Li rOTTGERING GUPA I Het Provinciaal Ziekenhuis „Duin en Bosch' MIDDERNACHT MAANDAG 14 MEI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 10 Bestaat 25 jaar. Aan niet-ingewijden is het misschien niet algemeen bekend, dat de Provincie Noord- Holland de eenige Provincie is, die eigen krankzinnigengestichten bezit, bekend onder den naam van Provinciale Ziekenhuizen. Het oudste, het Provinciaal Ziekenhuis na bij Santpoort, bestaat reeds sinds 1849 en ge niet een algemeene bekendheid. Minder is dit het geval met het tweede Provinciale Gesticht: „Duin en Bosch" te Bakkum. Het zal 25 Mei a.s. vijf en twintig jaar geleden zijn. dat dit gesticht in gebruik werd genomen. Dit geeft ons aanleiding daar over een en ander mede te deelen. Wij be ginnen met een overzicht van de geschiede nis van deze inrichting. In hun vergadering van 23 November 1899 droegen Provinciale Staten aan Gedeputeer de Staten op, een onderzoek te doen instelie - ten opzichte van de vraag, wat moest gedaan worden om in het gebrek aan plaats voor krankzinnigen uit de Provincie Noord-Hol land te voorzien. Het Administratiegebouw. Naar aanleiding hiervan werd door Ged. Staten een commissie van deskundigen be noemd. bestaande uit de heeren Prof. Dr. C. Winkler, Dr. W. P. Ruysch en H. L. Janssen van Raay. Deze commissie bracht twee uit voerige rapporten uit. In het tweede rapport ontwierp de meerderheid van de commissie een plan om bij het bestaande gesticht te Santpoort een gebouw voor ongeveer 600 pa- tienten te bouwen en het zoo ontstane groote gesticht in drie gedeelten te verdeelen, elk onder een eigen geneesheer-directeur. De minderheid der commissie was van een andere meening en achtte den bouw van een afzonderlijk nieuw gesticht elders in de Pro vincie veel wenschelijker. Ook de commissie van toezicht op het gesticht te Santpoort en de geneesheer-directeur van die inrichting bestreden het plan van de meerderheid der commissie, -f In devergadering van Provinciale Stater van November 1901 werd door Gedeputeerde Stater, voorgesteld het plan van de meerder heid der commissie te aanvaarden, terwijl daarentegen de meerderheid van een com missie uit de Prov. Staten adviseerde dit plan niet aan te nemen. Op 12 November 1901 besloten de Prov. Staten, na langdurige discussie. Gedeputeer de Staten uit te noodigen een plan te ontwer pen voor den bouw van een krankzinnigen gesticht, elders dan op de terreinen van het gesticht te Santpoort en hen te machtiger, de terreinen voor bedoelden bouw aan te koopen onder voorbehoud van de goedkeuring van Provinciale Staten. Hiermede was dus het besluit tot stichting van eer. tweede provinciaal krankzinnigenge sticht genomen. Het mocht Gedeputeerde Staten gelukken onder de gemeente Castricum een geschikt terrein te vinden. Dit terrein groot ongeveer 82 H.A. behoorde aan de Vorstin zu Wied, ge boren Prinses der Nederlanden. Op uitnoodiging van Gedeputeerden Staten werd toen door Dr. J. W. Jacobi en de archi tect F. W. M. Poggenbeek, in overleg met Prof. Dr. C. Winkler, een voorloopig plan van een te bouwen gesticht ontworpen. Op 25 November 1902 besloten Provinciale Staten het bedoelde terrein aan te koopen en werd aan het nieuw te bouwen gesticht den naam „Duin en Bosch" gegeven. De nader uit gewerkte plannen werden tenslotte door Pro vinciale Staten goedgekeurd en bij konink lijk besluit van 22 Maart 1904 werd aan de Provincie Noord-Holland vergunning verleend het gesticht Duin en Bosch volgens het sys- teem der ingediende plannen te bouwen. In tegenstelling met het Provinciaal ge sticht te Santpoort, dat volgens het z.g.n. bloksysteem is ingericht, werd bij de bouw plannen voor „Duin en Bosch" het systeem van groote paviljoens gehuldigd. De bouw had plaats onder oppertoezicht van den Provincialen Waterstaat. Op 25. 26 en 27 Mei 1909 werden de eerste patiënten, opgenomen, het waren de zieken die werden verpleegd in het tijdelijk tot krankzinnigen gesticht ingerichtte oude Diaconiehuis van de Ned. Hervormde Gemeente aan den Zwa nenburgwal te Amsterdam. Daarmede was dit gesticht dus in gebruik genomen. „Duin en Bosch" is gelegen te Bakkum (ge meente Castricum) aan de oostelijke grens der duinen. Zooals reeds opgemerkt werd, heeft het gestichtsterrein een oppervlakte van ongeveer 82 H.A. In het Zuidelijk en Zuid- Westelijk deel vindt men duinen, naar het Noorden en Noordoosten is het terrein lager en vlakker, ten deele met bosch begroeid. Ongeveer van het station Castricum leidt aan de overzijde der spoorlijn een ruim één Kilometer lange eigen straatweg naar het ge sticht. Bijna evenwijdig hieraan wordt de verbinding verder onderhouden door een electrisch trammetje, dat in ongeveer 6 mi nuten tot aan de achterzijde van het ad ministratiegebouw voert. Ter weerszijde van het administratiegebouw liggen de paviljoens 1, 11 en 111 voor de pa- tien ten; drie voor mannen aan de oostzijde op een meer beboscht terrein en drie voor vrouwen aan de westzijde, die hooger op het duin zijn gebouwd. De paviljoens 1 herbergen de rustige patiënten, de paviljoens 111 de onrustige patiënten, terwijl de paviljoens 11 voor de helft bestemd zijn voor opneming en observatie en voor de andere helft voor huis vesting van de zgn. „half onrustige patiën ten". Tegenover het administratiegebouw, op eenigen afstand tusschen het groen, ligt het kerkje, dat zoowel voor R.-K. als Protestant- schen eeredienst kan worden ingericht. Ach ter het administratiegebouw bevinden zich de centrale gebouwen voor verwarming, verlich ting, watervoorziening en de machinale was- scherij, benevens de keuken met bijgebouwen. Op het terrein zijn verder nog gelegen een anatomiegebouw met laboratorium en een barak voor besmettelijke ziekten. Door de Heide-maatschappij werd een be- vloeiingsveld. groot 2.5 H.A. ontworpen en onder haar toezicht uitgevoerd. In den loop der jaren werd het aantal wo ningen op het gestichtsterrein bestemd voor beambten uitgebreid tot 63 en werden verder 5 dubbele huisjes voor te zamen 50 zusters gebouwd. Ook werd een zusterhuis (voor inwonende verpleegsters) en een zusterziekenhuis (voor 20 zieken) in gebruik genomen en werd een douchebadhuis geopend, bestemd voor uitwo nend personeel en gezinsleden en sinds eeniee iaren ook voor mannelijke verpleegden, die daarvoor in aanmerking komen. Ook in Duin en Bosch werd in 1926 een be gin gemaakt met de toepassing van de z.g.n. „meer actieve Therapie", die op grond der uitkomsten, verkregen door Dr. Simon, ge neesheer-directeur van het gesticht te Gü- terslon en door Dr. Thumm, geneesheer-di recteur van het Badensche gesticht bij Kon- stanz. Daarover een en ander in een volgend ar tikel. H. P. DEINUM. Secretaris van het Bestuur der Prov. Ziekenhuizen m Stoomen Verven Stoppage Dehens stoomen GROG GROOTE HOUTSTRAAT S«„ Tel. 10771, 1156 (Adv. Ingez. MedJ Leerlingenuitvoering Mevr. Dorries- Brune. Onder vrij groote belangstelling gaven de leerlingen van mevr. Hildegard Doerries Brune Zaterdagmiddag een uitvoering in het H.K.B.-gebouw. Gymnastiek en dans zijn dikwijls één. Ver schillende turnvereenigingen weten dit op juiste wijze te demonstreeren. Ook de uitvoe ring van Zaterdag gaf van dit laatste blijk, al werd hier uiteraard 't zwaartepunt meer gelegd op den dans, ondanks dat deze niet volkomen kon zijn door de jeugd van de deel neemsters. Blijkbaar was de tijd van voorbereiding voor het eerste gedeelte van het programma niet lang geweest. Hier bleek dan ook meer sprake van een openbare les, 't geen althans dit voordeel had, dat het ongedwongene onge kunstelde steeds tot uiting kwamen. Door dit gemis aan dril was er meer contact tusschen uitvoerenden en leidster, waardoor de opvoed kundige gaven van de laatste duidelijk aan den dag kwamen. Zoo kon 't ook zijn, dat de dansliedjes ondanks eenvormigheid in bewe ging en opstelling voortdurend bekoorden, Na voorbereidende passen inzake danstech- niek die tevens aanleiding gaven tot zelf standig treffen van de beweging aan de hand van de begeleidende muziek, volgde een étude. Werk voor Gupaf Gupa wordt zoo hard als steen. Gupa kunt Uspijke ren, vijlen, zagen, boren... Gupa komt overal te pas en is voor alles te ge bruiken. 26 cents kost 'n tube en honderd maal komt het te pas! (Ceta-Bever) (Adv. Ingez. Med.) Bij deze en bij de dansen na de pauze trof een zuivere eenheid tusschen muziek en be weging. De leerlingen toonden het noodige begrip van den dans; alleen maar dit is nu eenmaal jeugdige deelneemsters moeilijk bij te brengen ontbrak nog te zeer 't rhyth- misch vloeiende van de beweging, zoodat 't geen wonder was, dat 't scherzo, 't welk meer hoekigheid vereischte dan de andere dansen (en hier ook verkreeg), 't best kon voldoen. Aan het slot werd „De rattenvanger van Hameln" vertoond, een dansspel in 5 tafe^ reelen. Décors werd hiervoor niet gebruikt en een bijzondere entourage ontbrak ook overi gens. maar de opvoering was in zoodanige stijl, dat de fantasie van den toeschouwer als vanzelve aanvulde, wat aan het realisme ontbrak. Met eenvoudige middelen werd aldus een aantrekkelijke vertolking van het sprookje bereikt. De begeleiding was in handen van mej. Lotte Schmid. Mevr. DoerriesBrune en ver schillende van haar medewerksters werden meermalen met bloemen gehuldigd. EEN NATUURWONDER. Dezer dagen werd aan het Slachthuis alhier een koe geslacht met aan één nier niervet van 58 K.G. Het vet aan de andere nier was van normale hoeveelheid. Het normale gewicht is 20 of 25 pond JUBILEUM OUDERAVOND SCHOOL 14. Woensdagavond 16 Mei houdt bovengenoem de school een ouderavond ter herdenking van het 12 1/2-jarig bestaan der Oudercommissie en tevens het 12 1/2-jai'ig jubileum van haar Voorzitter den heer v. d. Zee. NED. VEREENTGING VAN DANS- LEERAREN. In de te 's Gravenhage gehouden jaarver gadering van de Ned. Vereen, van dans- ieeraren is het bestuur als volgt samenge steld: H. Kwekkeboom. Haarlem voorzitter; M. A. Meuniers. Rotterdam, secretaris; H. Blumer, Rotterdam, penningmeester; Th. Micgielse, Haarlem, 2e secretaris: J. Bron- meyer. Den Haag. alg. functionaris; J. Don ders Dordrecht, redacteur. In de centrale commissie werd o.m. benoemd de heer Th. Miegielse. SUCCES VAN DE R.K. GEM. ZANGVER. „ARTI ET RELIGIONI". Op het zangconcours te Nieuwvennep ge houden op Hemelvaartsdag heeft de R.K. Gem. Zangvereeniging „Arti et Religioni" uit Haarlem, dirigent de heer W. Kessels, een 3en prijs behaald in de 3e afdeeling met 241 punten. AGENDA MAANDAG 14 MEI Gem. Concertzaal: Demonstratie van Volks dansen. 8 uur. Mij. tot Expl. van Natuurlijke Bronnen. N.V. Alg. vergad. van aandeelh. Gebouw Twentsche Bank. 4 uur. Palace: Watt en Half Watt in „Kunst- schutters". Op het tooneel „Allister (mimiek) 7 en 9.15 uur. Rembrandt Theater: „Keine Angst vor Liebe Tooneel Don Del Monté's Symphonie in Balance. 7 en 9.15 uur. Luxor Theater: Een nacht vol verschrik kingen en Eerste Liefde. 8.15 uur. Teylers Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan dags. Toegang vrij. DINSDAG 5 MEI Groote Kerk: Orgelbespeling. 8.159.15 uur. Plein 8: Aandeelh. verg. N.V. De Kennemer Bankver. 7.30 uur. Bioscoopvoorstellingen. Het Vrouwenpaviljoen. CENTRALE OUDERRAAD. Secretaris van den Centralen Ouderraad is thans de heer Jaap Polak. Haarlem-Noord. LETTEREN EN KUNST MUZIEK. Muziekavond te Heemstede. 1 hfi uw van den Ned. Prot. Bond aan de Postlaan te Heemstede gaf Zaterdagavond v i onder leiding van mej. Cor Igesz staande koor van de afd. Heemstede-Benr.ebrcek van genoemden bond een muziekavond, waarbij verschillende solisten welwillend medewerk ten. We hoorden in de eerste plaats een viool voordracht door mevr. Suze Roelofsen-Tak: een oude Sonate van Valentini, door diens modernen landgenoot Respighi voorzien van een even onmoderne als oninteressante bege leiding, die hecle tijden lang allergedweest met de vioolstem op en neer wandelde zon der in een door de theorie toch zoo aanbe volen tegenbeweginkje te geraken. De krach tige, vooral op de G-snaar sonore viooltoon en de zuivere intonatie voldeden zeer; de pianist speelde correct, maar kreeg pas bij het volgende nummer dankbaar werk. Dat was bij het koortje „lm Frühling" van Bargiel, weinig persoonlijke maar frisch klin kende muziek waarin de pianopartij is als veelvoudige snoeren parels om 'n welgevorm- den hals. Beschaafd en zuiver klonk de zang van het vrouwenkoor, parelend het klavier- spel. „Vrouw Fortuna en het Kind" van Hen- drika van Tussenbroek begint vrij gewoon tjes, doch werkt zich aardig op en als men den indruk begint te krijgen, dat 't goed gaat worden is het uit. Toen kwamen weer viool-solo'sdoor Hubay en Kreisler bewerkte oude muziek, waarin mevr. Roelofsen-Tak haar goede violistische kwaliteiten opnieuw demonstreerde. Al bleef het een beetie aan den gewichtigen kant heb ben we toch haar spel met groot genoegen gehoord. Na de pauze werd een grooter koorwerk, een Cantate voor soli, driestemmig koor en klavierbegeleiding, ten gehoore gebracht. Pro gramma en tekstboek vermeldden als com ponist en tekstdichter Herman Müller. Wie dat is, weet ik niet. Mijn muzieklexicon noemt een stuk of twintig Müllers, maar daaronder is geen Herman, 't Doet er ook niet toe: die Cantate had net zoo goed door een of anderen Meyer of Schultze of Schmidt geschreven kunnen zijn. Nog zelden van mijn leven heb ik zoo'n melig, gelijkgeschakeld product gehoord. Alles: recitatieven, koren, arioso's, duetten, of wat dan ook daasde op dezelfde irriteerende parallelschakeling door, veelal in een soort van marschbeweging en meerdere nummers achtereen in dezelfde toonsoort, die dan soms na een zeer leelijke modulatie door een andere vervangen werd. Eén goed stuk muziek kwam er inhet koraal no. 24, doch dat was geen compositie van Herm Müller, maar van een zekeren Joh. Seb. Bach, die zijn vak wél zoo goed verstond. Het was het koraal „Wenn ich einmal soil schei den". door Herrn Müller van een anderen tekst voorzien en zonder blikken of blozen of nadere aanduiding als éigen werk gepresen teerd! 't Is grappig, aan de binnenzijde van den omslag van het tekstboek te lezen, dat „het afschrijven volgens de wet van 19 Juni 1901 verboden" is. Bach kan geen vervolging meer instellen! Ook Haydn is door meneer Müller gebruikt, maar niet zoo letterlijk gecopieerd. Het loont niet de moeite om de vele slechte hoedanig heden dezer Cantate op te sommen. Laten we ons dus tot de uitvoering bepalen. Mevr. Jonkheid-Peereboom zong met goede, krach tige stem de sopraansoli. mej. R. Tuyl Schui temaker was een gevoelige alt, wie men soms nog wat meer adembeheersching zou toewen- schen. De bariton Jac. Lagas voldeed in het lage register beter dan in de geforceerd klin kende hoogte; hij zingt soms wat ruw en soreekt niet steeds correct uit (traute en raubt voor traute en raubt enz.); Piet Zwaanswijk had een ontelbare hoeveelheid achtsten en syncopen te spelen, maar mocht ter afwisseling nu en dan de piano door het harmonium vervangen. En het koortje zong onder Cor Igesz' pittige leiding zeer verdien stelijk. Hadden ze nu maar wat beters ge kozen! In verband met het feit dat de uitvoeren den boven stonden was de zaal anders inge richt dan gewoonlijk. De predikant der afd.. die ook een wel komstwoord had gesproken, dankte na afloop van den avond allen die welwillend hun me dewerking voor het welslagen verleend had den en wekte op gemoedelijke wijze de aan wezigen op tot bijwoning der religieuze bij eenkomsten, waarbij het koor ook assisteert. K. DE JONG. FEUILLETON Detective Roman uit Donker Amsterdam door 7) PIET KLOPPERS. „Dus tóch!" riep Middernacht. „Wat tóch? Ja, alles weg, het collier, en wat contant geld, in bankpapier." Terwijl de bankier zweeg, had de detective moeite zijn gedachten te verzamelen. De in braak was voor hem geen verrassing, maar wat een ezel was hij geweest de jonge Heenn- ga niet naar boven te hebben gevolgd. Het forceeren van de brandkast had vermoedelijk na hun vertrek plaats gevonden, de inbreker bevond zich dus ergens in huis terwijl hu Middernacht beneden in de gang vliegen stond te vangen. Een mooie geschiedenis! De detective besloot echter den heer Hee- ringa althans voorloopig niets te zeggen van de nachtelijke ontmoeting met zijn beide kin deren, en hij was er zeker van dat deze m ieder geval zouden zwijgen tot zij hem, Norman Ray, gesproken hadden. Ik riep om Hendrik," ging de bankier voort, en rende het heele huis door om hem te vin den. En toen ik hem vondo! het was een vreeselijke aanblik." „Vertel mij precies wat u zag, zei Midder- ^Ikvond het lijk van onzen braven, trouwen knecht. Hij lag op de gang op de tweede ver dieping, laaghartig vermoord. In een plas bloed vond ik hem. de arme kerel was doodge bloed, als een rund. En een paar druppels van zijn bloed kwa men aan uw manchet," viel de detective hem in de rede. en wees met uitgestrekten wijs vinger, en den bankier strak aankijkend, naar diens rechtermouw. De bezoeker werd doodsbleek, maar hij be- lieerschte zich, en zei; „Dat kan wel. Ik boog mij over hem en maakte zijn linnen jasje los. Zijn hart klopte niet meer, er stak een mes in, een soort kris, die een vriend van mij, Ebers, van de Es- compto Sociëteit, verleden jaar voor mij heeft meegebracht van zijn reis naar Indië. Ik gebruikte de kris als vouwbeen en zij lag altijd op mijn schrijftafel in mijn werkkamer. Te denken dat Hein met dit wapen moest wor den vermoord! Het is ontzettend! Die laffe moord op een ouden man mag niet onge straft blijven, meneer Ray!" „Neen." zei de detective langzaam, „en zij zal niet ongestraft blijven, meneer Heeringa". Weer kwam het Middernacht voor alsof zijn bezoeker verbleekte, maar deze riep hartstoch telijk uit: „Ik zal niet rusten voor de misdaad is op gehelderd! Kan ik op u rekenen, meneer Ray?" „Ja." antwoordde de detective. ,.u kunt op mij rekenen, maar wat hebt u met de politie afgesproken?" „Ik heb niet gezegd dat ik uw hulp zou in roepen. Zij zoudenh'mmisschien be zwaren hebben gemaakt." „Misschienen misschien niet. Ik bewijs de heeren wel eens een kleinen dienst, ziet u." „Zeker, zeker, maar ik wilde hen voor een fait accompli stellen. Ik heb hun mijn sleutels gegeven en gezegd dat ik binnen drie kwartier op de Keizersgracht zou zijn. Zij zullen zeker niets verleggen of aanraken voor wij er ook zijn. De toedracht van de zaak komt mij nogal eenvoudig voor. De inbreker werd vermoedelijk door den knecht op heeterdaad betrapt, zag de kris liggen, en vermoordde er den armen kerel mee". „Maar de kris lag in uw werkkamer, waar ook de brandkast staat", merkte de detective op, „en het lijk werd door u gevonden op de gang van de tweede verdieping." „Hein zal voor zijn belager de trap zijn op- gevlucht, boven werd hij ingehaald.... en vond den dood." „Dat klinkth'mmin of meer aan nemelijk, meneer Heeringa, maar laat ons voortmaken, en eens zien wat de politie in uw huis ontdekt heeft." VIERDE HOOFDSTUK. Onder het vloeiblad. Toen de bankier en de detective het huis op de Keizersgracht naderden, zagen zij een groepje nieuwsgierigen voor de deur staan en een politieagent, die statig heen en weer liep. zich tenvolle bewust van zijn gewichtige functie. De man kende den bankier niet, maar hij kende Middernacht des te beter, tikte aan zijn pet en liet de heeren passeer en. In de kamer waar de geforceerde brandkast stond, vonden zij een dokter, dien de detective nooit eerder had gezien, en inspecteur Emonts van de politie, een der schranderste mannen van het korps. De inspecteur wees naar de brandkast. „Die was gemakkelijk genoeg te forceeren," zei hij. Geen vreemde vingerafdrukken?" vroeg Middernacht. „Geen enkele!" „En het slachtoffer?" „Ligt nog boven, zooals we hem gevonden hebben. Een kris werd hem recht door het hart gestoken, de man moet onmiddellijk dood zijn geweest. Uit niets blijkt, dat er een wor steling heeft plaats gehad; één stoot met het scherpe wapen was voldoende." De detective knikte. „Laat ons eens kijken of er nog iets valt te ontdekken, inspecteur." Deze haalde de schouders op en ging de heeren voor. De arts voegde zich bij hen. hij was een zwijgende natuur, en te zeer gewend aan den dood om bijzonder ontdaan te zijn over het gebeurde. Boven, op de gang die slechts matig verlicht werd door een klein venster in den trapmuur, lag het lijk van den ouden knecht. De detective boog zich over hem heen en bekeek de jas door een vergrootglas. Hendrik Bosman lag uitgestrekt op zijn rug, zooals hij gevallen was, zijn armen langs zijn lichaam, op zijn verwrongen gelaat nog in den dood een trek van nameloozen angst of verdriet. De detective ontdekte niets wat hem belang kon inboezemen. Hij liep naar de trapleuning en bestudeerde die door zijn vergrootglas of hij geen vingerafdrukken kon vinden, maar het resultaat van zijn moeite was nihil. „Geen misdadiger of hij draagt handschoe nen tegenwoordig," mompelde hij. De grijze dokter werd ongeduldig. „Ik geloof dat mijn taak hier afgeloopen is," verontschuldigde hij zich. Middernacht knikte. „Laten wij u niet ophouden dokter." De arts nam afscheid. „Wel?" vroeg de bankier ongeduldig. „Laat u ons uw werkkamer wat nader be kijken, meneer Heeringa." De drie heeren daalden de trap af. In de kamer waarin de geforceerde brand kast nog open stond, liep Middernacht naar het schrijfbureau, maar inspecteur Emonts gaf hem den goeden raad, zijn tijd niet te ver knoeien met ook daar vingerafdrukken te zoeken „Wij hebben dat al gedaan, maar vonden slechts afdrukken van de hand van meneer Heeringa zelf. en van het slachtoffer." De detective keek bij die woorden snel naar den bankier, en het kwam hem voor dat deze zenuwachtig den mond vertrok. „Waar ligt die kris gewoonlijk, meneer Hee ringa?" „Hier," zei de bankier, en wees de plek aan op het schrijfbureau: en die plek was onder het vloeiblok. „De moordenaar moet het wapen haastig gegrepen hebben en er een paar boeken bij hebben afgegooid. Ze liggen daar nog op het tapijt." Middernacht streek met zijn hand door zijn haar en ging in den bureaustoel zitten. Hij dacht na. Dc gestalte van Dolle Bult, den in breker. doemde op voor zijn geestesoog. Als die de dader is. is het geval zeer eenvou dig, peinsde hij. maar als hij het niet is, staan we voor een vreemd raadsel. Wie kan er be lang bij hebben een oud man op die manier te vermoorden? Een inbreker op heeterdaad betrapt, had kunnen volstaan met hem door een vuistslag buiten gevecht te stellen. Bo vendien zou de inbreker niet eerst die kris zijn gaan zoeken: ónder het vloeiblok. Hij zou toeslaan met wat hij in de hand hield, een breekijzer, een looper, of anders met zijn vuist. En hij zou onmiddellijk hebben toegeslagen, in de kamer zelf. Welke inbreker zou zulk een ouden man niet hebben ingehaald lang vóór deze de trap naar boven was opgevlucht, en daarbij om hulp had kunnen roepen? Deze veronderstelling werd door de politie en dóór den bankier als de juiste toedracht aangeno men. maar den detective bevredigde zij aller minst. Er was ook nog de mogelijkheid dat de moordenaar in het benedenvertrek zijn daad had volbracht en het lijk vervolgens naar boven had gedragen, maar in de eerste plaats was voor zulk een handelwijze geen enkel motief op te geven, en in de tweede plaats was noch in de werkkamer, noch op de trap ook maar een enkele bloeddruppel te vinden, terwijl boven het lijk lag, in een plas van bloed De bankier liep met groote stappen het vertrek op en neer. de inspecteur keek den detective vragend aan. Tenslotte zei hij: „Als we den dief hebben, hebben we ook den moordenaar, Middernacht." „Misschien," antwoordde deze, „en mis schien niet." „De dief boezemt me minder belang in, maai de moordenaar van mijn trouwen huisknecht moet u vinden, heeren!" riep de bankier uit. „Weet u zeker dat er niemand anders van uw personeel in huis was?" vroeg de detective. Absoluut zeker. Al ons personeel is in Baarn. Ik heb nu spijt als haren op mijn hoofd dat ik Hein ook niet heb meegenomen. Maar hij bleef zelf liever in het huis. waar hij bijna zijn heele leven gesleten heeft. Bovendien was hij een vertrouwd man, en het collier dat in de brandkast lag, achtte ik er veilig zoolang de oude Hendrik in de buurt bleef. Een dwaze opvatting natuurlijk, dat geef ik onmiddellijk toe, maar de brandkast is een zeer goed merk." (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14