Op t Onzichtbare Luchtkoord.
.LUCHTGEKOELDE" MOTOREN.
Nieuwe Uitgaven
Welkom thuis!
DONDERDAG 12 JULI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
8
Vinden meer en meer toepassing.
De bijzonder snelle ontwikkeling van de
aviatiek In de laatste jaren heeft ons kennis
doen maken met vliegtuigtypes die hoe langer
hoe meer aan den eisch gaan voldoen om ge
ringe bedrijfs- en onderhoudskosten gepaard
te doen gaan aan grooten betalenden last,
terwijl tevens de z.g, „performance" van het
vliegtuig dw.z. haar eigenschappen, belangrijk
zijn verbeterd zooals reeds eerder door mij
werd aangegeven werden, vooral bij den bouw
van net vliegtuig, de nieuwste toepassingen als
gevolg van een diepgaande studie van de aëro
dynamica. aangewend Doch ten slotte schijnt
men hiermede in een stadium te zijn gekomen,
waarbij aan de „finesse" van het toestel niet
meer die veranderingen kunnen worden aange
bracht, waardoor de eigenschap van het vlieg
tuig ook belangrijk wordt verbeterd
Het maakt den indruk dat men thans aan
de voortstuwingsmiddelen de volle aandacht
gaat wijden teneinde hierdoor nog te komen
tot een verhooging van de prestaties. Het valt
niet te ontkennen dat op dit gebied reeds be
langrijke uil komsten zijn verkregen en dat
enkele vindingen nog wachten op een prak
tische toepassing. Wij hebben reeds aange
toond de voordeelen van het gebruik van me
talen schroeven met veranderlijken spoed,
waardoor met zwaarbeladen toestellen toch
een betrekkelijk korte start kan worden ver
kregen. Voorts worden de tegenwoordige moto
ren gebouwd met compresseurs, die in 't kort
gezegd moeten dienen om de motoren op
groote hoogten nog een aanzienlijk veifhogen
te doen ontwikkelen. Houden wij ons dezen
keer alleen bezig met de motoren dan valt het
op dat de luchtgekoelde motor in steeds groo
tere mate wordt toegepast. De buitenlandsche
verkeersvliegtuigen worden voor een niet on
aanzienlijk deel van dit type motoren voorzien.
Men mag aannemen dat ongeveer in de
jaren 19231924 de groote luchtgekoelde mo
toren haar intrede in Europa deden. In Ame
rika stond men toentertijd vrij sceptisch
tegenover het gebruik van deze motoren, doch
toen men in het land van Lindbergh de voor
deelen van de luchtgekoelde motoren begon in
te zien, werd met grooten ijver aan de verdere
studie en den bouw gewerkt, en op het oogen
blik kan gerust gezegd worden dat de lucht
gekoelde motoren in Amerika volkomen heb
ben gezegevierd. Zoowel de militaire als de
burger vliegtuigen zijn er alle van voorzien.
Noemen wij slechts de Boeing fighters, waar
van verleden maand een 19-tal vlogen van
Quantico naar Guantanamo Bay op Cuba (een
afstand van 9.000 KM.) Deze toestellen zijn
voorzien van de bekende „Wasp" luchtgekoelde
motoren. Roscoe Turner legde in het begin
van dit jaar de afstand DetroitNew York
(900 K M.) met een recordsnelheid van 503
K M. uur af. Hij vloog hierbij een Wedell-Wil-
liams vliegtuig, voorzien van een „Hornet"
motor, eveneens luchtgekoeld.
Als een der belangrijkste verkeersvliegtuigen
in Amerika wordt algemeen genoemd de Soch-
heed „Electra", die met 10 passagiers en post
een topsnelheid bereikt van 344 K.M./uur.
Dit toestel is voorzien van 2 „Wasp" Junior
motoren van elk 400 P K.
Wijzen wij nog op het Douglas-vliegtuig.
waarvoor Fokker het recht van alleenverkoop
voor Europa heeft verkregen. Met dit toestel
dat voorzien is van 2 „Cyclone"-motoren,
vloog de bekende Amerikaansche vlieger
Rickenbacker op 19 Januari jl. van Los An
gelos naar New-York (4000 K.M.) in drie
étappen, met een gemiddelde snelheid van
307 K.M. per uur. En als laatste product van
Amerika's vliegtuigindustrie kunnen wij nog
noemen het reuzenwatervliegtuig de S-42.
waarvan de bouwer is Igor Sikorsky. Dit type
vliegtuig, waarvan de bekende Amerikaansche
verkeersmaatschappij de „Pan American Air
ways" 6 stuks heeft besteld is voorzien van
4 „Hornet' -motoren van 675 P.K. elk en bezit
met 32 passagiers en 450 K.G. post een kruis
snelheid van 240 K.M. per uur.
Hieruit blijkt voldoende dat de luchtgekoel
de motor haar recht van bestaan heeft ver
zekerd en de vroeger veelvuldig gestelde vraag
of de luchtgekoelde motor wel in staat zou
zijn hetzelfde vermogen te kunnen leveren als
de watergekoelde, op afdoende wijze heeft be
antwoord.
Aangezien in de algemeene motorconstructie
(voor wat betreft de 4-tact motoren) voorloo-
pig geen ingrijpende verandering wordt ver
wacht heeft men gemeend de vermeerdering
van vermogen te bereiken door detailwijzigin
gen, zooals b.v. vermindering van omvang, ge
bruik van een bepaalde soort brandstof en
vermeerdering van vermogen per cylinder-
inhoud. Op het oogenblik bedraagt dit voor
de luchtgekoelde motoren ongeveer 2226 P K.
Doch Fedden heeft in een voordracht voor de
Royal Aeronantical Society, te kennen gege
ven dat hij verwachtte dat dit vermogen bin
nen niet al te langen tijd zal kunnen worden
opcevoerd tot 40—50 P.K., waarbij natuurlijk
de~Diesel-motor in dit geval moet worden
uitgeschakeld.
Het meest effectieve middel om een grooter
vermogen te verkrijgen is de vermeerdering
van de compressieverhouding. Het gevaar be
staat hierbij evenwel dat zelfontsteking op
treedt, doch de technici hebben dit euvel reeds
met succes overwonnen door het gebruik van
brandstoffen waarbij de zelfontbranding
wordt tegengegaan.
Het toevoeren van een grootere lading in
den cyl. zou ook kunnen geschieden door ver
meerdering van het aantal omwentelingen
van de krukas, waardoor evenwel ongetwij
feld op enkele onderdeeien van den motor
zooals b.v op de zuigers en de zuigerpennen,
een grootere druk ontstaat. Bovendien zullen
bezwaren ontstaan o.a. bij het opzuigen van
gas in de cyl. terwijl voorts de kleppen een
vraagstuk op zichzelf gaan vormen. Boven
dien zullen de optredende krachten op de
verschillende bewegende deelen vermeerderen
met het kwadraat van de snelheid, waardoor
op de stevigheid van de as en de zuigerstan
gen nauwkeurig moot worden acht geslagen.
En aangezien het nuttig effect aan de schroef
achteruit gaat bij een te groot aantal om
wentelingen, moet door middel van een over
brengingsmethode de snelheid van de schroef
worden verminderd. Dit geschiedt door mid
del van een reductietandwiel, In Engeland
vindt dit reeds algemeen toepassing, in te
genstelling met Amerika. In dit land heeft
men gemerkt dat door het gebruik van meïa-
'en schroeven en van een bepaalde brandstof
het vereischte motorvermogen kan worden
verkregen met een matige omwentelingssnel
heid en een hooge zuigerdruk, waardoor het
reductietandwiel niet direct noodig is.
In het kort kan men dus zeggen dat het
streven bestaat om den luchtgekoelden motor
hetzelfde vermogen te doen leveren als de
watergekoelde. Het gewicht per P.K. kan hier
door worden verminderd, terwijl tevens de
storingen tengevolge van de waterkoeling
'b.v, lekken van watermantel, waterpomp of
koeler) geheel worden voorkomen.
De moderne luchtgekoelde motor wordt
veelal voorzien van een compressor, die dienen
moet om de dichtheid van de lading te ver
hogen. Het gebruik van de compressor be
oogt tweeërlei doel. Ten eerste het behoud van
hetzelfde gewicht aan opgezogen lucht op
groote hoogte, als op den grond het geval is.
En ten tweede een tijdelijke vermeerdering
van vermogen op den grond, waardoor moge
lijk wordt dat zwaar beladen toestellen bij den
start toch vrij snel kunnen loskomen van den
grond. Een bezwaar is evenwel dat de tempe
ratuur van den cylinder en van de uitlaat
gassen hooger is. zoodat het koelingsvraag-
stuk hierbij een groote rol speelt.
Zoo juist vestigde ik er de aandacht op, dat
van de compressieverhouding en de toepas
sing van „groud boosting" kansen op zelfont
branding opleveren welke evenwel voorkomen
kunnen worden door het gebruik van een be
paalde brandstof. Tot voor kort hadden de
landen, behalve Amerika, voor dit vraagstuk
slechts weinig interesse. In Amerika werkte
men reeds geruimen tijd met brandstoffen
met een bepaalde ,.oktaan"waarde. Zoo wordt
sinds April 1933 gevlogen met een brandstof
met een oktaanwaarde van 92 en meer. Wat
verstaat men nu onder zoo n oktaanwaarde?
De verschillende soorten benzine zijn feite
lijk niet anders dan vluchtige bestanddeelen
welke ontstaan door distillatie van ruwe olie.
Zoowel deze olie als de lichtere benzine-soor-
ten zijn in hoofdzaak kool-waterstof verbin
dingen. Dat die diverse verbindingen ook alle
verschillende eigenschappen bezitten, valt te
begrijpen. Van groot belang is het een soort
standaard brandstof te bezitten, die als maat
staf zou kunnen dienen voor de waardebepa
ling van de andere brandstoffen. De moeilijk
heid was de beste samenstellende deelen te
vinden. Dr. Graham Edgar vond twee ge-
eigende verbindingen n.i. iso-oktaan en hep-
taan. Beide zijn zuivere koolwaterstofverbin
dingen en hebben constante eigenschappen.
Iso-oktaan bezit de eigenschap om de zelf
ontsteking tegen te gaan, terwijl bij heptaan
het tegendeel het geval is. Het oktaan-getal
van een bepaalde vloeistof bepaalt nu, percents
gewijze, de verhouding in volume van iso-
oktaan en heptaan. Een nadeel is dat beide
producten kostbaar zijn. Om nu gelijke uit
komsten te verkrijgen als met de genoemde
verbindingen, moest dus naar andere midde
len worden gezocht. De vereischte oktaan-ge-
tallen bleken nu verkregen te kunnen worden
door het bijvoegen van een benzol verbinding
of wel tetraethyllood. De benzolverbinding
levert evenwel moeilijkheden op op groote
hoogten of in landen met een koud klimaat,
tengevolge van het hooge vriespunt van ben
zol.
Mr. Ogston, cthef chemiker aan de Cities
Service Oil Co.. meent dat alcohol een beter
middel vormt dan benzol. Bij de wedstrijden
om de Schneider Cup zoowel in Engeland als
in Italië vormde alcohol een belangrijk be
standdeel van de brandstof, die een oktaan
getal bezat van 90. Alcohol is 2 maal zoo ef
fectief als benzol, d.w.z. dat men ter ver
krijging van een vermeerdering van het
oktaangetal van 8, in het eene geval volstaan
kan met de toevoeging van 20 pet. benzol en
in het laatste geval van 10 pet. alcohol. De
eigenschap van hooge latente warmte maakt
dat alcohol toegevoegd aan benzine een
brandstof oplevert, welke vooral voor vluch
ten op groote hoogte, als zeer bruikbaar kan
worden aangemerkt, Proeven met een alco
hol-benzine brandstof hebben aangetoond,
dat een betere vulling van den cyl, wordt
verkregen waardoor het vermogen ook weer
wordt vergroot.
De heer Fedden, die het produceeren van
brandstoffen met een hoog oktaangetal ais
een van de belangrijkste aangelegenheden
aanrekent in verband met de ontwikkeling
van den vliegtuigmotor, stelt zich voor dat de
beste wijze voor het verkrijgen van een
hooge oktaan-waarde, is de bijvoeging van
een geringe hoeveelheid tetra-ethyl lood per
gallon (ongeveer 3,5 L.).
Men kan verzekerd zijn dat de construc
teurs van luchtgekoelde motoren alles in het
werk zullen stellen om deze motoren nu ook
steeds voor het practische gebruik geschikt te
houden.
In Frankrijk heeft men veel succes met de
Gnóme Rhöne serie en zijn verscheidene toe
stellen van deze motoren voorzien, oa. de
Blériot 111. die aan de Melbourne-race zal
meedoen, De bekende Hispano Suiza-fabrie-
ken zijn reeds overgegaan tot de constructie
van luchtgekoelde motoren, die bekend staan
onder de benaming van Va en 9 Vbrs, ter
wijl in Engeland de Napierfabrieken eveneens
een luchtgekoelde motor op de markt hebben
gebracht. Ook Italië met o.a. zijn Piaggio
Stella motoren (licentie van Gnóme Rhóne)
geeft blijk niet achter te willen blijven, ter
wijl de Deutsche Lufthansa voor zijn dien
sten o.a. gekocht heeft 3 Boeing, vliegtuigen,
voorzien van ..Wesp" luchtgekoelde moto
ren en de door de Duitsche spoorwegen be
stelde Dornier vrachttoestellen worden voor
zien van Siemens Jupiter motoren. De zeer
belangrijke verbinding Berlijn—-Londen ge
schiedt van 1 Mei af met de 3-mot. Junkers
Ju-52 vliegtuigen, die voorzien zijn van
B.M.W. „Hornet", dus eveneens luchtgekoelde
motoren. Volstaan wij tenslotte met de mede-
deeling dat van de 64 voor de Melbourne-
race ingeschreven vliegtuigen, er ruim 53 zijn
voorzien van luchtgekoelde motoren, een ver
schijnsel dat voorwaar geen commentaar be
hoeft.
A. STEUP.
Kapt. vl.
„Duizend raadgevingen in gezonde en zie
ke dagen" is de titel van een bij La Rivière
en Voorhoeve te Zwolle uitgegeven boek, sa
men gesteld door Dr. J. Voorhoeve. Het be
vattelijk geschreven werk bevat de beschrij
ving van: 50 geneeswijzen en kuren, 550 ziek
ten en ziektetoestanden, 50 homoeopathische
middelen, 100 andere middelen, 200 onder
werpen over hygiëne en 50 hulpmiddelen voor
ziekteverpleging.
Bij Van Holkema en Warendorf N.V.. te
Amsterdam is verschenen: „De vijf meisjes
Silver", door Louis Golding, vertaling van
Alice Schrijver. Het begin van dezen roman
speelt in Golding's geliefd Doomington, eenige
jaren vóór den oorlog. Vóór het boek ten ein
de is, hebben wij met den schrijver gereisd
naar verschillende hoofdsteden van Europa,
ook naar Moskou.
„De Vlam", door Sigfrid Siwertz, is een
roman van een kunstenaarsleven, waarvan de
tweede druk verschenen is bij J. Philip Kru-
seman. te 's-Gravenhage, in de geautoriseerde
vertaling uit het Zweedsch van Mr. J. J. ten
Siethoff.
Uit de geschiedenis der
St. Bavo Kerk.
Als overdruk uit het Nederlandsch Archief
voor Kerkgeschiedenis is bij de Erven F. Bohn
N.V. te Haarle mvoor de Vereeniging „Haer-
lem" uitgegeven: „Uit de geschiedenis der
Haarlemsche St. Bavo Kerk", door Jhr. Dr. B.
M. de Jonge van Ellemeet.
De Saarquaestie.
„Een doorn in het vleesch van Europa" is
de titel van een bij het Nederlandsch Pers
kantoor te Berlijn uitgegeven en door den
heer van Amstel, leider van dat kantoor, ge
schreven brochure, bevattende de uitkomsten
van een enquête inzake de Saarquaestie. Zon
der regeling van deze quaestie zal geen vrede
in Europa mogelijk zijn, meent de schrijver.
Toen de gure voorjaarswinden den strijd
opgaven tegen de milde luwte, kwam
de zefir fluweelig over de groene wei
den. Zij drong door tot in donkere
kelders, oude kerkgewelven en zolderruimten
en verkondigde den aftocht van den grimmi-
gen noordooster.
Tegen den avond beweegt zich tusschen
stoffige spinnewebben in een bovenhoek van
de oude schuur van Teunisboer in den Veer-
polder een vuil lapje. Een armpje rekt zich.
een lange vinger strekt zich, meer vingers
spreiden zich. een kopje komt te voorschijn,
twee zwarte glinsteroogjes kijken naar rechts,
naar links, naar boven. Een duimklauwtje
zoekt, tast en vindt de reet tusschen twee
planken, haakt zich vast en trekt het vuile
lapje omhoog tot boven op den rand. Daar
rust het even. 't Is een grootoortje, dat door
de warmte uit haar langen slaap is gewekt.
Nu slaat het grootoortje haar mantel open
en snuift behagelijk de zonnelucht in. 't Zou
wel graag dadelijk naar buiten willen gaan,
maar er moet eerst toilet worden gemaakt.
Want de vlieghuid is gedurende den langen
winterslaap verdroogd en schraal geworden. En
het haarkleed heeft behoefte aan een schuier.
Vlug strijkt het roode tongetje over de haren,
Grootoortje rustend, op een tak.
en een achterpootje wordt uitgestoken naar
het voorhoofd om daar een vetdropje uit een
kliertje te persen en er de vlieghuid mee in
te wrijven. Dan is alles in orde. de kleine laat
zich vallen, ontplooit de vlieghuid en gaat de
lucht in.
Van al onze vleermuizen is het grootoortje
de behendigste vliegster. De groote vlieghuid,
die uitgespannen is tusschen de zeer lange
armen, de reuzen vingers, den staart en de
achterpootjes, geeft haar een groot onder-
steuningsvlak om zich in 't ijle element op te
houden. Beweegt het diertje de vlieghuid naar
boven, dan buigt deze zich met de bolle zijde
omhoog, terwijl de lange vingers langs elkaar
vallen en de vlieghuid wordt opgevouwen. Om
het opvouwen gemakkelijker te maken, smeert
het diertje voor elke vlucht de vlieghuid met
een oliedrupje in uit het bovenvermelde re
servoir. En dan er op los, op vliegen en motjes
en muggen uit! Kan het die zien? In 't donker?
Waarschijnlijk niet, want haar gezicht is niet
scherp, wat de kleine oogen ons al lieten ver
moeden. Maar de hoogopgezette groote ooren
verraden een fijn gehoor. De ooren zijn even
als de vlieghuid naakt. Zij heben een zeer
dunne huid. bezet met tastlichaampjes. Daar
mee kan de eigenares zelfs de beweging van
een vliegend insect waarnemen. Bovendien
kan ze „wiekelen" als een torenvalkje dat voor
't eten „bidt", 't Lijkt precies, of ze dan even
stilstaat op een onstoffelijk punt in de lucht.
Ook vermeld ik nog even, dat de wijde bek
bezet is met naaldvormige tandjes die de
harde chitinehuid der insecten gemakkelijke1*
kunnen stuk bijten.
't Is nog niet heelemaal donker aan 't
Spaarne. In een doorkijk naar 't Westen is de
lucht nog doorzichtig als water, schuin achter
ons flonkert Jupiter al in de Maagd. De Bavo
teekent zich in indigo scherp af in de witte
westerlucht. 't Is de inzet van vleermuizen tijd.
Op den zolder van Teunisboer in den Veer-
polder heeft ook de dwergvleermuis zich los
gehaakt van de hanebalk. Zij gaat een laan in
tusschen de iepen door hé, wat smaakt
zoo'n vette nachtvlinder lekker na lang vas
ten! en dan om den laatsten boom heen
naar den stal van Arie. Waar 's winters vee
woont, liggen altijd mesthoopen, en bij mest-
hoopen zijn de vliegen. He ja, 't zit er vol van.
Er over heen en terug, nog eens en nog eens.
Telkens vliegt er een zwerm op. En de maan
kijkt lachend toe: „Hap maar, pak maar aan!"
Met de dwergvleermuis is ook de rosse vleer
muis of spekmuis in de avondlucht gekomen.
Met vlugge wendingen gaat ze naar den Klop
persingel, nu eens hoog boven de iepen uit,
dan weer laag over de gracht. Zie ze fladde
ren, zwenken en zweven in snelle vlucht, bijna
met de rapheid van een zwaluw. Onder de
boomen snapt ze een spintkever. Ze peuzelt
het sappige lichaampje in de vlucht op. Mug
gen en motjes zijn haar te klein. Daar heeft
ze te veel van noodig om haar honger te stil
len. Maar.... wat komt daar bijna onhoor
baar tusschen de kruinen doorschieten? Gauw
veiligheid gezocht. Maar de gloeiende uile-
oogen verliezen haar niet uit het gezicht. Eén
greep ende dolkvormige klauw doorpriemt
het teere vleesch.
De maan stijgt en haar licht valt schuins
op 't Spaarne. Daar vliegt de watervleermuis
van de Spoorbrug naar de Catharine-brug
vice-versa.
Watervleermuis in de vlucht.
Muggen dansen bij myriaden boven 't water.
Hier is een Luilekkerland 't Is al maar snap
pen en doorslikken. Daar heeft ze gauw ge
noeg van. Daarom gaat ze onder de Spoor
brug door het Buiten-Spaarne op tot voorbij
de fabrieken. Dan scheert ze langs den oever-
en klopt met haar vliegorgaan tegen de lange
bladen van de lischdodden. Dozijnen water
nimfen vliegen verschrikt op. En weer hooren
we: „Snapsnapsnap!" Lang voor
morgenlicht hangt de watervleermuis weer in
haar boom.
In Mei waren de twee baby's van moedertje
Vleermuis geboren in een donker hoekje. De
moeder had haar vlieghuid als een hangmat
uitgespannen en daar de kleintjes in te ont
vangen en een paar uur gekoesterd. Maar dat
kon niet lang duren, want de honger riep naar
buiten. Waar nu met de hulpelooze kleintjes
heen? Hun klauwtjes waren te zwak om zich
op vleermuizen-manier aan een lat te klem
men en 't lichaampje op te hangen. Daarom
drukte moedertje haar kindertjes aan haar
borst en vloog er mee de wereld in. Eerst in 't
laatst van Juni zal zij ze loslaten. Dan zal zij
kleine tochtjes maken met de kleintjes achter
zich aan. 't Zal eerst wel onbeholpen gaan,
maar eiken avond beter gelukken.
KERST ZWART.
In-de-reflatiepolitiek
of welvaart?
Een aldus getitelde brochure is door de
Nieuw-Economische Groep voor Nederland
uitgegeven. Het is een overdruk uit het Staat-
en Letterkundig Maandschrift „Nederland
Nederlandsche ambtenaren
en Vrijmetselarij.
Het Hoofdbestuur der Orde van Vrijmetse
laren onder het Grootoosten der Nederlanden
heeft een brochure uitgegeven: „Is de functie
van Nederlandsch ambtenaar vereenigbaar
met het lidmaatschap der Orde van Vrijmet
selaren?''
Gids voor de behandeling
van bloembollen.
Bij La Rivière en Voorhoeve, te Zwolle, is
verschenen: „Gids voor de juiste behandeling
van bloembollen in kamer en tuin," door G.
P. Bronkhorst.
De schrijver hoopt door zijn wenken en
raadgevingen mislukkingen te voorkomen bij
het gebruik van bloembollen in kamer en
tuin. Het is een zeer overzichtelijk werkje.
„De Andere Weg",
De Uitgevers Mij. „Holland" te Amsterdam
heeft een tweeden, goedkoopen druk het licht
doen zien van den roman „De Andere Weg"
door G. SevensmaThemmen.
FEUILLETON
De wonderlijke belevenissen
van dr. Kaiserlien
door WILL AMBERG.
(Nadruk verboden).
Zij hebben nog ruim den tijd voor het
vertrek van den trein en besluiten daarom
in de wachtkamer koffie te drinken. Geleide
lijk wordt ook Kaiserlien wat spraakzamer. Hij
begint met Ina Heldt te laten meedenken; hij
denkt om zoo te zeggen hard-op. „Ik zou wel
eens willen weten, of die meneer Stolzenberg
die tot den executorialen verkoop van mijn
villa is over gegaan, wist, dat ik een andere
Kaiserlien ben en dat hij zich dus aan een
andermans eigendom vergrepen heeft'.
„Twijfelt u daar nog aan?,, vraagt Ina
Heldt verwonderd. „Het ligt er toch dik op,
dat dat tusschen dien Stolzenberg en uw
naamgenoot een doorgestoken kaart is!''
„Vindt u dat zoo vanzelfsprekend?" twij
felt Kaiserlien. .Die Stolzenberg zou toch ook
het slachtoffer kunnen zijn van de manipu
laties van mijn naamgenoot?"
Ina Heldt haalt de schouders op. Er zijn nu
eenmaal aan zekerheid grenzende vermoedens,
welke niet te bewijzen zijn.
„Wij zullen in ieder geval met beide moge
lijkheden rekening moeten houden", meent
Kaiserlien.
„En wat denkt u nu in Berlijn te gaan
doen?"
„Dat is nogal eenvoudig!" antwoordt Kaiser
lien. lichtelijk verbaasd, dat Ina Heldt alle
details van zijn plan nog niet geraden heeft.
„In de eerste plaats zal ik eens nagaan, wie
er zoo brutaal is geweest zich voor mij uit
te geven".
„Dus u denkt, dat die man er nog niet van
door is?"
„Misschien, maar misschien ook niet! U
moet niet vergeten, dat ik zes maanden eer
der uit Palestina ben terug gekomen dan
aanvankelijk mijn plan was. Mijn plotselinge
terugkeer zou hem dus kunnen overrompe
len".
„Luistert u eens!", zegt Ina Heldt. en in
har toon ligt een zekere minachtende over
moed. „U schijnt te vergeten, dat uw naam
genoot, alle discretie en overeenkomsten tot
geheimhouding met het Sulfide syndicaat ten
spijt, er achter is gekomen, dat u naar het
buitenland vertrok. U kunt er dus van opaan,
dat hij ook op het juiste oogenblik op de
hoogte is gebracht van uw ontijdigen terug
keer. Elk optimisme te dien aanzien dunkt mij
misplaatst".
Kaiserlien zwijgt: zijn eigenzinnigheid weer
houdt hem het logische van deze redeneering
te erkennen. En dat prikkelt Ina Heldt tot
nog meer verzet: „Neemt u mij niet kwalijk,
maar u zult tegen dien man niet opgewassen
blijken te zijn". En zich tegelijkertijd veront
schuldigend: Ik ben bijna tien jaar ouder dan
u, daardoor beoordeel ik een en ander wat rus
tiger en wat bezadiger".
„In ieder geval heb ik er nu eens plezier
in persoonlijk dat zaakje te onderzoeken",
houdt Kaiserlien vol en met een ietwat gefor
ceerde vrooiljkheid vervolgt hij: „Het lijkt mij
trouwens bijzonder interessant en afwisselend
in mijn eigen belang eens voor politie-agent
te spelen. Wie weet, oefent een dergelijk
karwijtje niet een gunstigen invloed uit op
mijn vele tekortkomingen; tot dusver hqeft
mij immers steeds de lust ontbroken om mij
met financieele aangelegenheden bezig te
houden. Een beetje geldelijke zorgen zijn mis
schien wel eens goed voor me".
Zij heeft moeite een glimlach te onder
drukken. Nog nooit, zoolang zij hem kende,
was zijn gebrek aan zin voor de werkelijk
heid zoo duidelijk tot uiting gekomen als op
dit oogenblik. Het was zoo gemakkelijk met
geldzorgen te koketteeren, als men wist, dat
men, ondanks het tijdelijk verlies van zijn
villa, bij de bank in Berlijn, nog veilig voor
een bedrag van drie honderdduizend mark aan
effecten had liggen.
Het klonk was bruusk, toen zij antwoordde:
„Het z°u inderdaad niet kwaad zijn, als u zich
eens wat meer voor het beheer van uw ver
mogen gmg interesseeren, maar om u zelf
op te voeden gaat het u nog niet slecht ge
noeg. En om het bedrag, dat men u afhandig
heeft gemaakt, terug te krijgen, ontbreekt
u de routine",
„Wat dacht u dan, dat ik in deze zou moe
ten doen?"
„Ik zou gebruik maken van de overheid, die
daarvoor is aangewezen: de politie!"
„Praat u mij asjebüeft niet over de over
heid'', antwoordt Kaiserlien komisch-afwerenci
„Mijn vertrouwen in de overheid is tot nul
gereduceerd sinds ik bij notaris Weckerle ken
nis heb genomen van den inhoud van het
tegen mij uitgebrachte vonnis. Beter en ge-
degener had men de zwendelarij van dien
anderen meneer Kaiserlien waarlijk niet kun
nen ondersteunen. Advocaten rechters nota
rissen. deurwaarders, alles heeft daar ijverig
toe meegewerkt. En dan wilt u mij opnieuw de
overheid op m'n dak sturen? Neen. dank u!"
Maar Ina Heldt laat zich zoo gauw niet uit
hel veld slaan: „Op het hoofdbureau van
politie in Berlijn is een commissaris van
recherche, die tal van duistere zaken aan het
licht heeft gebracht. Dr. Carsten is zijn naam.
Herinnert u zich nog dat geval Galser met
zijn bureau voor de statistiek?"
„Maar ik wil immers niet met de politie te
maken hebben!"
„Als u er zelf niet heen wilt gaan zoudt u
mij toch kunnen opdragen dien dr, Carsten
van een en ander op dc hoogte stellen".
„Ik denk er niet aan. Het eenige wat mij
m'n goede stemming nog doet behouden is
he: vooruitzicht, dat ik mijn eigendom zelf
zal terughalen".
„U bent nog zeer jong, doctor!" berispt
mevrouw Heldt hem.
JSn mij lijkt het", antwoordt hij bijna
vroolijk „dat u met die paar jaartjes, welke
u op mij voorhebt vandaag bepaald aan het
pochen bent". En met een zwakke poging om
ook eens galant te zijn, besluit hij: „U schijnt
er zelf niet eens zoo bijster op gesteld te zijn
dat u nog tot de categorie van de vrouw in
haar beste jaren behoort".
Zij zwijgt en hij schijnt geen antwoord
te hebben verwacht. Had hij op dit moment
in Ina Heldt's oogen gekeken, dan zou hij
daarin openlijk verzet, ja zelfs rebellie heb
ben gelezen.
VII.
Berlijn is toch weer heel anders dan
München; het verhoudt zich tot de Zuid-
Duitsche hoofdstad als een jazz-band-concert
tot Schrammelmuziek. De een houdt van het
zenuwprikkelende verkeer in Berlijn, de an
der van de rustige gemoedelijkheid, welke
München kenmerkt.
Kaiserlien staat verbaasd, overweldigd dooi
de drukte, voor het station, Zoo; neen, zóó
kende hij Berlijn niet meer. Zijn er hier eigen
lijk nog menschen, die tijd hebben? Hier,
waar de electrische trams in eindelooze rijen
voorbij glijden, volgepropt met menschen. die
elke seconde schijnen uit te buiten en waar
men dagelijks nieuwe ondergrondsche spoor
banen aanlegt om den tijd nog beter te kun
nen benutten? En zijn er hier werkelijk men
schen, die gebrek lijden, verhongeren, in
wanhoop omkomen? hier, waar het oog slechts
geboeid wordt door een schat van luxe artike
len, dure toiletten en kostbare schilderijen in
smaakvol ontworpen étalages?
Kaiserlien staat nog steeds op hetzelfde
punt; voor hem kookt en bruist het verkeer,
zoodat hij er haast duizelig van wordt. Hier
buiten in dit centrum van luxe en élégance
zijn de schaduwzijden van het groote stads
leven bezwaarlijk te ontdekken; die bestudeert
men beter in Berlijn-Noord of in de omgeving
van het Schlezische station. Maar juist hier
buiten, in deze atmosfeer van weelde en wel
stand, woonde dr. Kaiserlien nummer twee;
hij zal er wel zijn bijzondere reden voor heb
ben gehad om zich hier te vestigen; het is
niet onaardig om als onvermogend mensch
tusschen rijkdom te leven, als men weet, dat
een derde het gelag betaalt.
Kaiserlien kijkt op zijn horloge. Hij heeft
met Ina Heldt afgesproken, dat zij elkaar om
elf uur in een restaurant zullen ontmoeten.
Gisteren hebben zij beiden een plan voor werk-
verdeeling ontworpen.
Ina Heldt zou zich voor Eduard Stolzenberg
interesseeren; hij. Heinz Kaiserlien, zal iets
meer te weten trachten te komen omtrent
zijn naamgenoot. Het is bijna negen uur;
eigenlijk moest hij zich reeds in het perceel
Kantstraat honderd twee en dertig bevinden,
maar hij heeft den afstand onderschat en
geen rekening gehouden met de vele verkeers
hindernissen.
Derhalve besluit hij nu een taxi te nemen
en vijf minuten later staat hij voor het be
wuste pand. Het is een huis van vier ver
diepingen, slecht onderhouden en eenigszins
vervallen, zooals alle woningen in deze om
geving. Beneden is een sigarenwinkel, daar
boven een pension en op de beide andere
verdiepingen particuliere woningen.
„Ik zal beginnen bij dat pension te infor-
meeren: vermoedelijk, logeert hij daar",
denkt hij.
Hij belt en vraagt naar dr. Kaiesrlien.
Kaiserlien? Kaiserlien? Neen een dr, Kaiser
lien kent men, in het pension niet. Misschien
een trap hooger?
Het loopt hem mee want op de trap ont
moet hij den brievenbesteller; die kan het
't beste weten.
(Wordt vervolgd).