VOOR PI W ABR. MEIJER Zomerjurken ICeiikcnöelieTmeri BLOEMENFEEST. JONGE LIEFDE. Een schilderes, die een mode deed ontstaan. DONDERDAG 19 APRIL 1934 HAARLEM'S DAGBLAD ONS WEKELIJKSCH KNIPPATROON. SPECIALE AANBIEDINGEN. Ten einde onze lezeressen in de gelegen heid te stellen zich een nieuw voorjaarsjurkje aan te schaffen, geven wij hen door middel van onze „speciale aanbieding" de kans een aardig patroon te krijgen tegen den prijs van 38 cent per stuk. Dit patroon is slechts in één maat te verkrijgen en wel de volgen de: bovenwijdte: 102 cM. taillewijdte: 82 cM. heupwijdte: 107 cM. No. 216: jumpertoiletje. iDe&verkiezend kun nen rok en blouse in verschillende kleuren gekozen worden; bijv. een beige blouse en een bruine rok. Benoodigd materiaal: voor blouse 2.25 M. van 100 cM. breedte en voor rok: 1.80 Meter van 130 cM. breed. No. 226: eenvoudige wandeljurk van ge ruite stof. De bies langs den hals is van witte zijde of wit batist en bevestigd met rijgsteken zoodat het inzetten van een schoon kraagje geen moeiiljkheden oplevert. Benoodigd' 3 Meter van 130 öM. breed en voor garneering: 25 cM. Beide patronen zijn dus in de aangegeven maat tegen den prijs van 38 ets. per stuk te verkrijgen bij de .„Afdeeling Knippatro nen" van de UitgeveAmaatschappij „De Mijl paal", postbox 175 te Amsterdam. Toezending zal geschieden na ontvangst van het bedrag, dat kan worden overgemaakt per postwissel, in postzegels, of wel per post giro 41632. Gelieve bij bestelling duidelijk het nummer van het gewenschte patroon te vermelden en ook naam en adres. Men voorkomt daar mee onnoodige vertraging in de opsturing. dll GROOTE HOUTSTRAAT 16 Wij bieden U een groote sorteering katoenen aan voor uiterst lage prijzen De modellen zijn speciaal voor o n s ontworpen. De coupe is subliem. Ook voor kinderen hebben wij een eriorme keuze in effen en bedrukte katoentjes. Frisch fleurig en goedkoop. U kunt er zelf niet voorzitten naaien. (Adv. Ingez. Med.) Kievitseieren: Zet de kievitseieren op met koud water, breng ze aan de kook en laat ze twee minuten doorkoken. Giet het kokende water af en leg de eieren even in koud water, opdat zij later beter te pellen zijn. Schik ze op een platten schotel in een nestje van versche, gewasschen tuinkers; of plaats ieder ei op een passend ringetje in boter gebakken brood en leg er een rand omheen van afwisselend eenige radijsjes en een toefje tuinkers. Gevibertulband125 gr. bloem, 100 gr. boter, 100 gr. suiker, een snuifje zout, 5 eieren, 100 gr. natte geconfijte gember, poedersuiker. Besmeer een tulbandvorm zorgvuldig met boter, vooral ook langs de pijp; bestrooi hem met bloem. Hak boter, bloem en een snuifje zout tot een fijnkruimelige massa, zonder hierbij de boter week te doen worden. Roer de eidooiers een kwartier met de suiker; klop het eiwit zoo stijf mogelijk. Leg op het eiwit de gehakte boter en bloem, hierop de fijngehakte gember tenslotte de geroerde eidooiers; schep alles luchtig om en om tot een sponzig, gelijk meng sel is gevormd, breng dit over in den tulband- vorm en bak den tulband in een heete oven door en door gaar (ongeveer 3/4 uur); onder zoek desverkiezend of het gebak gaar is door er een mes of breinaald in te steken, die er zonder aanklevend deeg moet worden uitge trokken. Stort het gebak op een taartrooster en laat het geheel bekoelen. Besneeuw den kouden tulband dik met poedersuiker. C. F. Een „kleine" bollenzondag hebben we gehad, zeggen de experts die het weten kunnen, de gróóte dag moet blijkbaar nog komen, maar met dat al waren er toch nog heel wat men- schen op de been op den eersten dag van deze week. „Op de been" is eigenlijk maar gedeeltelijk juist, er waren er meer die reden, dan die wandelden, en zelfs waren er meer die rustig zaten op een vast punt, en van daaruit het verkeer gadesloegen. Zoo was er dus een publiek dat keek naar de bollenvelden, en één dat weer keek naar het publiek dat naar de bollenvelden keek, wat niet zoo wonderlijk is als het wel lijkt, want het eerste publiek bestond voor een groot deel uit stadsmenschen, die gekomen waren voor de bloemen en die de volte op den koop toe namen, en het tweede publiek, dat waren de bewoners van de bollenstreek, die dag aan dag de bloemen bewonderen, maar die op zoo'n drukken Zondag bij wijze van variatie weieens menschen willen zien. Heele rijen menschen, leden van bloem bollenfamilies, hadden zich met het warme weer gezellig voor hun huizen geïnstalleerd, maar anderen die blijkbaar zelf niet aan één dier drukke wegen woonden, hadden een uit kijkpost uitgezocht op een hoog punt, zooals die er in de uitgegraven bollenstreek nog zoo veel te vinden zijn. Zoo was de hoofdingang aan den Heerenweg van Groenendaal een druk bezocht punt, de banken waren er overvol en daartusschen zat men mannetje aan mannetje op het gras. Opvallend was intusschen, dat langs het hooge voetpad aan den weg slechts weinigen een plaatsje hadden uitgezocht, zoo dat daar ruimte te over was, terwijl men el kaar vlakbij in den weg zat. Blijkbaar was dat laatste het punt, de meest geliefkoosde ob servatiepost. Race-fietsen, gewone en motorfietsen, allen werden ze door vrouwen bereden, en natuurlijk waren er tallooze door vrouwen bestuurde auto's op het pad. Maar niet alleen de bestuurders en bestuur sters waren de moeite waard, ook de vehikels zelf waren soms schoon om te aanschouwen. Zoo was op een zeer druk punt op een binnen weg een bestelauto'tje bezig te manoeuvree ren om een zijweg in te komen die het eerst voorbij gereden was. Voor het eenige raampje in het achterportier verdrongen zich wel vier of vijf kinderhoofden, terwijl het wagentje verder geheel gesloten was, en voorop drie vol wassenen en een kind zaten. Al deze menschen kunnen onmogelijk veel gezien hebben, maar wie weet hebben ze toch heerlijk genoten van dezen tocht. In zoo'n drukte hebben de motorrijders dunkt me altijd de minste kans om al het moois te zien; bij tijden gaat het verkeer in een hortend tempo: rijden, stilstaan, langzaam optrekken, plotseling remmen, stilstaan, op eens met een flinke vaart vooruit. Daarbii schiet er voor een mooi landschap geen oogen- blik aandacht over, wat wel hetzelfde is met een autobestuurder, maar de inzittenden heb ben er dan tenminste plezier van. Eén ding was op dezen kleinen bollenzondag wel zeer opvallend: de straatweg naar Leiden door de dorpen, vroeger de allerdrukte in den bloembollentijd, was nu veel stiller en kon het verkeer gemakkelijk verwerken. Dit gaf velen den indruk, dat het niet zoo'n vaart geloopen had met het bezoek, maar wie den duinweg door de Zinlk naar Noordwijk nam, bemerkte dat daar eigenlijk de grootste drukte heerschte. Vroeger kende de automobilist deze wegen niet zoo goed en hij volgde den bekenden hoofd weg. Maar in de laatste jaren is er herhaal delijk in de bladen gepubliceerd, dat de bin nenwegen veel typischer zijn en ook veel meer gezicht geven op de bloembollenpracht, er zijn kaartjes voor uitgegeven, en dat dit alles niet vergeefs is geweest, was Zondag duidelijk te bemerken. Buitenlandsehe auto's waren er nog maar weinig: het is ook met den bloei alles veel sneller gegaan, dan aanvankelijk gedacht werd, zoodat de buitenlanders vermoedelijk aan het einde van deze week wel zullen ver schijnen. Maar het mag dan voor hen nog alles een nieuwtje zijn, ook voor ons, de be voorrechte bewoners van dit merkwaardige stukje aarde, is het ieder jaar opnieuw de moeite waard om erheen te gaan, het is altijd nieuw. E. E. J.—P. HUISHOUDELIJKE WENKEN. Effen Linoleum heeft het groote nadeel, dat men er alle voetstappen en afdrukken op ziet. Het is om deze te verwijderen echter niet noodig, den vloer telkens te wrijven met was. Men kan het linoleum uitstekend onder houden door eerst af te nemen met een prop van versche kranten en het daarna op te wrijven met een flanellen doek. Kale plekken en krassen moeten even met was worden bijgewerkt. Linoleum, dat goed in de was zit, kan gerust af en toe met koud water worden afgenomen. Als warm water of zeepsop is gebruikt, moet het opnieuw in de was worden gezet. Voor het overige moet linoleum droog be handeld worden met zindelijke, zachte doe ken. Wij zijn het eens met degenen, die ontra den om linoleum al te vaak te schrobben. Want als dat geschrob al te vaak herhaald wordt, maakt men de oppervlakte van het zeil te ruw en neemt men de ingewreven was te veel weg. Meestal is dweilen voldoende om den vloer zindelijk te maken, Men kan lino leum 't gemakkelijkst dweilen door om een kortharige luiwagen een losjes gewrongen dweil te slaan en daarmee krachtig den vloer te bewerken, 't Is het beste, kleine gedeelten tegelijk te nemen, omdat dadelijk moet wor den nagespoeld met schoon water, wil men voorkomen, dat het losgeraakte vuil weer in 't linoleum dringt. Moltondweilen zijn 't meest geschikt, daar deze water 't best op nemen. Denkt men met koud water niet het gewenschte resultaat te bereiken, dan neme men lauw zeepsop en voor 't nadweilen koud water. Verstandig is het, eerst even proef te nemen, of de kleuren van 't zeil bestand zij ntegen vocht. (Bij „inlaid''' is dat niet noodig), PULLOVERS EN VESTEN. Nog altijd staat het handwerk in het mid delpunt der vrouwelijke belangstelling. Niet lang geleden was breien en haken, laten we eerlijk zijn, een priviege van oude vrijsters en nuieder jong meisje brei/t of haakt in haar vrije oogenblikjes. En het moet ons van het hart, er zijn snoe zige dingen te maken. Daar is bijv. de slipover met een rolrand en rolboord, 1 recht, 1 averecht gebreid, die over een overhemdblouse gedragen, buitengewoon sportief staat. Vooral voor jonge meisjes met een lenig figuurtje is het een ideale dracht. Maar er zijn meer aardige dingen. Daar is een slipovertje, dat met een punt op den rok valt. Het is gebreid van donkere wol met lichte strepen. De shawl, die er bij hoort, is in de lichte tint gebreid. Het derde slipovertje, dat eigenlijk een soort plastron is, leent er zich, met zijn shawlkraag, ook bijzonder goed voor, om door dikkere dames gedragen te worden. Het is ge breid in donkere strepen, die met lichte zijde aan elkaar zijn gehaakt. Het gebreide vestje wordt opzij gesloten met een rij knoopen. Als garneering dient het mo nogram van de draagster. In de koele dagen is het heerlijk, zoo'n wollen dingetje over een blouse te trekken. Ze staan charmant en..,, geven warmte. Ze had hem voor het tweede jaar ont moet- op 't gezellige badplaatsje waar ze hun vacantie doorbrachten. Het vorig jaar had ze hem heel aardig gevonden, maar het was bij wat gezelligheid en een enkel tennismid- dagje gebleven. Nu, deze keer, zagen ze el kaar bijna den geheelen dag. Samen genoten ze hun vrijheid na het harde werken van de laatste maanden. Ze had een goed H.B.S.- examen gedaan en hij was klaar met z'n rechten. Verrast waren ze geweest elkaar weer te vinden in het kleine „Casino". Wat was ze groot geworden, een echt dametje, hoor! En ze had gelachen, half ge streeld, half beleedigd. „Verbeeld je, achttien, dan was je toch ook geen kind meer!* „Nou, een groote bakvisch was je toch zoo lang je op school was", vond hij. „En als de schooldeur achter je dichtsloeg was je geen bakvisch meer!" zei ze een beetje boos. „Laten we er niet langer over praten en aannemen dat je damesschap er is. Die lange rokken staan je uitstekend! Doen we deze dans samen?" Van toen af zochten ze elkaar voortdurend 's Avonds dansten ze en op den dag was er sport en heerlijk niets-doen. Liesje voelde zich hoe langer hoe geluk kiger worden. Ze zag in Bart de vervulling van haar droomen. Hij was zoo lief, zoo knap zoo vol attenties. Met het foord in de kussens, haar warme wang gesteund door haar hand, ging ze nog eens na, hoe het dien avond geweest was, Had Bart niet vertrouwelijker gepraat dan anders? Dat hij zoo openhartig vertelde over z'n toekomstplannen en over z'n gelde lijke zorgen, was dat geen bekentenis en zou hij niet gauw met een voorstel komen? Ze voelde zich eigenlijk al z'n meisje. Als zijn arm om haar schouders lag, dan wist ze, dat ze nooit een ander zóó in haar nabijheid ge- wenscht had. Ze had hem lief! De dorpsklok sloeg twaalf. Ze kon niet slapen, ze was te gelukkig. Zou de zee nu lichten? In haar kimono wilde ze wat op het balcon zitten. Het was te warm binnen. Heerlijk in den nachthemel te kijken; een ster verschoot. Hè, zoo zou ze willen slapen, de stoel was makkelijk genoeg. Ze luisterde naar het golfgeklots. Had ze werkelijk gedommeld? Een auto kwam aangegleden, de lichten schenen fel. In het duin werden gestalten zichtbaar. Liesje zag hoe het meisje wat verschoof, de man zijn arm van haar schouder liet glijden, terwijl ze, als onwillekeurig omzagen naar den wagen. Toen was het dat Liesje, naast een dorps kind, Bart herkende. Berthe Morisot. De twee beroemdste leerlingen van Manet waren twee vrouwen, Berthe Morisot en Eva Gonzalès. Van die twee was Eva Gonzalès zeer zeker de minst groote, maar het lot, dat der gelijke dingen trouwens meer in zijn hoofd haalt, wilde, dat zij tijdens haar leven meer bekend werd dan Berthe, wat waarschijnlijk vooral zijn oorzaak vond in het feit, dat zij veel in letterkundige en journalistieke krin gen verkeerde en herhaaldelijk tentoonstellin gen hield in den Salon, dus met of tégen wil en dank meer aan den weg timmerde dan haar kunstzuster. Berthe, die trouwde met een broer van Manet en later onder den invloed van Renoir kwam, heeft als schilderes pas na haar dood, evenals Manet zelf trouwens, den naam gekregen, waarop zij krachtens haar werk recht heeft; het wonderlijke feit doet zich al leen voor, dat zij tot op zekere hoogte met haar schilderijen een mode schiep, die eerst bij haar vriendinnen, en later ook in ruimere kringen navolging vond, en die natuurlijk een mode was, die bepaald werd door haar eigen smaak en de zeer persoonlijke wijze, waarop zij bij voorkeur zichzelf, en ook haar modellen kleedde. Berthe Morisot behoorde tot de luministen; men kent waarschijnlijk wel eenige van haar van hel licht stralende schilderijen, waarvan er zich onder anderen een paar, hoewel lang niet de mooiste, bevonden op de Van Gogh- tentoonstelling in Amsterdam van eenige jaren geleden; en men kan dus wel begrijpen, dat Berthe haar atelier, in plaats van op het Noorden, op het Zuiden, in het volle licht had. Dat was eerst zoo in het voorstadje van Parijs, Passy, waar ze met haar moeder en haar tante was komen wonen na hun vertrek uit Bourges, waar ze geboren was; daar in Passy, waar iedereen elkaar kende en met elkaar omging, in het kleine huis met twee verdiepingen, met een klein tuintje ervoor en een klein tuintje erachter, schilderde Berthe haar eerste dingen en vrijwel de heele buurt-, met moeder en tan tes incluis, stond achter haar, gaf haar oor deel ten beste, en verwonderde zich erover, dat een keurig en lang niet van de gewone vrouwelijke coquetterietjes ontbloot dametje als Berthe ze kleedde zich heel zorgvuldig, en altijd zonder uitzondering in het wit en zwart, omdat ze vond, dat dat haar het beste stond, en ze maakte haar oogen mooier dooi er een zwarte streep onder te trekken, terwijl ze zich ook altijd poeierde zulke wonder lijke en buitennissige schilderijen maakte. Later, toen ze met Manet's broer trouwde, en haar huis in de Rue de Villejust in Parijs in richtte, liet ze haar atelier weer zoo op het Zuiden, vlak op de zon. maken en schilderde daar haar meisjes met stroohoedjes en lichte rokken, die eerst Berthe Morisot's „genre" ge noemd werden en die later werkelijk in de mode kwamen. Want op den duur ging men Berthe Morisot's smaak en stijl in alles co- pieeren: men begon met lichte mousseline japonnen te dragen versierd met nopjes en vlinderachtige garneeringen van taf; men volgde haar na in haar voorkeur voor lichte meubelen, die zoo sterk was, dat ze eens een heel palissander houten ameublement met wit liet overtrekken, omdat ze al dat donkere en zware onuitstaanbaar vond en het er niet langer tusschen uit kon houden. Ivoor kwam door haar in de mode; elke vrouw die chic had en „mee" wilde doen, hield er een toilet tafel als die van Berthe Morisot op na, met dunne draperieën van witte voile over rose, met witte poederdoozen en kwasten en een wit toiletgarnituur. Staande spiegels met een wit of crème gelakte lijst werden door ieder een aangeschaft en al die naar Berthe Mori sot's voorbeeld met lichte meubels gevulde kamers werden met fleurige, gebloemde cre tonne gestoffeerd, zoodat men een geheel verkreeg, dat men zich op het oogenblik nog makkelijk voor kan stellen, en dat men zelfs nog wel kent: de stijl van Berthe Morisot komt, wat betreft meubileering en stoffeering ten minste, nog steeds overeen met dien, waar in men tegenwoordig nog graag jongemeisjes- slaapkamers inricht: in het wit met zachte pasteltinten, wat vroolijk gebloemd cretonne, een toilettafel met een paar luchtige kwikken en strikken, witte toiletbenoodigdheden, en wat kristallen bakjes en vaasjes. Men dreef het zelfs zoo ver, dat het mode werd om, even als Berthe Morisot dat deed, altijd een glazen vaas met witte aronskelken in zijn kamers te hebben staan; en de fabrikanten van de door haar gebruikte parfums en zeepen beleefden een goeden tijd: zooals tegenwoordig op Moli- neux en Coty was men toen verzot op alles wat van Piver kwam, op crèmes en pommades van violettes de Parme, en op amandelmelk- zeep. En zoo ontstond er, lang voordat het „genre Morisot" in de schilderkunst aanvaard werd een „genre Morisot" in die andere bij uitstek door vrouwen beoefende kunst van zichzelf en haar omgeving er zoo smakelijk en aantrek kelijk mogelijk te doen uitzien; een schilderes had een mode doen ontstaan. WILLY VAN DER TAK. Terwijl de sterren begonnen te dooven, zat ze er nog en mee doofde haar jonge liefdeELISABETH M. PALIES. Peter speelt met zijn vriendje in de kamer De kamer is niet langer de kamer; ze is zee en bosch, een bloementuin, een spoordijk. Ze verandert elk oogenblik van aspect. Je kan Peter in zijn fantasie niet altijd gauw genoeg volgen. Je bent zoo dom mid den in de zee te stoppen, heel onvoorzichtig midden op den spoordijk te loopen. En als ik eindelijk denk heel slim te zijn en zeg dat het zoo heerlijk wandelen is in den geurigen bloementuin, antwoordt Peter verontwaar digd: „Dat is geen bloementuin meer, dat is een wielerbaan". En geen twee minuten geleden was het nog een bloementuin! Dat wordt me toch te krasl „Ik zie de bloemen nog", zeg ik, „hier en hier, en overal". Peter, kleine fantast, ziet ze dan ook meteen weer. Maar daar komt het vriendje al aan. Hij heeft zijn fietsje gehaald, hij zal zijn kun sten op den wielerbaan vertoonen. Wat nu? „Wacht even", zegt Peter, „hier staan nog bloemen. Je kan hier niet rijden". En dan met een diepe stem: „Toen kwam er een mijnheer en trapte alle bloemen dood". Stamp, stamp, gaat zijn voetje. „Zoo", zegt hij eindelijk, „nu kan je komen, de mijn heer heeft ze allemaal dood gemaakt". Fier rijdt het vriendje den wielerbaan op. Het geeft even te denken, dat Peter voor het vertrappen van de bloemen een „mijn heer" noodig had, een groot mensch dus. Groote menschen kunnen zooiets doen, groote menschen zijn wreed. Hij zelf scheen het niet aan te durven. Ik vraag hem er achteraf nog eens na. Hij kijkt me verbaasd aan. „Ik mag toch geen bloemen stuk maken", zegt hij vragend. „En een „mijnheer" wel?" Peter denkt na. „Een mijnheer mag ook niet alles hè?" vraagt hij dan. „O. nee, lang niet, hoor". „Maar als die bloemen nu van hem zelf zijn, dan mag hij er toch mee doen wat hij wil?" „Ja, dat mag hij. Maar ik denk toch, dat de menschen het heel onaardig van hem zouden vinden als hij zulke mooie bloemen doodmaakte". Niemand heeft het gezien", zegt Peter nuchter. „Zou je het zelf doen?", vraag ik verder. „Als je zelf bloemen hadt waar je mee mocht doen wat je wou, zou je ze dan doodmaken?" „Neen", zegt hij grif, „dat zou toch stout zijn". Hij kan blijkbaar beter zich zelf be- oordeelen dan dien vagen „mijnheer"! „En als je het nu mocht?" „Dan zou het tóch stout zijn", houdt hij vol. Hij kijkt er een beetje verwonderd bij. Voor het eerst dringt het tot hem door dat je ook stout kan zijn als je dingen doet die niemand je verboden heeft en waarvoor je geen straf zal krijgen. Hij heeft het eerder ook al vaag beseft toen hij een willekeurigen „mijnheer" aan liet rukken om de bloemen in den grond te stampen. Hij wou het niet zelf doen. En toch wist hij heel goed dat hij voor het vernielen van die fantasie-bloemen nooit straf zou krijgen. Bloemen doodtrappen dat doe je niet. Als het toch moet gebeuren, haal je daarvoor een persoon uit het niet en laat hem ook weer in het niet verdwijnen. Dat is bij die fantasie-spelletjes erg makkelijk. In de wer kelijkheid is het zoo makkelijk niet. Dan noem je zooiets de schuld op een ander af schuiven. Maar ik geloof niet dat Peter zich hier bewust aan bezondigd heeft. Hij is zich er alleen vaag van bewust ge weest dat je „stout" kan wezen ook al zal niemand je er op attent maken. De „mijnheer" is een typisch voorbeeld van het compromis dat de menschheid nu eenmaal altijd zoekt. BEP OTTEN. Schoonmaken en oppersen van heerenpakken. Bij het schoonmaken en oppersen van de heerengarderobe is het zaak, eerst het pak goed uit te kloppen en af te borstelen en dan te kijken, of er ook vlekken in zijn. Als die verwijderd zijn, vermengt men water met ammonia (8 deelen water, één deel am monia, spreidt de kleedingstukken op een schoon tafelkleed uit en borstelt ze langzaam en streek voor streek met een tamelijk har den, in vloeistof gedoopten borstel, tot de stof gelijkmatig vochtig is. De vloeistof kan wat krachtiger gemaakt worden voor den kraag en voor de onderkanten van de mouwen, omdat de stof daar gewoonlijk wat vuiler is. VooraJ den kraag moet men goed vochtig maken en borstelen. Dan kan men beginnen met- strijken. Men moet hiervoor zware en zeer heete ijzers hebben. Men neemt eerst de pantalon, legt de pijpen, naad op naad, heel glad op de strijkplank, legt er een vochtigen doek over heen en strijkt haar langzaam maar goed drukkend. Door de pantalon zóó te leggen, ontstaan ook de strijkvouwen, die er zeer zorgvuldig ingelegd moeten worden. Nadat men de pijpen aan weerszijden drooggestre- ken heeft, begint men aan het boveneinde van de pantalon, dat ook onder den doek gestreken wordt. Men moet den kraag, zooals hij liggen moet dus omgeslagen, heel stevig strijken, zoodat de omslag ook aan de revers goed scherp uitkomt. Men moet dit ook aan de rechte zijde van het kleedingstuk doen met behulp van den natten doek. Na de revers wordt de voorste rand, die met linnen is gevoerd, nogmaals heel krachtig gestre ken. Bij het strijken der zakken heeft men niet alleen te letten op de klepjes, maar ook op de ingesneden randen, die er onder zijn en die even glad moeten zijn als hef boven deel. Zij mogen niet gedragen worden zoolang zij nog vochtig zijn,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 11