Li
rOTTGERING
GUPA
I
Het Provinciaal Ziekenhuis „Duin en Bosch'
MIDDERNACHT
MAANDAG 14 MEI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
10
Bestaat 25 jaar.
Aan niet-ingewijden is het misschien niet
algemeen bekend, dat de Provincie Noord-
Holland de eenige Provincie is, die eigen
krankzinnigengestichten bezit, bekend onder
den naam van Provinciale Ziekenhuizen.
Het oudste, het Provinciaal Ziekenhuis na
bij Santpoort, bestaat reeds sinds 1849 en ge
niet een algemeene bekendheid.
Minder is dit het geval met het tweede
Provinciale Gesticht: „Duin en Bosch" te
Bakkum. Het zal 25 Mei a.s. vijf en twintig
jaar geleden zijn. dat dit gesticht in gebruik
werd genomen. Dit geeft ons aanleiding daar
over een en ander mede te deelen. Wij be
ginnen met een overzicht van de geschiede
nis van deze inrichting.
In hun vergadering van 23 November 1899
droegen Provinciale Staten aan Gedeputeer
de Staten op, een onderzoek te doen instelie -
ten opzichte van de vraag, wat moest gedaan
worden om in het gebrek aan plaats voor
krankzinnigen uit de Provincie Noord-Hol
land te voorzien.
Het Administratiegebouw.
Naar aanleiding hiervan werd door Ged.
Staten een commissie van deskundigen be
noemd. bestaande uit de heeren Prof. Dr. C.
Winkler, Dr. W. P. Ruysch en H. L. Janssen
van Raay. Deze commissie bracht twee uit
voerige rapporten uit. In het tweede rapport
ontwierp de meerderheid van de commissie
een plan om bij het bestaande gesticht te
Santpoort een gebouw voor ongeveer 600 pa-
tienten te bouwen en het zoo ontstane groote
gesticht in drie gedeelten te verdeelen, elk
onder een eigen geneesheer-directeur.
De minderheid der commissie was van een
andere meening en achtte den bouw van een
afzonderlijk nieuw gesticht elders in de Pro
vincie veel wenschelijker. Ook de commissie
van toezicht op het gesticht te Santpoort en
de geneesheer-directeur van die inrichting
bestreden het plan van de meerderheid der
commissie, -f
In devergadering van Provinciale Stater
van November 1901 werd door Gedeputeerde
Stater, voorgesteld het plan van de meerder
heid der commissie te aanvaarden, terwijl
daarentegen de meerderheid van een com
missie uit de Prov. Staten adviseerde dit plan
niet aan te nemen.
Op 12 November 1901 besloten de Prov.
Staten, na langdurige discussie. Gedeputeer
de Staten uit te noodigen een plan te ontwer
pen voor den bouw van een krankzinnigen
gesticht, elders dan op de terreinen van het
gesticht te Santpoort en hen te machtiger,
de terreinen voor bedoelden bouw aan te
koopen onder voorbehoud van de goedkeuring
van Provinciale Staten.
Hiermede was dus het besluit tot stichting
van eer. tweede provinciaal krankzinnigenge
sticht genomen.
Het mocht Gedeputeerde Staten gelukken
onder de gemeente Castricum een geschikt
terrein te vinden. Dit terrein groot ongeveer
82 H.A. behoorde aan de Vorstin zu Wied, ge
boren Prinses der Nederlanden.
Op uitnoodiging van Gedeputeerden Staten
werd toen door Dr. J. W. Jacobi en de archi
tect F. W. M. Poggenbeek, in overleg met Prof.
Dr. C. Winkler, een voorloopig plan van een
te bouwen gesticht ontworpen.
Op 25 November 1902 besloten Provinciale
Staten het bedoelde terrein aan te koopen en
werd aan het nieuw te bouwen gesticht den
naam „Duin en Bosch" gegeven. De nader uit
gewerkte plannen werden tenslotte door Pro
vinciale Staten goedgekeurd en bij konink
lijk besluit van 22 Maart 1904 werd aan de
Provincie Noord-Holland vergunning verleend
het gesticht Duin en Bosch volgens het sys-
teem der ingediende plannen te bouwen.
In tegenstelling met het Provinciaal ge
sticht te Santpoort, dat volgens het z.g.n.
bloksysteem is ingericht, werd bij de bouw
plannen voor „Duin en Bosch" het systeem
van groote paviljoens gehuldigd.
De bouw had plaats onder oppertoezicht
van den Provincialen Waterstaat. Op 25. 26
en 27 Mei 1909 werden de eerste patiënten,
opgenomen, het waren de zieken die werden
verpleegd in het tijdelijk tot krankzinnigen
gesticht ingerichtte oude Diaconiehuis van
de Ned. Hervormde Gemeente aan den Zwa
nenburgwal te Amsterdam.
Daarmede was dit gesticht dus in gebruik
genomen.
„Duin en Bosch" is gelegen te Bakkum (ge
meente Castricum) aan de oostelijke grens
der duinen. Zooals reeds opgemerkt werd,
heeft het gestichtsterrein een oppervlakte
van ongeveer 82 H.A. In het Zuidelijk en Zuid-
Westelijk deel vindt men duinen, naar het
Noorden en Noordoosten is het terrein lager
en vlakker, ten deele met bosch begroeid.
Ongeveer van het station Castricum leidt
aan de overzijde der spoorlijn een ruim één
Kilometer lange eigen straatweg naar het ge
sticht. Bijna evenwijdig hieraan wordt de
verbinding verder onderhouden door een
electrisch trammetje, dat in ongeveer 6 mi
nuten tot aan de achterzijde van het ad
ministratiegebouw voert.
Ter weerszijde van het administratiegebouw
liggen de paviljoens 1, 11 en 111 voor de pa-
tien ten; drie voor mannen aan de oostzijde
op een meer beboscht terrein en drie voor
vrouwen aan de westzijde, die hooger op het
duin zijn gebouwd. De paviljoens 1 herbergen
de rustige patiënten, de paviljoens 111 de
onrustige patiënten, terwijl de paviljoens 11
voor de helft bestemd zijn voor opneming en
observatie en voor de andere helft voor huis
vesting van de zgn. „half onrustige patiën
ten".
Tegenover het administratiegebouw, op
eenigen afstand tusschen het groen, ligt het
kerkje, dat zoowel voor R.-K. als Protestant-
schen eeredienst kan worden ingericht. Ach
ter het administratiegebouw bevinden zich de
centrale gebouwen voor verwarming, verlich
ting, watervoorziening en de machinale was-
scherij, benevens de keuken met bijgebouwen.
Op het terrein zijn verder nog gelegen een
anatomiegebouw met laboratorium en een
barak voor besmettelijke ziekten.
Door de Heide-maatschappij werd een be-
vloeiingsveld. groot 2.5 H.A. ontworpen en
onder haar toezicht uitgevoerd.
In den loop der jaren werd het aantal wo
ningen op het gestichtsterrein bestemd voor
beambten uitgebreid tot 63 en werden verder
5 dubbele huisjes voor te zamen 50 zusters
gebouwd.
Ook werd een zusterhuis (voor inwonende
verpleegsters) en een zusterziekenhuis (voor
20 zieken) in gebruik genomen en werd een
douchebadhuis geopend, bestemd voor uitwo
nend personeel en gezinsleden en sinds eeniee
iaren ook voor mannelijke verpleegden, die
daarvoor in aanmerking komen.
Ook in Duin en Bosch werd in 1926 een be
gin gemaakt met de toepassing van de z.g.n.
„meer actieve Therapie", die op grond der
uitkomsten, verkregen door Dr. Simon, ge
neesheer-directeur van het gesticht te Gü-
terslon en door Dr. Thumm, geneesheer-di
recteur van het Badensche gesticht bij Kon-
stanz.
Daarover een en ander in een volgend ar
tikel.
H. P. DEINUM.
Secretaris van het Bestuur der
Prov. Ziekenhuizen
m Stoomen
Verven
Stoppage
Dehens stoomen
GROG
GROOTE HOUTSTRAAT S«„ Tel. 10771, 1156
(Adv. Ingez. MedJ
Leerlingenuitvoering Mevr. Dorries-
Brune.
Onder vrij groote belangstelling gaven de
leerlingen van mevr. Hildegard Doerries
Brune Zaterdagmiddag een uitvoering in het
H.K.B.-gebouw.
Gymnastiek en dans zijn dikwijls één. Ver
schillende turnvereenigingen weten dit op
juiste wijze te demonstreeren. Ook de uitvoe
ring van Zaterdag gaf van dit laatste blijk,
al werd hier uiteraard 't zwaartepunt meer
gelegd op den dans, ondanks dat deze niet
volkomen kon zijn door de jeugd van de deel
neemsters.
Blijkbaar was de tijd van voorbereiding
voor het eerste gedeelte van het programma
niet lang geweest. Hier bleek dan ook meer
sprake van een openbare les, 't geen althans
dit voordeel had, dat het ongedwongene onge
kunstelde steeds tot uiting kwamen. Door dit
gemis aan dril was er meer contact tusschen
uitvoerenden en leidster, waardoor de opvoed
kundige gaven van de laatste duidelijk aan
den dag kwamen. Zoo kon 't ook zijn, dat de
dansliedjes ondanks eenvormigheid in bewe
ging en opstelling voortdurend bekoorden,
Na voorbereidende passen inzake danstech-
niek die tevens aanleiding gaven tot zelf
standig treffen van de beweging aan de hand
van de begeleidende muziek, volgde een étude.
Werk
voor Gupaf
Gupa wordt zoo hard als
steen. Gupa kunt Uspijke
ren, vijlen, zagen, boren...
Gupa komt overal te pas
en is voor alles te ge
bruiken. 26 cents kost 'n
tube en honderd
maal komt het te pas!
(Ceta-Bever)
(Adv. Ingez. Med.)
Bij deze en bij de dansen na de pauze trof
een zuivere eenheid tusschen muziek en be
weging. De leerlingen toonden het noodige
begrip van den dans; alleen maar dit is
nu eenmaal jeugdige deelneemsters moeilijk
bij te brengen ontbrak nog te zeer 't rhyth-
misch vloeiende van de beweging, zoodat 't
geen wonder was, dat 't scherzo, 't welk meer
hoekigheid vereischte dan de andere dansen
(en hier ook verkreeg), 't best kon voldoen.
Aan het slot werd „De rattenvanger van
Hameln" vertoond, een dansspel in 5 tafe^
reelen. Décors werd hiervoor niet gebruikt en
een bijzondere entourage ontbrak ook overi
gens. maar de opvoering was in zoodanige
stijl, dat de fantasie van den toeschouwer
als vanzelve aanvulde, wat aan het realisme
ontbrak. Met eenvoudige middelen werd
aldus een aantrekkelijke vertolking van het
sprookje bereikt.
De begeleiding was in handen van mej.
Lotte Schmid. Mevr. DoerriesBrune en ver
schillende van haar medewerksters werden
meermalen met bloemen gehuldigd.
EEN NATUURWONDER.
Dezer dagen werd aan het Slachthuis alhier
een koe geslacht met aan één nier niervet van
58 K.G. Het vet aan de andere nier was van
normale hoeveelheid. Het normale gewicht is
20 of 25 pond
JUBILEUM OUDERAVOND SCHOOL 14.
Woensdagavond 16 Mei houdt bovengenoem
de school een ouderavond ter herdenking van
het 12 1/2-jarig bestaan der Oudercommissie
en tevens het 12 1/2-jai'ig jubileum van haar
Voorzitter den heer v. d. Zee.
NED. VEREENTGING VAN DANS-
LEERAREN.
In de te 's Gravenhage gehouden jaarver
gadering van de Ned. Vereen, van dans-
ieeraren is het bestuur als volgt samenge
steld: H. Kwekkeboom. Haarlem voorzitter;
M. A. Meuniers. Rotterdam, secretaris; H.
Blumer, Rotterdam, penningmeester; Th.
Micgielse, Haarlem, 2e secretaris: J. Bron-
meyer. Den Haag. alg. functionaris; J. Don
ders Dordrecht, redacteur. In de centrale
commissie werd o.m. benoemd de heer Th.
Miegielse.
SUCCES VAN DE R.K. GEM. ZANGVER.
„ARTI ET RELIGIONI".
Op het zangconcours te Nieuwvennep ge
houden op Hemelvaartsdag heeft de R.K.
Gem. Zangvereeniging „Arti et Religioni" uit
Haarlem, dirigent de heer W. Kessels, een
3en prijs behaald in de 3e afdeeling met 241
punten.
AGENDA
MAANDAG 14 MEI
Gem. Concertzaal: Demonstratie van Volks
dansen. 8 uur.
Mij. tot Expl. van Natuurlijke Bronnen. N.V.
Alg. vergad. van aandeelh. Gebouw Twentsche
Bank. 4 uur.
Palace: Watt en Half Watt in „Kunst-
schutters". Op het tooneel „Allister (mimiek)
7 en 9.15 uur.
Rembrandt Theater: „Keine Angst vor
Liebe Tooneel Don Del Monté's Symphonie
in Balance. 7 en 9.15 uur.
Luxor Theater: Een nacht vol verschrik
kingen en Eerste Liefde. 8.15 uur.
Teylers Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan
dags. Toegang vrij.
DINSDAG 5 MEI
Groote Kerk: Orgelbespeling. 8.159.15 uur.
Plein 8: Aandeelh. verg. N.V. De Kennemer
Bankver. 7.30 uur.
Bioscoopvoorstellingen.
Het Vrouwenpaviljoen.
CENTRALE OUDERRAAD.
Secretaris van den Centralen Ouderraad is
thans de heer Jaap Polak. Haarlem-Noord.
LETTEREN EN KUNST
MUZIEK.
Muziekavond te Heemstede.
1 hfi uw van den Ned. Prot. Bond aan
de Postlaan te Heemstede gaf Zaterdagavond
v i onder leiding van mej. Cor Igesz staande
koor van de afd. Heemstede-Benr.ebrcek van
genoemden bond een muziekavond, waarbij
verschillende solisten welwillend medewerk
ten.
We hoorden in de eerste plaats een viool
voordracht door mevr. Suze Roelofsen-Tak:
een oude Sonate van Valentini, door diens
modernen landgenoot Respighi voorzien van
een even onmoderne als oninteressante bege
leiding, die hecle tijden lang allergedweest
met de vioolstem op en neer wandelde zon
der in een door de theorie toch zoo aanbe
volen tegenbeweginkje te geraken. De krach
tige, vooral op de G-snaar sonore viooltoon
en de zuivere intonatie voldeden zeer; de
pianist speelde correct, maar kreeg pas bij
het volgende nummer dankbaar werk.
Dat was bij het koortje „lm Frühling" van
Bargiel, weinig persoonlijke maar frisch klin
kende muziek waarin de pianopartij is als
veelvoudige snoeren parels om 'n welgevorm-
den hals. Beschaafd en zuiver klonk de zang
van het vrouwenkoor, parelend het klavier-
spel. „Vrouw Fortuna en het Kind" van Hen-
drika van Tussenbroek begint vrij gewoon
tjes, doch werkt zich aardig op en als men
den indruk begint te krijgen, dat 't goed gaat
worden is het uit.
Toen kwamen weer viool-solo'sdoor Hubay
en Kreisler bewerkte oude muziek, waarin
mevr. Roelofsen-Tak haar goede violistische
kwaliteiten opnieuw demonstreerde. Al bleef
het een beetie aan den gewichtigen kant heb
ben we toch haar spel met groot genoegen
gehoord.
Na de pauze werd een grooter koorwerk,
een Cantate voor soli, driestemmig koor en
klavierbegeleiding, ten gehoore gebracht. Pro
gramma en tekstboek vermeldden als com
ponist en tekstdichter Herman Müller. Wie
dat is, weet ik niet. Mijn muzieklexicon
noemt een stuk of twintig Müllers, maar
daaronder is geen Herman, 't Doet er ook
niet toe: die Cantate had net zoo goed door
een of anderen Meyer of Schultze of Schmidt
geschreven kunnen zijn. Nog zelden van mijn
leven heb ik zoo'n melig, gelijkgeschakeld
product gehoord. Alles: recitatieven, koren,
arioso's, duetten, of wat dan ook daasde op
dezelfde irriteerende parallelschakeling door,
veelal in een soort van marschbeweging en
meerdere nummers achtereen in dezelfde
toonsoort, die dan soms na een zeer leelijke
modulatie door een andere vervangen werd.
Eén goed stuk muziek kwam er inhet koraal
no. 24, doch dat was geen compositie van
Herm Müller, maar van een zekeren Joh. Seb.
Bach, die zijn vak wél zoo goed verstond. Het
was het koraal „Wenn ich einmal soil schei
den". door Herrn Müller van een anderen
tekst voorzien en zonder blikken of blozen of
nadere aanduiding als éigen werk gepresen
teerd! 't Is grappig, aan de binnenzijde van
den omslag van het tekstboek te lezen, dat
„het afschrijven volgens de wet van 19 Juni
1901 verboden" is. Bach kan geen vervolging
meer instellen!
Ook Haydn is door meneer Müller gebruikt,
maar niet zoo letterlijk gecopieerd. Het loont
niet de moeite om de vele slechte hoedanig
heden dezer Cantate op te sommen. Laten
we ons dus tot de uitvoering bepalen. Mevr.
Jonkheid-Peereboom zong met goede, krach
tige stem de sopraansoli. mej. R. Tuyl Schui
temaker was een gevoelige alt, wie men soms
nog wat meer adembeheersching zou toewen-
schen. De bariton Jac. Lagas voldeed in het
lage register beter dan in de geforceerd klin
kende hoogte; hij zingt soms wat ruw en
soreekt niet steeds correct uit (traute en
raubt voor traute en raubt enz.); Piet
Zwaanswijk had een ontelbare hoeveelheid
achtsten en syncopen te spelen, maar mocht
ter afwisseling nu en dan de piano door het
harmonium vervangen. En het koortje zong
onder Cor Igesz' pittige leiding zeer verdien
stelijk. Hadden ze nu maar wat beters ge
kozen!
In verband met het feit dat de uitvoeren
den boven stonden was de zaal anders inge
richt dan gewoonlijk.
De predikant der afd.. die ook een wel
komstwoord had gesproken, dankte na afloop
van den avond allen die welwillend hun me
dewerking voor het welslagen verleend had
den en wekte op gemoedelijke wijze de aan
wezigen op tot bijwoning der religieuze bij
eenkomsten, waarbij het koor ook assisteert.
K. DE JONG.
FEUILLETON
Detective Roman uit Donker Amsterdam
door
7)
PIET KLOPPERS.
„Dus tóch!" riep Middernacht.
„Wat tóch? Ja, alles weg, het collier, en wat
contant geld, in bankpapier."
Terwijl de bankier zweeg, had de detective
moeite zijn gedachten te verzamelen. De in
braak was voor hem geen verrassing, maar
wat een ezel was hij geweest de jonge Heenn-
ga niet naar boven te hebben gevolgd. Het
forceeren van de brandkast had vermoedelijk
na hun vertrek plaats gevonden, de inbreker
bevond zich dus ergens in huis terwijl hu
Middernacht beneden in de gang vliegen
stond te vangen. Een mooie geschiedenis!
De detective besloot echter den heer Hee-
ringa althans voorloopig niets te zeggen van
de nachtelijke ontmoeting met zijn beide kin
deren, en hij was er zeker van dat deze m ieder
geval zouden zwijgen tot zij hem, Norman Ray,
gesproken hadden.
Ik riep om Hendrik," ging de bankier voort,
en rende het heele huis door om hem te vin
den. En toen ik hem vondo! het was een
vreeselijke aanblik."
„Vertel mij precies wat u zag, zei Midder-
^Ikvond het lijk van onzen braven, trouwen
knecht. Hij lag op de gang op de tweede ver
dieping, laaghartig vermoord. In een plas
bloed vond ik hem. de arme kerel was doodge
bloed, als een rund.
En een paar druppels van zijn bloed kwa
men aan uw manchet," viel de detective hem
in de rede. en wees met uitgestrekten wijs
vinger, en den bankier strak aankijkend, naar
diens rechtermouw.
De bezoeker werd doodsbleek, maar hij be-
lieerschte zich, en zei;
„Dat kan wel. Ik boog mij over hem en
maakte zijn linnen jasje los. Zijn hart klopte
niet meer, er stak een mes in, een soort kris,
die een vriend van mij, Ebers, van de Es-
compto Sociëteit, verleden jaar voor mij heeft
meegebracht van zijn reis naar Indië.
Ik gebruikte de kris als vouwbeen en zij lag
altijd op mijn schrijftafel in mijn werkkamer.
Te denken dat Hein met dit wapen moest wor
den vermoord! Het is ontzettend! Die laffe
moord op een ouden man mag niet onge
straft blijven, meneer Ray!"
„Neen." zei de detective langzaam, „en zij
zal niet ongestraft blijven, meneer Heeringa".
Weer kwam het Middernacht voor alsof zijn
bezoeker verbleekte, maar deze riep hartstoch
telijk uit:
„Ik zal niet rusten voor de misdaad is op
gehelderd! Kan ik op u rekenen, meneer Ray?"
„Ja." antwoordde de detective. ,.u kunt op
mij rekenen, maar wat hebt u met de politie
afgesproken?"
„Ik heb niet gezegd dat ik uw hulp zou in
roepen. Zij zoudenh'mmisschien be
zwaren hebben gemaakt."
„Misschienen misschien niet. Ik bewijs
de heeren wel eens een kleinen dienst, ziet u."
„Zeker, zeker, maar ik wilde hen voor een
fait accompli stellen. Ik heb hun mijn sleutels
gegeven en gezegd dat ik binnen drie kwartier
op de Keizersgracht zou zijn. Zij zullen zeker
niets verleggen of aanraken voor wij er ook
zijn. De toedracht van de zaak komt mij nogal
eenvoudig voor. De inbreker werd vermoedelijk
door den knecht op heeterdaad betrapt, zag
de kris liggen, en vermoordde er den armen
kerel mee".
„Maar de kris lag in uw werkkamer, waar
ook de brandkast staat", merkte de detective
op, „en het lijk werd door u gevonden op de
gang van de tweede verdieping."
„Hein zal voor zijn belager de trap zijn op-
gevlucht, boven werd hij ingehaald.... en
vond den dood."
„Dat klinkth'mmin of meer aan
nemelijk, meneer Heeringa, maar laat ons
voortmaken, en eens zien wat de politie in uw
huis ontdekt heeft."
VIERDE HOOFDSTUK.
Onder het vloeiblad.
Toen de bankier en de detective het huis op
de Keizersgracht naderden, zagen zij een
groepje nieuwsgierigen voor de deur staan en
een politieagent, die statig heen en weer liep.
zich tenvolle bewust van zijn gewichtige
functie.
De man kende den bankier niet, maar hij
kende Middernacht des te beter, tikte aan
zijn pet en liet de heeren passeer en.
In de kamer waar de geforceerde brandkast
stond, vonden zij een dokter, dien de detective
nooit eerder had gezien, en inspecteur Emonts
van de politie, een der schranderste mannen
van het korps.
De inspecteur wees naar de brandkast.
„Die was gemakkelijk genoeg te forceeren,"
zei hij.
Geen vreemde vingerafdrukken?" vroeg
Middernacht.
„Geen enkele!"
„En het slachtoffer?"
„Ligt nog boven, zooals we hem gevonden
hebben. Een kris werd hem recht door het
hart gestoken, de man moet onmiddellijk dood
zijn geweest. Uit niets blijkt, dat er een wor
steling heeft plaats gehad; één stoot met het
scherpe wapen was voldoende."
De detective knikte.
„Laat ons eens kijken of er nog iets valt te
ontdekken, inspecteur."
Deze haalde de schouders op en ging de
heeren voor. De arts voegde zich bij hen. hij
was een zwijgende natuur, en te zeer gewend
aan den dood om bijzonder ontdaan te zijn
over het gebeurde.
Boven, op de gang die slechts matig verlicht
werd door een klein venster in den trapmuur,
lag het lijk van den ouden knecht. De detective
boog zich over hem heen en bekeek de jas
door een vergrootglas. Hendrik Bosman lag
uitgestrekt op zijn rug, zooals hij gevallen
was, zijn armen langs zijn lichaam, op zijn
verwrongen gelaat nog in den dood een trek
van nameloozen angst of verdriet.
De detective ontdekte niets wat hem belang
kon inboezemen. Hij liep naar de trapleuning
en bestudeerde die door zijn vergrootglas of
hij geen vingerafdrukken kon vinden, maar
het resultaat van zijn moeite was nihil.
„Geen misdadiger of hij draagt handschoe
nen tegenwoordig," mompelde hij.
De grijze dokter werd ongeduldig.
„Ik geloof dat mijn taak hier afgeloopen is,"
verontschuldigde hij zich.
Middernacht knikte.
„Laten wij u niet ophouden dokter." De arts
nam afscheid.
„Wel?" vroeg de bankier ongeduldig.
„Laat u ons uw werkkamer wat nader be
kijken, meneer Heeringa."
De drie heeren daalden de trap af.
In de kamer waarin de geforceerde brand
kast nog open stond, liep Middernacht naar
het schrijfbureau, maar inspecteur Emonts
gaf hem den goeden raad, zijn tijd niet te ver
knoeien met ook daar vingerafdrukken te
zoeken
„Wij hebben dat al gedaan, maar vonden
slechts afdrukken van de hand van meneer
Heeringa zelf. en van het slachtoffer."
De detective keek bij die woorden snel naar
den bankier, en het kwam hem voor dat deze
zenuwachtig den mond vertrok.
„Waar ligt die kris gewoonlijk, meneer Hee
ringa?"
„Hier," zei de bankier, en wees de plek aan
op het schrijfbureau: en die plek was onder
het vloeiblok.
„De moordenaar moet het wapen haastig
gegrepen hebben en er een paar boeken bij
hebben afgegooid. Ze liggen daar nog op het
tapijt."
Middernacht streek met zijn hand door zijn
haar en ging in den bureaustoel zitten. Hij
dacht na. Dc gestalte van Dolle Bult, den in
breker. doemde op voor zijn geestesoog.
Als die de dader is. is het geval zeer eenvou
dig, peinsde hij. maar als hij het niet is, staan
we voor een vreemd raadsel. Wie kan er be
lang bij hebben een oud man op die manier
te vermoorden? Een inbreker op heeterdaad
betrapt, had kunnen volstaan met hem door
een vuistslag buiten gevecht te stellen. Bo
vendien zou de inbreker niet eerst die kris
zijn gaan zoeken: ónder het vloeiblok. Hij zou
toeslaan met wat hij in de hand hield, een
breekijzer, een looper, of anders met zijn vuist.
En hij zou onmiddellijk hebben toegeslagen,
in de kamer zelf. Welke inbreker zou zulk een
ouden man niet hebben ingehaald lang vóór
deze de trap naar boven was opgevlucht, en
daarbij om hulp had kunnen roepen? Deze
veronderstelling werd door de politie en dóór
den bankier als de juiste toedracht aangeno
men. maar den detective bevredigde zij aller
minst. Er was ook nog de mogelijkheid dat de
moordenaar in het benedenvertrek zijn daad
had volbracht en het lijk vervolgens naar
boven had gedragen, maar in de eerste plaats
was voor zulk een handelwijze geen enkel
motief op te geven, en in de tweede plaats
was noch in de werkkamer, noch op de trap
ook maar een enkele bloeddruppel te vinden,
terwijl boven het lijk lag, in een plas van
bloed
De bankier liep met groote stappen het
vertrek op en neer. de inspecteur keek den
detective vragend aan. Tenslotte zei hij:
„Als we den dief hebben, hebben we ook den
moordenaar, Middernacht."
„Misschien," antwoordde deze, „en mis
schien niet."
„De dief boezemt me minder belang in, maai
de moordenaar van mijn trouwen huisknecht
moet u vinden, heeren!" riep de bankier uit.
„Weet u zeker dat er niemand anders van uw
personeel in huis was?" vroeg de detective.
Absoluut zeker. Al ons personeel is in
Baarn. Ik heb nu spijt als haren op mijn hoofd
dat ik Hein ook niet heb meegenomen. Maar
hij bleef zelf liever in het huis. waar hij bijna
zijn heele leven gesleten heeft. Bovendien was
hij een vertrouwd man, en het collier dat in
de brandkast lag, achtte ik er veilig zoolang
de oude Hendrik in de buurt bleef. Een dwaze
opvatting natuurlijk, dat geef ik onmiddellijk
toe, maar de brandkast is een zeer goed merk."
(Wordt vervolgd).