HET BOEK IN ZWEDEN. BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD EEN KLEINDOCHTER OVER HAAR GROOTMOEDER. ZATERDAG 12 MEI 1934 HAARL'EM'S DAGBLAD 13 Uit Land en volk van Noord-Scandinavië. BEISFJORD. Foto van een bergtop genomen. De vorigen keer gaf ik een algemeen toeris tisch beeld van Noord-Scandinavië en zijn uit zonderlijke bezienswaardigheden. Waren het toen dus in hoofdzaak de indrukken van de eerste weken, thans mogen daarop volgen enkele kenschetsende eigenschappen van de bewoners van het land, welke men eerst na een langer verblijf leert waardeeren. Laten we vooraf even nagaan wat de voor naamste bronnen van bestaan zijn. Afgezien van de oorspronkelijke bewoners, de Lappen, die nu ver in de minderheid zijn en uitslui tend van hun rendierkudden leven, leven de Zweden in hoofdzaak van de rijke ijzererts- mijnen en de bossch.en, terwijl men aan de Noorsche zijde voornamelijk op de visch- vangst is aangewezen. De ijzerertsmijnen lig gen in twee districten, nJ. één bij Kiruna en het andere bij Gallivare, precies 100 K.M. van elkaar. Hoewel reeds in de 18e eeuw bekend, kon 'het erts niet met eenige kan3 op succes ontgonnen worden, voordat de spoorlijn in 1898 de verbinding bracht met de Botnische Golf (Lulea) en den Atlantisehen Oceaan (Narvik). Want kool en dus cokes was er in wijden omtrek niet te vinden en ware dit wel het geval geweest, dan was het transport van het verkregen ruwijzer met sleden en karren waarschijnlijk nog te duur geworden. Het bou wen van den spoorweg, speciaal over het Bcheidingsgebergte, was een kloek werk dat, met het electrische krachtstation te Por jus. voor dien tijd financieel gedurfd was en eenige millioenen kronen beleggingskapitaal vorder de, welks rente practised geheel door de op brengst der mijnen moest worden uitgekeerd. Maar bij de eeuwswisseling bleek pas welke onmetelijke rijkdommen men hier onder het aanvankelijk vastgestelde erts mocht verwach ten. In totaal heeft men nu reeds rond 1200 milioen ton, grootendeels van het zuiverst bekende, ijzererts aangetoond. In beide districten werkt practisch alleen de groote maatschappij L. K. A. B. waarin de Staat voor minstens 50 pet. geïnteresseerd 'is. De spoor weg Narvik—Lulea is 480 K.M. lang en wordt geheel electrisch gedreven; zware locomotie ven trekken ertstreinen met 1200 ton erts over den bergrug van Rikgransen naar Narvik. Het was noodzakelijk ook deze Noorsche haven te benutten omdat Lulea vier maanden van het jaar wegens het ijs onbereikbaar is voor sche pen, terwijl Narvik altijd open is. Het laden van 10.000 ton laadvermogen is binnen 8 uren geladen.- 450 spoorwagens hebben dan hun erts door de valtrechters in de boot laten vallen! De laatste jaren van economischen chaos hebben ook hier hun stempel op de resultaten van de erts- en houtindustrie en de vissch.erij gezet, De mijnen produceerden in 1933 slechts een derde van de 8 millioen ton in 1930: de houtzagerijen en bosch-exploitatie hebben zwaar van de Russische dumping geleden, ter wijl de houtpulp- (cellulose) industrie er re latief nog het gunstigt voorstaat. De Noor sche vissch.erij heeft, hoewel in mindere mate, dan de Hollandsche. aanzienlijke ver liezen geleden en markten verloren door de invoerbeperkingen der verschillende consump- tielanden. Spreekt men met Zweden over deze pro blemen. dan blijken de meesten daarover een gezond optimise te hebben, dat niet voort komt uit een bewustzijn van noodzakelijke veranderingen als wel een zekere rustige zelfgenoegzaamheid: Zweden is een rijk land. ons doen de andere landen weinig! In Noorwegen is men veel meer beducht, even als wij in Holland, voor de buitenlandsche maatregelen. Noorwegen is voor de ontwik keling van zijn natuurlijke rijkdommen (ertsen, waterkracht) ook veel meer op bui- tenlandsch kapitaal aangewezen dan Zwe den, dat reeds meer dan 100 jaren belang rijke uitvoeroverschotten heeft gehad, en zich geleidelijk zelf heeft ontwikkeld. Zoo b.v. de industrie: zelden overhaasting in de uitbreiding van de groote machinefabrieken, lucifersfabrieken en celluloseverwerking. De uitgestrektheid van het land '14 x Neder land. 6 millioen inwoners) met een blijven- den landbouw en veeteelt kon de toeneming van de bevolking gemakke'.ijijk opnemen en op den huidigen dag zijn de mogelijkheden van ontplooiing nog legio. Dat is de essen- tiëele oorzaak van Zwedens ni- oeneele geluk, een bijna autarkische afzondering in een veilige positie. Die veiligheid waaraan zelfs de wereld oorlog volkomen ongemerkt voorbij ging, heeft de Zweden a(en ook de Noren) buiten het tegenwoordige Europeesche tempo ge plaatst. De geheele samenlevmg ademt er, vooral buiten de enkele groote steden, de naief-ongecompliceerde en deftig-vorme- lijke sfeer van Hildebrand's Camera of de Genestet's Sinterklaasavond. Sedert een vijftiental jaren zijn er hier in Lapland een groot aantal arbeiders com munist geworden, zoo zelfs dat een stad als Kiruna een communistisch gemeentebestuur had. De hoofdoorzaak hiervan zijn de de pressietijden en mislukte stakingen geweest; toch zijn deze communisten voor de regee ring heel wat minder gevaar-lijk dan onze socialisten in 1918. Aansluiting bij Moskou wordt in den laatsten tijd geregeld ontkend, men is Zweed en wil slechts den ka pitaalmacht. die den arbeiders geen werk laat, bestrijden. Ik heb met verschillende van hen gesproken: bijna onwezenlijk werkt hun rustige hartelijkheid en prettige goed- lachsche simpelheid wanneer men hun naamgenooten in Holland heeft hooren „bekvechten". Ze hadden een bijzondere vereering voor de Hollanders gekregen tij dens den Boerenoorlog, verschillende van hun vaders en bekenden hadden meegevoch ten en hun blikken verrieden nog de verach ting voor het perfide Albion en zijn kapi taal-hebzucht. Eiken keer als ik met een Zweed kennis maak hij mag een communistisch arbeider of een bankdirecteur zijn verzamel ik alvast de gegevens betreffende ons Vorstenhuis, want die moet hij zeker hebben,. Dat we een Koningin hebben vindt men ongewoon in teressant; sommigen hebben haar hier voor enkele jaren in Abisko gezien: en dan de Prinses. Wanneer gaat die trouwen en weet ik soms met wie? En meestal krijg ik dan namen van meer candidaten dan ik zelf ooit heb gehoord. Overigens weten de meesten alleen nog dat wij in Holland de bloembollen uien van de hier zoo verafgode tulpen en dat ze nooit de ongehoorde roekeloosheid J zouden begaan in een land te gaan wonen waar je n.b. dagelijks het risico loopt te ver drinken en je huis te laten overstroomen. „Waarom verbiedt Uw regeering dat eigen lijk niet?", vroeg mij eens een Noor heel lo gisch. „Omdat ze geen Noren zijn" zei ik, even logisch. Hoewel Noren en Zweden, ook wat de ge sproken taal betreft, elkaar heel goed begrij pen, zijn er toch zulke groote karakterver schillen tusschen beide volken, dat een ieder ze onmiddelijk opmerkt. De Noren zijn aller eerst zeevarende natie, en de zee heeft een gesloten-melancholislchen karaktertrek in deze menschen gelegd in hun waarlijk held haftige worsteling om hun bestaan. Daardoor heeft hun houding steeds iets stug-onverzet- telijks. dat men nimmer bij de Zweden zal vinden. Ook heeft het vochtig sombere klimaat (de eindelooze regenbuien) en verder hei grootendeels bij na-vijandig-onvruchtbare land hun stempel op het gemoed van de bewoners gezet: uitgelaten lachen hoort men zelden en religieus is men ernstig en berustend alsof er een vloek op dit leven ligt. Zie daartegenover die onbekommerde, le venslustige, en simpele Zweden. Het leven is heerlijk en goed. wat helpt het veel te peinzen over zaken die nooit een mensch opgelost heeft De zon schijnt zoo veel meer in het Zweedsche land dan aan den anderen kant van het ge bergte. En als er feest is (en feestvieren kun nen ze hier wonderlijk goed) dan is iedereen vroolijk; dan moet alles harmonie zijn. Hier is geen critiek, hier is open.haast kinderlijke opgewektheid en er moet veel gegeten, gedron ken en gedanst worden. Eten nergens kan men zoo zien schransen als hier; drinken ach. die ellendige kleine portie van twee liter per maand, je kunt toch niet „skala" (toasten) met water: maar aan het overvloedige aqua vita kent men de smokkel-capaciteiten van den gastheer: en iedereen „skalt" met ieder ander! En dan dansen: oude Zweedsche wal sen. steeds rondtollen op leuke naive wijsjes zonder pretenties maar met eigenaardige „schwung". En dan wèèr eten, èn „skal" enz. Geen gastheer denkt aan kosten bij zulke tij den en het gevolg is dat een groot deel van Zwedens volk in de schulden zit. Maar die zorgeloosheid verdraagt geen gedachten aan schulden: het behoort eenvoudig niet tot de agenda van den feestavond. Zoo'n agenda kan overigens de meest ge varieerde posten bevatten en zoo is het mij wel overkomen dat de avond, afgezien van 'n apertiefje, ingezet werd met 'n voordracht van een professor over vitaminen; daarna zong een liedjeszanger een improvisatie over z'n „vitamin" mijn blanke lelie); hierop kwamen puzzles, welke geen bijzondere ca paciteiten bij de gasten veronderstellen; daarop mocht ik wat over Holland vertellen en was het nog niet met mezelf eens of ik het over Bouwmeester's revue, over onze sport of onze Zuiderzeedroogmaking zou hebben, toen een van de aanwezigen mij een hint gaf en me vroeg hoe we zooveel aan droogleggen konden doen en toch zooveel verduiveld lekkere Bols produceeren. Direct daarop kwam een fantasiedanser in Volen- dammer imitatie (te mijner eere» en begon een klepperdans uit te voeren met zijn schoe nen (bij gebrek aan klompen i. Dit nummer viel verbazend in den smaak, vooral toen bleek dat de vitaminenprof. een duchtige concurrent was en minstens zooveel vitami nen in z'n voeten als in z'n brein had. Hier op werd de danslust om niet van danswoede te spreken, vaardig over allen, maar lang duurde het met. Er moest weer getoast worden, en een ingenieur hield een geestig verhaal over electriscche en onduleuze wonderen, waarbij de vrouwelijke schoonheid een dank baren achtergrond vormde. Aldus weet men in Zweden de meest heterogene onderwerpen oan elkaar te koppelen en tot een feesteüjken avond te arrangeeren. Het onderwerp doet er immers niet toe als het gezellig effect vol doende is. Juist deze instelling op het gemeen- schapplijke voorkomt dat men persoonlijke wrijving of conflicten heeft, voortspruitende uit individueele eigenaardigheden. In dit op zicht kunnen wij Hollanders hen slechts be nijden. TJ. DE VRIES. Men koopt bij voorkeur pas-verschenen werken zoodat boeken zeer snel verouderen en onver koopbaar worden. onzen correspondent). STOCKHOLM Mei. Eenigen tijd na de autodafé in de hoofd stad van het Duitsche rijk hebben enkele Zweedsche uitgevers ernstig overwogen of zij het voorbeeld niet na zouden volgen teneinde van hun onverkoopbare werken af te komen. Weliswaar zou de zaak natuur lijk in 't geheel geen politiek tintje heb ben en zou het verbranden van de boeken niet in :t openbaar geschieden, maar be paald sympathiek vond men het plan toch niet en het schijnt, dat de uitgevers er nu ook van hebben afgezien. Zoodat zij naar andere middelen speuren moeten om ruim te in hun volle magazijnen te maken. Want ruimte moét er komen, ruimte voor de standaardwerken en de detectiveromans, de zware memoires en de niet-gewaardeerde vertalingen, voor al die tallooze werken, die om de een of andere reden niet door het immers zoo onberekenbare publiek gekocht zijn toen zij regelrecht van de binderij in de étalages der boekwinkels kwamen, die er op de planken werden gezet, een enkelen keer afgestoft, aan een klant werden getoond, eens, vluchtig met een haal van de mouw hun plaats tusschen de soortgenooten her kregen, er stoffig en smoezelig raakten en, na verloop van jaren tegen sterk geredu- ceerden prijs in de opruiming gebracht, nog geen kooper vermochten te vinden. Overbo- Mevrouw De Boer-Van Rijk in den familiekring. Tooneel- speelster, zorgzame grootmoeder, populaire vrouw. „Ze houden me zoo vaak voor haar Om voor de buitenwereld een „groot man' of „groote vrouw" te schijnen, is zoo moeilijk niet, maar het te zijn, ook in den familie kring, voor iedereen die met de betrokkene in aanraking komt, daarin ligt de groote kunst. Ik geloof, dat ik me gelukkig mag prijzen de kleindochter te zijn van een vrouw, die niet alleen in de oogen van het Nederlandsche pu bliek een begenadigde kunstenares is, maar ook in de harten van allen, die ooit met haar in aanraking zijn geweest, een heel groote en warme plaats inneemt, „Mevrouw Esther de Boer van Rijk", hoe vaak wordt het niet gefluisterd als we op straat loopen, in een schouwburg of bioscoop zitten. Er ligt altijd iets van ontzag, van be wondering in zoo'n gefluister. Ontzag en be wondering voor haar kunst en haar vi taliteit van tachtigjarige, die er uitziet als een :éér krasse vrouw van zestig. En als wij zoo'n re fluister opvangen, zwelt ons hart van trots. Als kleindochter wil ik hier niet gaan uit weiden over het tooneelspel van mijn groot moeder. Misschien heeft u haar zien spelen en dan zijn mijn woorden overbodig; mis schien ook niet, maar dan heeft u wellicht van haar gelezen, of haar stem onlangs ge hoord, toen zij per radio (ook voor den Indië- zender, den Phohi) een en ander vertelde over haai' debuut op schrijfstersgebiedover het boek waarin ze uit haar rijken schat van -ooneelherinneringen heeft geschreven, dat je „Ik kijk terug" genoemd heeft. Ik voel me ook daarom niet bevoegd over haar tooneel- talenten te schrijven, omdat wij. haar klein kinderen. ons nooit kunnen losmaken van het gevoel, dat dit nu onze grootmoeder is, die daar speelt, die ontroeringen uitbeeldt op een wijze, dat een heele zaal kan zitten snikken of schateren. Onze grootmoeder, die we altijd ,Oma" noemen, met welk woord zoo juist weergegeven wordt, hoe innig de verhouding thuis is. Het doorsnee-publiek stelt zich meestal voor, dat de menschen die een „artistiek" be roep uitoefenen, meestal ook „artistiek" leven. Mogelijk is dat in vele gevallen ook wel zoo. Maar er zijn toch ook anderen, waar het niet zoo is. Tot die laatsten mogen we „Oma" re kenen. Iemand, die haar komt opzoeken, hoeft niet te denken dat hij haar in een languissante houding op een divan zal vinden (hoogstens hierop uitgestrekt onder een plaid, een dutje doend) maar in negen van de tien keer vindt hij een klein, kittig dametje in een grooten leunstoel, met de kat op de leuning en de hond aan haar voeten, een rol of een boek voor zich en een breiwerk in de hand. Of wel met een regenjas van haar eenigen kleinzoon onderhanden, waarin hij een scheur heeft ge haald of een blouse voor de kleindochter, waarop een nieuwe kraag gezet moet worden. Komit het bezoek vroeg, bij voorbeeld tegen tien uur 's morgens, dan wascht zij in de bad kamer wat fijn ondergoed, omdat zij meent, dat ze dat tóch beter kan dan de huishoudster, Ook vindt men haar bezig haar planten te verzorgen, die in haar op het Zuiden gelegen kamer de beide groote ramen geheel in beslag nemen. En is zelfs wel eens een bezoeker voor een van de overige huisgenooten (mevrouw de Boer woont, met dochter, schoonzoon en beide kleinkinderen samen), die niet precies van de familierelaties op de hoogte is en schuchter vraagt; „die oude dame, die daar zit te breien, wat lijkt die op mevrouw de B'oer van Rijk! Is ze soms familie?" Ja, het komt zelfs wel eens voor, dat Oma op straat wordt aan gesproken door iemand, die zich blijkbaar niet goed kan voorstellen, dat een tachtig jarige vrouw, die een zoo vermoeiend leven van reizen en trekken achter den rug heeft, er nog zoo fit en jeugdig-flink kan uitzien en die dan vraagt: „Mevrouw, neemt u mij niet kwalijk, maar bent u misschien mevrouw de Boer van Rijk, Kniertje? U lijkt zoo op haar". Soms heeft Oma dan het kwajongensachtige plezier om te zeggen: Maar meneer, hoe komt u erbij? Het is zóó vei-velend, ze houden me zóó vaak voor haar.En wij kunnen dan nauwelijks ons lachen bedwingen. Maar over het algemeen geniet ze wél van haar populariteit, al komt ze er niet altijd rond voor uit. Het mooie van die populariteit is, dat ze die geniet bij hoog en laag. Heeft niet een paar maanden geleden onze gezant te Brussel, jhr. Tjarda van Starkenborgh Sta- chouwer haar. toen zij een galavoorstelling te Brussel gaf met haar gezelschap ter gele genheid van haar tachtigsten verjaardag en zestigjarige tooneelloopbaan, op een lunch ge- noodigd? Was het niet de oud-minister Wel ter, die verleden jaar met haar tot de passagiers Mevrouw Esther, de Boer. van Rijk, van de „Johan van Oldenbarnevelt" behoor de, op de trip naar Noorwegen en die haar later een zoo hartelijk briefje stuurde met de foto's, die hij van haar gemaakt had op de boot? (Dat Oma met die „Van Oldenbarne velt"' geen reis naar Indië heeft kunnen ma ken. heeft haar altijd buitengewoon gespeten; jarenlang is het een van haar vurigste wen- schen geweest, om naar den Archipel te kunnen gaan en de Eilanden te kunnen be reizen. Maar hoewel de dokter haar lichame lijk volkomen gezond verklaarde en ze vol maakte „zeebeenen" heeft, zijn er helaas altijd financieele bezwaren geweest). Dat zijn er twee, maar er zijn nog zooveel meer. Veel grooter nog is echter het aantal van degenen uit het publiek, de „kleine luy- den", die haar op de handen dragen. Conduc teurs van trams en treinen, winkeliers, too- neelknechts, ontelbaar zijn de bewijzen van genegenheid, die zij haar toedragen. Bij de laatste jubileumvoorstellmg in Amsterdam was er een bloemenmand van de Vereeniging van Tramconducteurs; in IJmuiden kreeg zij bloemen: „Aan Knier, van het volk van de zee". Wat haar zoo populair gemaakt heeft: ik weet het niet precies. Misschien is het, be halve door den grooten natuurlijken eenvoud van haar spel, omdat de menschen voelen, wat Oma als mensoh beteekent, niet alleen voor collegas en de menschen, wien het slecht gaat (zij heeft een hart van goud en helpt waar ze helpen kan, maar er mag nóóit over gesproken worden) doch bovenal voor haar kinderen en kleinkinderen. Haar eenige dochter verafgoodt zij en als er ooit grapjes van schoonmoeder en schoonzoon niet opgaan, dat is 't hier. En haar beide kleinkinderen, die kunnen zich het huis zonder Oma niet voorstellen. Oma. die overal raad op weet, die het verrukkelijk vindt met haar kleinzoon een autotocht te doen, als hij zelf chauffeert-; als zij een avond vrij heeft, niets liever doet dan naar den schouw burg gaan en er een voorstelling zien van collega's, of een goede film, met dochter of kleindochter. Juist omdat ze zélf nog zoo ge weldig vitaal is, in de zomermaanden zwemt, omdat h.aar levendige en heldere geest- zich nog interesseert voor politiek, voor kunst, daarom kunnen wij ons nooit realiseeren, dat het- een vrouw van bijna 81 jaar is. Oma. die ongetwijfeld een van de populairste en be- mindste vrouwen van Nederland is. We durven daarom ook nooit denken aan den tijd. dat we dat lieve witte hoofd met de levendige blauwe oogen niet meer bij ons zullen hebben. En daarom is ons iedere dag mèt haar een dag van geluk U moge vergeven, dat een kleindochter op déze wijze over haar grootmoeder schreef. Hen bovenstaande is niet meer dan een indruk van haar leven, een schets in vogelvlucht van het persoonlijke leven van een vrouw, over wie zoo dikwijls in krant en tijdschrift geschre ven is door anderen, die haar niet zoo van nabij kunnen meemaken, doch die meer dan eens verklaarden, het een voorrecht te achten, met haar in kennis te zijn gekomen. Kniertje thuis, in den huiselijken familie kring, moge u het bewijs gegeven hebben, dat ik in het begin van dit artikel niet overdreven heb door te zeggen, „dat ik mij gelukkig mag prijzen, deze vrouw mijn grootmoeder te kun nen noemen" HS. DE VR. dig, onbelangrijk of slecht zijh die boeken vaak in het geheel niet. Wie, om eigen, boekenkast te vullen, om lectuur voor stille avonden of lange reizen te verwerven, de krantenpagina's beslaande lijsten van de uitverkoopen doorleest, in de winkels tus schen de op den vloer, op planken op schra gen op toonbanken opgehoopte boeken snuf felt, kan aardige koopjes halen, werken van bekende schrijvers krijgen voor een tiende van den oorspronkelijken prijs, plaatwerken vaklitteratuur, kostelijk uitgevoerde pracht uitgaven, die eens voor een gewoon sterve ling onbetaalbaar waren, bemachtigen voor een kroon of wat. Al blijven na die uitver koopen nog vele boeken over. die eens in te groote oplage gedrukt zijn. die eens alleen, door hun actualiteit waarde hadden. Vermoedelijk heeft negen-tiende deel van de in Zweden uitgegeven boeken voor den uitgever en den boekhandelaar slechts be- teekenis zoolang zij pas verschenen zijn. Later bezorgen zij hun maar moeilijkheden. Blijkbaar heeft de vrij algemeene angst om niet bij te zijn, om niet met den tijd mee te gaan, er toe geleid, dat men bij voor keur boeken koopt, die ten hoogste enkele maanden tevoren verschenen zijn. boeken, die nog in de étalages liggen, die nog be sproken worden op koffie-visite en cocktail- fuif. Dan moet de eerste druk na de andere op de pers gelegd worden en volgen de op lagen elkaar soms met tusschenpoozen van een dag of veertien op, maar na eenige maanden, als de boekenstroom tegen Kerst mis, tegen de zomervacantie, of in mindere mate aan het begin van het winterhalfjaar weer aanzwelt, vragen andere werken de aandacht, komen andere werken plotseling in trek en de uitgaven van de voorafgaan de hausseperiode vinden dan vrijwel geen koopers meer, zijn verouderd. Uit den aard der zaak blijft een beperkt aantal van de meesterwerken der Zweedsche letterkunde voortdurend in den handel, al is .dit vooral te danken aan de omstandigheid, dat daar van om de zooveel jaar telkens een nieuwe prachtuitgave in nieuw-ontworpen banden verschijnt, doch dit zijn zoogenaamde „pre- sentboeken", dure edities, bestemd om aan kinderen of kennissen bij jubileum, aan nemen, verjaardag geschonken te worden. Maar terwijl in ons land een goed, een mooi boek jaren lang zijn waarde behoudt, jaren lang gevraagd wordt en dus in de boekwin kels voorhanden is, kan men hier voor een soortgelijk Zweedsch werk alle groote en kleine zaken afloopen zonder het te kunnen krijgen, al heeft men dan veelal wel een vertaling ervan in voorraad. De omstandigheid, dat een boek in Zwe den, ook al heeft het een hooge, niet aan tijd gebonden innerlijke waarde, is zeer snel veroudert, is ongetwijfeld de voornaamste oorzaak van de enorme productie. Schrijvers, die hun naam en daarmee hun inkomen willen behouden zijn genoodzaakt telken- jare ten minste een werk af te leveren en dan liefst nog op een zoodanig tijdstip, dat het tegen Kerstmis uitgegeven kan worden Zij moeten wat produceeren, omdat de uit gever er op rekent, hun er wellicht reeds een voorschot op gegeven heeft, ook al zijn zij er tijdelijk niet toe gedisponeerd. Van daar dat een niet gering percentage van de jaarlijks uitkomende Zweedsche boeken vrij middermatig is, dat verscheidene auteurs zich uit de moeilijkheid redden door maar een stel in kranten en tijdschriften gepubli ceerde novellen, critieken. essays bij elkaar te zoeken en naar zijn uitgever te zenden, ook al missen die soms vluchtig op be stelling in elkaar gedraaide verhaaltjes, soms haastig ter nachtredactie neerge pende rcensies de hoedanigheden, die het bundelen ervan verantwoord zouden doen zijn. Een enkele maal is ook het feitelijke verschil tusschen krantenartikel en boek vrijwel verdwenen, bij voorbeeld in een week over de financieele politiek van Roosevelt, dat tot een week voor het verschijnen bij gewerkt was en nauwelijks veertien dagen later reeds door de feiten was achterhaald. Ook kan ik een boek van een tweehonderd pagina's over het concern-Kreuger noemen, dat kort na den dood van den luciferskoning met kunst en vliegwerk in elkaar werd ge zet en een week later niet meer werd ge kocht. omdat toen uit het eerst in voorzich tige bewoordingen vervatte communiqué reeds bleek dat de affaire een ander ver loop zou krijgen dan in dit boek verwacht werd. Boeken zijn onze beste vrienden, heette het in de reclame voor een van de eerste boekenweken in Holland. Voor vele :n Zwe den zal dat evenzoo zijn. Voor anderen is een boek echter een noodzakelijk kwaad, dat men zonder veel enthousiasme aanvaardt Men koopt, het laatste boek van een bekend auteur omdat men het doorgewerkt behoort te hebben, men hoopt een boek, dat om de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15