, antwoordt Peter verontwaar
digd: „Dat is geen bloementuin meer, dat is
een wielerbaan".
En geen twee minuten geleden was het nog
een bloementuin! Dat wordt me toch te
krasl
„Ik zie de bloemen nog", zeg ik, „hier en
hier, en overal". Peter, kleine fantast, ziet
ze dan ook meteen weer.
Maar daar komt het vriendje al aan. Hij
heeft zijn fietsje gehaald, hij zal zijn kun
sten op den wielerbaan vertoonen. Wat nu?
„Wacht even", zegt Peter, „hier staan nog
bloemen. Je kan hier niet rijden". En dan
met een diepe stem: „Toen kwam er een
mijnheer en trapte alle bloemen dood".
Stamp, stamp, gaat zijn voetje. „Zoo", zegt
hij eindelijk, „nu kan je komen, de mijn
heer heeft ze allemaal dood gemaakt".
Fier rijdt het vriendje den wielerbaan op.
Het geeft even te denken, dat Peter voor
het vertrappen van de bloemen een „mijn
heer" noodig had, een groot mensch dus.
Groote menschen kunnen zooiets doen,
groote menschen zijn wreed. Hij zelf scheen
het niet aan te durven.
Ik vraag hem er achteraf nog eens na.
Hij kijkt me verbaasd aan. „Ik mag toch
geen bloemen stuk maken", zegt hij vragend.
„En een „mijnheer" wel?"
Peter denkt na. „Een mijnheer mag ook
niet alles hè?" vraagt hij dan.
„O. nee, lang niet, hoor".
„Maar als die bloemen nu van hem zelf
zijn, dan mag hij er toch mee doen wat hij
wil?"
„Ja, dat mag hij. Maar ik denk toch, dat
de menschen het heel onaardig van hem
zouden vinden als hij zulke mooie bloemen
doodmaakte".
Niemand heeft het gezien", zegt Peter
nuchter.
„Zou je het zelf doen?", vraag ik verder.
„Als je zelf bloemen hadt waar je mee mocht
doen wat je wou, zou je ze dan doodmaken?"
„Neen", zegt hij grif, „dat zou toch stout
zijn". Hij kan blijkbaar beter zich zelf be-
oordeelen dan dien vagen „mijnheer"!
„En als je het nu mocht?"
„Dan zou het tóch stout zijn", houdt hij
vol. Hij kijkt er een beetje verwonderd bij.
Voor het eerst dringt het tot hem door dat
je ook stout kan zijn als je dingen doet die
niemand je verboden heeft en waarvoor je
geen straf zal krijgen. Hij heeft het eerder
ook al vaag beseft toen hij een willekeurigen
„mijnheer" aan liet rukken om de bloemen
in den grond te stampen. Hij wou het niet
zelf doen. En toch wist hij heel goed dat hij
voor het vernielen van die fantasie-bloemen
nooit straf zou krijgen.
Bloemen doodtrappen dat doe je niet.
Als het toch moet gebeuren, haal je daarvoor
een persoon uit het niet en laat hem ook
weer in het niet verdwijnen. Dat is bij die
fantasie-spelletjes erg makkelijk. In de wer
kelijkheid is het zoo makkelijk niet. Dan
noem je zooiets de schuld op een ander af
schuiven. Maar ik geloof niet dat Peter zich
hier bewust aan bezondigd heeft.
Hij is zich er alleen vaag van bewust ge
weest dat je „stout" kan wezen ook al zal
niemand je er op attent maken.
De „mijnheer" is een typisch voorbeeld
van het compromis dat de menschheid nu
eenmaal altijd zoekt.
BEP OTTEN.
Schoonmaken en oppersen
van heerenpakken.
Bij het schoonmaken en oppersen van de
heerengarderobe is het zaak, eerst het pak
goed uit te kloppen en af te borstelen en
dan te kijken, of er ook vlekken in zijn.
Als die verwijderd zijn, vermengt men water
met ammonia (8 deelen water, één deel am
monia, spreidt de kleedingstukken op een
schoon tafelkleed uit en borstelt ze langzaam
en streek voor streek met een tamelijk har
den, in vloeistof gedoopten borstel, tot de
stof gelijkmatig vochtig is. De vloeistof kan
wat krachtiger gemaakt worden voor den
kraag en voor de onderkanten van de
mouwen, omdat de stof daar gewoonlijk wat
vuiler is. VooraJ den kraag moet men goed
vochtig maken en borstelen.
Dan kan men beginnen met- strijken. Men
moet hiervoor zware en zeer heete ijzers
hebben. Men neemt eerst de pantalon, legt
de pijpen, naad op naad, heel glad op de
strijkplank, legt er een vochtigen doek over
heen en strijkt haar langzaam maar goed
drukkend. Door de pantalon zóó te leggen,
ontstaan ook de strijkvouwen, die er zeer
zorgvuldig ingelegd moeten worden. Nadat
men de pijpen aan weerszijden drooggestre-
ken heeft, begint men aan het boveneinde
van de pantalon, dat ook onder den doek
gestreken wordt.
Men moet den kraag, zooals hij liggen
moet dus omgeslagen, heel stevig strijken,
zoodat de omslag ook aan de revers
goed scherp uitkomt. Men moet dit ook aan
de rechte zijde van het kleedingstuk doen
met behulp van den natten doek. Na de
revers wordt de voorste rand, die met linnen
is gevoerd, nogmaals heel krachtig gestre
ken.
Bij het strijken der zakken heeft men niet
alleen te letten op de klepjes, maar ook op
de ingesneden randen, die er onder zijn en
die even glad moeten zijn als hef boven
deel.
Zij mogen niet gedragen worden zoolang zij
nog vochtig zijn,