Welkom thuis! Het défilé langs het stoffelijk overschot van Z. H. H. Prins Hendrik. - Plechtige kransaanhieding. De Japansche minister van Buitenlandsche Zaken Hirota in ge sprek met den nieuwen Britschen gezant te Tokio, sir Robert Clive Een deputatie van de Noord-Zuid Holl. Redding Mij. komt een. krans aanbieden, bij het paleis Noordeinde te den Haag Te Noordwijk zijn Maandag de voorwedstrijden voor de groote tenniswedstrijden aangevangen. Een overzicht FEUILLETON De wonderlijke belevenissen van dr. Kaiserlien door WIJ «Ti AMBERG. (Nadruk verboden). „Tja. overhandigen mag ik u het vonnis niet. .Ik zou het u hoogstens kunnen voorlezen, als u cr prijs op stelt den inhoud nog eens te Tot dusver is mij de inhoud nog totaal onbekend", antwoordt Kaiserlien, die het laatste uur geleerd heeft zijn ziel in leidzaam- heid te bezitten. Zoovraagt de notaris, in de aeten bladerend. „Dat is dan toch uw eigen schuld, als u het nog niet kent. Want, aha.... hier heb ik het. blijkens mijn acten is het op den elfden Maart van dit jaar reeds in uw bezit gekomen". „In mijn bezit? Hoe weet u dat? „Omdat in de acten staat, dat de brieven besteller het vonnis persoolijk aan uw wo ning heeft afgeleverd". Dit argument kende Kaiserlien reeds. Muschmann had bijna woordelijk hetzelfde gezegd. Het had geen nut den notaris nu dui delijk te maken, dat hier van een persoons verwisseling sprake was. Van meer belang was het er achter te komen, wat de oorzaak kon zijn van die verwisseling. „In leder geval zou ik u vriendelijk willen verzoeken mij het vonnis voor te lezen, als u zich niet verantwoord acht het mij vijf minuten ter hand te stellen. Weckerle doet een poging beleefd te zijn: ,Van wantrouwen jegens u is natuurlijk geen sprake, maar zonder toestemming van den president van de Arrondissementsrechtbank mag ik documenten als deze niet uit han den geven. Wanneer u niet belanghebbende was, dan zou ik u niet eens van den inhoud van het vonnis op de hoogte mogen stel len". „Zoo, jazegt Kaiserlien kwasi-ernstig, terwijl hij Ina Heldt een knipoogje geeft, „dan is het toch nog voor iets goeds, dat ik in deze kwestie belanghebbende ben. Doet u mij dus een genoegen en leest u mij het vonnis even voor!" Weckerle zucht en begint te lezen. Voor recitator heeft hij geen aanleg. Monotoon en gespeend van elke variatie, dreunt hij de zin nen op. „De civiele Kamer van de Arrondissements rechtbank Berlijn in, uitspraak doende inzake Stolzenberg Eduard, fabrikant, Berlijn- Halensee, Kurfürstendamm 140, eischer, in rechten vertegenwoordigd door dr. Arnheimer advocaat en procureur, Berlijn contra Kaiserlien, dr. Heinz, doctof in de chemie, wis- en natuurkunde, Berlijn-Charlottenburg, Kantstraat honderdtweeëndertig, gedaagde, in rechten vertegenwoordigd door dr. Vogt, advo caat te Berlijn, recht doende terzake van den ingestelden eisch, spreekt uit het navolgende vonnis!" De notaris maakt een korte pauze en werpt Kaiserlien van onder zijn borstelige wenk brauwen een onderzoekenden blik toe. Deze kijkt echter vrij onverschillig voor zich. Zoo ongeveer had hij zich het begin van het von nis voorgesteld, Het schijnt nu eenmaal zijn noodlot te zijn, dat de heer Eduard Stolzen berg en dr, Kaiserlien n voortdurend zijn weg kruisen. De notaris vervolgt: „Het volgende von nis: I. Gedaagde heeft aan eischer R. M. 85000, zegge vijf en tachtig duizend rijksmarkt te 1 betalen. II. Gedaagde wordt veroordeeld in de kosten van het geding". ./Hoeveel?" informeert Kaiserlien belang stellend. „Vijf en tachtig duizend mark", herhaalt de notaris onbarmhartig. „Is dat bedrag nieuw voor u?" „Voor mij is zoo ongeveer alles nieuw in deze merkwaardige aangelegenheid", ant woordt Kaiserlien. „En nu zou ik nog wel graag willen weten, waarom meneer Eduard Stolzenberg vijf en tachtig duizend mark van mij moet hebben". „De motiveering van het vonnis is zeer kort; ik zal het u voorlezen". En wederom be gint hij met zijn monotone stem: „Gedaagde Kaiserlien heeft als scheikundige in December 1923 te Starnberg een villa met laboratorium laten bouwen. Daar, tengevolge van de deflatie, zijn geldmiddelen niet toe reikend waren, verzocht hij den met hem be- vrienden eischer hem 100.000 rijksmark te leenen. Als tegenprestatie zegde dr. Kaiserlien eischer de helft der hem voor een chemische uitvinding toekomende licenties toe. Op deze toezegging leende eischer aan dr. Kaiserlien het verlangde bedrag van 100.000 rijksmark, dat echter, naar is komen vast te staan, in den loop van het daarop volgende jaar is terugbetaald. Tot dusver weigerde ge daagde evenwel aan eischer diens aandeel in licenties uit te betalen, omdat deze overeen komst niet schriftelijk zou zijn vastgelegd en hier bovendien van een ongeoorloofde woe kerwinst sprake zou zijn, daar door eischer profijt zou zijn getrokken van den ongun- stlgen financieelen toestand, waarin gedaagde lijdelijk verkeerde. Dat de helft van het, de licenties omvattende bedrag 85000 rijksmark zou bedragen, wordt door dr. Kaiserlien niet bestreden. Kaiserlien's motieven tot niet betaling zijn door de rechtbank niet steekhoudend bevon den. Een schriftelijke vorm voor de overeen komst zooals die door partijen is aangegaan, schriift de wet niet voor. Voor woeker ont breken voldoende vermoedens en andere aan wijzingen; uit den omvang van het bedrag der toegezegde licenties kan bezwaarlijk worden afgeleid, dat hier van een irriëele zaak sprake is. Kaiserlien is derhalve verplicht eischer 85000 rijksmark uit te betalen en moet in de kosten van het proces worden veroordeeld. (w.g.) Geisel, Wunder. Hirth". Kaiserlien heeft geruimen tijd noodig om te venverken, wat de notaris hem daar heeft voorgelezen. En ook al begrijpt hij tenslotte dan wel den inhoud van het vonnis, de over wegingen, welke daartoe hebben geleid, ver mag hij toch niet onmiddellijk te doorgron den. Hij weet nu slechts en Ina Heldt met hem, dat zijn naam op snoode en misdadige wijze is misbruikt. Hij heeft nog nooit in zijn leven honderd duizend mark geleend en zeker wel allerminst van een zekeren me neer Stolzenberg, die hem ten eenenmale on bekend is; hij heeft nog nooit iemand de helft van de opbrengst zijner licenties beloofd en evenmin verklaard, dat dit een bedrag van vijfentachtigduizend mark zou omvatten. Dat was trouwens belachelijk: hij zou blij ge weest zijn als zijn licenties hem jaarlijks een vierde deel van dit bedrag opbrachten! Wie was Eduard Stolzenberg? En wie was die andere Heinz Kaiserlien, die daar in Ber lijn op naam van zijn Starnberger naamge noot schulden maakte en deze op diens kos ten betaalde? „Men heeft schandelijk misbruik gemaakt van mijn naam", valt Kaiserlien uit. „Van dat geheele vonnis is geen woord waar". „Waarom bent u dan niet in beroep ge gaan?" vraagt de notaris. „Ik kende dat vonnis immers absoluut niet". „Maar men heeft het u toch doen toe komen. „Men heeft het niet mij doen toekomen, maar iemand, die wederrechtelijk van mijn naam gebruik heeft eemaakt". Weckerle is nog niet direct overtuigd van de waarheid van deze bewering. Iedereen, die schuldig wordt verklaard, pleegt te bewe ren, dat hem om-echt is, aangedaan. „Tja maar als u zichzelf voor onschuldig hield, waarom hebt u zich dan niet tegen den execu- torialen verkoop verzet? Het heeft immers in verschillende kranten gestaan, dat uw villa publiek zou worden verkocht!" „Ik heb het niet in de krant gelezen!" Weckerle vindt dat niet zeer waarschijn lijk. Naar zijn meening moest Kaiserlien toch van de dreigende publieke verkooping op de hoogte zijn gebracht, ook al zou hem dan de daaraan gegeven publiciteit zijn ontgaan. «ant het was toch moeilijk denkbaar, dat k Kaiserlien niet door een der vele kanalen, waarlangs Jogstijdingen den betrokkene ple gen te bereiken, van den stand van zaken kennis zou hebben genomen. „Ik vertoefde buitenslands", zegt Kaiser lien. „Maar ook in het buitenland is men toch niet geheel en al van de wereld afgesloten? U hebt toch waarschijnlijk genoeg vrienden en kennissen in Duitschland, die toch een dergelijke belangrijke mededeeling niet voor zich zouden hebben gehouden?", meent Weckerle. „Misschien niet, wanneer hun mijn adres in het buitenland bekend was geweest". Weckerley behoort reeds sinds eenige tien tallen jaren tot de gezeten burgers van Starn berg. De „on dit's" dringen ook door in zijn kantoor en nu herinnert hij zich ook wel te hebben gehoord, dat dr. Kaiserlien, de schei kundige in die villa beneden aan het meer, op zekeren dag plotseling verdwenen was. Er was heel wat over gefluisterd, ja de dwaaste praatjes hadden in die dagen de ronde ge daan en in de romans, die de praatgrage ge meente met haar ongebreidelde fantasie had opgebouwd, was ook aan die mevrouw Ina Heldt een verre van fraaie rol toebedeeld. (•Wordt vervolgdX, .i De opbouw van de tribunes in de straten te Delft in verband met de a.s. begrafenis plechtigheid van Z. K. H. Prins Hendrik Verpleegsters van het Ned. Roode Krui» in het défilé langt hel stoffelijk over schot van Z. K. H. Prins Hendrik, dat in de hal van het Paleis Noordeinde is opgebaard Een verfrisschend bad in de warme dagen Burgemeester de Vlugt en generaal-majoor J. J. G. baron van Voortt tot Voorst (met platte pet te paard), hebben Maandagmiddag te Amsterdam een troepeninspectie gehouden, van de militairen die aanwezig Waren tijdens de ongeregeldheden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10