DE ROODE STREEP a.s. te water worden gelaten. Een kijkje vanaf de brug naar het voorschip Een felle brand heeft Dinsdag te Velddriel bij Hedel elf woningen in de asch gelegd FEUILLETON Allerliefste, de bergen staan wit in het donker, Aan den voet staan de rijen der zwarte cy pressen, In den hemel is lachhelder sterrengeflonker Maar in 't nachtdiepe dal staan de rijen cypr essen. John Gars klapte het gele notitieboekje, waarin hij zijn bizarre gedichten placht op te schrijven, dicht, stak het in zijn binnenzak, streek met hem eigen gebaar van de linker hand zijn blonde haren achterover, en keek den kring rond, benieuwd naar de uitwerking van het laatste vers dat hij had voorgedragen. Het eerst zag hij naar zijn vrouw, Willy, die de handen gevouwen op de knieën, lusteloos op een klein stoeltje bij den haard zat. „Hoe vind jij het, mijn liefste?" vroeg hij met een ironischen klank in zijn stem, alsof hij van te voren het antwoord al kende. Zij schudde ongeduldig haar hoofd, zoodat een lok van heur zwarte haar over haar oogen viel. „Onzinnig, net als de rest", zei ze. wrevelig, ik begrijp niet, dat je ons altijd weer met je verzen verveelt. Ik hoop nu maar, dat dit van avond het laatste is." „Ik vind het een aardig versje zei onge vraagd. en glimlachend Hilda de Boom, de gastvrouw, „ik begrijp alleen niet. waarom je het „de vroege dood" hebt genoemd." John Gars wilde antwoorden, maar zijn col lega. Arnold Sestri was hem voor. Beste Hilda, ik weet, wat hij hierop zal zeggen. Hij komt met antwoord nummer zoo- yeel uit zijn repertoire. Hij zal je zeggen, dat er geen direct verband bestaat tusschen den titel en den inhoud van het vers, maar dat dit verband bestaat uit een reeks gedachte asso ciaties. De witte bergen, en de lachende ster retjes het leven; het donkere dal, en die fameuze kerkhofcypressen de dood. Fanta- zeer maar door. dan wordt alles glashelder." Hij zweeg plotseling, met een glimlach op zijn bleeke. nerveuze gezicht. Gars keek vriendelijk als altijd, maar er lag een pijnlijke trek om zijn mond, die blijk gaf van een lichte ontstemming over het gemis aan waardeering, dat zijn vers vond. „Kom Annie", zei hij tegen het meisje, dat naast hem zat, en droomerig in de vlammen van den haard staarde, „help je den misken den dichter eens een beetje. Zeg dat je het een aandoenlijk vers vond". Het antwoord was onverwacht. „Je bent een verschrikkelijke jongen", zei ze, met een onderdrukte trilling in haar stem. „Dat weet ik, dat weet ik", antwoordde hij, sussend, „maar het ging niet om mij, het ging om het versje, dat ik zooeven voorlas. Zal ik het je nog eens laten hooren?" Annie maakte een afwerende beweging, en Wim Grond, de ingenieur, sprak haastig met zijn harde, bevelende stem: „In Godsnaam, niet meer van die onzin. Wij weten het nu wel. Laten we liever gaan brid gen. Het is zoo langzamerhand al negen uui- ge worden, en ik kan niet lang blijven. Morgen moet ik vroeg op." John Gars trok gelaten zijn schouders op. en keek Hilda de Boom aan. Zij zagen elkaar een seconde in de oogen, het leek of Hilda hem met een onmerkbare beweging van haar blon de hoofdje toeknikte. „Een profeet wordt niet geëerd in zijn eigen land. Hilda, heb je een aspirientje voor mij?" „Heb je hoofdpijn?" vroeg ze zijn vrouw. „Eiken avond om dezen tijd tegenwoordig Het is afschuwelijk." Hilda kwam met een buisje aspirine. „Ga even boven liggen, op de divan in de kamer van Gys", raadde zij. John Gars nam het buisje en ging naar de deur. „Over een half uurtje ben ik terug", „Gaan wij bridgen of niet?" bulderde de stem van Wim Grond. „Spelen jullie maar, ik doe niet mee van avond", zei Hilda en zij ging zitten op den stoel bij den haard, dien John Gars juist had verlaten. De anderen stonden op, en schikten de stoelen om de speeltafel. Hilda draaide de schemerlamp, die op den schoorsteenmantel stond uit, zoodat alleen de lamp boven de speeltafel nog brandde. Zij nam geen notitie van de anderen, en keek voor zich, het hoofd gesteund op de rechterhand. De gloed van den haard scheen rood op haar gezicht, dat nu tegen den schemer afstak als een fijn gesne den camee. De harde stem van Grond, wiens kaarten op de tafel lagen, stoorde haar. Zeg, Hilda, waar is je man vanmorgen toch zoo plotseling heengegaan?" „Gys moest naar Engeland, Manchester ge loof ik." „Blijft hij lang weg?" „Veertien dagen, of drie weken, ik weet het niet precies." „Die advocaten hebben het toch maar ge makkelijk. Zij maken pleizierreisjes en komen met handen vol geld terug". „Dat is ook het eenige aardige van het baantje." „Nou zeg, het is voor jou toch ook wel aardig." „Hoe bedoel je?" „Wel, een man, die zoo nu en dan een paar weken van de vloer is Hilda stond driftig op. „Je bent onuitstaanbaar" beet ze hem toe, en zonder het gezelschap nog met een blik te verwaardigen ging zij de kamer uit. Willy Gars keek haar met een donkeren blik na, en nam toen werktuigelijk weer de kaarten in haar hand. Grond stak zijn handen in zijn zakken, en ging humeurig weer naar de speel tafel. Even was er stilte, die werd verbroken door Annie Bellay. „Jullie zijn twee down", zei ze. De kaarten werden opnieuw gedeeld; Arnold Sestri annonceerde een schoppen, Wim Grond twee harten. „Een klaveren", zei Willy Gars afwezig. „Zeg Willy, je zit te suffen, geloof ikT Wim heeft twee harten gezegd," merkte Arnold op. Willy keek op, en beet op haar onderlip. Toen gooide zij plotseling haar kaarten op de tafel. „Die ellendige kaarten," riep ze, en het was alsof ze snikte. „Ga maar door. ik kom direct terug." En meteen was zij opgestaan en de kamer uitge- loopen. De anderen legden hun kaarten neer, en keken elkaar zwijgend aan. „Dat loopt de spuigaten toch uit," zei Grond, „Hilda en John gaan te ver. Ik vond de manier waarop ze flirtten al schandalig „Jij bent ook zoo'n oersolide kerel", merkte Arnold Sestri schamper op. „Solied of niet solied, dit gaat te ver. Na tuurlijk zit Hilda hierboven bij hem, om zijn hoofdpijn te genezen." „Daarvoor heeft hij aspirine," zei Arnold. „Och, wat aspirine, het is natuurlijk een doorgestoken kaart. Ze kunnen waarachtig geen uur meer buiten elkaar." „Arme Willy," zei Annie Bellay meewarig. „Juist, dat is het hem," bulderde Grond, „laten ze voor mijn part eikaars gezelschap zoeken zooveel ze willen, maar laten ze zor gen, dat Willy het niet merkt. Het kind ziet er miserabel van uit." ,Dat schijnt jou bijzonder ter harte te gaan," zei Sestri. „Dat doet het ook, daar wil ik rond voor uit komen. En het is de schuld van Hilda. Ze stuurt haar man voor drie weken weg „Nou, nou. Gys laat zich niet sturen", inter rumpeerde Sestri weer. „Goed, haar man gaat drie weken weg, de ezel, en dien tijd gebruikt Hilda om John van :ijn vrouw af te troggelen." „Maar merkt Gys dan niets?" vroeg Annie. „Gys. och Gys, dien begrijp ik ook niet. Hij klaagt steen en been, dat Hilda onaardig tegen hem is, maar hij laat haar kalm begaan. En gaat nu drie weken uit." uDe zaken jonden, de zaken." zei Sestjrj, ter wijl zijn gezicht weer tot een zenuwachtigen glimlach vertrok. „Och wat, zaken. Die zou ik maar eens laten schieten, als ik hem was. Het gaat hier per slot om het geluk van twee gezinnen." „Wim, je wordt pathetisch Zie de blanke pit in de ruwe bolster van den ingenieur." „Is het soms niet zoo?" vroeg Grond agres sief. „Je moet dien armen John Gars, dat voor beeld van echtelijke trouw, toch ook een kleine afwisseling gunnen," zei Sestri. „O ja, zei Grond, „jij moet Gars vooral ver dedigen. Ik begrijp niet, dat je hem nog wilt ontmoeten." „Maar waarom niet?" vroeg Annie verbaasd, „hebben jullie ruzie gehad?" Sestri maakte een afwerend gebaar met zijn hand, maar Grond ging door; „Weet je dat niet? John is toch een paar dagen geleden be- noemd tot directeur van het ziekenhuis?" „Wel, wat zou dat?" „Weet je, wie nummer één op de voordracht stond?" „Hoe zou ik dat weten". „Nou, hij hier, Sestri. En nummer twee? Gars. En wie is benoemd? Gars. En waarom?" „Omdat hij de knapste dokter is", zei Sestri zacht, maar beslist. „De knapste dokter? Onzin!" scheeuwde Grond. „Hij maakt reclame voor zich zelf, met zijn mallotige verzen „Dat heeft met zijn bekwaamheid als dokter niets te maken." „Goed, hij maakt ook reclame als dokter. En hij intrigeert. Daarom is hij benoemd, en jij niet." „Wim, Wim," zei Sestri sarcastisch sussend, „wind je toch niet zoo op. Per slot ben jij niet gepasseerd. Jij hebt om een heel andere reden het land aan hem." „Ik? Waarom zou ik „Jalouzie, mijn vriend, de bron van alle haat. Je bent verliefd op Willy, op zijn vrouw." Sestri zei het bedaard en gedecideerd met een vleug je leedvermaak in zijn stem. (Wordt vervolgd/) De componist Willem Landré vierde Dinsdag te Rotterdam zijn zestigsten verjaardag De winnaar van de1000-mijl autorace Praag-Bratislava Praag werd Op den Haarlemmerweg nabij Amsterdam botsten Dinsdag drie auto's Emir Abdullah van Transjordanië, die op het oogenblik in Engeland na aankomst gahuldigd - Vier en zestig wogens namen aan dezen e,ka>r Twe0 der .rn,t| b.sch.dlgde wag.„s eerioeft, maakte Maandag zijn opwachting bij den Engelschen Koning wedstrijd deel op Buckingham ralace te Londen De tuindersvereeniging „Kennemerland' heeft Dinsdag te Beverwijk haar eerste exportveiling van aardbeien gehouden. Tijdens de veiling Yan de eerste partij Honderdvijftigduizend postduiven werden in de tuinen van het Trocadero te Parijs tegelijk opgelaten Op den achtergrond de Eiffeltoren

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10