SPAANSCHE FILMKUNST. Nieuwe Uitgaven Radiomuziek der week HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct. HET AFCELOOPEN TOONEELSEIZOEN. ZATERDAG 19 MEI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 15 LETTEREN EN KUNST Twee premières in Madrid. Kostelijke Spaansche romantiek. sJZ? het S'Sem««> zal niemand er aan bnd te als een v0°n»tstrevend en' en ev«nmin zou de 6r °P gest€ld ziJn als hij en zijn landgenooten een vooruitstrevend volk ge- werden: een Spanjaard is nu eenmaal nog conservatiever dan een Franschman en Sfï. ooï Spanjaarden, dat tegenwoordig ook aanstoot neemt aan het verstokte conservatisme, de gemakzucht en het r-e- |lr^_aa.n activiteit van zijn landgenooten, betfrekkelijk gering, en uit zich bovendien in het algemeen meer in woorden dan in daden. Op sommige punten is Spanje jaren en jaren ten achter bij de meeste ove rige landen in Europa, en noch de republiek, nocji de steeds grooter wordende ontevreden heid schijnen veel uitgewerkt te hebben of in de nabye toekomst veel uit te zullen wer ken. Daarom is het een merkwaardig feit, dat er in Spanje al isnd lange jaren een zeer uit gebreide nationale filmindustrie bestaat; meer dan een onderneming vervaardigen er geiegeld films, men is er volkomen op de hoogte van de techniek der geluidsfilm, en de Spaansche films schijnen het uitstekend te kunnen bolwerken tegen de concurrentie van de Duitsche en Amerikaansche films waarmee het land door Ufa, Paramount. Me tro Goldwyn Mayer en Fox overstroomd wordt. Maar nog een merkwaardiger feit is het misschien, dat van al de Spaansche film producten, die daar in den loop der jaren vervaardigd werden, nooit een enkele, voor zoover ik weet, den weg naar overig Europa vond, terwijl het toch geen twijfel lijdt of er moeten vele bij geweest zijn. die om verschil lende redenen merkwaardig genoeg waren om ook buiten de Spaansch sprekende landen vertoond te worden. Hebben de producenten van Spaansche films nooit getracht er ook in andere landen een afzetgebied voor te vin den? Hebben de Europeesche bioscoondirec- teuren er nooit aan gedurfd, of bestaat"er een andere reden waarom bijvoorbeeld Holland nog nooit in de gelegenheid is geweest kennis te maken met zelfs maar een enkele Spaan sche film? Want hoewel over het algemeen de Spaan sche films zuiver als film beschouwd onte genzeggelijk ten achter staan bij de gemid delde Duitsche en Amerikaansche productie, zou het bijzonder stichtend en boeiend kun nen zijn als we hier van tijd tot tijd eens een staaltje van Spaansche filmproductie te zien konden krijgen, zooal.s het op deze we reld nu eenmaal altijd stichtend en boeiend is om een zaak van zooveel kanten als maar eenigszins mogelijk is, te bezien. Wij Hollan ders. die nog maar net .Willem de Zwijger" en „De Jantjes" achter den rug hebben zou den vermoedelijk met dubbele belangstelling een product beschouwen van een-filmindus trie, die, al is zij dan wat ouder dan de onze, eveneens nog in de kindschoenen staat en blijkbaar nog al erg last heeft van al die ver schillend kinderziektes, die ook op filmgebied onvermijdelijk zijn en die men, net als de mazelen en de pokken, éénmaal gehad moe ten hebben om een redelijke kans te maken, dat men ze niet weer krijgt. Bovendien blij ven er aan iedere Spaansche film, hoe pri mitief ook, genoeg sterke kanten over om haar toch voor een buitenlandsch publiek charme te doen hebben: de sterke „locale kleur" en de bekoring van het wonderlijke Spaansche gevoel voor een ouderwetsch en kinderlijk soort van romantiek, dat men hier al lang te boven is, maar dat nog "steeds één van de fundamenten van het Spaansche le ven uitmaakt.. En dit mogen dan dingen zijn, die van filmisch standpunt van nul en geener waarde zijn n' en déplaise filmisten of filmici of hoe zij heeten mogen, kan een film zonder veel filmisch belang altijd nog van algemeen menschelijke waarde zijn. Nu heeft sinds eenigen tijd de Duitsche regisseur Hans Behrendt in Barcelona een Spaansche filmonderneming gevestigd, de „Iberica", en pas geleden kwam die onder neming in het Palacia de la Musica in Ma drid met haar eerste film „Dona Francis quita" uit. ,.La primera gran producion na- cional, editada por Iebirca films! Un verdado acontecimeinto! (of wel: een ware gebeurte nis!. Muziek van „el significo maestro Jean Gilbert!" Evenmin een Spanjaard dus; de acteurs en actrices waren echter alle Spaansch, namelijk Raquel Torres en Fer nando Cortes als jeune première en jeune premier, en Antonio Palacios als de onvermij delijke komiek. Tegelijkertijd werd tegenover het Palacio de la Musica de première aangekondigd vs- een andere Spaansche film: ,E1 agua en e1 Suelo", of wel'..Het water in den grond": „la primera superproducion espanola editada nor C E.A. en sus estudios de la Ciudad Deal (Ma drid). Direccion Eusebio F. Ardavin! Musica del maestro Alonso!" en in plaats van ware gebeurtenis" was het ditmaal een „oor spronkelijk gegeven". En aangezien verder in de eroote bioscopen Lilian Harvey. Mary Carlisle, en Mae West. elkaar naar den kroon streefden (in Madrid, zijn, wonderlijk ge noeg. alle belangrijke bioscopen op een klein piejn bij elkaar gebouwd, en daar bevinden zich ook de reusachtige gebouwen van Fox - - en Paramount! leek nadeel van een acteeren, zoo ouderwetsch theatraal, als men het tegenwoordig in de Hollandsche opera niet eens meer ziet, mis schien wel omdat een Hollander er toch eigenlijk den aanleg niet voor mee heeft maar een Spanjaard wel. de hemel vergeve het hem! en een mimiek, waarbij de mi miek in de draken van twintig, dertig jaar geleden maar kinderspel geweest moet zijn Maar Raquel Rodrigo had een lief snoetje, en Fernando Cortes echte Spaansche bakke baarden. en Antonio Palacio was een komiek die werkelijk soms heel komiek was, en in de toekomst waarschijnlijk nog heel wat komie- ker zal kunnen worden. Daarbij komt dan, dat de door een Fransch man geschreven Spaansche muziek bij .Dona Francisquita" buitengewoon goed was. en dat men alleen om een viertal alleraardigste lied jes de film met genoegen nog een keer en nog een keer zou willen zien of liever hoo- ren. Schatjes van liedjes en juweeltjes van melodietjes hoewel er over het algemeen in de film veel te veel en veel te lang gezon gen wordt leve de tooneel-operette! En in de derde plaats is het zoo helder als glas. dat de Duitsche regisseur met ziin Spaansche acteurs en hun operagebaren eigenlijk geen raad heeft geweten en ze ten langen leste maar heeft laten doen (tenzi; hij een concessie heeft gedaan aan het Spaansche publiek, dat mogelijk een film zonder opera- en drakeninslag niet neemt terwijl een filmregisseur tooh ook leven moet)toen heeft hij verder zijn onmisken baar Duitsch regisseurenoog maar laten rus ten op een stuk of wat van de kleinere scène tjes en daar werkelijk juweeltjes van ge maakt: het dansen van een kostelijke Spaan- schen fandango In een weliswaar wat Weensch aandoende thee aan het slot wil me nog steeds niet uit het hoofd! Een merk waardig man overigens, deze Duitsche regis seur, die in een film zoo'n scènetje maken kan en even eerder zijn jeune premier voor hij naar bed gaat een kwartiertje tegen de sterren laat zingen, met zijn eene hand op zijn hart en de andere op zijn nachttafeltje, precies zooals bij mama Opera thuis! Over scenario, beeldmontage en de rest zullen we maar niet te veel zeggen. Het sce nario had de charme van dat kostelijk ouder wetsch soort van romantiek, dat in Spanje blijkbaar nog zoo springlevend als een Maart- sche kikker is. terwijl het in de rest van de wereld zoo dood is als de symbolische pier maar dood zijn zou.... De eerste principe1 van beeldmontage zijn blijkbaar nog steed' de Pyreneeën niet over, de fotografie was uitstekend, en het geluid idem dito. alleen in Hollandsche oonen veel te hard, en in Spaan sche waarschijnlijk nog maar net hard ge noeg Een dusdanig product is dus de laatste en de beste Spaansche film. en een wonderlijk genoeg product is het! Niettemin wie vlak voor „Dona Francisquita" een ongelooflijk slechte Duitsche film als Maria Jeritza's laat ste product zag, die stemt om meer dan één reden meteen en onherroepelijk Spaansch! Daar voelt men ten minste nog mogelijkhe den en een toekomst een groote toekomst waarschijnlijk ook. Oneindige mogelijkheden bergt, het land, en oneindige mogelijkheden bergt het volk; een regisseur als Hans Behrendt heeft dat al ingezien al is de wijze waarop hij het verwerkt heeft over het al gemeen nog primitief Vermoedelijk heeft een wat goeds willend regisseur in Spanje te kampen met moeilijk heden, waarbij de moeilijkheden van een re gisseur in Frankrijk en Duitschland maar molshoopen zijn; in dit licht bezien is wat bereikt werd waarschijnlijk lang niet gering. Maar waarom hebben wij tot nu toe nog geen enkelen keer kennis kunnen maken met zelfs maar een enkel product van de Spaan sche filmindustrie? Er wordt ons hier bij tij den wel erger voor gezet; welk ondernemend bioscoopeigenaar zal het eerste schaap zijn, dat over de Pyreneeën klimt? Hoog zijn ze maar het is een curieus land, dat er ach ter ligt! WILLY VAN DER TAK. Metro Goldwyn Mayer het vrij boeiend om n; de twee Spaansche films bietena v<T«S!!.te4SaSi roSritW Friesland door de Eeuwen heen. Door G. W. den Boer in Middelburg wordt uitgegeven het werk: Friesland door de Eeuwen heen, geschreven door dr. H. G. W. v. der Wielen. De eerste aflevering, vóórzien van vele teekeningen en foto's, is reeds versche nen, bevattende het voorgeschiedkundig tijd vak en de aanvang der Friesche geschiede nis. EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC Terwijl op het Donderdagavond 17 Mei te Haarlem gehouden Vredescongres vooraan staande sprekers van de meest verschillende politieke en godsdienstige overtuiging in be zielde. in vlammende woorden het probleem van den internationalen vrede bespraken, tril de door den aether de hartstochtelijke bede der Missa solemnis: ..Da nobis pacem!" En daartusschen door klonk onheilspellend de verre stem van het vreeselijk oorlogsinstru ment, het kanon. Het was een aangrijpend moment op den voor avond van de groote vredesbetooging in Den Haag. Moge Beethoven's roep doorgedrongen zijn tot de harten van de velen die niet aan congres of betooging konden deelnemen. Want de radioroep kan millioenen bereiken en hoe ver zijn we nog van het „Seid umschlun- gen Millionen!" af, zoolang nog deze leuze in hoofdzaak voor de brandkasten der wapen fabrikanten geldt! Dit is geen voorbespreking: het is een nabe trachting. Een andere betreft de uitzending van Hindemith's symphonie „Mathis der Maler", die, jammer genoeg, gedeeltelijk met die der Missa solemnis samenviel. Toch heb ik er gedeelten van kunnen opvangen, doch de atmosferische storingen maakten een goede ontvangst onmogelijk. Echter troffen mij ge deelten, die in het geheel een werk van be- teekenis doen vermoeden, zoodat we willen hopen spoedig ook eens een Nederlandsche uitzending van dit werk te krijgen. Van de uitzendingen der komende week staan enkele in het teeken van het naderende Pinksterfeest. Zoo is is Bachcantate „Erschal- let ihr Lieder" (No. 172) die Zondag door Leipzig, Maandag door Huizen uitgezonden zal worden, een specifieke Pinkstercantate. Zij vangt aan met een koor, waarbij drie trom petten. bij Bach steeds de verklankers van feestelijke stemming, meewerken. Schweitzer vestigt de aandacht op de toonschildering bij de aria „O Seelenparadies, das Gottes Geist durchweht"; hij vergelijkt de vioolfiguren met het ruischen van een dennenbosch. In de in strumentale basfiguur bij het duet „Komm du saufter Himmelswind" wordt door hem het motief der gelukzaligheid genoemd. Men vindt ditzelfde in het Koraalvoorspel „Alle Men- schen müssen sterben": kenmerkend voor Bach's opvatting! De Bach-uitzending van Hilversum op Maandag bevat twee andere cantaten. De can tate „Ich will den Kreuzstab gerne tragen" behoort volgens Schweitzer's meening tot het heerlijkste dat Bach ons nagelaten heeft; ech ter stelt ze, zegt hij, aan het dramatische uit beeldingsvermogen van den baszanger onge hoorde eischen, wijl deze den overgang van gelaten doodsverwachting tot jubelend doods verlangen mede beleven en weergeven moet. De cantate „Also hat Gott die Welt geliebt" is voor den tweeden Pinksterdag geschreven. In dit werk komt de bekende aria „Mein glaubiges Herze" voor; deze is echter, evenals de aria „Du bist geboren mir Zugute" aan de vroegere gecomponeerde wereldlijke cantate „Was mir behagt ist nur die muntre Jagd" ontleend. We hebben dus hier weer een der bij Bach vaak voorkomende gevallen, die men in zijn tijd parodieën noemde. De koren daaren tegen zijn oorspronkelijk. In het eerste heerscht een pastoraal rhythme; in het an dere geeft de muziek een idee van het laatste Oordeel. De Beethovencyclus van het Concertgebouw is geëindigd, maar Beethoven komt, vertegen woordigd door zijn facsimile Fred. Lamond Zondag voor de microfoon van Hilversum en wel met het derde pianoconcert. Ik hoorde ver leden jaar van denzelfden pianist het vijfde: men zal nu kunnen waarnemen of hij in het min. concert een persoonlijke noot van bij zondere beteekenis weet te leggen. Een andere Beethoven-uitzending is die van Daventry's „Grondslagen". Zij zulien de eerste vier klaviersonates brengen. In het program ma staan de eerste drie abusievelijk vermeld als op. 20: dit moet natuurlijk op. 2 zijn. Dit op. 2 omvat drie werken, die met elkaar over eenstemmen wat de samenstelling uit vier hoofddeelen betreft. Hun karakter is daaren tegen zeer uiteenloopend. De eerste, die in f. kl. t. is duister en hartstochtelijk, behalve in het nog eenigszins aan Mozart herinnerende Adagio. De echte Beethoven komt het meest voor den dag in de finale, het eenige slotstuk van de trits, dat niet in den rondovorm ge schreven is. Want de indeeling in tweeën, er de voorgeschreven herhaling van het eerste deel komen wèl in den hoofdvorm der sonate, maar niet in het rondo voor; ook ontbreekt het in een rondo nooit afwezige terugkeeren van het hoofdthema (het „refrein") in de hoofd toonsoort. Dat de z.g. „doorwerking", waarmee het tweede deel aanvangt, een nieuw thema brengt in plaats van een verwerking van voor afgegaan materiaal in iets wat in de sonates van Mozart zeer veelvuldig voorkomt en stem pelt dus ook dit stuk nog niet tot een rondo. Overigens kan men deze finale als een voor proef van die der „Appassionata" beschouwen, waarmee ze zoowel in toonsoort als in de chromatische motief-bouw overeenstemt. De Sonate in A. gr. t. is vriendelijker en zon niger van inhoud, in het rondo zelfs gracieus. De derde Sonate heeft brillante episodes; het concertante karakter is verwant met dat dei- beroemde Waldsteinsonate (op. 53), die ook in C. gr. t. staat. In beide sonates, op. 2 no. 2 en no. 5 is het langzame hoofddeel muzikaal wel licht het belangrijkste, de kern van het geheel De finales zijn uitvoerige rondo's gebouwd vol gens het schema: a-b-a-c-a-b-a waarin dan a het hoofdthema, b het zangthema der hoofd vorm vervangt, terwijl c het z.g. alternatief is en in een met de hoofdtoonsoort verwante toonsoort optreedt. In op. 2 no. 2 is deze a. kl. t„ in no. 3. F gr. t. Ten aanzien der Menuetten of Scherzo's is op te merken, dat het Trio bij geen der sonates op. 2 in de onderdominant' (een kwint lager dan de hoofdtoonsoort staat; trouwens bij Beethoven komt dit laat ste zeer zelden voor, en als het voorkomt (zoo als in op. 10 no. 3 en in het kwartet op. 18 no. 2 voert hij een moduleerende episode naar de hoofdtoonsoort terug. De Sonate no. 4 (op. 7) is in haar geheel rijker van inhoud dan een van de eerste trits. Ook in deze is het Largo van buitengewone be teekenis. In het eerste Allegro is jeugdige, overschuimende levenslust en daarbij een ele ment van innigheid dat in het slotrondo zich nog sterker openbaart en ook het Scherzo be- heerscht. Het Trio van dit Scherzo staat in es kl. t. Het rondo heeft den gewonen bouw; het alternatief staat in de parallel mineur toonsoort (c. kl. t.) en contrasteert als ge woonlijk sterk met de voorafgegane en volgen de episodes. Met deze korte gegevens zij voor ditmaal volstaan. (Adv. Ingez. Med.) I. De Moeilijkheden, waarmee het tooneel in dezen crisistijd te kampen heeft. het beste cijfer zou krijgen. Het bleek, aa „Dona Francisquita". de Spaansche film ge maakt door een Duitschen regisseur, het glansrijk won: heeft in Holland zich trou wens hetzelfde geval niet voorgedaan met „Willem de Zwijger" en ..De Jantjes", de eene gemaakt onder Hollandsche regie, de andere onder die van Jaap Speyer. die weliswaar een Hollander. m*ar een in Duitschland opgeleid regisseur was? En het was met de noodige nïeuws*"'*- heid. dat wij ons opmaakten om „Dona Fran cisquita" te gaan zien, de film. die de Ma- drileensche bladen eenparig prezen als „De beste Spaansche film, ooit vervaardigd"; wat in 's hemelsnaam zou er voortgekomen zijn uit de samenwerking van een Duitsch regis seur. een Fransch componist en een stel Spaansche acteurs? Vooropgeste1'! zij. dat de Spaansche ac teurs er als filmacteurs van nul en geener waarde waren, maar dat ze zoo weegelooner waren van het gewone, of waa^rh'inliik»- nog van het opera tooneel: dat bracht na tuurlijk het voordeel van uitstekende zang stemmen met zich mee en het reusachtige Het is tenslotte nog meegevallen. Van de I vele tooneeldirecties, die in het begin van het seizoen met een gezelschap aan de start zijn verschenen, hebben allen, behalve Louis Saal- born de finish gehaald. Men vrage echter niet: hoe? Weinigen zullen beseffen, welk een strijd er gestreden moest worden en welke materieele moeilijkheden de meesten te over winnen hebben gehad. Toen ik in begin November een onzer beste acteurs vroeg, hoe het er mee ging. antwoord de hij me: „Ik heb tot nu toe na twee maanden spelen nog geen cent gage ont vangen en toch spelen wij door. En in wat voor omstandigheden! Wie zou vroeger ooit gedacht hebben, dat zoo iets mogelijk was. Wanneer wij 's avonds in Eindhoven, Arnhem of Zwolle gespeeld hebben, gaan wij denzelf den nacht nog in een autobus naar Amster dam terug. Het is werkelijk geen uitzondering, ais wij om 3 uur in den morgen of nog later thuis komen. En den volgenden morgen staan wij dan om 10 uur al weer in het repe titie-lokaal, repeteeren dan tot twee uur en trekken er 's middags op nieuw op uit naar Gouda. Hengelo of Meppel. Zoo gaat het eiken dag door. En wanneer je dan nog maar be hoorlijk betaald werd. maar wat moet je, als er niet voldoende geld ontvangen wordt? De eenige hoop, die je doet leven is. dat je van daag of morgen een Schlager op den kop tikt!" De Schlager is voor het gezelschap, waar aan deze acteur verbonden is. niet gekomen en toch hebben ze doorgespeeld tot het bitter einde toe, den eenen dag in Gorkum, den vol genden in Heerenveen of Harlingen, aldoor 1 reizend en trekkend engebrek lijdend. Want dezelfde acteur hoofd van een gezin met kinderen ontving o.a. in Januari als gage voor 2 weken de somma van 14. zegge en schrijve 14 heele guldens. En nog was hij opgewekt en goed gehumeurd. Met een varia tie op ae bekende spreuk van Heijermans mogen wij zeggen: „De kunst wordt duur be taald". Nu leven gelukkig niet al onze acteurs onder zulk een zwaren financieelen druk. Er zijn nog verscheidene directies meer zelfs dan wij in dezen tijd hadden mogen verwach ten die hun artisten geregeld hebben kun nen betalen, al waren de t-ractemennen gering al hing het zwaard van Damocles van niet betaling ook boven vele hoofden. Wij weten van een gezelschap, dat juist aan den grond dreigde te raken, toen onverwachts een Schlager onder bijzondere omstandigheden redding bracht. Bij een anderen troep en waarlijk niet de eerste de beste verkeerden de acteurs en actrices nog in de onzekerheid, of de maand Mei voldoende zou opbrengen om geheele of gedeeltelijke uitbetaling van deze laats' spoelmaand mogelijk te maken. En er zijn ook gezelschappen, waarvan nie mand in de tooneel wereld begrijpt, hoe zij ondanks hun hooge kosten en tegenslag op tegenslag nog steeds kunnen doorspelen. Zoo is de toestand dus veel minder rooskleurig dan men zou veronderstellen, ook al zijn er dan niet zooals in het vorige seizoen ge ruchtmakende faillissementen geweest. Het tooneel leeft tegenwoordig onder een hoogen druk als nooit 4e voren. Vele gezel schappen zooals Het Amsterdamsche Too neel gezelschap Het Masker. Het Groot Ne derlandsen Tooneel, Het Nieuw Schouwtoo- neel hadden geen vaste speelgelegenheid en moeten dus aldoor reizen en trekken, met alle nadeelen daaraan verbonden, zooals geen be hoorlijke repetitiegelegenheid en geen kans om een succes in de groote stad voldoende te kunnen benutten Daarbij komt, dat de zware concurrentie onderling zoowel als van de film dwingt tot een steeds kostbaarder monteering. In den goeden ouden tijd bracht men zelden of nooit eigen decors mede; men was tevreden met wat de schouwburgen in de provincie aan decors bezaten en „made the best of it". Kom daar tegenwoordig nog eens om! Men berekene eens welke groote sommen stukken als Phaea schuld en Boete. De Eerste de Beste. De Drie Stuivers Opera, Mannen in 't Wit, Vorstelijke Emigranten, Marius. Om 8 uur aan tafel Rassen, Tobias en de Engel, Nova Zembla DeOndergrondsche. Komedianten om slechts enkele en van verschillende ge zelschappen te noemen aan monteering transport van decors verslonden. De kosten der opvoeringen worden steeds hooger. terwijl de om:vangsten eerder een dalende dan een stijgende lijn aanwijzen De gemeenten eischen overal hun moordende 20 procent makelijkheidsbelasting en de huren van schouwburgen zijn niet gering. Hebben wij onlangs niet gelezen, dat bij een bruto-recette van 750 gulden in den Stadsschouwburg te Amsterdam het gezelschap slechts 225 gul den ontvangt? En hoe dikwijls is de recette niet aanmerke lijk minder. De directies moeten dus naar mid delen zoeken als aequivalent voor de hoogere kosten en zij hebben die gevonden in de dooi de tooneelspelers zoo zeer verwenschte auto bussen. De tooneelspelers betalen met hun persoon de hooge transportkosten van de decors. „Hoeveel is er niet in 'n paar jaar ver anderd!", zei mij mevrouw Tartaud, toen zij hier in „Hare Majesteit regeert", was opge treden. „Waar is de tijd gebleven, toen de artisten rustig konden logeeren in de steden, waar zij 's avonds hadden gespeeld?" Maai de directies denken er niet meer aan nog gelden te betalen voor sejours en logies. Zij kunnen het trouwens niet meer. Daarom, a!s het eenigszins mogelijk is, denzelfden nacht nog terug naar de stad, waar het gezelschap gevestigd is! „Zoo'n bestaan is moordend!" zei mevrouw Tartaud me en ik moest het haar toegeven. Wanneer men met dat alles rekening houdt en daarbij nog bedenkt, dat wij in een tijd van crisis leven, als de wereld nooit ge kend heeft, dan kan men niet anders dan groote bewondering hebben voor wat vele zeischappen in het afgeloopen seizoen nog hebben gepresteerd. Van welk een werk kracht, welk een optimisme, en welk een on bluschbare vitaliteit gaven onze tooneel- kunstenaars dit seizoen niet blijk! Zij heb ben niet versaagd en ondanks alles het beste gegeven, wat zij geven konden. Artistiek is het een zeer goed seizoen ge weest. Ik heb reeds meermalen in deze ru briek geschreven, dat het geen zin heeft telkens weer te verkondigen, dat het tooneel zoo zeer is achteruitgegaan. Malaise is er on getwijfeld bij het tooneel. maar alleen eco nomisch; artistiek zeer zeker niet. Hebben wij reden tot klagen wanneer opvoeringen moge lijk waren als van Schuld en Boete. Phaea Gysbreght van Aemstel, De Eerste de Beste en De Drie Stuivers-Opera, door Het Am sterdamsch Tooneelgezelschap, van De Gouden Kooi. Voor bewezen Diensten Mannen in 't Wit. door Het Centraal Tooneel. van Het Mirakel. Tobias en de Engel, De Groote Reis en Nova Zembla. door Het Groot Nederlandsch Tooneel. Komedianten door Het Nieuw Schouw tooneel. Marius. Zooals gij mij wilt en Vorstelijke Emigranten door Het Masker, om hier het beste te noemen. Ons tooneel leeft nog. er is nog geestdrift bij onze tooneelkunstenaars ondanks allen tegenslag en alle moeilijkheden. J. B. SCHUIL. EEN GESPREK MET TRUDE BERLINER. In den rustigen ontvangsalon van het ho tel Funckler heeft Trude Berliner gistermid dag de Haarlemsche pers gelegenheid gebo den tot persoonlijke kennismaking. De film actrice deelde hierbij mede. dat dit niet haar eerste bezoek aan Haarlem is: in den zomer van 1927 heeft zij onder het strengste incog nito reeds eenige dagen in onze stad vertoeft. Zij was toen met haar boot over de Noord zee gekomen en was van IJmuiden langs het Noordzeekanaal over Spaarndam, de Nel en de Liede naar Haarlem gevaren. Ze was ver rukt geweest over dezen prachtigen tocht, maar de schipbreuk, waarmee de spelevaart over de Hollandsche wateren was geëindigd, had haar voorgoed van deze liefhebberij af- keerig gemaakt. Nog gevoelt ze angst, als ze denkt aan de benauwde oogenblikken. aan den Hoek doorgebracht, al verlaat haar. bij het vertellen van de détails betreffende dit incident, haar humor niet. Humor is wel het kenmerk van deze kun stenares. die geheel afwijkt van het tvpe filmster, zooals het publiek zich dit voorstelt. Trude Berliner is de eenvoud zelf zoowel in haar verschiining als in haar optreden. Alles wat naar opdringerigheid en reclame zweemt, is haar ten eenenmale vreemd. Zooals ze daar zit als middelpunt van een belangstellenden kring, is ze de volkomen op haar gemak en met natuurlijke wellevendheid zich gevende gastvrouw. Een beschaafde en geestige vrouw, die ondanks de bittere omstandigheden, welke de ongunst der tijden ook haar niet bespaard heeft, met een danper optimisme in 't leven is blijven staan. Slechts een tikje ironie verraadt af en toe in het gesprek, dat ook zij heeft geleden. Want Trude Berliner heeft als Duitsche artiste, met talloozen harer prominente con frères den last ondervonden van de bijkom stigheid. dat ze niet van zuiver-Arischen bloede is. Ze acht den hedendaagschen koers voor de kunst In haar vaderland in menig opzicht noodlottig. Dat men films van Mar iene Dietrich verbiedt, omdat deze actrice in Amerika zich rollen heeft laten welgevallen, waarin ze moest optreden als prostituee, is een teekenend voorbeeld van den eigenaar- digen geest. Is men dan in Duitschland vereeten. dat Marlene's groote succes voor de Duitsche filmkunst juist ook on een dergelijke rol heeft berust? Van de Blauwe Engel heeft men destijds profijt getrokken, maar nu schuift men de schuld van de „ontaarding" on Ame rika!", aldus een opmerking van Trude Ber liner. die inmiddels toch ook in het tegen woordige Duitschland nog haar getrouwen heeft. Zij heeft nl. een uitnoodiglng ontvangen om dezen zomer in Thiiringer. te komen spe len en toen zij antwoordde, of men er wel rekening mee wilde houden, dat zij niet van zuiver-Arischen bloede Is. schreef men te rug: Arisch of niet-Arlsch, voor óns blijft u Trude eBrliner!" Op haar buitenlandsche tournée profiteert de actrice veel van haar alzijdige belanc«fol- ling en haar scherpe opmerkingsgave, welke eigenschappen in het gesprek telkens tot uiting kwamen. Zij heeft Scandinavië en de Baltische landen doorreisd, is daarna in Wee- nen werkzaam geweest en gaat nu via Hol land naar Engeland. Natuurlijk heeft het gesprek hoofdzakelijk geloopen over haar indrukken omtrent de verschillend* regisseurs en acteurs, met wie zij in aanraking is gekomen; over de films, die zij gezien heeft of waarin zij is opgetre den en over de filmkunst in 't algemeen. In kort bestek is het onmogelijk haar oordeel ovet dit alles hier weer te geven. Liever volstaan wij met een enkele opmer king van haar. omdat deze heel haar hou ding zoo duidelijk uitdrukt. „De geluidsfilm', aldus Trude Berliner, „acht ik een grooten vooruitgang, niet alleen om uitbreiding van de technische mogelijk heden. maar vooral ook om de selectie, welke zij teweeg heeft gebracht in het filmoerso- neel. Immers verraadt men zün cultureel oeil eerst, zoodra men zijn mond open doet. Men kan een bevallig, goedgekleed figuurtje zijn met een aantrekkelijk gelaat. maar o hemel! als dan uit dat lieve mondje een rau we stem of een barbaarsch accent los komt! Onder de acteurs van de stomme film waren er, die hun moedertaal niet behoorlijk kon den spreken, laat staan dat ze zich in andere talen konden uitdrukken. Ik heb in dat eer ste tijdperk regisseurs gekend, die amper konden lezen of schrijven! Dat is nu alles anders geworden. Wanneer men nu niet een zekere mate van bescha ving en cultureele standing heeft verworven, krijgt men bij de geluidsfilm geen kans". Een gesprek met Trude Berliner is. al loopt het over nog zoo ernstige onderwerpen, ge kruld met humoristische uitvallen, welke het tengere vrouwtje zonder eenige nadrukke lijkheid. alleen met een tinteling van haar levendige bruine oogen lanceert. Haar lach is niet de strakke cliché-lach. welke het film sterschap nu eenmaal eischt. maar de gulle lach van een natuurlijk en eenvoudig ge bleven mensch. Tal van anecdoten kwamen zoo terloops tijdens het gesprek over-haar linnen. Om trent de merkwaardige moeilijkheden, welke een filmactrice in de studio heeft te doorle ver. Zoo vertelde Trude Berliner by v., hoe ze in een scène twee worstjes verorberen moet en hoe juist die scène door technische om standigheden 2es maal moest worden her haald. „Zijn zulke worstjes dan echt?", vroegen wij. „Ze zijn even echt als de muilperen, welke wij ir. sommige scènes ons moeten laten wel gevallen. Eens kreeg ik er van mijn tegen speler een. die zoo aankwam, dat ik den vol genden dag niet aan de repetitie kon deelne men. omdat ik een onooglijk gezwollen wang had overgehouden". Ook over haar zesjarig zoontje vertelde Trude Berliner allerlei anecdoten. Oa. had dit handige manneke de populariteit van zljr. moeder, die hij familiaarweg „de kleine" noemt, een keer misbruikt, door foto's en handteekeningen van haar te versjacheren voor snoepgoed en knikkers! Trude Berliner hoopt tijdens haar verblijf te Haarlem te profitceren van hetgeen onze stad aan bczler.s- en wetenswaardigs bezit. Inzonderheid het unieke werk van den hoer Mol heeft begrijpelijkerwijze haar groote be langstelling. H. G. CANNEGIETER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17