HET BOEK IN ZWEDEN.
BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD
EEN KLEINDOCHTER OVER HAAR
GROOTMOEDER.
ZATERDAG 12 MEI 1934
HAARL'EM'S DAGBLAD
13
Uit
Land en volk van Noord-Scandinavië.
BEISFJORD. Foto van een bergtop genomen.
De vorigen keer gaf ik een algemeen toeris
tisch beeld van Noord-Scandinavië en zijn uit
zonderlijke bezienswaardigheden. Waren het
toen dus in hoofdzaak de indrukken van de
eerste weken, thans mogen daarop volgen
enkele kenschetsende eigenschappen van de
bewoners van het land, welke men eerst na
een langer verblijf leert waardeeren.
Laten we vooraf even nagaan wat de voor
naamste bronnen van bestaan zijn. Afgezien
van de oorspronkelijke bewoners, de Lappen,
die nu ver in de minderheid zijn en uitslui
tend van hun rendierkudden leven, leven de
Zweden in hoofdzaak van de rijke ijzererts-
mijnen en de bossch.en, terwijl men aan de
Noorsche zijde voornamelijk op de visch-
vangst is aangewezen. De ijzerertsmijnen lig
gen in twee districten, nJ. één bij Kiruna en
het andere bij Gallivare, precies 100 K.M. van
elkaar. Hoewel reeds in de 18e eeuw bekend,
kon 'het erts niet met eenige kan3 op succes
ontgonnen worden, voordat de spoorlijn in
1898 de verbinding bracht met de Botnische
Golf (Lulea) en den Atlantisehen Oceaan
(Narvik). Want kool en dus cokes was er in
wijden omtrek niet te vinden en ware dit wel
het geval geweest, dan was het transport van
het verkregen ruwijzer met sleden en karren
waarschijnlijk nog te duur geworden. Het bou
wen van den spoorweg, speciaal over het
Bcheidingsgebergte, was een kloek werk dat,
met het electrische krachtstation te Por jus.
voor dien tijd financieel gedurfd was en eenige
millioenen kronen beleggingskapitaal vorder
de, welks rente practised geheel door de op
brengst der mijnen moest worden uitgekeerd.
Maar bij de eeuwswisseling bleek pas welke
onmetelijke rijkdommen men hier onder het
aanvankelijk vastgestelde erts mocht verwach
ten. In totaal heeft men nu reeds rond 1200
milioen ton, grootendeels van het zuiverst
bekende, ijzererts aangetoond. In beide
districten werkt practisch alleen de groote
maatschappij L. K. A. B. waarin de Staat voor
minstens 50 pet. geïnteresseerd 'is. De spoor
weg Narvik—Lulea is 480 K.M. lang en wordt
geheel electrisch gedreven; zware locomotie
ven trekken ertstreinen met 1200 ton erts over
den bergrug van Rikgransen naar Narvik. Het
was noodzakelijk ook deze Noorsche haven te
benutten omdat Lulea vier maanden van het
jaar wegens het ijs onbereikbaar is voor sche
pen, terwijl Narvik altijd open is. Het laden
van 10.000 ton laadvermogen is binnen 8 uren
geladen.- 450 spoorwagens hebben dan hun
erts door de valtrechters in de boot laten
vallen!
De laatste jaren van economischen chaos
hebben ook hier hun stempel op de resultaten
van de erts- en houtindustrie en de vissch.erij
gezet, De mijnen produceerden in 1933 slechts
een derde van de 8 millioen ton in 1930: de
houtzagerijen en bosch-exploitatie hebben
zwaar van de Russische dumping geleden, ter
wijl de houtpulp- (cellulose) industrie er re
latief nog het gunstigt voorstaat. De Noor
sche vissch.erij heeft, hoewel in mindere
mate, dan de Hollandsche. aanzienlijke ver
liezen geleden en markten verloren door de
invoerbeperkingen der verschillende consump-
tielanden.
Spreekt men met Zweden over deze pro
blemen. dan blijken de meesten daarover een
gezond optimise te hebben, dat niet voort
komt uit een bewustzijn van noodzakelijke
veranderingen als wel een zekere rustige
zelfgenoegzaamheid: Zweden is een rijk
land. ons doen de andere landen weinig! In
Noorwegen is men veel meer beducht, even
als wij in Holland, voor de buitenlandsche
maatregelen. Noorwegen is voor de ontwik
keling van zijn natuurlijke rijkdommen
(ertsen, waterkracht) ook veel meer op bui-
tenlandsch kapitaal aangewezen dan Zwe
den, dat reeds meer dan 100 jaren belang
rijke uitvoeroverschotten heeft gehad, en
zich geleidelijk zelf heeft ontwikkeld. Zoo
b.v. de industrie: zelden overhaasting in de
uitbreiding van de groote machinefabrieken,
lucifersfabrieken en celluloseverwerking. De
uitgestrektheid van het land '14 x Neder
land. 6 millioen inwoners) met een blijven-
den landbouw en veeteelt kon de toeneming
van de bevolking gemakke'.ijijk opnemen en
op den huidigen dag zijn de mogelijkheden
van ontplooiing nog legio. Dat is de essen-
tiëele oorzaak van Zwedens ni- oeneele geluk,
een bijna autarkische afzondering in een
veilige positie.
Die veiligheid waaraan zelfs de wereld
oorlog volkomen ongemerkt voorbij ging,
heeft de Zweden a(en ook de Noren) buiten
het tegenwoordige Europeesche tempo ge
plaatst. De geheele samenlevmg ademt er,
vooral buiten de enkele groote steden, de
naief-ongecompliceerde en deftig-vorme-
lijke sfeer van Hildebrand's Camera of de
Genestet's Sinterklaasavond.
Sedert een vijftiental jaren zijn er hier in
Lapland een groot aantal arbeiders com
munist geworden, zoo zelfs dat een stad als
Kiruna een communistisch gemeentebestuur
had. De hoofdoorzaak hiervan zijn de de
pressietijden en mislukte stakingen geweest;
toch zijn deze communisten voor de regee
ring heel wat minder gevaar-lijk dan onze
socialisten in 1918. Aansluiting bij Moskou
wordt in den laatsten tijd geregeld
ontkend, men is Zweed en wil slechts den ka
pitaalmacht. die den arbeiders geen werk
laat, bestrijden. Ik heb met verschillende
van hen gesproken: bijna onwezenlijk werkt
hun rustige hartelijkheid en prettige goed-
lachsche simpelheid wanneer men hun
naamgenooten in Holland heeft hooren
„bekvechten". Ze hadden een bijzondere
vereering voor de Hollanders gekregen tij
dens den Boerenoorlog, verschillende van
hun vaders en bekenden hadden meegevoch
ten en hun blikken verrieden nog de verach
ting voor het perfide Albion en zijn kapi
taal-hebzucht.
Eiken keer als ik met een Zweed kennis
maak hij mag een communistisch arbeider
of een bankdirecteur zijn verzamel ik alvast
de gegevens betreffende ons Vorstenhuis,
want die moet hij zeker hebben,. Dat we een
Koningin hebben vindt men ongewoon in
teressant; sommigen hebben haar hier voor
enkele jaren in Abisko gezien: en dan de
Prinses. Wanneer gaat die trouwen en weet
ik soms met wie? En meestal krijg ik dan
namen van meer candidaten dan ik zelf ooit
heb gehoord. Overigens weten de meesten
alleen nog dat wij in Holland de bloembollen
uien van de hier zoo verafgode tulpen en
dat ze nooit de ongehoorde roekeloosheid
J zouden begaan in een land te gaan wonen
waar je n.b. dagelijks het risico loopt te ver
drinken en je huis te laten overstroomen.
„Waarom verbiedt Uw regeering dat eigen
lijk niet?", vroeg mij eens een Noor heel lo
gisch. „Omdat ze geen Noren zijn" zei ik,
even logisch.
Hoewel Noren en Zweden, ook wat de ge
sproken taal betreft, elkaar heel goed begrij
pen, zijn er toch zulke groote karakterver
schillen tusschen beide volken, dat een ieder
ze onmiddelijk opmerkt. De Noren zijn aller
eerst zeevarende natie, en de zee heeft een
gesloten-melancholislchen karaktertrek in
deze menschen gelegd in hun waarlijk held
haftige worsteling om hun bestaan. Daardoor
heeft hun houding steeds iets stug-onverzet-
telijks. dat men nimmer bij de Zweden zal
vinden. Ook heeft het vochtig sombere klimaat
(de eindelooze regenbuien) en verder hei
grootendeels bij na-vijandig-onvruchtbare land
hun stempel op het gemoed van de bewoners
gezet: uitgelaten lachen hoort men zelden en
religieus is men ernstig en berustend alsof er
een vloek op dit leven ligt.
Zie daartegenover die onbekommerde, le
venslustige, en simpele Zweden. Het leven is
heerlijk en goed. wat helpt het veel te peinzen
over zaken die nooit een mensch opgelost heeft
De zon schijnt zoo veel meer in het Zweedsche
land dan aan den anderen kant van het ge
bergte. En als er feest is (en feestvieren kun
nen ze hier wonderlijk goed) dan is iedereen
vroolijk; dan moet alles harmonie zijn. Hier
is geen critiek, hier is open.haast kinderlijke
opgewektheid en er moet veel gegeten, gedron
ken en gedanst worden. Eten nergens kan
men zoo zien schransen als hier; drinken
ach. die ellendige kleine portie van twee liter
per maand, je kunt toch niet „skala" (toasten)
met water: maar aan het overvloedige aqua
vita kent men de smokkel-capaciteiten van
den gastheer: en iedereen „skalt" met ieder
ander! En dan dansen: oude Zweedsche wal
sen. steeds rondtollen op leuke naive wijsjes
zonder pretenties maar met eigenaardige
„schwung". En dan wèèr eten, èn „skal" enz.
Geen gastheer denkt aan kosten bij zulke tij
den en het gevolg is dat een groot deel van
Zwedens volk in de schulden zit. Maar die
zorgeloosheid verdraagt geen gedachten aan
schulden: het behoort eenvoudig niet tot de
agenda van den feestavond.
Zoo'n agenda kan overigens de meest ge
varieerde posten bevatten en zoo is het mij
wel overkomen dat de avond, afgezien van
'n apertiefje, ingezet werd met 'n voordracht
van een professor over vitaminen; daarna
zong een liedjeszanger een improvisatie over
z'n „vitamin" mijn blanke lelie); hierop
kwamen puzzles, welke geen bijzondere ca
paciteiten bij de gasten veronderstellen;
daarop mocht ik wat over Holland vertellen
en was het nog niet met mezelf eens of ik
het over Bouwmeester's revue, over onze
sport of onze Zuiderzeedroogmaking zou
hebben, toen een van de aanwezigen mij een
hint gaf en me vroeg hoe we zooveel aan
droogleggen konden doen en toch zooveel
verduiveld lekkere Bols produceeren. Direct
daarop kwam een fantasiedanser in Volen-
dammer imitatie (te mijner eere» en begon
een klepperdans uit te voeren met zijn schoe
nen (bij gebrek aan klompen i. Dit nummer
viel verbazend in den smaak, vooral toen
bleek dat de vitaminenprof. een duchtige
concurrent was en minstens zooveel vitami
nen in z'n voeten als in z'n brein had. Hier
op werd de danslust om niet van danswoede
te spreken, vaardig over allen, maar lang
duurde het met. Er moest weer getoast worden,
en een ingenieur hield een geestig verhaal
over electriscche en onduleuze wonderen,
waarbij de vrouwelijke schoonheid een dank
baren achtergrond vormde. Aldus weet men in
Zweden de meest heterogene onderwerpen
oan elkaar te koppelen en tot een feesteüjken
avond te arrangeeren. Het onderwerp doet er
immers niet toe als het gezellig effect vol
doende is. Juist deze instelling op het gemeen-
schapplijke voorkomt dat men persoonlijke
wrijving of conflicten heeft, voortspruitende
uit individueele eigenaardigheden. In dit op
zicht kunnen wij Hollanders hen slechts be
nijden.
TJ. DE VRIES.
Men koopt bij voorkeur pas-verschenen werken
zoodat boeken zeer snel verouderen en onver
koopbaar worden.
onzen correspondent).
STOCKHOLM Mei.
Eenigen tijd na de autodafé in de hoofd
stad van het Duitsche rijk hebben enkele
Zweedsche uitgevers ernstig overwogen of
zij het voorbeeld niet na zouden volgen
teneinde van hun onverkoopbare werken af
te komen. Weliswaar zou de zaak natuur
lijk in 't geheel geen politiek tintje heb
ben en zou het verbranden van de boeken
niet in :t openbaar geschieden, maar be
paald sympathiek vond men het plan toch
niet en het schijnt, dat de uitgevers er nu
ook van hebben afgezien. Zoodat zij naar
andere middelen speuren moeten om ruim
te in hun volle magazijnen te maken. Want
ruimte moét er komen, ruimte voor de
standaardwerken en de detectiveromans, de
zware memoires en de niet-gewaardeerde
vertalingen, voor al die tallooze werken, die
om de een of andere reden niet door het
immers zoo onberekenbare publiek gekocht
zijn toen zij regelrecht van de binderij in de
étalages der boekwinkels kwamen, die er op
de planken werden gezet, een enkelen keer
afgestoft, aan een klant werden getoond,
eens, vluchtig met een haal van de mouw
hun plaats tusschen de soortgenooten her
kregen, er stoffig en smoezelig raakten en,
na verloop van jaren tegen sterk geredu-
ceerden prijs in de opruiming gebracht, nog
geen kooper vermochten te vinden. Overbo-
Mevrouw De Boer-Van Rijk in den familiekring. Tooneel-
speelster, zorgzame grootmoeder, populaire vrouw.
„Ze houden me zoo vaak voor haar
Om voor de buitenwereld een „groot man'
of „groote vrouw" te schijnen, is zoo moeilijk
niet, maar het te zijn, ook in den familie
kring, voor iedereen die met de betrokkene in
aanraking komt, daarin ligt de groote kunst.
Ik geloof, dat ik me gelukkig mag prijzen
de kleindochter te zijn van een vrouw, die niet
alleen in de oogen van het Nederlandsche pu
bliek een begenadigde kunstenares is, maar
ook in de harten van allen, die ooit met haar
in aanraking zijn geweest, een heel groote en
warme plaats inneemt,
„Mevrouw Esther de Boer van Rijk", hoe
vaak wordt het niet gefluisterd als we op
straat loopen, in een schouwburg of bioscoop
zitten. Er ligt altijd iets van ontzag, van be
wondering in zoo'n gefluister. Ontzag en be
wondering voor haar kunst en haar vi
taliteit van tachtigjarige, die er uitziet als een
:éér krasse vrouw van zestig. En als wij zoo'n
re fluister opvangen, zwelt ons hart van trots.
Als kleindochter wil ik hier niet gaan uit
weiden over het tooneelspel van mijn groot
moeder. Misschien heeft u haar zien spelen
en dan zijn mijn woorden overbodig; mis
schien ook niet, maar dan heeft u wellicht
van haar gelezen, of haar stem onlangs ge
hoord, toen zij per radio (ook voor den Indië-
zender, den Phohi) een en ander vertelde over
haai' debuut op schrijfstersgebiedover het
boek waarin ze uit haar rijken schat van
-ooneelherinneringen heeft geschreven, dat
je „Ik kijk terug" genoemd heeft. Ik voel me
ook daarom niet bevoegd over haar tooneel-
talenten te schrijven, omdat wij. haar klein
kinderen. ons nooit kunnen losmaken van het
gevoel, dat dit nu onze grootmoeder is, die
daar speelt, die ontroeringen uitbeeldt op een
wijze, dat een heele zaal kan zitten snikken
of schateren. Onze grootmoeder, die we altijd
,Oma" noemen, met welk woord zoo juist
weergegeven wordt, hoe innig de verhouding
thuis is.
Het doorsnee-publiek stelt zich meestal
voor, dat de menschen die een „artistiek" be
roep uitoefenen, meestal ook „artistiek" leven.
Mogelijk is dat in vele gevallen ook wel zoo.
Maar er zijn toch ook anderen, waar het niet
zoo is. Tot die laatsten mogen we „Oma" re
kenen. Iemand, die haar komt opzoeken,
hoeft niet te denken dat hij haar in een
languissante houding op een divan zal vinden
(hoogstens hierop uitgestrekt onder een plaid,
een dutje doend) maar in negen van de tien
keer vindt hij een klein, kittig dametje in een
grooten leunstoel, met de kat op de leuning en
de hond aan haar voeten, een rol of een boek
voor zich en een breiwerk in de hand. Of wel
met een regenjas van haar eenigen kleinzoon
onderhanden, waarin hij een scheur heeft ge
haald of een blouse voor de kleindochter,
waarop een nieuwe kraag gezet moet worden.
Komit het bezoek vroeg, bij voorbeeld tegen
tien uur 's morgens, dan wascht zij in de bad
kamer wat fijn ondergoed, omdat zij meent,
dat ze dat tóch beter kan dan de huishoudster,
Ook vindt men haar bezig haar planten te
verzorgen, die in haar op het Zuiden gelegen
kamer de beide groote ramen geheel in beslag
nemen. En is zelfs wel eens een bezoeker voor
een van de overige huisgenooten (mevrouw de
Boer woont, met dochter, schoonzoon en beide
kleinkinderen samen), die niet precies van de
familierelaties op de hoogte is en schuchter
vraagt; „die oude dame, die daar zit te
breien, wat lijkt die op mevrouw de B'oer van
Rijk! Is ze soms familie?" Ja, het komt zelfs
wel eens voor, dat Oma op straat wordt aan
gesproken door iemand, die zich blijkbaar
niet goed kan voorstellen, dat een tachtig
jarige vrouw, die een zoo vermoeiend leven
van reizen en trekken achter den rug heeft, er
nog zoo fit en jeugdig-flink kan uitzien en die
dan vraagt: „Mevrouw, neemt u mij niet
kwalijk, maar bent u misschien mevrouw de
Boer van Rijk, Kniertje? U lijkt zoo op haar".
Soms heeft Oma dan het kwajongensachtige
plezier om te zeggen: Maar meneer, hoe
komt u erbij? Het is zóó vei-velend, ze houden
me zóó vaak voor haar.En wij kunnen
dan nauwelijks ons lachen bedwingen.
Maar over het algemeen geniet ze wél van
haar populariteit, al komt ze er niet altijd
rond voor uit. Het mooie van die populariteit
is, dat ze die geniet bij hoog en laag. Heeft
niet een paar maanden geleden onze gezant te
Brussel, jhr. Tjarda van Starkenborgh Sta-
chouwer haar. toen zij een galavoorstelling
te Brussel gaf met haar gezelschap ter gele
genheid van haar tachtigsten verjaardag en
zestigjarige tooneelloopbaan, op een lunch ge-
noodigd? Was het niet de oud-minister Wel ter,
die verleden jaar met haar tot de passagiers
Mevrouw Esther, de Boer. van Rijk,
van de „Johan van Oldenbarnevelt" behoor
de, op de trip naar Noorwegen en die haar
later een zoo hartelijk briefje stuurde met de
foto's, die hij van haar gemaakt had op de
boot? (Dat Oma met die „Van Oldenbarne
velt"' geen reis naar Indië heeft kunnen ma
ken. heeft haar altijd buitengewoon gespeten;
jarenlang is het een van haar vurigste wen-
schen geweest, om naar den Archipel te
kunnen gaan en de Eilanden te kunnen be
reizen. Maar hoewel de dokter haar lichame
lijk volkomen gezond verklaarde en ze vol
maakte „zeebeenen" heeft, zijn er helaas altijd
financieele bezwaren geweest).
Dat zijn er twee, maar er zijn nog zooveel
meer. Veel grooter nog is echter het aantal
van degenen uit het publiek, de „kleine luy-
den", die haar op de handen dragen. Conduc
teurs van trams en treinen, winkeliers, too-
neelknechts, ontelbaar zijn de bewijzen van
genegenheid, die zij haar toedragen. Bij de
laatste jubileumvoorstellmg in Amsterdam
was er een bloemenmand van de Vereeniging
van Tramconducteurs; in IJmuiden kreeg zij
bloemen: „Aan Knier, van het volk van de
zee".
Wat haar zoo populair gemaakt heeft: ik
weet het niet precies. Misschien is het, be
halve door den grooten natuurlijken eenvoud
van haar spel, omdat de menschen voelen, wat
Oma als mensoh beteekent, niet alleen voor
collegas en de menschen, wien het slecht gaat
(zij heeft een hart van goud en helpt waar ze
helpen kan, maar er mag nóóit over gesproken
worden) doch bovenal voor haar kinderen en
kleinkinderen. Haar eenige dochter verafgoodt
zij en als er ooit grapjes van schoonmoeder
en schoonzoon niet opgaan, dat is 't hier. En
haar beide kleinkinderen, die kunnen zich het
huis zonder Oma niet voorstellen. Oma. die
overal raad op weet, die het verrukkelijk vindt
met haar kleinzoon een autotocht te doen, als
hij zelf chauffeert-; als zij een avond vrij
heeft, niets liever doet dan naar den schouw
burg gaan en er een voorstelling zien van
collega's, of een goede film, met dochter of
kleindochter. Juist omdat ze zélf nog zoo ge
weldig vitaal is, in de zomermaanden zwemt,
omdat h.aar levendige en heldere geest- zich
nog interesseert voor politiek, voor kunst,
daarom kunnen wij ons nooit realiseeren, dat
het- een vrouw van bijna 81 jaar is. Oma. die
ongetwijfeld een van de populairste en be-
mindste vrouwen van Nederland is. We durven
daarom ook nooit denken aan den tijd. dat we
dat lieve witte hoofd met de levendige blauwe
oogen niet meer bij ons zullen hebben.
En daarom is ons iedere dag mèt haar een
dag van geluk
U moge vergeven, dat een kleindochter op
déze wijze over haar grootmoeder schreef. Hen
bovenstaande is niet meer dan een indruk van
haar leven, een schets in vogelvlucht van het
persoonlijke leven van een vrouw, over wie
zoo dikwijls in krant en tijdschrift geschre
ven is door anderen, die haar niet zoo van
nabij kunnen meemaken, doch die meer dan
eens verklaarden, het een voorrecht te achten,
met haar in kennis te zijn gekomen.
Kniertje thuis, in den huiselijken familie
kring, moge u het bewijs gegeven hebben, dat
ik in het begin van dit artikel niet overdreven
heb door te zeggen, „dat ik mij gelukkig mag
prijzen, deze vrouw mijn grootmoeder te kun
nen noemen"
HS. DE VR.
dig, onbelangrijk of slecht zijh die boeken
vaak in het geheel niet. Wie, om eigen,
boekenkast te vullen, om lectuur voor stille
avonden of lange reizen te verwerven, de
krantenpagina's beslaande lijsten van de
uitverkoopen doorleest, in de winkels tus
schen de op den vloer, op planken op schra
gen op toonbanken opgehoopte boeken snuf
felt, kan aardige koopjes halen, werken van
bekende schrijvers krijgen voor een tiende
van den oorspronkelijken prijs, plaatwerken
vaklitteratuur, kostelijk uitgevoerde pracht
uitgaven, die eens voor een gewoon sterve
ling onbetaalbaar waren, bemachtigen voor
een kroon of wat. Al blijven na die uitver
koopen nog vele boeken over. die eens in te
groote oplage gedrukt zijn. die eens alleen,
door hun actualiteit waarde hadden.
Vermoedelijk heeft negen-tiende deel van
de in Zweden uitgegeven boeken voor den
uitgever en den boekhandelaar slechts be-
teekenis zoolang zij pas verschenen zijn.
Later bezorgen zij hun maar moeilijkheden.
Blijkbaar heeft de vrij algemeene angst om
niet bij te zijn, om niet met den tijd mee
te gaan, er toe geleid, dat men bij voor
keur boeken koopt, die ten hoogste enkele
maanden tevoren verschenen zijn. boeken,
die nog in de étalages liggen, die nog be
sproken worden op koffie-visite en cocktail-
fuif. Dan moet de eerste druk na de andere
op de pers gelegd worden en volgen de op
lagen elkaar soms met tusschenpoozen van
een dag of veertien op, maar na eenige
maanden, als de boekenstroom tegen Kerst
mis, tegen de zomervacantie, of in mindere
mate aan het begin van het winterhalfjaar
weer aanzwelt, vragen andere werken de
aandacht, komen andere werken plotseling
in trek en de uitgaven van de voorafgaan
de hausseperiode vinden dan vrijwel geen
koopers meer, zijn verouderd. Uit den aard
der zaak blijft een beperkt aantal van de
meesterwerken der Zweedsche letterkunde
voortdurend in den handel, al is .dit vooral
te danken aan de omstandigheid, dat daar
van om de zooveel jaar telkens een nieuwe
prachtuitgave in nieuw-ontworpen banden
verschijnt, doch dit zijn zoogenaamde „pre-
sentboeken", dure edities, bestemd om aan
kinderen of kennissen bij jubileum, aan
nemen, verjaardag geschonken te worden.
Maar terwijl in ons land een goed, een mooi
boek jaren lang zijn waarde behoudt, jaren
lang gevraagd wordt en dus in de boekwin
kels voorhanden is, kan men hier voor een
soortgelijk Zweedsch werk alle groote en
kleine zaken afloopen zonder het te kunnen
krijgen, al heeft men dan veelal wel een
vertaling ervan in voorraad.
De omstandigheid, dat een boek in Zwe
den, ook al heeft het een hooge, niet aan
tijd gebonden innerlijke waarde, is zeer snel
veroudert, is ongetwijfeld de voornaamste
oorzaak van de enorme productie. Schrijvers,
die hun naam en daarmee hun inkomen
willen behouden zijn genoodzaakt telken-
jare ten minste een werk af te leveren en
dan liefst nog op een zoodanig tijdstip, dat
het tegen Kerstmis uitgegeven kan worden
Zij moeten wat produceeren, omdat de uit
gever er op rekent, hun er wellicht reeds
een voorschot op gegeven heeft, ook al zijn
zij er tijdelijk niet toe gedisponeerd. Van
daar dat een niet gering percentage van de
jaarlijks uitkomende Zweedsche boeken vrij
middermatig is, dat verscheidene auteurs
zich uit de moeilijkheid redden door maar
een stel in kranten en tijdschriften gepubli
ceerde novellen, critieken. essays bij elkaar
te zoeken en naar zijn uitgever te zenden,
ook al missen die soms vluchtig op be
stelling in elkaar gedraaide verhaaltjes,
soms haastig ter nachtredactie neerge
pende rcensies de hoedanigheden, die het
bundelen ervan verantwoord zouden doen
zijn. Een enkele maal is ook het feitelijke
verschil tusschen krantenartikel en boek
vrijwel verdwenen, bij voorbeeld in een week
over de financieele politiek van Roosevelt,
dat tot een week voor het verschijnen bij
gewerkt was en nauwelijks veertien dagen
later reeds door de feiten was achterhaald.
Ook kan ik een boek van een tweehonderd
pagina's over het concern-Kreuger noemen,
dat kort na den dood van den luciferskoning
met kunst en vliegwerk in elkaar werd ge
zet en een week later niet meer werd ge
kocht. omdat toen uit het eerst in voorzich
tige bewoordingen vervatte communiqué
reeds bleek dat de affaire een ander ver
loop zou krijgen dan in dit boek verwacht
werd.
Boeken zijn onze beste vrienden, heette
het in de reclame voor een van de eerste
boekenweken in Holland. Voor vele :n Zwe
den zal dat evenzoo zijn. Voor anderen is
een boek echter een noodzakelijk kwaad, dat
men zonder veel enthousiasme aanvaardt
Men koopt, het laatste boek van een bekend
auteur omdat men het doorgewerkt behoort
te hebben, men hoopt een boek, dat om de