Purol bij Doorzitten - Zonnebrand - Stukloopen VAN VAN SCHENDEL EN DE SCHENDEL TENTOONSTELLING. MET SEPTEMBER KEUS UIT TWEE SPELLINGEN? LITTERAIRE KANTTEEKENINCEN. VRIJDAG 22 JUNI 1934 HAARLEM' S DAGBLAD 8 Kunst en Letteren. Van het verschijnen van „Een Zwerver ver-1 liefd" in 1836 af, was Van Schendel in litteraire kringen een figuur van den eersten rang. Kritiek en kenners bestudeerden de bewonder den zijn werk en hij had het geluk dat bij ieder nieuw boek de kring zijner getrouwen zich langzaam maar zeker uitbreidde. Waar zoovelen. toch lang niet. zonder talent, na een kortstondig modesucces in de vergetelheid terug vallen, bleef de aandacht onafgebroken op Van Schendel en zijn productie gevestigd. Toen hij in 1930 „Het Fregatschip Johanna- Maria" publiceerde, kon men een vrij plotse linge nieuwe belangstelling voor den schrijver constateeren in kringen. die tot nog toe onverschillig voor hem gebleven waren. Want in weerwil van zijn hooge positie in de litte ratuur, van het prestige dat van zijn onaan gevochten kunstenaarsschap uitging, drong Van Schendel toch nimmer door tot de groote laag van lezers, tot- wat men „het groote pu bliek" noemt. Hij had in die kringen den naam van een moeilijk auteur te zijn. Volkomen ten onrechte, want deze doorzichtige, edele, en rus tige schrijfwijze is voor ieder die lezen kan verstaanbaar. Was het het onderwerp, dat in „Het Fregatschip Johanna-Maria" de nieuwe lezers aantrok? Of toonde men een bijzon dere voorliefde voor de vaderlandsche stof, want inderdaad had Van Schendel, die tot nu toe met zijn geest in den vreemde meestal in Italië vertoefde, zich ditmaal een anecdote gekozen, zoo Hollandsch, als men het zich mar denken kan: de levensgeschiedenis van een der laatste zeilschepen. Nog steeds blijft de belangstelling voor dit zuivere en diepe boek levendig. Naast de gewone editie verscheen 'n schooluitgave en betrekkelijk kort daarna kon de uitgever het 10e duizendtal aankondigen, hetgeen voor de Nederlandsche verhoudingen en zeker als het een schrijver vaqn Van Schenders beteekenis en waardigheid geldt, een prachtig en verheugend resultaat te noemen is. Hierna schreef Van Schendel „Jan Com pagnie". Een boek, dat men niet altijd goed begreep en op de juiste bases beoordeelde. Men vond het over het algemeen wat vlak en wat al te gedempt van toon. Dat is het inderdaad maar zóó en niet anders heeft Van Schen del zijn boek gewild.' Het is een groote fresco en een ieder weet dat muurschilderingen al tijd in groote decoratieve vlakken en meestal in teedere kleuren uitgevoerd worden. In het daaropvolgende boek „De Waterman", het epos van de Hollandsche rivieren, toonde Van Schendel met een andere werkwijze ook gansch andere bedoelingen. Het werd een donker be wogen boek van wind en water, met als cen trale figuur Rossaert, een stoere, gesloten, rechtschapen man, die veel van de Holland sche deugden in zich vereenigt en die het symbool -is geworden van een typisch Hol landsche mentaliteit. De nieuwe belangstelling voor Van Schendel hield gelukkig aan en vooral „De Waterman" boeide weer velen die niet reeds tot de oude Van Schendelianen behoor den. Het verschijnen van dit laatste boek leek Mejuffrouw iD. Bolle te Rotterdam, een gereede aanleiding om eens te probeeren of niet door e endoeltreffende reclame voortbouwend op de reeds bestaande belangstelling een breede strooming ten gunste van Van Schendel te ontketenen zou zijn. In overleg met eenige vrienden van den schrijver richtte zij in haar boekhandel een tentoonstelling in. Van Schen del betreffende. Zij slaagde er in om een zeer volledig overzicht bij elkaar te brengen. Op den dag van de opening hield Mr. P. H. Ritter Jr., een rede waarin hij Van Schendel's groote beteekenis ook voor deze tijd schetste. Bijzon der prettig deed het aan dat op die openings dag de jeugd zoo bijzonder goed vertegenwoor digd was. Ik zag met oprechte vreugde, hoe zeker de helft van de zaal gevuld was met enthousiaste jongelui, die iets anders wensch- ten te vernemen omtrent hun lievelingsschrij ver. Wanneer men op zijn zestigste jaar de jeugd zóó weet te boeien en tot zulk een heer lijke geestdrift weet op te voeren, moet men wel beschikken over onuitputtelijke levens krachten. In het vertrouwen dat de jeugd van heden aan Van Schendel schenkt, vinden wij de sterkste aanduiding voor de duurzaam heid van zijn werk en de onvergankelijkheid van zijn litteraire beteekenis. Deze tentoonstelling, die de gansche pers in beweging bracht, werd tot de laatste dag druk bezocht. Van Rotterdam ging zij naar Den Haag, waar Dr. Menno ter Braak een inlei dend woord sprak, en vandaar naar Utrecht, waar zij door den bekenden bibliophiel Jhr. Mr. Rademacher Schorer geopend werd. En thans is deze collectie in den boekhandel Van Heteren aan het Rokin te Amsterdam ter bezichtiging gesteld. Wat men er vindt? Alles wat van verre of nabij met Van Schendel en- zijn werkzaamheden in verband staat. Aller eerst portretten: geschilderde (zoo zien wij dat van Toorop en een van later datum van Jan Pcortenaar) geteekende en fotografieën. Er is een gansche reeks fotografieën uit den laat- sten tijd, welke een zeer duidelyken indruk ge- van van schrijver's uiterlijke verschijning. Dan zijn er handschriften en brieven; alle boeken in de verschillende uitvoeringen en verschillende drukken; het werk van de illustratoren, die Van Schendel's teksten tot onderwerp kozen, een reeks foto's uit de om geving van Gorcum. welke het decor waarin zich ..De Waterman" afspeelt, weergeven. Alle vertalingen van Van Schendel's boeken en een zeer groote. rijk-voorziene collectie geschrif ten over hem. Men moet het nut van een der gelijke tentoonstelling niet onderschatten. Er zijn natuurlijk lieden, die met een schijn van gelijk betoogen. dat de schrijver volledig in z'n werk aanwezig is, dat wij hem uit z'n werk dienen te leeren kennen; dat al die uiterlijk heden niet alleen van nul en geener waarde zijn. maar dat zij de ware litteratuurliefde verstoren. Hiertegenover merk ik op dat in derdaad doorgewinterde Van Schendelkenners, die bovendien geroutineerde litteratuurmin naars zijn. geen behoefte hebben aan een ten tentoonstelling als deze, welke dan ook ge maakt is met het bepaalde doel. om nieuwe leden vcor de Van Schendelgemeenschap te winnen. Nu kan men dit zooveel betreuren als men wil. het gaat niet aan het feit te ontken nen, dat „het publiek" dat wij wenschen te naderen, nu eenmaal gevoelig is voor derge lijke middelen. Wij, die overtuigd zijn, dat de litteratuur een beteekenis, een roeping heeft, dat de schoonheid een zegen kan zijn. voelen het als onze plicht, om zooveel mogelijk men- schen daarvan te doordringen. Wanneer men zich zulk een bepaald doel voor oogen stelt, moet men, wil men binnen de realiteiten blij ven, ook zoeken naar de snelste juiste midde len om dit te bereiken en zoolang die niet on betamelijk of in strijd met de hooge waardig heid des kunstenaars zijn, heeft men niet het recht die te verwerpen in naam van een aesthetische kitteloorigheid. welke volkomen uit den tijd is. Levende in de overtuiging dat Van Schendel's woord voor alle Nederlanders bestemd is, voelen wij het als noodzakelijk om- het volk tot luisteren te brengen. Bovendien vinden ook de Van Schendelia nen, hoezeer ook opgaande in de teksten, hier veel van hun gading. Wij hebben allen de be hoefte. om een schrijver die wij uit zijn ge schriften door en door kennen in een men- schelijke gestalte te concretiseeren. Wij willen weten, zelfs al zouden wij daardoor niet veel dichter tot den zin van zijn werk komen, hoe hij er uitziet, hoe hij leeft en beweegt. Dit is de natuurlijke behoefte naar vriendschap met de persoonlijkheden, welke wij in de boeken ontdekt hebben. Voor zoover het na te gaan is, werd het doel van de Van Schendel tentoonstelling bereikt, en ontstond, mede dank zij de dagbladen, die een grooten steun verleenden, een belangstel ling, die in den beginne wellicht wat opper vlakkig, zich in vele gevallen verdiepen zal tot een standvastige bewondering. En bovendien weten nu zoo langzamerhand ook zij die zich weinig of niet met de schoone letteren inla ten, dat wij in ons land een schrijver van Europeesch formaat en universeele beteekenis bezitten in Arthur van Schendel. Ook die ken nis heeft zijn belang, zelfs voor diegenen die de boeken niet lazen. Men weet toch immers dat Lorentz een van onze diepste en belangrijkste geesten was. zonder dat men in staat is zijn geschriften te consulteeren. Zij, die zich op deze wijze voor Van Schen del hebben te werk gesteld, deden dit in de volle overtuiging van aan hun land en hun cultuur een dienst te bewijzen en zij werden gedreven door de liefde voor hun volk, dat zij in zoo nauw mogelijk contact met een van de edelste vertegenwoordigers daarvan wilden brengen. J. GRESHOFF. erkennen dat er een honderdtal bezoekers meer waren dan op het eerste concert. Zoo ooit de afwezigen ongelijk hadden, was het deze keer. De zang van Annie Woud ver hief zich bij Handel s aria's, vooral bij het ge weldige „Care Selve" tot bovenmenschelijke grootheid. In vlekkelooze reinheid en stralen de pracht klonk dit zingen, dat elke vergelij king met wat andere alten presteeren uitsluit. En in Haydn's „Ariadne auf Naxos" gaf zij aan haar heerlijke stem een zóó groote dra matische bewogenheid, dat op het kantje van het realistische geweest zou zijn. indien niet de muzikale schoonheid volledig bewaard was gebleven. Dit was Kunst van de allerhoogste orde en het was geen wonder dat het gefasci neerde auditorium in bijna eindelooze ovaties de spanning verbrak. Maar ook voor Van Leeuwen Boomkamp hebben langdurige ovaties geklonken, en ik zou onzen meestercellist te kort doen. indien ik door hem in de tweede plaats te noemen, den schijn zou wekken alsof dit een afdalende artistieke rangschikking bedoelde. Verre van dat: na een noodzakelijk zich-inspelen heeft hij ons Haydn s concert gegeven in dezelfde vlekkelooze reinheid, waarmee Annie Woud Handel vertolkte. Tot fel bewogen spel geeft dat Concert geen aanleiding, maar de instru mentale perfectie van de voordracht hielp ge makkelijk over de wat al te groote gelijkvor migheid der compositie heen en liet slechts schoonheidsimpressies na. Het orkest omlijstte de solovoordrachten door de vertolking van twee symphonieën: de derde van C. Ph. Em. Bach en de „Unvollen- dete" van Schubert. Ik zou geen oogenblik aarzelen bij vergelijking tusschen beide die van Schubert de „vollendetere" te noemen. Bach vangt wel erg gewichtig aan; we krijgen zelfs een voorgevoel van „Shariar" uit Rimski- Korsakow's „Sheherazade"; maar de ontwik keling der gedachten blijft grootendeels uit en in plaats daarvan komt een niet onamusant figurenspel. Een vioolsolo leidt dan over naar het bijna geheel tweestemmig geschreven, ernstige Larghetto, dat met zeer donkere kleu ren met de altviolen als hoogste instru menten ingezet wordt. Dat Larghetto gaat dan weer zonder onderbreking over in het Presto, een Finale, die de stof geleverd zou kunnen hebben voor de spotternij in het laat ste deel van Mozart's „Dorfmusikantensex- tet" (Bauernsinfonie"). Er is niet slechts the matische gelijkenis: men.vindt ook soortge lijke hardheden in de opvolging' van sommige harmonieën en het ontbreken van logische ontwikkeling.Heeft Mozart in een speelsche bui misschien ook den Hamburgschen Bach bij den neus willen nemen? KAREL DE JONG. MUZIEK. ONTPLOFFING IN RUSSISCHE CHEMISCHE FABRIEK. CONCERT DER H. O. V. Het tweede, door de orkestleden der H. O. V. zelf georganiseerde concert had Donderdag avond plaats. Twee solisten van den eersten rang: Annie Woud en Carel van Leeuwen Boomkamp, verleenden ditmaal hun medewer king. Beiden hebben vroeger op groote con certen hier ter stede lauweren geoogst. Een stampvolle zaal zou dus alleen voor hen bei den reeds niet meer dan billijk geweest zijn; echter nu het concert slechts ten bate der or kestleden gegeven werd en de entreeprijs laag was, hielden vele bewonderaars zich afzijdig en bleven veel plaatsen onbezet, al moeten we Acht en zeventig dooden en gewonden. EEN DAAD VAN SABOTAGE? Naar uit Moskou eerst nu wordt gemeld, heeft 16 Juni in een der grootste chemische fabrieken der Sovjet-Unie. de fabriek „Froense" een ontzettende ontploffing plaats gehad. Een vleugel van de reusachtige fabriek, vier ver diepingen hoog, is geheel verwoest. Nauw keurige cijfers over het aantal slachtoffers zijn nog niet bekend, maar men zegt, dat 78 personen gedood ot gewond zijn. Het ongeluk, dat tot dusverre door de autoriteiten geheim is gehouden, schijnt door een daad van sabotage veroorzaakt te zijn. De GPoe heeft onmiddellijk het geheele fabrieks terrein afgezet en een onderzoek ingeleid waaraan behalve door de justitie wordt deel genomen door vertegenwoordigers van het commissariaat va oorlog. Volgens de mededeelingen, die tot dusverre zijn binnengekomen, hebben reeds verschei dene arrestaties plaats gehad. O.a. zijn eenige directeuren en ingenieurs gearresteerd, die voor de ramp verantwoordelijk worden ge steld. De fabriek „Froense" produceert hoofd zakelijk chemicaliën voor industrie en land bouw. STA TEN-GENERAAL TWEEDE KAMER Minister Marchant verdedigt zijn compromis. Motie om niet tot invoering over te gaan. 21 Juni. De heer Tilanus (c.h.) heeft Minister Marchant geïnterpelleerd over de schrijfwijze onzer taal. Een deel van den middag was het debat zoo nu en dan nogal bewogen en wel doordat de Minister meermalen zeer rumoe rig was en de Kamer telkens geweldig veel schik had. Daardoor was voor ons het luisteren n ,V anUS niet altijd even gemak te.h.) kelijk. De heer Tilanus bleek een tegenstander- van het „compromis", hij is op historische en andere gronden een voorstander der spel ling van de Vries en te Winkel. Maar dit debat bewees wel heel duidelijk, dat zulk een kwestie er niet een is om diep in de Kamer te bespreken. Het bescheid van Minister Marchant bleek den interpellant allerminst te bevredigen. De bewindsman verklaarde, dat hij oorspronke lijk bij de spelling de Vries en te Winkel zwoer. Maar de praktijk deed hem duidelijk zien, dat hier een chaos heerscht en daarin moet ordening geschapen worden. Dat zag Minister Marchant als zijn taak. Daarom kwam hij met de compromis-commissie, die hij zelf presideerde en waarin hij geheel „be keerd" werd en waar men met het compro mis kwam. Trouwens, op dit gebied is z.i. niets te bereiken dan door een compromis. Op de vragen van den heer Tilanus ant woordde de Minister, dat hij nu deze oplos sing heeft, dat men met September de keus zal hebben tusschen de spelling van de Vries en te Winkel, maar dan ongeschonden óf de spelling volgens het compromis. Men blijft vrij, er is geen sprake van eenige dwang. De Minister meent, dat de compro mis-spelling het dan spoedig geheel zal heb ben gewonnen. Daar zal de praktijk wel voor zorgen. Toenemende verwarring daar door vreest de Minister geenszins, hij meent, dat zoo. zonder dwang, orde geschapen zal wor den. De heer Tilanus was dit absoluut niet met den Minister eens, hij voorzag door dit nieuwe „compromis" nog veel grootere ver warring. Ernstige schade voor de uitgevers en veel grootere uitgaven voor de gemeente besturen, vreest de Minister niet. En wat de regeering doen zal? Geen dwang uitoefenen, maar registreeren en vastleggen wat be hoefte gebleken is. Wat de schrijfwijze be treft zal zij, daar op lettende, doen wat on vermijdelijk is en dat op den daarvoor aan gegeven tijd. De Minister stelde met nadruk vast, dat het spellings-compromis gevolg is van wat weten schappelijk vastgelegd kon worden. Daar voor was het nu tijd. Er bleek in de Kamer, na het contra van den heer Tilanus tegenover het compromis en het pro van den Minister, heel wat ver schil van meening over de spellingskwestie. De heer Tilanus (c.h.) diende, met de hee- ren Suring (r.k.), Zijlstra (a.r.), Wendelaar (lib.) en Feber (r.k.) een motie in, waarin de Kamer als haar meening uitsprak, dat niet behoort te worden overgegaan tot toelating der schrijfwijze onzer taal, gelijk die in het compromis is aangegeven. Deze motie vroeg dus een duidelijke uitspraak der Kamer. Het bleek, dat de heer Tilanus wel de concessie deed, dat hij ter correctie van de Vries pv te Winkel, de drie regels wilde aanvaarden, die Minister Terpstra indertijd aangaf. Maar dichterbij elkaar kwamen de interpellant en de Minister niet. De laatste sprak veel lan ger dan de interpellant. hij verklaarde dan ook mar dezen dag verlangd te hebben, om de kwestie eens met de Kamer te bespreken, maar erg hoog stond het debat niet. Een >^ar maal werd de Minister door den Kamerpre sident gekapitteld, doch dat gold zijn wijze van spreken, natuurlijk niet de spellings kwestie. Ook zijn oplossing, dat de schoolkinderen eventueel de schoolboekjes zelf maar moeten wijzigen, vond de Minister nog zoo kwaad niet en wat de eventueele uitvoering betrof, merkte hij op, dat die natuurlijk niet dwaas zal zijn. Hoe de regeering als zoodanig nu precies tegenover het spellingsvraagstuk staat, werd ons nog niet geheel duidelijk, mogelijk hoo- ren we dat wel nader. De heer Tilanus klaagde in tweede instan tie ook nog, dat Prof. van Ginneken in de spellingscommissie minder vriendelijk was behandeld en daarom maar twee harer ver gaderingen had bijgewoond. (Adv. Ingez. Med.) Louis Saalborn. De Vader en de Zoon. A'dam. Era. Querido. Céline. Reis naar het einde van de nacht. A'dam, Mulder en Co. De tooneelspeler Saalborn, terecht zoo vaak geprezen, schroomvallig is hij niet. Waarom zou hij ook? Waarom zou hij ook niet schil deren en etsen, zoo het hart hem daartoe dwingt? En waarom ook geen boek schrijven als daartoe de lust hem bekruipt? Er zijn er zoovelen die tooneel spelen, zoovelen die schil deren en etsen, zoovelen ook die boeken schrijven. Waarom zoudt ge het niet alle drie kunnen doen, zoo U dat aangenaam is! Al licht doet ge één dier dingen buitengewoon goed of ge doet ze alle drie even beroerd. Wat zou het! We leven maar éénmaal en wie de kans schoon ziet om daarin juist te doen waar hij lust in heeft, zou wel gek zijn om zich door schroomvalligheid te laten weerhouden. Wij allen loopen elkaar in deze schoon geor dende wereld nu toch eenmaal in den weg en in de zoogenaamde vrije beroepen natuur lijk het meeste. Desondanks blijft daardoor alleen nog de mogelijkheid eener ontplooiinr der persoonlijkheid open en deze laatste kan men dei. Saalborn moeilijk ontzeggen. En in ieder geval lijkt mij zulk een accumulatie van roepingen of bezigheden verre verkieselijk boven de accumulatie van pensioenen, wacht gelden en emolumenten waar weer andere medeburgers zoo sterk in zijn. Zij staan ove rigens niet bloot aan oude flauwe aardig heden als, zeg b.v. hier: Saalborn, de beste acteur onder de schilders en de beste schilder onder de acteurs. Allemaal kif, meneeren. Doe het hern maar na. en respecteer een activiteit die pensioen noch wachtgeld belooft. De groote acteur Jelgerhuis schilderde ook en, al was het niet bijzonder als hij het niet gedaan had zou zijn naam niet nu nog, na honderd jaar, in veilingscatalogi voorkomen, terwijl over zijn spel niet meer gesproken wordt. Als na honderd jaar de Oudemanhuispoort nog bestaat, dan zal Saalborn's boek daar wellicht nog voor een dubbeltje te koop zijn het is op goed papier gedruktterwijl niemand iets over zijn tooneelprestaties zal kunnen vertellen. Alle roem is relatief maar schrij ven en schilderen geven een paar procent meer kans op iets langeren duur. Doch ik dien het in deze rubriek niet over den roem, maar over „das Buch an sieh" te hebben. Nu dan: De vader en de Zoon is een complete autobiographie, die, voor het ge mak in de derde persoon geschreven is, waar uiterst weinig in gefantaseerd lijkt en alle belangrijke personen, waarmee Willy ik Saalborn) in contact gekomen is, met juis te n naam en toenaam vermeld zijn Als „book of fiction" heeft het dientengevolge geen groote waarde, noch zijn de schrijftrant, de woordkeus, de zinsbouw van een afzonderlijke bekoring. Maar het geeft een levendige histm rische documentatie die het kunstleven in Holland der laatste vijftig jaar, binnen een zekeren kring, illustreert. Saalborn's vader kwam als tooneelspeler met de beroemde Mei- ningers en Ernst van Possart naar ons land, bleef hier hangen, huwde, en speelde eenige jaren lang in Rotterdam een belangrijke rol als leider van de Duitsche Opera. Geboren Rus-comediant in hart en nieren artist in ieder opzicht, tegelijk goedig en tyranniek en bovenal los van alles wat niet direct zijn kunst raakte, ziehier den vader. Loetje of Wietje of hier Willy, de jongste zoon, is zijn oogappel, later Royaards' opvolger en thans de auteur der familiehistorie. Historie van maatschappelijke zwarigheden vooral, want de Rotterdamsche successen zijn voor den vader door allerhand misère gevolgd, en de reacties daarop in den huiselijken kring wor den ons op mijns inziens eenigszins pijnlijk openhartige wijze zij het dan ook scherp typeerend voorgelegd. Ik zei al dat de auteur niet aan een surplus van schroomval ligheid lijdt.Ik zou nog verder willen gaan en meenen dat bij den schrijver een gemis aan goeden smaak aanwezig moet zijn, om in een zoo duidelijk gedocumenteerd verhaal als dit, met zeker satanisch welbehagen de eigen vuile wasch onder de pomp te zetten. Ik weet heel wel dat in een gedeelte der moderne lit teratuur dit soort exhibitionisme opgeld doet. meen echter ook dat daarin een voorbijgaan de liefhebberij te zien is die jammer genoeg veel waardevolle prestaties bevlekt. Men schijnt voorbij te zien dat men de waarheid en de waarachtigheid van het leven kan hul digen op een wijze die voor dat leven even gênant is als de dom-laffe vleierij van een hoveling voor een hoogstaand vorst. Wij zul len dat verschijnsel nog al eens terug vinden in de vrijpostigheid waarmee in een litterair kunstwerk over zaken en verrichtingen ge sproken wordt in een terminologie die niet voor een kunstwerk geschikt lijkt. Ik ben nu van Saalborn afgedwaald en denk aan de Hollandsche vertaling van het boek van Louis Ferdinand Céline (pseudoniem van den ar- mendokter Destouches) waarvan hierboven de titel werd afgeschreven. Een boek vol bo demloos pessimisme, doch van een gansch bij zonderen stijl, knagend en pijnigend, wreed enbruut. De dingen bij hun waren naam te noemen is een te waardeeren eigenschap bij dokwerkers en sjouwerlieden, doch ik ge loof dat de ware kunstenaar juist uitmunt door de beperking die hij zichzelf weet op te leggen. Wie een boek schrijft, schrijft in de eerste plaats voor zichzelf, leeft zich uit, ver lost zichzelf van iets dat hem in bezit geno men heeft.dat mag alles waar zijn, doch zoodra men het boek publiceert spreekt men tot zijn zuster, tot de dame naast zich in de tram, tot den wijzen grijsaard die U voorko mend tegemoet treedt, tot het jonge meisje, dat misschien nog onbedorven is, tot iedereen tenslotte, van wien de schrijver niets weet, en wien de schrijver een onbekende is. Alleen de dokwerker heeft daar maling aan. Wan neer een schrijver met onnoodzakelijke opzet telijkheid diens voorbeeld volgt, zal hij er zich bij moeten neerleggen met dien dokwerker op één lijn gesteld te worden. Al toont hij ook in ander opzicht nóg zulk een opmerkelijke begaafdheid. Het lijkt mij een lugubere voor uitgang in de samenleving, dat thans in veel litteratuur van begaafde schrijvers de dok werker het hoogste woord heeft. Ik wil nu zelfs nog geheel de vraag buiten beschouwing laten of de fatale jacht naar succes die smakeloosheid in de hand werkt, en aanne men dat Céline daardoor allerminst beïnvloed is. Het zit in den tijd en die is nu eenmaal niet zóó dat de goede smaak het van de smakeloosheid wint. Ook Celine Destouches is in den oorlog geweest, heeft in 't binnenland van Al'rika gezworven, in Amerika armoê ge leden enjammer genoeg voor hem ner gens het menschdom van een voornamen kant leeren kennen. Hij is fel in zijn eenzijdigheid, in zijn pessimisme, in zijn gemaskeerde haat ook misschien. En sterk persoonlijk in zijn schrijfwijs, in zijn techniek. Met dat al geen boek dat ik met genoegen gelezen heb. noch aangekondigd. Toch voel ik mij, privatim, noch preutsch noch voor een kleintje ver vaard. Maar ik ben nog niet zoo ver. dat ik een woord, dat ik bij den borrel passabel vind, 's middags aan tafel herhaald wil hebben. Kijk, waar je staat, als je spreken gaat. Al leen de polderman slaat daar geen acht op. Minister Marchant Zoo was een poosje de atmospheer wel iets meer geladen dan wenschelijk was en men kan moeilijk volhouden, dat Minister Mar chant van zijn kant nu al het mogelijke deed, om het debat zoo zuiver en zoo zakelijk mo gelijk te houden. Voor heden hebben, buiten den interpel lant, ook nog een vijftal sprekers van de ge legenheid gebruik gemaakt, om hun meening over een en ander te zeggen. Heel veel be langstelling was daarvoor in de Kamer ech ter niet meer. Mr. Wendelaar (lib.) betoogde, dat de spel ling alleen gewijzigd kan worden na veelzij dige voorbereiding en dan als zaak niet van den Minister van Onderwijs alleen, maar als Kabinetspolitiek. De heer Thijssen (s.d.) pleitte uit onder wij sbelang krachtig voor vereenvoudiging, het geheele onderwijs snakt er naar. Hij meende, dat de scholen binnenkort de nieuwe spelling zullen aanvaarden. Ook de heer Ke telaar (v.d.) pleitte sterk voor de vereenvou diging der schrijftaal als eisch van dezen tijd. Het eelen en eeren wil hij nog eens na der bekeken hebben door den Minister. Vlak daarop kwam echter de heer Feber (r.k.) den Minister weer bestrijden en als zijn meening uitspreken, dat deze allerminst ge schikt is om een sfeer van rust en bezonken heid te scheppen. Hij meende, dat de over heid hier alleen maar te begraven heeft, wat fossiel is en wees er op, dat de deskundigen het over de buigings n volkomen oneens zijn. Ook Mr. Westerman (nat. herst.) bleek het met het compromis niet eens te zijn, hij meende, dat de Minister de zaak nog eens ernstig moest overwegen. Hiermede was voor heden het debat afge- loopen. Vrijdag gaat men verder, want er zijn nog meer sprekers. Het ontwerp inzake de belastingheffing op de goederen in de doode hand. is thans weer op de Kameragenda geplaatst, na het Ver- keersfonds. De kwestie komt dus spoedig weer aan de orde. OBSERVATOR. 12 Juni 1934. J. H. DE BOIS WEER EEN REEKS AANSLAGEN IN OOSTENRIJK. Volgens officieele mededeelingen is in den loop van den nacht op Donderdag over de lichtleidïng van een electrische centrale een draad geworpen waardoor de stroomtoevoer naar het dorp Ranstandt in Salzburg eenigen tijd onderbroken werd. Bij Bramberg in Salz burg is een waterbassin van de electrische centrale door kwaadwilligheid leeggeloopen waardoor eveneens de stroomtoevoer verbro ken werd. In Breitenstein in Neder-Oosten- rijk is de electrische leiding stukgetrokken. De schade kon eerst na eenigen tijd hersteld worden. In den loop van den nacht zijn weer ver scheidene bommen ontploft o.a. voor de kloosterkerk in Leoben, waar aanzienlijke schade werd aangericht. Verder zijn in de voorsteden van Weenen op verschillende plaatsen in den loop van den nacht papie ren bommen tot explosie gebracht. Voor een meubelzaak in de Bruener strasse is een pa pieren bom ontploft waardoor twee venster ruiten werden vernield. Verder hebben on bekende daders bommen geworpen in een. melksalon in het Waehringer Park waar door veel schade werd aangericht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10