Het internationaal concours hippique Voorbereiding voor de T.T.-races. DE ROODE STREEP Het voorrijden der eenspannen bij de voorkeuring van tuig- paarden, een- en tweespannen voor het Internationaal cor»« cours hippique in het stadion te Amsterdam Z. K. H. Prins Hendrik is Woensdag van zijn buitenlandsche reis te den Haag teruggekeerd. De aankomst aan het station S.S. De voorbereidingen voor de T.T -races te Assen. De rijders zijn reeds in volle training op de baan Het spring-concours in het Olympisch stadion te Amsterdam Links: de winnaar van de afdeellng B, kapt, M. Lombardo (Italië); rechts: luitenant Greter, (Nederland) winnaar van de afdeeling A Een typisch kijkje op den Martinitoren te Groningen, waarvan het bovengedeelte thans in de stellingen staat lip YPHHPYi fP Al QPPhf De En9e,sche koninklijke familie bij aankomst te Ascot voor de bijwoning vllllwlt C.W nowL/l» der traditianeele paardenwedstrijden, welke er Dinsdag werd gehouden FEUILLETON 8) Nu is er nog de mogelijkheid, 2ult u zeggen, dat een buitenstaander zich toegang heeft verschaft tot het huis, en. in een onbewaakt oogenblik den moord heeft gepleegd. Een handig, geroutineerd vakman kan zooiets ge- ruischloos en snel doen. Deze mogelijkheid acht ik nu uitgesloten. In de eerste plaats heb ik na een nauwkeurig onderzoek vastgesteld, dat, gisteravond tus- schen negen en elf niemand in het huis is binnengekomen en ook niemand het huis heeft verlaten". „U kuntbegon Sestri. „Ik weet wat u wilt zeggen. Namelijk dat er een lacune in mijn onderzoek kan zijn ge weest. en dat bij nadere overweging best iemand zou zijn binnengedrongen. Dat geef ik onmiddellijk toe. Maar die iemand zou dan hebben moeten weten, dat de vermoorde in den binnenzak van zijn jas en geel opschrijf boekje droeg, waarin verzen zijn genoteerd". „Waarom?" vroegen Grond en Sestri tege lijk. „Omdat het laatste vers, dat, zooals u weer. „de vroege dood" heette met een zilveren potlood, dat op het bureau van mijnheer de Boom lag, rood was aangestreept." „Hij kon het toch zelf hebben gedaan", mompelde Sestri. „Die mogelijkheid bestaat inderdaad gaf de inspecteur toe, „en zij kan worden geve rifieerd. Maar ik wil beginnen u erop te wij zen, dat ik het onwaarschijnlijk acht. De laatste titel is de eenige in het boekje, die onderstreept is, Nergens anders in het boekje vond ik ook maar één roode aanstree ping, en er zijn verzen bij, die blijk geven van een heel wat dieper gemoedsbeweging dan dit laatste. Maar het is eenvoudig vast te stellen door de vingerafdrukken op het potlood te onder zoeken. Komen de vingerafdrukken overeen met die van den vermoorde, dan is hij het inder daad geweest, die den titel van het laatste vers heeft aangestreept. Staan er de vingeraf drukken op van een ander, dan weten wij. in elk geval, wie het potlood het laatst in han den heeft gehad, en dat kan een sterke aan wijzing zijn." „En als er geen vingerafdrukken op staan?" vroeg Sestri. „Dan is de streep door iemand anders ge zet", zei de inspecteur prompt, „ik kan niet aannemen,' dat de vermoorde het potlood na het gebruik zou hebben afgeveegd." „Heeren", vervolgde hij na een kleine pauze, „ik wil open kaart met u spelen. Zoolang het tegendeel niet is bewezen, ben ik er van overtuigd, dat de dader moet worden ge zocht ander degenen, die hier gisteravond in huis waren." Grond en Sestri bogen zwijgend hun hoof den. V. De inspecteur Beitel bleef zwijgend voor het venster staan, nam zijn pince-nez af. poetste het zorgvuldig schoon en zette haarr weer op. Blijkbaar was het resultaat niet bevredi gend, want hij knipperde hevig met zijn oogen, en herhaalde de bewerking opnieuw. Toen wendde hij zich tot de beide mannen, die zwijgend voor zich uit staarden. „Denkt u, dat de dames nog lang boven zullen blijven?" Sestri haalde zwijgend de schouders op, maar Grond viel uit: „Moeten die nu direct weer onderhanden worden genomen? Kunnen we allemaal nu niet eens rustg naar huis gaan en er nader hand nog eens over spreken? U behoeft niet bang te zijn, dat een van ons er van door zal gaan. En als iemand het doet, weet u met een wie den moord heeft gepleegd. U hebt hem dan gauw genoeg te pakken". De detective maakte een verlegen gebaar: „Ik zou graag doen wat u zegt, meneer, maar ik kan het niet; ik durf het niet op mijn verantwoording te nemen. U zult moe ten goed vinden, dat ik u allen hier nog een poosje een uur misschien, niet langer vasthoudt. Heb ik dan nog geen zekerheid, dan zal ik mijn chef vragen, u uw vrijheid terug te geven. U zult dan nog wel worden be waakt, natuurlijk, maar niet op een hinder lijke wijze. En u hebt allen uw vrijheid van be weging, onder bepaalde voorwaarden terug." Hij keek angstig naar Grond, als vroeg hij om zijn goedkeuring. Die kwam dan ook, al was het niet van harte. „Als het moet, dan moet het" zei hij wijs- geerig. ..Maar" vervolgde Beitel verontschuldigend, „daarom vroeg ik eigenlijk niet, of u ver wachtte dat de dames nog lang boven zouden blijven. Het lijk van uw vriend ligt nog altijd hier, en dat kan niet zoo blijven. Ik heb order gegeven, het vandaag te vervoeren. Nu ligt het in de kamer juist naast die waar de da mes slapen. Ze zouden dus alles hooren, en dat zou nieuwe en ongewenschte consternatie verwekken. Ik wilde het lijk laten halen, wan neer de dames beneden zijn. Als u haar dan zooveel mogelijk afleidt, zal het transport on gemerkt kunnen geschieden. Ik wilde u vra gen, of u mij daarbij zoudt willen helpen." Wim Grond knikte toestemmend en Arnold Sestri sprak plechtig: „Mijnheer de inspecteur, u bent een nobel en fijnvoelend mensch". „Ik dank u, meneer", antwoordde de politie man, terwijl hij met iets van de grandezza van een Italiaansch edelman boog en de hand op zijn hart legde. Hij drentelde nu de kamer door, er be^k aandachtig één voor één de schilderijen aan den wand, onderwijl heftig het weerbarstige lorgnet oppoetsend. De twee anderen zaten lusteloos op hun stoelen. „Rotzooi", mompelde Wim Grond voor zich heen, „rotzooi". Even later ging de deur open en kwamen Willy en Hilda de kamer binnen. Zij hadden blijkbaar niet veel geslapen dien nacht, bei den zagen er flets en moe uit. Groote zwarte kringen teekenden zich af onder haar oogen. Hilda beheerschte zich het meest. „Dag Wim, dag Arnold", begroette zij de mannen, „hebben jullie geslapen vannacht". „Hm", antwoordde Sestri, „matig, matig". Hilda ontdekte den inspecteur, die zoo on opvallend mogelijk in een hoek van de kamer stond. Zij wierp een afwezigen blik op hem en ging zonder een woord te zeggen, naar de eetkamer. Willy keek even schichtig op naar de ande ren. knikte haastig met haar hoofd en liep ook naar de eetkamer, daarbij angstig naar den inspecteur ziend. Deze liep onhoorbaar naar de beide man nen. „Probeert u nu de dames bezig te houden", vroeg hij. „Ik moet eerst het werk opbellen", zei Grond kortaf, „ze denken daar zeker, dat ik verlof heb genomen." „En ik", voegde Sestri er aan toe, „moet het ziekenhuis opbellen, waar. mijnheer de inspecteur, honderden kranken tevergeefs uitzien naar den komst van hun weldoener, en verder moet ik groote flesschen met een waterige oplossing van broomkalium be stellen, om daarmede de zenuwen van de da mes, die een slapeloozen nacht hebben door gebracht, te kalmeeren en te versterken. Kom Wim". En zonder verdere complimenten trok hij Grond uit zijn stoel en mee de deur uit. Beitel ging rustig achter hen aan, en open de de deur weer op een kier. Toen trok hij een stoel naast de deur, stak een abominabele ai- earat or> e** sunn ssitta».. lrHfcAx»». naar wat de anderen zouden telefoneeren. Toen het gesprek was afgeloopen sloot hij even geruischloos weer de deur, zette de stoel op haar plaats en toen de anderen binnen kwamen stond hij aandachtig te kijken voor een copie van „de Lente" van Botticelli. Ziezoo, inspecteur, de broom is besteld", zei Sestri, „begin niet de dames te ondervra gen. vóór zij ervan hebben genomen. Doe eerst maar de andere besognes af." De inspecteur trok zonder verdere plicht plegingen af; de mannen gingen naar de eet kamer, waar de vrouwen apathisch zaten. Zij hadden blijkbaar nog niets gegeten. „Kinderen" begon Sestri ernstig, „wij blij ven vandaag hier nog opgesloten en er zal van jullie nog heel wat worden gevergd. Je moet dus allebei je best doen, je er zoo goed mogelijk door te slaan. Begin dus met een sneetje brood te eten. Je behoeft niet veel te eten, maar zorg in elk geval, dat je iets in je maag hebt. Ik heb een flesch broom be steld. daarvan moet je straks ook innemen. Ik voel mij op het oogenblik verantwoordelijk voor jullie, en, als medicus, verlang ik, dat je zult doen wat ik zeg. Vooruit kinderen, neem een boterham." Willy schoof haar bord terzijde. j „Ik kan niet eten", stamelde zij. „Kom. Willy, kindje", smeekte Grond. Haar oogen vullen zich met tranen. „Ik kan niet, ik kan niet." snikte zij. Hulpeloos wendde Grond zich af en keek naar Sestri. Die nam, alsof hij een ziek kind voor zich had, haar zakdoek en bette haar oogen af. Toen schonk hij twee koppen thee vol, schoof de eene naar Hilda, en zette de andere voor Willy neer. Vervolgens smeerde hij een sneedje brood en sneed dat in kleine stukjes. „Oogen dicht" zei hij tegen Willy, „hap". En Wllly, gehoorzaam als een klein meisje, at stukje voor stukje haar boterham op. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9