DE ROODE STREEP
opening der tentoonstelling .Stad Tilburg 1934*. Minister Steen-
kerghe in geanimeerd gesprek met de heeren J. Majoie en Blomjous
Tegen luchtaanvallen. Een
nieuwe constructie teneinde
het licht van straatlantaarns
voor vliegtuigen onzichtbaar te
maken, is op de brand-ten-
toonstelling te Parijs thans ge-
exposeerd
De Prins van Wales inspecteert
de lammetjes op de veeten
toonstelling in Mote Park te
Maidstone, waaraan bij deze
een bezoek bracht
Een speciale jachthondenkeuring was ver
bonden aan de internationale landbouw-
en veeteelt-tentoonstelling te Peterborough
(Eng). De jagers wachten met hun vier
voeters op de komst der jury
De bekende internationale scheidsrechter van Moorsel (2de van rechts),
promoveerde aan de Handelshoogeschool te Rotterdam tot doctor in
de handelswetenschappen
Twee enthousiaste toeschouwsters der inter
nationale tenniswedstrijden te Wimbledon,
die zich door regenbuien niet lieten af
schrikken. doch rustig bleven wachten op
de hervatting der wedstrijden
De trekking der Fransche nationale loterij
trekt nog steeds veel belangstellenden, dia
op den uitslag wachten
In de hofkerk van den H. Jacobus op den Koudenberg had Donderdag de doopplechtigheid plaats van den
kleinen Prins Albert van België, waarbij het geheele koninklijke gezin tegenwoordig was
Ir S. L. Louwes, die benoemd zal worden
tot directeur-generaal van den landbouw
FEUILLETON
15)
De situatie was ook wel voor hem klaar
gelegd. Het moet iemand met een formidabel
stel hersens zijn, die zoo dadelijk de voor-
deelen van een gegeven toestand doorziet,
en er zonder aarzelen gebruik van maakt".
Lingeman antwoordde niet, maar keek door
de stoffige ruiten van zijn werkkamer naar
buiten.
„Toch begrijp ik niet" vervolgde Beitel,
„dat iemand als hij zóó ver gaat, dat hij een
week lang twee vrouwen, kennissen van
hem, in de positie van verdachten kan laten.
Dat is bijna aven erg als de misdaad zelf".
„Ja" antwoordde Lingeman.
„Een merkwaardige zelfbeheersching ook.
Onmiddellijk na het plegen van den daad
komt hij in het gezelschap terug, en gedraagt
zich of er niets is gebeurd. En dat voor
iemand, die voor de eerste keer in zijn leven
zooiets begaat. De man moet ijzeren zenuwen
hebben".
„Ja".
„Enfin", lachte Beitel, „hij is dokter
„Dokter?" vroeg Lingeman verbaasd.
Het was nu de beurt van Beitel om ver
wonderd te kijken.
„Ja, natuurlijk, dokter", antwoordde hy.
„Man, je bent niet wijs; hoe kom je erbij.
Over wien heb je het?"
„Over wien ik het heb? Over Sestn natuur
lijk. Over wien anders?"
Lingeman haalde zijn schouders op.
„Dus jij denkt nog altijd dat Sestri het
heeft gedaan?"
„Wel verduiveld, wie anders? Wie heb jij
va'nm~-"en laten arresteeren?"
jt "o#»b niemand laten arresteeren
„Nu ja dan, hier op het bureau laten ko
men, met de mededeeling dat als hij niet vrij
willig kwam, hij zou worden gearresteerd".
„Wel...."
Beitel maakte een hulpeloos gebaar
„Waarom heb je dat lan gedaan? Waar is
hij nu?"
„Sesti?"
„Allicht, wie anders?"
„Die zit thuis, en eet ham njet spiegel
eieren, of hij is in zijn ziekenhuis, en, grab
belt in de darmen van een patient".
„Dus je hebt hem weer laten loopen?"
„Goed geraden, mijn jongen".
„Dus
„Dus. Sestri is zoo onschuldig als een lam".
„Waarom dan die heele vertooning van
morgen?"
„Mijn zoon, je hebt de reputatie een uit
stekend psycholoog te zijn. Waarom zet men,
waarom zet een inspecteur van politie een
vertooning op touw? Om de toeschouwers in
een bepaalde stemming te brengen. Welke
stemming brengt men te weeg door te drei
gen met een arrestatie? Vrees, schrik, angst
voor de kostbare reputatie. Wat doet de pa
tient in zoo'n stemming? Hij vertelt, mijn
brave, hij vertelt wat hij weet. hij vertelt
wat hij nooit wilde vertellen, en wat hij
nooit zou hebben verteld, als hij niet een
beetje was geschrokken".
„Dus
„Dus Sestri wist iets, wat wij nog niet wis
ten. maar ik wist dat hij iets wist".
„Je lijkt Wistik wel"
Lingeman zweeg.
„En, wat heeft hij je nu verteld? Ben je
verder gekomen? Weet je wie de dader is?"
„Ik zei toch daareven, dat ik hem had".
„Waar heb je hem dan?"
„Hier in mijn vestzak".
Beitel werd humeurig.
„Ik geloof, dat 'net beter zal zijn als ik een
eindje ga wandelen", zei hij gemelijk.
„Dat denk ik ook collega. Maar zorg, dat
je om vijf uur hier terug bent. Dan heb ik
een kleine verrassing voor je".
Beitel keek hem argwanend aan.
„Een nieuwe mystificatie?" vroeg hij.
„Geen mystificatie, jongen, alles echt.
Ohne schwindel, ohne doppelten Boden. Dus
afgesproken, om vijf uur hier?"
„Afgesproken".
Om vijf uur dien dag klopte Beitel aan de
kamer van Lingeman.
„Wij gaan", zei deze kortaf.
„Waarheen?"
„Men vindt den misdadiger op de -plaats
van den misdaad", doceerde Lingeman, „Wij
gaan dus naar den huize de Boom".
Beitel vroeg niet verder en zwijgend stapten
de twee mannen door de stille straten, die
in den vroegen voorjaarsavond slechts
spaarzaam door een enkele lantaarn werden
verlicht..
Na een half uurtje stonden zij voor het
huis.
Rustig stapte Lingeman de stoep op en
belde aan.
„Je zult even geduld moeten hebben", zei
hij tegen zijn collega. „Nina is zoo vlug"
niet".
Inderdaad duurde het eenige minuten voor
de deur werd geopend door de oude meid,
die achterdochtig door een kier gluurde.
„Gunst", zei ze, „zijn jullie daar al weer?"
„Is mevrouw te spreken?" vroeg Lingeman.
„Ik denk het wel", antwoordde Mina, zij is
in elk geval thuis", en zij klopte aan de zit
kamer aan.
„Willen de heeren maar binnen komen?'
vroeg zij even later. Beiden traden de kamer
binnen. Lingeman voorop. De kamer leek groot
in het duister, waar slechts een enkele sche
merlamp een mat licht door een perkamen
ten kap straalde. Hilda stond loom en gra
cieus als altijd op uit haar stoel.
„Ik heb maar weinig tijd voor u'\ zei ze,
„over een kwartiertje komt mijn man thuis".
„Wij zullen niet langer behoeven te blijven
dan totdat uw man thuis is, mevrouw".
Hilda maakte een nauw merkbare bewe
ging van ontsteltenis,
i „Wat bedoelt u?" zei ze moeilijk.
„Ik verwacht dat degeen die de moord heeft
gepleegd, op het oogenblik dat uw man thuis
komt. door de keukendeur binnen zal komen"
antwoordde Lingeman ernstig.
„Maar waarom?" vroeg zij angstig.
Lingeman maakte een sussend gebaar met
zijn rechterhand. „Wij, mijn collega en ik, zou
den graag in de keuken het rijk alleen heb
ben. Zooals ik u zei, behoeven wij niet lang
te wachten. Kunt u Mina zoo lang weg stu
ren?"
„Zooals u wilt", zei ze toonloos, en met een
angstig gezicht ging zij de kamer uit.
„Lingeman". fluisterde Beitel, „wat heeft
dit alles te beteekenen? Je bent toch wel
zeker van je zaak?"
„Sst", was alles, wat Lingeman antwoordde.
Even later klonk het gemopper van de oude
meid in de gang, en sloeg de voordeur ach
ter haar dicht
„Zij is weg", zei Hilda, „u kunt naar de
keuken gaan als u wilt. Ik mag zeker wel in
de kamer blijven?"
.,U zoudt ons een grooten dienst bewijzen,
wat er ook mag gebeuren, rustig in deze ka
mer te blijven, mevrouw. Het is in de eerste
plaats in uw eigen belang, dat ik u dit vraag,
en in de tweede plaats in het belang van
een ander".
Hilda keek hem een oogenblik onderzoe
kend aan. alsof zij iets wilde vragen, maar zij
zweeg, en ging naar haar stoel bij den haard,
nagezien door de beide mannen.
Lingeman was de eerste, die tot een besluit
kwam, en Beitel beduidde, dat hij moest gaan,
door hem in zijn ribben te porren.
Samen gingen zij nu naar de keuken, waar
Lingeman het licht uitdraaide.
.,Wij hebben nog een minuut of tien den
tijd", zei Lingeman. „laten wij het ons zoo
gemakkelijk mogelijk maken". En hij vleide
zich in den rieten leunstoel, die de oude Mina
tot zetel diende, wanneer zij de aardappelen
schilde, of de koffie maalde.
Beitel ging op de aanrecht zitten.
„Wat een vrouw", droomde Lingeman hard
op. „Mijn God, wat een vrouw".
„Stil", fluisterde Beitel, „luister".
Vanuit de kamer klonk de gramofoon; de
klagende wijs van een oud Spaansch lied snik
te door het donkere huis.
„Paloma del alma mia, duif van mijn ziel",
mompelde Beitel. Lingeman had de oogen
gesloten. Hij zag Hilda, blond, haar gezicht
als een camee tegen het matte licht van de
lamp, luisteren naar de wanhopige wijs, die
dacht hij wel het lievelingslied zou zijn
geweest van den man. dien zij had liefgehad
en die hierboven op den divan in zijn hart was
gestoken met een Florehtijnsch stilet, waar
van het heft was versierd met de beeltenis
van Aphrodite, de uit het schuim van de zee
geborene.
De klank van de muziek verstierf, een druk
kende stilte heerschte nu in het huis.
Plotseling zaten de beide mannen rechtop.
Het poortje achter in den tuin werd geopend,
voetstappen klonken op het grind. Een man
opende zonder aarzelen de deur van de keu
ken. De rechercheurs legden zwaar hun han
den op zijn* schouders.
..Mijnheer de Boom", zei Lingeman met don
kere, ernstige stem. „ik arresteer u wegens
moord op John Gars"
X.
De Boom hief zijn belde handen omhoog,
maar liet ze op hetzelfde oogenblik weer moe
deloos omlaag vallen. Hij deed geen enkele
poging tot verzet, maar bleef met gebogen
hoofd staan tusschen de beide rechercheurs.
Hij sloot de oogen, alsof hij doodelijk ver
moeid was en sloeg ze na een poosje weer op.
„Weet zijbegon hij.
„Zij weet van niets", viel Lingeman hem met
gedempte stem in de rede. „Kom, mijnheer de
Boom, u moogt haar niet zien zoo. Het is niet
noodig haar een nieuwen schok te bezorgen".
(Wordt vervolgd,)