Rinso HOUDT DIT IN DE GATEN.. WEEKABONNEMENTEN OOK VOOR DE VATEN VRIJDAG 20 JULI 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 6 Het provinciaal personeel van Noord-Holland. Verlaging der salarissen en loonen. De regeering wilde nóg meer verlagen, maar Ged. Staten zijn daartegen. In de vergadering der Commissie uit de Prov. Staten, belast met het onderzoek van het voorstel van Ged. Staten tot wijziging van het „Salarisreglement 1920", werd door een lid de wensch geuit, dat een staat zou worden overgelegd, bevattende de in genoemd regle ment voorkomende functies en de daaraan verbonden salarieering. en daarnevens de aan die functies parallel loopende Rijksbetrek kingen met de daaraan verbonden bezoldi ging. Ged. Staten schrijven thans: Hoewel aanvankelijk is getracht een derge- Ujken staat samen te stellen, bleek spoedig, dat het niet wel mogelijk is een overzicht te maken, dat zou veroorloven eene in alle op zichten juiste vergelijking te treffen tusschen de provinciale en de Rijksbetrekkingen. In de eerste plaats zijn de beide salarisre gelingen op geheel verschillenden grondslag opgebouwd. Het bezoldigingsbesluit 1934 kent verschillende toelagen en aftrekbedragen, ■welke het salarisreglement 1920, zooals dit na aanvaarding van de voorstellen van Ged. Sta ten zal luiden, hetzij in het geheel niet. hetzij slechts in zeer beperkten omvang bevat, te weten de instituten van standplaatsaftrek, ambtstoelage, huwelijkstoelage, kindertoelage en garantietoelage. Voorts is de aftrek voor kost en inwoning voor de provinciale ambte naren op een doorgaans belangrijk hooger bedrag vastgesteld dan voor hunne collega's ln Rijksdienst. Dooh afgezien van de hierboven opgesomde verschillen, welke het samenstellen van een eenvoudig vergelijkend overzicht reeds ten zeerste bemoeilijken, is het voldoen aan den gcuiten wensch bovendien uiterst bezwaarlijk uit hoofde van de omstandigheid, dat gelijk namigheid van twee functies geenszins hare gelijksoortigheid impliceert Dikwijls kan worden gezegd, dat, bij vergelijking van een provinciale functie met een gelijknamige Rijksbetrekking, deze laatste de minder be langrijke zal blijken te zijn. In nauw verband hiermede staat. dat. bij vergelijking van ge lijksoortige diensttakken b.v. de provinciale griffie en een departement van algemeen be stuur de bezetting der hoogere rangen bij den provincialen dienst zeer spaarzaam blijkt te zijn, terwijl, in den overeenkomstlgen Rijksdienst relatief belangrijk meer hoogere ambtenaren werkzaam plegen te zijn. In tusschen is door Ged. Staten van den Minister van Binnenlandsche Zaken een brief ontvangen, waarin deze als zijn oordeel te kennen geeft, dat de door de voorstellen van Ged. Staten te bereiken salarisverlaging geenszins voldoet aan de toetsingsnormen van het rapport-Schouten en te veel blijft uit gaan boven het Rijkspeil en derhalve ook bo ven de bezoldiging van vele andere provinciën welke aan dat peil reeds werden getoetst. In dien brief worden verschillende voorbeelden gegeven ter toelichting van dat oordeel. Nu Ged. Staten den gevraagden staat niet kun nen geven, meenen zij ter tegemoetkoming aan den geuiten wensch goed te doen met de sterkst sprekende voorbeelden aan te geven, met vermelding van hun standpunt te dien aanzien. Deze voorbeelden, welke uit de door den Minister gegevene naar willekeur werden ge kozen, zijn de volgende. Voorbeeld 1. (Werksters en dienstboden). De wedde, welke in maximum bij de Provin cie f 1300 zal bedragen, beloopt bij het Rijk f 376, verschil f 424. Bedenkt men echter, dat deze functionarissen, althans bij de Provin cie, bijna steeds kost en inwoning genieten, waarvoor bij de Provincie f 572 en bij het Rijk f 402 in mindering wordt gebracht, dan daalt het verschil met f 572f 402 is f 170 en be draagt het derhalve f 424,f 170 is f 254. Voorbeeld 2. (Vrouwelijk adspirant gediplo meerd verplegende). De voorgestelde wedde bedraagt f 1430 mi nus f 676 voor kost en inwoning is f 754 netto, waar tegenover staat, dat het salaris, dat door leerling-verplegenden met diploma bij het Rijk wordt genoten f 990 minus f 540 voor kost en inwoning f 450 netto bedraagt. Men bedenke hierbij echter, dat de vrouwe lijke leerling-verplegenden, in dienst dezer Provincie, die hun diploma behalen, eerst drie jaren op arbeidscontract blijven op een netbo-loon van f 600 alvorens een aanstelling als vrouwelijk adspirant gediplomeerd-ver plegende te verkrijgen. Bovendien was tot dus verre de feitelijke toestand bij de Rijkskrank zinnigengestichten, althans bij dat te Grave, zoo. dat de leerling-verplegenden na behaald diploma terstond of althans zeer spoedig een aanstelling in den rang van gediplomeerd- verplegende verkregen. Voorbeeld 3. (Vaklieden van de voorgestel de klasse V.) Hierbij wordt het bezwaar geopperd, dat de voorgestelde jaarwedde van f 1937 in maxi mum' (bij het Rijk f 1652 in maximum, ver schil derhalve f 285) beloopt. Wanneer men in aanmerking neemt, dat de door Ged. Staten voorgestelde salarisrege ling is gebaseerd op een gezin met 2 kinderen, waarvoor derhalve de Provincie geen kinder toelage. doch het Rijk een kindertoelage van 1 120 verleent, dar daalt het verschil van f 285 reeds tot f 165. Bovendien bedenke men. dat. voor zoover de provinciale vaklieden tot het. personeel der Ziekenhuizen behooren, zij, ingevolge de toepassing der actievere arbeids- theraple, doorgaans met patiënten moeten werken, waarvoor zij dus tevens bijzondere geschiktheid moeten toonen, in tegenstelling met de Rijkskrankzinnigengestichten, waar in dit opzicht andere verhoudingen bestaan. Voorbeeld 4. i Voorlieden-groep, klasse VI). Hierbij geldt als bezwaar tegen de salariee ring van f 2028 maximaal, dat deze functies over hot algemeen worden bezoldigd naar groep 4 (max. f 1652) of groep 5 (max. f 1803) van het Rijk. hoogstens naar Rijksgrocp 6 (max. f 1903). Deze vergelijking lijkt Ged Staten minder juist, en zij leggen er den nadruk op. dat alle voorman-functies bij het Rijk in groep 6 zijn opgenomen. Voegt men bij de maximumbezol diging voor die groep ad f 1903 de kindertoe lage voor twee kinderen ad f 120. dan ver krijgt men een loon van f 2023, hetwelk on geveer gelijk is aan het door Ged. Staten voorgestelde loon. Voorbeeld 5. iGediplomeerd-verplegende). De voorgestelde salarieering var. f M30— f 2095 staat tegenover de Rijksbezoldiging, welke voor uitwonenden maximaal f 1935, voor inwonenden maximaal f 1665 bedraagt. Vermeerdert men het bedrag van f 1935 met f 120 als kindertoelage voor twee kinderen, dan bedraagt het verschil met de provinciale bezoldiging slechts f 40. Indien men de salarissen der uitwonenden vergelijkt, beloopt het verschil tusschen de nominale salarissen in maximum f 430, doch dat der netto-salarissen ln verband met den veel hoogeren provincialen aftrek voor kost en inwoning niet meer dan f 294. welk ver schil in verband met de in Noord-Holland in gevoerde actievere arbeidstherapie verant woord is. Voorbeeld 6. (Adjunct-commies). Het voorstel van Ged. Staten is, de wedde te bepalen op f 2235f 3175. Voor de gelijknami ge functie bij het Rijk is de belooning f 1080 f 2520. Hier doet zich één dier gevallen voor, dat aan twee in wezen ongelijksoortige functies dezelfde benaming is toebedeeld. Bij het Rijk is de rang van adjunct-commies een z.g. ge combineerde rang, sinds de rang van klerk bij de departementen van algemeen bestuur niet meer bestaat. Ter Griffie van Noordholland zijn deze ambtenaren met werk van geenszins on belangrijken aard belast en het is de over tuiging van Ged. Staten, dat werkzaamheden, gelijkwaardig aan die welke bijv ter Griffie door de adjunct-commiezen der financieele afdeeling worden verricht, bij de departemen ten van algemeen bestuur aan commiezen en hoofdcommiezen zijn opgedragen. Voorbeeld 7. (Hoofdcommies). De voorgestelde wedde van f 3700f 5100 wordt vergeleken met de bezoldiging van de overeenkomstige betrekking bij het Rijk, welke f 3330—f 4320 bedraagt. Te dezen aanzien zij opgemerkt, dat de rang van hoofdcommies ter Provinciale Griffie wordt toebedeeld aan den Chef der Afdeeling Algemeene Secretarie en aan waarnemende chefs in het algemeen. Vergelijkt men het spaarzaam gebruik, dat van dezen rang wordt gemaakt, met het naar verhouding groote aantal hoofdcommiezen bij de departementen van algemeen bestuur, waar dikwijls twee of meer personen in dien rang aan dezelfde afdeeling werkzaam zijn, dan is het duidelijk, dat veel werk. gelijkwaardig aan dat wat ter griffie door commiezen en wellicht zelfs adjunct-commiezen wordt ver richt, bij het Rijk aan hoofdcommiezen is opgedragen. Nog waarschijnlijker wordt dit, wanneer men bedenkt, dat ter griffie voor de hoogere rangen welhaast steeds de hoedanig heid van meester in de rechten wordt ver langd, zoodat het aantal gegradueerden onder de hoofdambtenaren ter griffie dat der ge gradueerden in de overeenkomstige rangen bij de departementen doorgaans belangrijk over treft. Een verlaging tot het Rijkspeil der bezoldi ging voor een slechts in naam gelijksoortige functie, zou het verleenen van ontijdige be vorderingen in de hand kunnen werken. Voorbeeld 8. (Ingenieur le klasse). De voorgestelde wedde van f 4600f 6450 zou, wat het maximum betreft, vergeleken kunnen worden met dat van een Ingenieur bij het Rijk (f 5940). Deze vergelijking gaat echter mank, omdat de rang van ingenieur le klasse geenszins ge lijk staat met dien van ingenieur bij het Rijk, doch veeleer met dien van hoofdingenieur bij het Rijk (f 4950—f 6300). Tot laatstgenoemden vang, wel te onderscheiden van den gelijkna- migen rang bij de Provincie, plegen de Rijks ingenieurs na verloop van tijd te worden be vorderd, tenzij zij daarvoor minder geschikt worden geacht. Zoo zijn voor eenigen tijd alle ingenieurs bij den Rijkswaterstaat, die in 1917 hun academischen graad hebben behaald, tot hoofdingenieur bevorderd. Bij de Provincie evenwel is hoofdingenieur een rang, waartoe slechts enkelen bij keuze kunnen worden be vorderd. De rang van hoofdingenieur bij het Rijk kan echter gevoegelijk met dien van in genieur le klasse bij de Provincie worden ge lijkgesteld. Voorbeeld 9. (Administrateur Prov. Griffie). Hier staat tegenover de door Ged. Staten voorgestelde wedde van f 5525f 7375 die, welke aan de gelijknamige functie bij het Rijk is verbonden, nl. f 4950f 6300. Gelijkstelling dezer beide functies is o.i. niet. geoorloofd. Ter Griffie bekleeden de afdee- lingschefs als regel den rang van referendaris; slechts de plaatsvervangend griffier is admi nistrateur. terwijl deze rang bovendien in bij zondere gevallen kan worden verleend. Ook spreekt vanzelf, dat alleen gegradueerden dezen rang kunnen bekleeden. Bij de departe menten van algemeen bestuur zijn de verhou dingen echter geheel anders. De feitelijke toe stand is daar aldus, dat de chefs van eenigs- zins belangrijke afdeelingen den rang van ad ministrateur bekleeden. terwijl de rang van referendaris doorgaans door chefs van minder belangrijke afdeelingen en door plaatsvervan gende chefs wordt bekleed. Voorts is het aantal niet-gegradueerde administrateurs bij de de partementen van algemeen bestuur groot. Bij de bestudeering van de personeelsverhou- dingen aan de departementen van algemeen bestuur kan men zich niet aan den indruk onttrekken, dat de maarschalkstaf voor subal tern administratief personeel in rangen is ge legen, welke ter provinciale griffie alleen voor gegradueerden met rijpere ervaring bereikbaar zijn. Objectieve vergelijking van beide salaris normen schenkt dan ook de overtuiging, dat de wijze waarop door ons is voorgesteld het administratief personeel te bezoldigen, ook in vergelijking met het Rijk niet als te vrijgevig mag worden beschouwd. Voorbeeld 10. (Hoofden van takken van dienst). Is de voorgestelde wedde (f 7800f 10075) te hoog? Men kan alleen tot deze opvatting ko men door als uitgangspunt te nemen de be zoldiging van f 8100, genoten door de Secre tarissen-Generaal, waarbij gevoegd wordt de kindertoelage voor twee kinderen. Een vergelijking van de functie van Secre taris-Generaal met die van Griffier achten Ged. Staten niet wel mogelijk. Slechts zij er op gewezen, dat de positie van laatstgenoem de, den eersten ambtenaar van de provincie, bij wien alle draden van het beheer samen komen, in de Provinciale wet is geregeld en dat deze regeling bij de wet het grootste ge wicht in het licht stelt, dat reeds sedert 1850 aan deze positie is gehecht. Dat de bezoldiging van den Griffier ten minste gelijk moet zijn aan die van den Hoofdingenieur-Directeur van den Provin cialen Waterstaat, wordt niet betwist. De functie nu van Hoofdingenieur-Directeur van den Provincialen Waterstaat is van de grootste beteekenis; voorzoover vergelijking mogelijk is, kan zijn positie eerder met de functies van Directeur-Generaal van den Rijkswaterstaat of van Directeur-Generaal der Zuiderzeewerken (salaris voor beide func ties: f 10800) dan met die van Rijksambtena ren van lageren rang op een lijn worden ge steld. Uit het vorenstaande moge zoo besluiten Ged. Staten blijken, dat het overleggen van een vergelijkenden staat der provinciale en Rijkssalaris'sen geen praktisch nut kan hebben (Adv. Ingez. Med.) en geen inzicht in de werkelijke verhoudingen vermag te geven, indien daaraan niet tevens voor welhaast iedere functie een min of meer uitvoerige toelichting gepaard zoude gaan, waartoe evenwel de tijd ontbreekt. Wij blijven van oordeel, dat de voorgestelde verlaagde sa larisnormen een salarieering waarborgen, welke redelijk is in verband met de van het personeel te verlangen prestaties en welke een gezonde verhouding tot de normen van het Bezoldigingsbesluit 1934 niet uit het oog verliest. De groote meerderheid van de leden der commissie uit de Prov. Staten adviseert de voorstellen van Ged. Staten aan te nemen. ARROND.-RECHTBANK Rijwieldieven. Een drietal personen had zich te verant woorden voor 't stelen van fietsen. De eerste had een rijwiel weg genomen, dat even te voren door iemand in de Zijlstraat was neer gezet. Hij beweerde, dat het zijn bedoeling was geweest het te gebruiken om naar Am sterdam te rijden, niet om het te verkoopen, hetgeen de president in twijfel trok. De Officier nam ln aanmerking, dat de jonge man nooit was veroordeeld en dat ook overigens een gunstig rapport over hem was uitgebracht, waarom hy een voorwaardelijke straf van 8 maanden eischte. De beide anderen waren recidivisten: de een stond terecht voor diefstal van vijf, de ander van twee fietsen; zij kenden elkander. De officier was van oordeel, dat hier een strenge straf moest worden opgelegd en dat de twee niet onafhankelijk van elkander ge handeld zullen hebben. Hij eischte tegen ieder hunner een jaar en 6 maanden gevangenis straf. Mr. Nieuwenhuys, als verdediger van den tweeden verdachte optredende, was van oor deel, dat zijn cliënt niet op één lijn gesteld kon worden met den man, die vijf rijwielen gestolen had, waarom hij een lichtere straf pleitte. Aanrijding op den Haarlemmerweg. Op. 8 Juli 1933 reden eenige fietsers op het rijwielpad van den weg Haarlem—Amster dam. toen een hunner in aanraking kwam met het rijwiel van een meisje, dat hem te gemoet reed. Het meisje kwam te vallen en geraakte onder een juist passeerende auto, waardoor zij ernstig lichamelijk letsel be kwam. De fietser, die haar had aangereden, stond thans terecht voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld Uit zijn verhoor en dat van een kameraad bleek, dat zij tamelijk snel hadden gereden. De verdachte wilde voor hem uit rijdende fietsers passeeren, toen van den anderen kant het meisje kwam, dat rechts reed Bij de poging om tusschen haar en twee anderen door te rijden, raakte zijn stuur dat van het meisje. Verdachte beriep er zich op, dat hij niet te best van gezicht was, en dat hij door een anderen fietsrijder in het nauw was gebracht. De Officier achtte schuld aanwezig, maar met het oog op den jeugdigen leeftijd vroeg hij een geldboete van f 30. de jongen had te snel en te roekeloos gereden. Mr. Stomps pleitte verzachtende omstan digheden en vond de boete te hoog in ver band met de draagkracht van verdachte. Uitlokken van meineed. Men herinnert zich wellicht het geval van de twee dames, die een door haar bewoond huis hadden moeten verlaten en dit niet deden, waarom er een proces tot ontruiming aanhangig werd gemaakt. Toen die zaak voor den kantonrechter kwam. heeft een der vrouwen den eed afgelegd, dat niet zij maar haar verloofde het huis gehuurd had. Dit werd niet aangenomen, waarom zij voor meineed is vervolgd en veroordeeld. Een zaakwaarnemer hier ter stede heeft de vrouwen in de procedure bijgestaan en deze zaakwaarnemer stond thans terecht, omdat hij de vrouw tot het afleggen van den valschen een zou hebben aangezet. De juffrouw thans als getuige gehoord, verklaarde, dat zij wel huurster van het be wuste huis in de Schneevoigtstraat is geweest en zij erkende dat haar de woning was opge zegd. terwijl, toen aan die opzegging niet was voldaan, zij een dagvaarding kreeg voor'ont ruiming. Zij was niet naar den Kantonrech ter gegaan, aangezien haar zaak door den zaakwaarnemer behandeld zou worden. Later kreeg zij een oproeping om den eed te komen afleggen, wat zij niet goed durfde, maar na dat zij met den zaakwaarnemer had gespro ken. die haar zeide. dat zij gerust den eed kon afleggen, want dat niemand haar het tegen deel kon bewijzen, heeft zij bezworen: Ik zweer, dat het niet waar is, dat ik van eischeres in huur heb gehad het huis enz. Getuige verklaarde, dat zij nog op het Kan tongerecht even vóór de eedsaflegging tegen verdachte had gezegd, dat zij den eed niet durfde aflggen, maar verdachte zei, dat ze het gerust kon doen. Verdachte had voor zijn bemoeiingen van getuige geld ontvangen, dat hem volgens getuige vóór de eedsaflegging in het oude huis is betaald. Die eedsaflegging was feitelijk geheel overbodig, want op den dag daarvan ha dgetuige het huis al ontruimd, waarmee de zaak praktisch was afgeloopen. Verdachte zei thans, dat hij de getuige nooit in haar oude huis heeft gesproken en dat hij het geld op straat vóór het nieuwe huis heeft ontvangen. De zuster van getuige bevestigde de verkla ringen en voegde er bij. dat zij zich vóór de eedsaflegging bij Mr. Stomps heeft vervoegd om diens advies te vragen, waarop Mr. Stomps gezegd zou hebben, dat er. te oordeelen naar den inhoud der processtukken, z.i. tegen de eedsaflegging geen bezwaar bestond. Men had hem evenwel verzwegen, dat niet de verloofde maar de dames het huis gehuurd hadden. In de heele zaak ging het er om, of de dienen uiterlijk Dinsdagsavonds betaald te zijn. daar de bezorgers op Woensdag afre kenen. DE ADMINISTRATIE. dames als huursters beschouwd moesten worden dan wel of de verloofde van een harer de huurder was. Deze verloofde was in het bezit geweest van 'n sleutel van het per ceel en deze omstandigheid zou beschouwd moeten worden als een bewijs, dat die ver loofde de huurder was. Deze verloofde, als getuige gehoord ver klaarde thans, dat een der dames het huis had gehuurd; dat hij echter een sleutel had ontvangen en dat hij later ook eenige keeren de huur had gebracht, doch hij beschouwde de vrouwen als huursters en hij zou dan ook nooit aan verdachte hebben gezegd, dat hij feitelijk de huurder was. Verdachte sprak dit thans tegen en zei, dat getuige hem de zaak zoo heeft voorgesteld, dat hij te goeder trouw kon aannemen, dat de vrouwen niet de huursters waren. Volgens getuige waren er huurkwitanties geweest op naam van de dames; de verloof de had indertijd al die kwitanties aan ver dachte gegeven, maar toen hij ze later terug vroeg, ontbraken de kwitanties op naam Ge tuige stond er op. ze te ontvangen, want hij dacht, dat verdachte ze wel eens als wapen tegen de dames kon gebruiken, omdat hij al eens gedreigd had, toen hij niet het geld kreeg, waarom hij vroeg, naar de eigenares te zullen gaan. Verdachte zou voorgesteld hebben, de bewuste kwitanties te verbranden. Verdachte hield nu een lang betoog om dui delijk te maken, dat hij eigenlijk niet de per soon is geweest, die rechtspraktijk heeft uit geoefend; de getuige zou conclusies hebben opgesteld en verdachte had alleen maar ge daan, wat getuige concepieerde. Mr. Simons, rechter: Als hij dan alles deed, waarvoor moest u dan betaald worden? Verdachte: Tikken! Ik heb alles laten tik ken; dat heb ik niet voor niets gedaan. President tot getuige: Weet u wat een sup ple to ire eed is? Getuige: Neen. President tot verdachte: Als getuige niet de rechtstermen kent, hoe }can hij dan con clusies maken, terwijl u in de rechtspraktijk werkt en dat wel kent. Verdachte: Hij houdt zich maar van den domme. Een volgende getuige heeft den vorigen ge tuige en zoodoende de dames met verdachte in aanraking gebracht en deze getuige heeft gezien, dat verdachte zelf conclusies in pot lood opstelde, die hij dus later, zooals ver dachte zei, liet tikken. Deze getuige achtte den vorigen getuige niet bekwaam genoeg om con clusies in rechtszaken op te stellen. Deze getuige is er ook bij tegenwoordig ge weest, dat de meisjes tegenover verdachte haar bezwaren tegen de eedsaflegging naar voren hebben gebracht en dat verdachte toen gezegd heeft, dat zij het gerust konden doen. Mr. Stomps, als getuige gehoord, verklaarde dat hij bezoek heeft gehad van den verloofde voornoemd en dat deze advies heeft gevraagd over de eedsaflegging. Mr. Stomps heeft toen gevraagd of allies waar was wat hem werd voorgedragen en op bevestigend antwoord gaf hij advies, dat tegen de eedsaflegging geen bezwaar was. als alles zoo was als de cliënt voorstelde. Of hij processtukken heeft inge zien, herinnerde getuige zich niet. Later pas heeft getuige vernomen, hoe de werkelijke toe dracht der zaak was en hij zou geen advies gegeven hebben, als hij gedaan heeft, indien hem geen onjuiste voorstelling van zaken was gegeven. Volgende getuige was de eigenares van het perceel in de Schneevoigtstraat, die verklaar de, dat zij indertijd de woning aan de dames heeft verhuurd en niet aan den verloofde van een harer of aan iemand anders. Zij heeft de huur opgezegd, omdat de huur niet geregeld werd betaald. Verdachte voerde thans ook tot zijn verde diging aan, dat de genoemde verloofde bij hem was geweest om f 25 voor verdediging van zijn meisje, waarof) die verloofde thans zei. dat, toen het meisje voor meineed ver volgd werd, hij verdachte heeft aangesproken en gezegd: Draag jij nu ook tot de verdedi ging bij? Zulks omdat hij verdachte als de oorzaak van de narigheid beschouwde. Ver dachte zou toen gezegd hebben: Ik heb er niets mee te maken. Geheel met die houding in strijd is echter, dat verdachte, toen de meisjes voor de recht bank waren geweest en Mr. Stomps zich voor de meisjes interesseerde, uit eigen beweging financieel hulp aanbood voor rechtskundigen bijstand. Verdachte beweerde verder uitdruk kelijk, dat hij nooit heeft geweten, dat de meisjes wel de huursters waren en hij zou nooit, voor geen honderd huisbazen, hebben aangeraden een eed in strijd met de waarheid af te leggen, terwijl hij nog een paar getuigen a decharge had meegebracht, die op zijn ver zoek ook verklaarden, dat zij hem niet in staat achtten, meisjes de gevangenis in te helpen. De officier van Justitie achtte verdachte schuldig aan het uitlokken van meineed, zulks op grond der getuigenverklaringen en vor derde veroordeeling tot gevangenisstraf voor den tijd van 3 jaar met aftrek van voorarrest. Mr. Bakhuizen Schuls, als verdediger op tredende wees er op, dat uit deze zaak de lee ring is te trekken, hoe wenschelijk het is, dat aan de beunhazerij op rechtskundig gebied paal en perk wordt gesteld. Pleiter zei, dat verdachte uit zijn sfeer is gerukt; hij is iemand met gezond verstand, die bij een andere opleiding wellicht een be roemd advocaat was geworden. Voorts achtte pleiter het bewijsmateriaal ondeugdelijk, want z.i. moet aan de verklarin gen der meisjes en van den verloofde weinig of geen waarde worden gehecht. Had, vroeg pleiter, verdachte belang bij een valschen eed? Geenszins, dus: Waarom zoq hy er toe aanzetten? Gebleken is, dat getuigen een advocaat ook een rad voor de oogen heb ben gedraaid; waarom kunnen zij verdachte geen onware mededeelingen hebben gedaan? Pleiter vroeg vrijspraak met onmiddellijke invrijheidstelling. De rechtbank wees dit laatste af en bepaal de den uitspraak op 31 Juli. MOTORDIENST. Van de Schoolcompagnie van den Motor- dienst zal een detachement ter sterkte van 12 dienstplichtige onderofficieren en 17 korpo raals en soldaten deelnemen aan de van 24 27 Juli a.s. te Nijmegen te houden vierdaag- sche afstandmarschen. Het provinciaal personeel. Wijziging van het Ambtenaren-reglement. De politieke gezindheid De voorstellen van Gedeputeerde Staten, welke beoogen in het Ambtenarenreglement bepalingen op te nemen van dezelfde strek- king als voorkomen in de artikelen 50, 56 en; 97b van het Algemeen Rijksambtenarenregle ment, hebben aanleiding gegeven tot breed voerige beschouwingen. Ernstige bedenking werd er tegen geopperd dat aan lagere besturen allerlei bevoegdheden werden ontnomen. Naar aanleiding van het voorgestelde nieu we artikel 85 bis wees dit lid er op. dat bij af vloeiing van personeel hiervoor het eerst in aanmerking dienen te worden gebracht dege-f nen, die hiertoe het verlangen hebben tej kennen gegeven. Vervolgens zouden naar zijnl wijze van zien voor ontslag moeten worden' voorgedragen degenen, die een voldoend aan tal pensioengerechtigde dienstjaren hebben. Eerst dan zou kunnen worden overwogen of: afvloeiing van de gehuwde ambtenares, niet-j kostwinster, niet moet voorgaan. Het lid. hier aan het woord, zou hiertegen geen bezwaar! hebben. Ernstig bezwaar had dit lid echter tegen j het nieuwe artikel 90 bis, waarbij wordt voor gesteld, dat den ambtenaar eervol ontslag kan worden gegeven op grond van revolutionaire gezindheid. Zouden Gedeputeerde Staten, vraagt dit lid, uit zich zelf met dit voorstel zijn gekomen? Het provinciaal personeel ver richt naar sprekers meening rustig zijn ar beid. Hoe zal men, vraagt dit lid verder, de revo lutionaire gezindheid onderkenner.? Deze ge zindheid kan alleen blijken uit een bepaalde daad. En wat, vraagt dit lid ten slotte, denkt men te bereiken? Gedachten kunnen immers niet worden onderdrukt. Het is naar het oor deel van dit lid vanzelfsprekend dat een amb tenaar. in dienst der Overheid, eenige reserve in acht heeft te nemen. Zeer ernstige bedenkingen ontwikkelt dit lid voorts tegen het tweede lid van artikel 90bis. Hij acht dit een ingrijpen in de persoon- lyke vrijheid, wat voor Nederland inderdaad ongekend is. Voorts verklaarde dit lid zich tegen de ar-1 tikelen 90 ter en 90 quater. Het eerste artikel beteekent principieel het tegengaan van den arbeid der gehuwde vrouw in het algemeen. Het lid, hier aan het woord, wenscht niet mee te werken tot het nemen van maatregelen, die leiden tot een beperking van de vrijheid van de vrouw, om haar eigen leven in te richten, zooals zij het wenscht. Het voorgestelde in artikel 90 quater zal me-| debrengen. dat vrouwelyke ambtenaren opj haar persoonlijk leven worden gecontroleerd. Inzake de voorgestelde maatregelen betref fende de revolutionaire gezindheid der ambte-j naren werd er anderzijds op gewezen, dat der laatste tijd wel heel duidelijk heeft aange toond, dat ingrijpen der Overheid wenschelijk en noodzakelijk is. Het lid, hier aan het woord acht het fascisme een niet minder ernstig gevaar dan het communisme. Met grooten ernst wees dit lid op gebeurtenissen in nabu rige landen. Ook dit lid heeft wel vertrouwen in de Hollandsche mentaliteit. Het kan echter niet worden ontkend, dat er ook in Nederland een aantal personen is, dat dien kant uit wil. Meerdere leden betuigden hun instemming met de voorgestelde maatregelen, hoewel ze betreurden dat ze noodig zijn. Een ander lid ontwikkelde ook bezwaren tegen artikel 90bis. Waarom, vraagt hy, wordt voorgesteld, dat den ambtenaar op grond van revolutionaire gezindheid ontslag kan wor den verleend? Volgens zijn meening is de be doeling hiervan, om de pijlen in de eerste plaats te richten op de leiders. Aanneming van het voorgestelde artikel zal naar de mee-J nmg van dit lid de huichelarij in de hand wer ken. Het aanwezige lid van Gedeputeerde Staten zei dat het college geen aanleiding heeft ge vonden om hier en daar minder vérstrekken de voorstellen te doen dan de betreffende ar tikelen uit het Rijksambtenarenreglement. Het lid van Gedeputeerde Staten kan nog geen mededeeling doen omtrent de draagwijd-| te en de eventueele toepassing der verschil lende maatregelen. Hoe een en ander zal wor den toegepast, kan pas later worden vastge-j steld. Het ontslag wegens revolutionaire ge zindheid zal ongetwijfeld tot heel wat contro versen aanleiding geven. Een ontslag wegens revolutionaire gezind- heid, zoowel als een ontslag aan een vrouwe lijke ambtenaar, die in concubinaat gaat le ven. moet voor het scheidsgerecht worden ge bracht. Ten slotte wees het lid van Gedeputeerde! Staten er op. dat de meerderheid van het Col lege zich heeft laten leiden door de overwe-i ging, dat de bepalingen van Regeeringswegel zullen worden opgelegd, indien het Provin ciaal Bestuur er zich niet mede accoord ver klaart. De Commissie adviseert eenstemmig tot aanneming der artikelen 55, 5G, 57 en 58 wel- icei betrekking hebben op het verrichten van militairen dienst. pe grootst mogelijke meerderheid der Com missie adviseert tot aanneming der artikelen t>9bis en 73bis (uniform-, insignes- en vlag-l genverbod). De meerderheid der Commissie adviseert tot aanneming van artikel 85bis, regelende het geven van ontslag wegens verandering van net dienstvak in de eerste plaats aan de ge huwde ambtenares, evenwej met inachtne ming van hetgeen in de toelichting te dezer zake is medegedeeld. De meerderheid der Commissie adviseert echter de voorgestelde artikelen 90bis, soter.l 9(iquater, betreffende ontslag op grond van revolutionaire gezindheid, lidmaatschap van verboden vereenigingen, ontslag by huwelijk van vrouwelijke ambtenaren, en ontslag bij gaan leven in concubinaat niet aan te ne- BEVORDERING TOT VAANDRIG. In ons bericht van Woensdag omtrent de be vordering tot vaandrig van een aantal dienst plichtige sergeanten is de naam van den dienstplichtigen sergeant tit. H. Fels uitge vallen. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN L. Tullen, Rypstraat 11, abonnement, S. v. d. Aar, Leidscheplein 7, badschoen. Mosterd, Klarenbeekstr. 56, bont. Veltkamp. Woonschip H 2754. Oostvest, ceintuur, P. Faber, Spaarn- wouderstraat 82, hondenpenning. Zweers. 't Krom 39rd„ portemonnaie m. i.. Bred erode Groote Markt 21. idem. Hollander Rozenha- genstraat 23. rijwieltaschje, Detting, Rijks straatweg 553. rywielbelastingplaatje, Struij- kenkamp, Alb. Thymstraat 26, vischnet, Bo- denburg, Cederstraat 14, zwempak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 10