Purol bij Doorzitten - Zonnebrand - Stukloopen
VAN
VAN SCHENDEL EN DE
SCHENDEL TENTOONSTELLING.
MET
SEPTEMBER KEUS UIT TWEE
SPELLINGEN?
LITTERAIRE
KANTTEEKENINCEN.
VRIJDAG 22 JUNI 1934
HAARLEM' S DAGBLAD
8
Kunst en Letteren.
Van het verschijnen van „Een Zwerver ver-1
liefd" in 1836 af, was Van Schendel in litteraire
kringen een figuur van den eersten rang.
Kritiek en kenners bestudeerden de bewonder
den zijn werk en hij had het geluk dat bij
ieder nieuw boek de kring zijner getrouwen
zich langzaam maar zeker uitbreidde. Waar
zoovelen. toch lang niet. zonder talent, na een
kortstondig modesucces in de vergetelheid
terug vallen, bleef de aandacht onafgebroken
op Van Schendel en zijn productie gevestigd.
Toen hij in 1930 „Het Fregatschip Johanna-
Maria" publiceerde, kon men een vrij plotse
linge nieuwe belangstelling voor den schrijver
constateeren in kringen. die tot nog toe
onverschillig voor hem gebleven waren. Want
in weerwil van zijn hooge positie in de litte
ratuur, van het prestige dat van zijn onaan
gevochten kunstenaarsschap uitging, drong
Van Schendel toch nimmer door tot de groote
laag van lezers, tot- wat men „het groote pu
bliek" noemt. Hij had in die kringen den naam
van een moeilijk auteur te zijn. Volkomen ten
onrechte, want deze doorzichtige, edele, en rus
tige schrijfwijze is voor ieder die lezen kan
verstaanbaar. Was het het onderwerp, dat in
„Het Fregatschip Johanna-Maria" de nieuwe
lezers aantrok? Of toonde men een bijzon
dere voorliefde voor de vaderlandsche stof,
want inderdaad had Van Schendel, die tot
nu toe met zijn geest in den vreemde
meestal in Italië vertoefde, zich ditmaal een
anecdote gekozen, zoo Hollandsch, als men het
zich mar denken kan: de levensgeschiedenis
van een der laatste zeilschepen. Nog steeds
blijft de belangstelling voor dit zuivere en
diepe boek levendig. Naast de gewone editie
verscheen 'n schooluitgave en betrekkelijk kort
daarna kon de uitgever het 10e duizendtal
aankondigen, hetgeen voor de Nederlandsche
verhoudingen en zeker als het een schrijver
vaqn Van Schenders beteekenis en waardigheid
geldt, een prachtig en verheugend resultaat
te noemen is.
Hierna schreef Van Schendel „Jan Com
pagnie". Een boek, dat men niet altijd goed
begreep en op de juiste bases beoordeelde. Men
vond het over het algemeen wat vlak en wat
al te gedempt van toon. Dat is het inderdaad
maar zóó en niet anders heeft Van Schen
del zijn boek gewild.' Het is een groote fresco
en een ieder weet dat muurschilderingen al
tijd in groote decoratieve vlakken en meestal
in teedere kleuren uitgevoerd worden. In het
daaropvolgende boek „De Waterman", het
epos van de Hollandsche rivieren, toonde Van
Schendel met een andere werkwijze ook gansch
andere bedoelingen. Het werd een donker be
wogen boek van wind en water, met als cen
trale figuur Rossaert, een stoere, gesloten,
rechtschapen man, die veel van de Holland
sche deugden in zich vereenigt en die het
symbool -is geworden van een typisch Hol
landsche mentaliteit. De nieuwe belangstelling
voor Van Schendel hield gelukkig aan en vooral
„De Waterman" boeide weer velen die niet
reeds tot de oude Van Schendelianen behoor
den. Het verschijnen van dit laatste boek leek
Mejuffrouw iD. Bolle te Rotterdam, een gereede
aanleiding om eens te probeeren of niet door
e endoeltreffende reclame voortbouwend op
de reeds bestaande belangstelling een breede
strooming ten gunste van Van Schendel te
ontketenen zou zijn. In overleg met eenige
vrienden van den schrijver richtte zij in haar
boekhandel een tentoonstelling in. Van Schen
del betreffende. Zij slaagde er in om een zeer
volledig overzicht bij elkaar te brengen. Op
den dag van de opening hield Mr. P. H. Ritter
Jr., een rede waarin hij Van Schendel's groote
beteekenis ook voor deze tijd schetste. Bijzon
der prettig deed het aan dat op die openings
dag de jeugd zoo bijzonder goed vertegenwoor
digd was. Ik zag met oprechte vreugde, hoe
zeker de helft van de zaal gevuld was met
enthousiaste jongelui, die iets anders wensch-
ten te vernemen omtrent hun lievelingsschrij
ver. Wanneer men op zijn zestigste jaar de
jeugd zóó weet te boeien en tot zulk een heer
lijke geestdrift weet op te voeren, moet men
wel beschikken over onuitputtelijke levens
krachten. In het vertrouwen dat de jeugd van
heden aan Van Schendel schenkt, vinden
wij de sterkste aanduiding voor de duurzaam
heid van zijn werk en de onvergankelijkheid
van zijn litteraire beteekenis.
Deze tentoonstelling, die de gansche pers in
beweging bracht, werd tot de laatste dag druk
bezocht. Van Rotterdam ging zij naar Den
Haag, waar Dr. Menno ter Braak een inlei
dend woord sprak, en vandaar naar Utrecht,
waar zij door den bekenden bibliophiel Jhr. Mr.
Rademacher Schorer geopend werd.
En thans is deze collectie in den boekhandel
Van Heteren aan het Rokin te Amsterdam ter
bezichtiging gesteld. Wat men er vindt? Alles
wat van verre of nabij met Van Schendel en-
zijn werkzaamheden in verband staat. Aller
eerst portretten: geschilderde (zoo zien wij dat
van Toorop en een van later datum van Jan
Pcortenaar) geteekende en fotografieën. Er is
een gansche reeks fotografieën uit den laat-
sten tijd, welke een zeer duidelyken indruk ge-
van van schrijver's uiterlijke verschijning.
Dan zijn er handschriften en brieven; alle
boeken in de verschillende uitvoeringen en
verschillende drukken; het werk van de
illustratoren, die Van Schendel's teksten tot
onderwerp kozen, een reeks foto's uit de om
geving van Gorcum. welke het decor waarin
zich ..De Waterman" afspeelt, weergeven. Alle
vertalingen van Van Schendel's boeken en een
zeer groote. rijk-voorziene collectie geschrif
ten over hem. Men moet het nut van een der
gelijke tentoonstelling niet onderschatten. Er
zijn natuurlijk lieden, die met een schijn van
gelijk betoogen. dat de schrijver volledig in
z'n werk aanwezig is, dat wij hem uit z'n werk
dienen te leeren kennen; dat al die uiterlijk
heden niet alleen van nul en geener waarde
zijn. maar dat zij de ware litteratuurliefde
verstoren. Hiertegenover merk ik op dat in
derdaad doorgewinterde Van Schendelkenners,
die bovendien geroutineerde litteratuurmin
naars zijn. geen behoefte hebben aan een ten
tentoonstelling als deze, welke dan ook ge
maakt is met het bepaalde doel. om nieuwe
leden vcor de Van Schendelgemeenschap te
winnen. Nu kan men dit zooveel betreuren als
men wil. het gaat niet aan het feit te ontken
nen, dat „het publiek" dat wij wenschen te
naderen, nu eenmaal gevoelig is voor derge
lijke middelen. Wij, die overtuigd zijn, dat de
litteratuur een beteekenis, een roeping heeft,
dat de schoonheid een zegen kan zijn. voelen
het als onze plicht, om zooveel mogelijk men-
schen daarvan te doordringen. Wanneer men
zich zulk een bepaald doel voor oogen stelt,
moet men, wil men binnen de realiteiten blij
ven, ook zoeken naar de snelste juiste midde
len om dit te bereiken en zoolang die niet on
betamelijk of in strijd met de hooge waardig
heid des kunstenaars zijn, heeft men niet het
recht die te verwerpen in naam van een
aesthetische kitteloorigheid. welke volkomen
uit den tijd is. Levende in de overtuiging dat
Van Schendel's woord voor alle Nederlanders
bestemd is, voelen wij het als noodzakelijk om-
het volk tot luisteren te brengen.
Bovendien vinden ook de Van Schendelia
nen, hoezeer ook opgaande in de teksten, hier
veel van hun gading. Wij hebben allen de be
hoefte. om een schrijver die wij uit zijn ge
schriften door en door kennen in een men-
schelijke gestalte te concretiseeren. Wij willen
weten, zelfs al zouden wij daardoor niet veel
dichter tot den zin van zijn werk komen, hoe
hij er uitziet, hoe hij leeft en beweegt. Dit is
de natuurlijke behoefte naar vriendschap met
de persoonlijkheden, welke wij in de boeken
ontdekt hebben.
Voor zoover het na te gaan is, werd het doel
van de Van Schendel tentoonstelling bereikt,
en ontstond, mede dank zij de dagbladen, die
een grooten steun verleenden, een belangstel
ling, die in den beginne wellicht wat opper
vlakkig, zich in vele gevallen verdiepen zal tot
een standvastige bewondering. En bovendien
weten nu zoo langzamerhand ook zij die zich
weinig of niet met de schoone letteren inla
ten, dat wij in ons land een schrijver van
Europeesch formaat en universeele beteekenis
bezitten in Arthur van Schendel. Ook die ken
nis heeft zijn belang, zelfs voor diegenen die de
boeken niet lazen. Men weet toch immers dat
Lorentz een van onze diepste en belangrijkste
geesten was. zonder dat men in staat is zijn
geschriften te consulteeren.
Zij, die zich op deze wijze voor Van Schen
del hebben te werk gesteld, deden dit in de
volle overtuiging van aan hun land en hun
cultuur een dienst te bewijzen en zij werden
gedreven door de liefde voor hun volk, dat zij
in zoo nauw mogelijk contact met een van de
edelste vertegenwoordigers daarvan wilden
brengen.
J. GRESHOFF.
erkennen dat er een honderdtal bezoekers
meer waren dan op het eerste concert.
Zoo ooit de afwezigen ongelijk hadden, was
het deze keer. De zang van Annie Woud ver
hief zich bij Handel s aria's, vooral bij het ge
weldige „Care Selve" tot bovenmenschelijke
grootheid. In vlekkelooze reinheid en stralen
de pracht klonk dit zingen, dat elke vergelij
king met wat andere alten presteeren uitsluit.
En in Haydn's „Ariadne auf Naxos" gaf zij
aan haar heerlijke stem een zóó groote dra
matische bewogenheid, dat op het kantje van
het realistische geweest zou zijn. indien niet
de muzikale schoonheid volledig bewaard was
gebleven. Dit was Kunst van de allerhoogste
orde en het was geen wonder dat het gefasci
neerde auditorium in bijna eindelooze ovaties
de spanning verbrak.
Maar ook voor Van Leeuwen Boomkamp
hebben langdurige ovaties geklonken, en ik
zou onzen meestercellist te kort doen. indien
ik door hem in de tweede plaats te noemen,
den schijn zou wekken alsof dit een afdalende
artistieke rangschikking bedoelde. Verre van
dat: na een noodzakelijk zich-inspelen heeft
hij ons Haydn s concert gegeven in dezelfde
vlekkelooze reinheid, waarmee Annie Woud
Handel vertolkte. Tot fel bewogen spel geeft
dat Concert geen aanleiding, maar de instru
mentale perfectie van de voordracht hielp ge
makkelijk over de wat al te groote gelijkvor
migheid der compositie heen en liet slechts
schoonheidsimpressies na.
Het orkest omlijstte de solovoordrachten
door de vertolking van twee symphonieën: de
derde van C. Ph. Em. Bach en de „Unvollen-
dete" van Schubert. Ik zou geen oogenblik
aarzelen bij vergelijking tusschen beide die
van Schubert de „vollendetere" te noemen.
Bach vangt wel erg gewichtig aan; we krijgen
zelfs een voorgevoel van „Shariar" uit Rimski-
Korsakow's „Sheherazade"; maar de ontwik
keling der gedachten blijft grootendeels uit en
in plaats daarvan komt een niet onamusant
figurenspel. Een vioolsolo leidt dan over naar
het bijna geheel tweestemmig geschreven,
ernstige Larghetto, dat met zeer donkere kleu
ren met de altviolen als hoogste instru
menten ingezet wordt. Dat Larghetto gaat
dan weer zonder onderbreking over in het
Presto, een Finale, die de stof geleverd zou
kunnen hebben voor de spotternij in het laat
ste deel van Mozart's „Dorfmusikantensex-
tet" (Bauernsinfonie"). Er is niet slechts the
matische gelijkenis: men.vindt ook soortge
lijke hardheden in de opvolging' van sommige
harmonieën en het ontbreken van logische
ontwikkeling.Heeft Mozart in een speelsche bui
misschien ook den Hamburgschen Bach bij
den neus willen nemen?
KAREL DE JONG.
MUZIEK.
ONTPLOFFING IN RUSSISCHE
CHEMISCHE FABRIEK.
CONCERT DER H. O. V.
Het tweede, door de orkestleden der H. O. V.
zelf georganiseerde concert had Donderdag
avond plaats. Twee solisten van den eersten
rang: Annie Woud en Carel van Leeuwen
Boomkamp, verleenden ditmaal hun medewer
king. Beiden hebben vroeger op groote con
certen hier ter stede lauweren geoogst. Een
stampvolle zaal zou dus alleen voor hen bei
den reeds niet meer dan billijk geweest zijn;
echter nu het concert slechts ten bate der or
kestleden gegeven werd en de entreeprijs laag
was, hielden vele bewonderaars zich afzijdig
en bleven veel plaatsen onbezet, al moeten we
Acht en zeventig dooden en
gewonden.
EEN DAAD VAN SABOTAGE?
Naar uit Moskou eerst nu wordt gemeld,
heeft 16 Juni in een der grootste chemische
fabrieken der Sovjet-Unie. de fabriek „Froense"
een ontzettende ontploffing plaats gehad. Een
vleugel van de reusachtige fabriek, vier ver
diepingen hoog, is geheel verwoest. Nauw
keurige cijfers over het aantal slachtoffers
zijn nog niet bekend, maar men zegt, dat 78
personen gedood ot gewond zijn.
Het ongeluk, dat tot dusverre door de
autoriteiten geheim is gehouden, schijnt door
een daad van sabotage veroorzaakt te zijn. De
GPoe heeft onmiddellijk het geheele fabrieks
terrein afgezet en een onderzoek ingeleid
waaraan behalve door de justitie wordt deel
genomen door vertegenwoordigers van het
commissariaat va oorlog.
Volgens de mededeelingen, die tot dusverre
zijn binnengekomen, hebben reeds verschei
dene arrestaties plaats gehad. O.a. zijn eenige
directeuren en ingenieurs gearresteerd, die
voor de ramp verantwoordelijk worden ge
steld.
De fabriek „Froense" produceert hoofd
zakelijk chemicaliën voor industrie en land
bouw.
STA TEN-GENERAAL
TWEEDE KAMER
Minister Marchant verdedigt zijn compromis.
Motie om niet tot invoering over te gaan.
21 Juni.
De heer Tilanus (c.h.)
heeft Minister Marchant
geïnterpelleerd over de
schrijfwijze onzer taal.
Een deel van den middag
was het debat zoo nu en
dan nogal bewogen en
wel doordat de Minister
meermalen zeer rumoe
rig was en de Kamer
telkens geweldig veel
schik had. Daardoor was
voor ons het luisteren
n ,V anUS niet altijd even gemak
te.h.) kelijk.
De heer Tilanus bleek een tegenstander-
van het „compromis", hij is op historische
en andere gronden een voorstander der spel
ling van de Vries en te Winkel. Maar dit
debat bewees wel heel duidelijk, dat zulk een
kwestie er niet een is om diep in de Kamer te
bespreken.
Het bescheid van Minister Marchant bleek
den interpellant allerminst te bevredigen. De
bewindsman verklaarde, dat hij oorspronke
lijk bij de spelling de Vries en te Winkel
zwoer. Maar de praktijk deed hem duidelijk
zien, dat hier een chaos heerscht en daarin
moet ordening geschapen worden. Dat zag
Minister Marchant als zijn taak. Daarom
kwam hij met de compromis-commissie, die
hij zelf presideerde en waarin hij geheel „be
keerd" werd en waar men met het compro
mis kwam. Trouwens, op dit gebied is z.i.
niets te bereiken dan door een compromis.
Op de vragen van den heer Tilanus ant
woordde de Minister, dat hij nu deze oplos
sing heeft, dat men met September de keus
zal hebben tusschen de spelling van de Vries
en te Winkel, maar dan ongeschonden óf de
spelling volgens het compromis.
Men blijft vrij, er is geen sprake van eenige
dwang. De Minister meent, dat de compro
mis-spelling het dan spoedig geheel zal heb
ben gewonnen. Daar zal de praktijk wel voor
zorgen. Toenemende verwarring daar door
vreest de Minister geenszins, hij meent, dat
zoo. zonder dwang, orde geschapen zal wor
den. De heer Tilanus was dit absoluut niet
met den Minister eens, hij voorzag door dit
nieuwe „compromis" nog veel grootere ver
warring. Ernstige schade voor de uitgevers
en veel grootere uitgaven voor de gemeente
besturen, vreest de Minister niet. En wat de
regeering doen zal? Geen dwang uitoefenen,
maar registreeren en vastleggen wat be
hoefte gebleken is. Wat de schrijfwijze be
treft zal zij, daar op lettende, doen wat on
vermijdelijk is en dat op den daarvoor aan
gegeven tijd.
De Minister stelde met nadruk vast, dat het
spellings-compromis gevolg is van wat weten
schappelijk vastgelegd kon worden. Daar
voor was het nu tijd.
Er bleek in de Kamer, na het contra van
den heer Tilanus tegenover het compromis
en het pro van den Minister, heel wat ver
schil van meening over de spellingskwestie.
De heer Tilanus (c.h.) diende, met de hee-
ren Suring (r.k.), Zijlstra (a.r.), Wendelaar
(lib.) en Feber (r.k.) een motie in, waarin de
Kamer als haar meening uitsprak, dat niet
behoort te worden overgegaan tot toelating
der schrijfwijze onzer taal, gelijk die in het
compromis is aangegeven. Deze motie vroeg
dus een duidelijke uitspraak der Kamer. Het
bleek, dat de heer Tilanus wel de concessie
deed, dat hij ter correctie van de Vries pv te
Winkel, de drie regels wilde aanvaarden, die
Minister Terpstra indertijd aangaf. Maar
dichterbij elkaar kwamen de interpellant en
de Minister niet. De laatste sprak veel lan
ger dan de interpellant. hij verklaarde dan
ook mar dezen dag verlangd te hebben, om
de kwestie eens met de Kamer te bespreken,
maar erg hoog stond het debat niet. Een >^ar
maal werd de Minister door den Kamerpre
sident gekapitteld, doch dat gold zijn wijze
van spreken, natuurlijk niet de spellings
kwestie.
Ook zijn oplossing, dat de schoolkinderen
eventueel de schoolboekjes zelf maar moeten
wijzigen, vond de Minister nog zoo kwaad
niet en wat de eventueele uitvoering betrof,
merkte hij op, dat die natuurlijk niet dwaas
zal zijn.
Hoe de regeering als zoodanig nu precies
tegenover het spellingsvraagstuk staat, werd
ons nog niet geheel duidelijk, mogelijk hoo-
ren we dat wel nader.
De heer Tilanus klaagde in tweede instan
tie ook nog, dat Prof. van Ginneken in de
spellingscommissie minder vriendelijk was
behandeld en daarom maar twee harer ver
gaderingen had bijgewoond.
(Adv. Ingez. Med.)
Louis Saalborn. De Vader en de Zoon.
A'dam. Era. Querido. Céline. Reis
naar het einde van de nacht. A'dam,
Mulder en Co.
De tooneelspeler Saalborn, terecht zoo vaak
geprezen, schroomvallig is hij niet. Waarom
zou hij ook? Waarom zou hij ook niet schil
deren en etsen, zoo het hart hem daartoe
dwingt? En waarom ook geen boek schrijven
als daartoe de lust hem bekruipt? Er zijn er
zoovelen die tooneel spelen, zoovelen die schil
deren en etsen, zoovelen ook die boeken
schrijven. Waarom zoudt ge het niet alle drie
kunnen doen, zoo U dat aangenaam is! Al
licht doet ge één dier dingen buitengewoon
goed of ge doet ze alle drie even beroerd. Wat
zou het! We leven maar éénmaal en wie de
kans schoon ziet om daarin juist te doen waar
hij lust in heeft, zou wel gek zijn om zich
door schroomvalligheid te laten weerhouden.
Wij allen loopen elkaar in deze schoon geor
dende wereld nu toch eenmaal in den weg
en in de zoogenaamde vrije beroepen natuur
lijk het meeste. Desondanks blijft daardoor
alleen nog de mogelijkheid eener ontplooiinr
der persoonlijkheid open en deze laatste kan
men dei. Saalborn moeilijk ontzeggen. En in
ieder geval lijkt mij zulk een accumulatie van
roepingen of bezigheden verre verkieselijk
boven de accumulatie van pensioenen, wacht
gelden en emolumenten waar weer andere
medeburgers zoo sterk in zijn. Zij staan ove
rigens niet bloot aan oude flauwe aardig
heden als, zeg b.v. hier: Saalborn, de beste
acteur onder de schilders en de beste schilder
onder de acteurs. Allemaal kif, meneeren. Doe
het hern maar na. en respecteer een activiteit
die pensioen noch wachtgeld belooft. De
groote acteur Jelgerhuis schilderde ook en, al
was het niet bijzonder als hij het niet gedaan
had zou zijn naam niet nu nog, na honderd
jaar, in veilingscatalogi voorkomen, terwijl
over zijn spel niet meer gesproken wordt. Als
na honderd jaar de Oudemanhuispoort nog
bestaat, dan zal Saalborn's boek daar wellicht
nog voor een dubbeltje te koop zijn het is
op goed papier gedruktterwijl niemand
iets over zijn tooneelprestaties zal kunnen
vertellen. Alle roem is relatief maar schrij
ven en schilderen geven een paar procent
meer kans op iets langeren duur.
Doch ik dien het in deze rubriek niet
over den roem, maar over „das Buch an sieh"
te hebben. Nu dan: De vader en de Zoon is
een complete autobiographie, die, voor het ge
mak in de derde persoon geschreven is,
waar uiterst weinig in gefantaseerd lijkt en
alle belangrijke personen, waarmee Willy ik
Saalborn) in contact gekomen is, met juis
te n naam en toenaam vermeld zijn Als „book
of fiction" heeft het dientengevolge geen
groote waarde, noch zijn de schrijftrant, de
woordkeus, de zinsbouw van een afzonderlijke
bekoring. Maar het geeft een levendige histm
rische documentatie die het kunstleven in
Holland der laatste vijftig jaar, binnen een
zekeren kring, illustreert. Saalborn's vader
kwam als tooneelspeler met de beroemde Mei-
ningers en Ernst van Possart naar ons land,
bleef hier hangen, huwde, en speelde eenige
jaren lang in Rotterdam een belangrijke rol
als leider van de Duitsche Opera. Geboren
Rus-comediant in hart en nieren artist in
ieder opzicht, tegelijk goedig en tyranniek en
bovenal los van alles wat niet direct zijn
kunst raakte, ziehier den vader. Loetje of
Wietje of hier Willy, de jongste zoon, is zijn
oogappel, later Royaards' opvolger en thans
de auteur der familiehistorie. Historie van
maatschappelijke zwarigheden vooral, want
de Rotterdamsche successen zijn voor den
vader door allerhand misère gevolgd, en de
reacties daarop in den huiselijken kring wor
den ons op mijns inziens eenigszins pijnlijk
openhartige wijze zij het dan ook scherp
typeerend voorgelegd. Ik zei al dat de
auteur niet aan een surplus van schroomval
ligheid lijdt.Ik zou nog verder willen gaan en
meenen dat bij den schrijver een gemis aan
goeden smaak aanwezig moet zijn, om in een
zoo duidelijk gedocumenteerd verhaal als dit,
met zeker satanisch welbehagen de eigen
vuile wasch onder de pomp te zetten. Ik weet
heel wel dat in een gedeelte der moderne lit
teratuur dit soort exhibitionisme opgeld doet.
meen echter ook dat daarin een voorbijgaan
de liefhebberij te zien is die jammer genoeg
veel waardevolle prestaties bevlekt. Men
schijnt voorbij te zien dat men de waarheid
en de waarachtigheid van het leven kan hul
digen op een wijze die voor dat leven even
gênant is als de dom-laffe vleierij van een
hoveling voor een hoogstaand vorst. Wij zul
len dat verschijnsel nog al eens terug vinden
in de vrijpostigheid waarmee in een litterair
kunstwerk over zaken en verrichtingen ge
sproken wordt in een terminologie die niet
voor een kunstwerk geschikt lijkt. Ik ben nu
van Saalborn afgedwaald en denk aan de
Hollandsche vertaling van het boek van Louis
Ferdinand Céline (pseudoniem van den ar-
mendokter Destouches) waarvan hierboven
de titel werd afgeschreven. Een boek vol bo
demloos pessimisme, doch van een gansch
bij zonderen stijl, knagend en pijnigend, wreed
enbruut. De dingen bij hun waren naam
te noemen is een te waardeeren eigenschap
bij dokwerkers en sjouwerlieden, doch ik ge
loof dat de ware kunstenaar juist uitmunt
door de beperking die hij zichzelf weet op te
leggen. Wie een boek schrijft, schrijft in de
eerste plaats voor zichzelf, leeft zich uit, ver
lost zichzelf van iets dat hem in bezit geno
men heeft.dat mag alles waar zijn, doch
zoodra men het boek publiceert spreekt men
tot zijn zuster, tot de dame naast zich in de
tram, tot den wijzen grijsaard die U voorko
mend tegemoet treedt, tot het jonge meisje,
dat misschien nog onbedorven is, tot iedereen
tenslotte, van wien de schrijver niets weet,
en wien de schrijver een onbekende is. Alleen
de dokwerker heeft daar maling aan. Wan
neer een schrijver met onnoodzakelijke opzet
telijkheid diens voorbeeld volgt, zal hij er zich
bij moeten neerleggen met dien dokwerker
op één lijn gesteld te worden. Al toont hij ook
in ander opzicht nóg zulk een opmerkelijke
begaafdheid. Het lijkt mij een lugubere voor
uitgang in de samenleving, dat thans in veel
litteratuur van begaafde schrijvers de dok
werker het hoogste woord heeft. Ik wil nu
zelfs nog geheel de vraag buiten beschouwing
laten of de fatale jacht naar succes die
smakeloosheid in de hand werkt, en aanne
men dat Céline daardoor allerminst beïnvloed
is. Het zit in den tijd en die is nu eenmaal
niet zóó dat de goede smaak het van de
smakeloosheid wint. Ook Celine Destouches is
in den oorlog geweest, heeft in 't binnenland
van Al'rika gezworven, in Amerika armoê ge
leden enjammer genoeg voor hem ner
gens het menschdom van een voornamen kant
leeren kennen. Hij is fel in zijn eenzijdigheid,
in zijn pessimisme, in zijn gemaskeerde haat
ook misschien. En sterk persoonlijk in zijn
schrijfwijs, in zijn techniek. Met dat al geen
boek dat ik met genoegen gelezen heb. noch
aangekondigd. Toch voel ik mij, privatim,
noch preutsch noch voor een kleintje ver
vaard. Maar ik ben nog niet zoo ver. dat ik
een woord, dat ik bij den borrel passabel vind,
's middags aan tafel herhaald wil hebben.
Kijk, waar je staat, als je spreken gaat. Al
leen de polderman slaat daar geen acht op.
Minister Marchant
Zoo was een poosje de atmospheer wel iets
meer geladen dan wenschelijk was en men
kan moeilijk volhouden, dat Minister Mar
chant van zijn kant nu al het mogelijke deed,
om het debat zoo zuiver en zoo zakelijk mo
gelijk te houden.
Voor heden hebben, buiten den interpel
lant, ook nog een vijftal sprekers van de ge
legenheid gebruik gemaakt, om hun meening
over een en ander te zeggen. Heel veel be
langstelling was daarvoor in de Kamer ech
ter niet meer.
Mr. Wendelaar (lib.) betoogde, dat de spel
ling alleen gewijzigd kan worden na veelzij
dige voorbereiding en dan als zaak niet van
den Minister van Onderwijs alleen, maar als
Kabinetspolitiek.
De heer Thijssen (s.d.) pleitte uit onder
wij sbelang krachtig voor vereenvoudiging,
het geheele onderwijs snakt er naar. Hij
meende, dat de scholen binnenkort de nieuwe
spelling zullen aanvaarden. Ook de heer Ke
telaar (v.d.) pleitte sterk voor de vereenvou
diging der schrijftaal als eisch van dezen
tijd. Het eelen en eeren wil hij nog eens na
der bekeken hebben door den Minister.
Vlak daarop kwam echter de heer Feber
(r.k.) den Minister weer bestrijden en als zijn
meening uitspreken, dat deze allerminst ge
schikt is om een sfeer van rust en bezonken
heid te scheppen. Hij meende, dat de over
heid hier alleen maar te begraven heeft, wat
fossiel is en wees er op, dat de deskundigen
het over de buigings n volkomen oneens zijn.
Ook Mr. Westerman (nat. herst.) bleek het
met het compromis niet eens te zijn, hij
meende, dat de Minister de zaak nog eens
ernstig moest overwegen.
Hiermede was voor heden het debat afge-
loopen. Vrijdag gaat men verder, want er
zijn nog meer sprekers.
Het ontwerp inzake de belastingheffing op
de goederen in de doode hand. is thans weer
op de Kameragenda geplaatst, na het Ver-
keersfonds. De kwestie komt dus spoedig weer
aan de orde.
OBSERVATOR.
12 Juni 1934.
J. H. DE BOIS
WEER EEN REEKS AANSLAGEN
IN OOSTENRIJK.
Volgens officieele mededeelingen is in den
loop van den nacht op Donderdag over de
lichtleidïng van een electrische centrale een
draad geworpen waardoor de stroomtoevoer
naar het dorp Ranstandt in Salzburg eenigen
tijd onderbroken werd. Bij Bramberg in Salz
burg is een waterbassin van de electrische
centrale door kwaadwilligheid leeggeloopen
waardoor eveneens de stroomtoevoer verbro
ken werd. In Breitenstein in Neder-Oosten-
rijk is de electrische leiding stukgetrokken.
De schade kon eerst na eenigen tijd hersteld
worden.
In den loop van den nacht zijn weer ver
scheidene bommen ontploft o.a. voor de
kloosterkerk in Leoben, waar aanzienlijke
schade werd aangericht. Verder zijn in de
voorsteden van Weenen op verschillende
plaatsen in den loop van den nacht papie
ren bommen tot explosie gebracht. Voor een
meubelzaak in de Bruener strasse is een pa
pieren bom ontploft waardoor twee venster
ruiten werden vernield. Verder hebben on
bekende daders bommen geworpen in een.
melksalon in het Waehringer Park waar
door veel schade werd aangericht.