Rinso
HOUDT DIT IN DE GATEN..
WEEKABONNEMENTEN
OOK VOOR DE VATEN
VRIJDAG 20 JULI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
6
Het provinciaal personeel van
Noord-Holland.
Verlaging der salarissen en
loonen.
De regeering wilde nóg meer verlagen, maar
Ged. Staten zijn daartegen.
In de vergadering der Commissie uit de
Prov. Staten, belast met het onderzoek van
het voorstel van Ged. Staten tot wijziging van
het „Salarisreglement 1920", werd door een
lid de wensch geuit, dat een staat zou worden
overgelegd, bevattende de in genoemd regle
ment voorkomende functies en de daaraan
verbonden salarieering. en daarnevens de aan
die functies parallel loopende Rijksbetrek
kingen met de daaraan verbonden bezoldi
ging.
Ged. Staten schrijven thans:
Hoewel aanvankelijk is getracht een derge-
Ujken staat samen te stellen, bleek spoedig,
dat het niet wel mogelijk is een overzicht te
maken, dat zou veroorloven eene in alle op
zichten juiste vergelijking te treffen tusschen
de provinciale en de Rijksbetrekkingen.
In de eerste plaats zijn de beide salarisre
gelingen op geheel verschillenden grondslag
opgebouwd. Het bezoldigingsbesluit 1934 kent
verschillende toelagen en aftrekbedragen,
■welke het salarisreglement 1920, zooals dit na
aanvaarding van de voorstellen van Ged. Sta
ten zal luiden, hetzij in het geheel niet. hetzij
slechts in zeer beperkten omvang bevat, te
weten de instituten van standplaatsaftrek,
ambtstoelage, huwelijkstoelage, kindertoelage
en garantietoelage. Voorts is de aftrek voor
kost en inwoning voor de provinciale ambte
naren op een doorgaans belangrijk hooger
bedrag vastgesteld dan voor hunne collega's
ln Rijksdienst.
Dooh afgezien van de hierboven opgesomde
verschillen, welke het samenstellen van een
eenvoudig vergelijkend overzicht reeds ten
zeerste bemoeilijken, is het voldoen aan den
gcuiten wensch bovendien uiterst bezwaarlijk
uit hoofde van de omstandigheid, dat gelijk
namigheid van twee functies geenszins hare
gelijksoortigheid impliceert Dikwijls kan
worden gezegd, dat, bij vergelijking van een
provinciale functie met een gelijknamige
Rijksbetrekking, deze laatste de minder be
langrijke zal blijken te zijn. In nauw verband
hiermede staat. dat. bij vergelijking van ge
lijksoortige diensttakken b.v. de provinciale
griffie en een departement van algemeen be
stuur de bezetting der hoogere rangen bij
den provincialen dienst zeer spaarzaam blijkt
te zijn, terwijl, in den overeenkomstlgen
Rijksdienst relatief belangrijk meer hoogere
ambtenaren werkzaam plegen te zijn.
In tusschen is door Ged. Staten van den
Minister van Binnenlandsche Zaken een brief
ontvangen, waarin deze als zijn oordeel te
kennen geeft, dat de door de voorstellen van
Ged. Staten te bereiken salarisverlaging
geenszins voldoet aan de toetsingsnormen van
het rapport-Schouten en te veel blijft uit
gaan boven het Rijkspeil en derhalve ook bo
ven de bezoldiging van vele andere provinciën
welke aan dat peil reeds werden getoetst. In
dien brief worden verschillende voorbeelden
gegeven ter toelichting van dat oordeel. Nu
Ged. Staten den gevraagden staat niet kun
nen geven, meenen zij ter tegemoetkoming
aan den geuiten wensch goed te doen met de
sterkst sprekende voorbeelden aan te geven,
met vermelding van hun standpunt te dien
aanzien.
Deze voorbeelden, welke uit de door den
Minister gegevene naar willekeur werden ge
kozen, zijn de volgende.
Voorbeeld 1. (Werksters en dienstboden).
De wedde, welke in maximum bij de Provin
cie f 1300 zal bedragen, beloopt bij het Rijk
f 376, verschil f 424. Bedenkt men echter, dat
deze functionarissen, althans bij de Provin
cie, bijna steeds kost en inwoning genieten,
waarvoor bij de Provincie f 572 en bij het Rijk
f 402 in mindering wordt gebracht, dan daalt
het verschil met f 572f 402 is f 170 en be
draagt het derhalve f 424,f 170 is f 254.
Voorbeeld 2. (Vrouwelijk adspirant gediplo
meerd verplegende).
De voorgestelde wedde bedraagt f 1430 mi
nus f 676 voor kost en inwoning is f 754 netto,
waar tegenover staat, dat het salaris, dat door
leerling-verplegenden met diploma bij het
Rijk wordt genoten f 990 minus f 540
voor kost en inwoning f 450 netto bedraagt.
Men bedenke hierbij echter, dat de vrouwe
lijke leerling-verplegenden, in dienst dezer
Provincie, die hun diploma behalen, eerst
drie jaren op arbeidscontract blijven op een
netbo-loon van f 600 alvorens een aanstelling
als vrouwelijk adspirant gediplomeerd-ver
plegende te verkrijgen. Bovendien was tot dus
verre de feitelijke toestand bij de Rijkskrank
zinnigengestichten, althans bij dat te Grave,
zoo. dat de leerling-verplegenden na behaald
diploma terstond of althans zeer spoedig een
aanstelling in den rang van gediplomeerd-
verplegende verkregen.
Voorbeeld 3. (Vaklieden van de voorgestel
de klasse V.)
Hierbij wordt het bezwaar geopperd, dat de
voorgestelde jaarwedde van f 1937 in maxi
mum' (bij het Rijk f 1652 in maximum, ver
schil derhalve f 285) beloopt.
Wanneer men in aanmerking neemt, dat
de door Ged. Staten voorgestelde salarisrege
ling is gebaseerd op een gezin met 2 kinderen,
waarvoor derhalve de Provincie geen kinder
toelage. doch het Rijk een kindertoelage van
1 120 verleent, dar daalt het verschil van
f 285 reeds tot f 165. Bovendien bedenke men.
dat. voor zoover de provinciale vaklieden tot
het. personeel der Ziekenhuizen behooren, zij,
ingevolge de toepassing der actievere arbeids-
theraple, doorgaans met patiënten moeten
werken, waarvoor zij dus tevens bijzondere
geschiktheid moeten toonen, in tegenstelling
met de Rijkskrankzinnigengestichten, waar in
dit opzicht andere verhoudingen bestaan.
Voorbeeld 4. i Voorlieden-groep, klasse VI).
Hierbij geldt als bezwaar tegen de salariee
ring van f 2028 maximaal, dat deze functies
over hot algemeen worden bezoldigd naar
groep 4 (max. f 1652) of groep 5 (max. f 1803)
van het Rijk. hoogstens naar Rijksgrocp 6
(max. f 1903).
Deze vergelijking lijkt Ged Staten minder
juist, en zij leggen er den nadruk op. dat alle
voorman-functies bij het Rijk in groep 6 zijn
opgenomen. Voegt men bij de maximumbezol
diging voor die groep ad f 1903 de kindertoe
lage voor twee kinderen ad f 120. dan ver
krijgt men een loon van f 2023, hetwelk on
geveer gelijk is aan het door Ged. Staten
voorgestelde loon.
Voorbeeld 5. iGediplomeerd-verplegende).
De voorgestelde salarieering var. f M30—
f 2095 staat tegenover de Rijksbezoldiging,
welke voor uitwonenden maximaal f 1935,
voor inwonenden maximaal f 1665 bedraagt.
Vermeerdert men het bedrag van f 1935 met
f 120 als kindertoelage voor twee kinderen,
dan bedraagt het verschil met de provinciale
bezoldiging slechts f 40.
Indien men de salarissen der uitwonenden
vergelijkt, beloopt het verschil tusschen de
nominale salarissen in maximum f 430, doch
dat der netto-salarissen ln verband met den
veel hoogeren provincialen aftrek voor kost
en inwoning niet meer dan f 294. welk ver
schil in verband met de in Noord-Holland in
gevoerde actievere arbeidstherapie verant
woord is.
Voorbeeld 6. (Adjunct-commies).
Het voorstel van Ged. Staten is, de wedde te
bepalen op f 2235f 3175. Voor de gelijknami
ge functie bij het Rijk is de belooning f 1080
f 2520.
Hier doet zich één dier gevallen voor, dat
aan twee in wezen ongelijksoortige functies
dezelfde benaming is toebedeeld. Bij het Rijk
is de rang van adjunct-commies een z.g. ge
combineerde rang, sinds de rang van klerk bij
de departementen van algemeen bestuur niet
meer bestaat. Ter Griffie van Noordholland
zijn deze ambtenaren met werk van geenszins
on belangrijken aard belast en het is de over
tuiging van Ged. Staten, dat werkzaamheden,
gelijkwaardig aan die welke bijv ter Griffie
door de adjunct-commiezen der financieele
afdeeling worden verricht, bij de departemen
ten van algemeen bestuur aan commiezen en
hoofdcommiezen zijn opgedragen.
Voorbeeld 7. (Hoofdcommies).
De voorgestelde wedde van f 3700f 5100
wordt vergeleken met de bezoldiging van de
overeenkomstige betrekking bij het Rijk, welke
f 3330—f 4320 bedraagt.
Te dezen aanzien zij opgemerkt, dat de rang
van hoofdcommies ter Provinciale Griffie
wordt toebedeeld aan den Chef der Afdeeling
Algemeene Secretarie en aan waarnemende
chefs in het algemeen.
Vergelijkt men het spaarzaam gebruik, dat
van dezen rang wordt gemaakt, met het naar
verhouding groote aantal hoofdcommiezen bij
de departementen van algemeen bestuur, waar
dikwijls twee of meer personen in dien rang
aan dezelfde afdeeling werkzaam zijn, dan
is het duidelijk, dat veel werk. gelijkwaardig
aan dat wat ter griffie door commiezen en
wellicht zelfs adjunct-commiezen wordt ver
richt, bij het Rijk aan hoofdcommiezen is
opgedragen. Nog waarschijnlijker wordt dit,
wanneer men bedenkt, dat ter griffie voor de
hoogere rangen welhaast steeds de hoedanig
heid van meester in de rechten wordt ver
langd, zoodat het aantal gegradueerden onder
de hoofdambtenaren ter griffie dat der ge
gradueerden in de overeenkomstige rangen bij
de departementen doorgaans belangrijk over
treft.
Een verlaging tot het Rijkspeil der bezoldi
ging voor een slechts in naam gelijksoortige
functie, zou het verleenen van ontijdige be
vorderingen in de hand kunnen werken.
Voorbeeld 8. (Ingenieur le klasse).
De voorgestelde wedde van f 4600f 6450
zou, wat het maximum betreft, vergeleken
kunnen worden met dat van een Ingenieur bij
het Rijk (f 5940).
Deze vergelijking gaat echter mank, omdat
de rang van ingenieur le klasse geenszins ge
lijk staat met dien van ingenieur bij het Rijk,
doch veeleer met dien van hoofdingenieur bij
het Rijk (f 4950—f 6300). Tot laatstgenoemden
vang, wel te onderscheiden van den gelijkna-
migen rang bij de Provincie, plegen de Rijks
ingenieurs na verloop van tijd te worden be
vorderd, tenzij zij daarvoor minder geschikt
worden geacht. Zoo zijn voor eenigen tijd alle
ingenieurs bij den Rijkswaterstaat, die in 1917
hun academischen graad hebben behaald, tot
hoofdingenieur bevorderd. Bij de Provincie
evenwel is hoofdingenieur een rang, waartoe
slechts enkelen bij keuze kunnen worden be
vorderd. De rang van hoofdingenieur bij het
Rijk kan echter gevoegelijk met dien van in
genieur le klasse bij de Provincie worden ge
lijkgesteld.
Voorbeeld 9. (Administrateur Prov. Griffie).
Hier staat tegenover de door Ged. Staten
voorgestelde wedde van f 5525f 7375 die,
welke aan de gelijknamige functie bij het Rijk
is verbonden, nl. f 4950f 6300.
Gelijkstelling dezer beide functies is o.i. niet.
geoorloofd. Ter Griffie bekleeden de afdee-
lingschefs als regel den rang van referendaris;
slechts de plaatsvervangend griffier is admi
nistrateur. terwijl deze rang bovendien in bij
zondere gevallen kan worden verleend. Ook
spreekt vanzelf, dat alleen gegradueerden
dezen rang kunnen bekleeden. Bij de departe
menten van algemeen bestuur zijn de verhou
dingen echter geheel anders. De feitelijke toe
stand is daar aldus, dat de chefs van eenigs-
zins belangrijke afdeelingen den rang van ad
ministrateur bekleeden. terwijl de rang van
referendaris doorgaans door chefs van minder
belangrijke afdeelingen en door plaatsvervan
gende chefs wordt bekleed. Voorts is het aantal
niet-gegradueerde administrateurs bij de de
partementen van algemeen bestuur groot.
Bij de bestudeering van de personeelsverhou-
dingen aan de departementen van algemeen
bestuur kan men zich niet aan den indruk
onttrekken, dat de maarschalkstaf voor subal
tern administratief personeel in rangen is ge
legen, welke ter provinciale griffie alleen voor
gegradueerden met rijpere ervaring bereikbaar
zijn. Objectieve vergelijking van beide salaris
normen schenkt dan ook de overtuiging, dat
de wijze waarop door ons is voorgesteld het
administratief personeel te bezoldigen, ook in
vergelijking met het Rijk niet als te vrijgevig
mag worden beschouwd.
Voorbeeld 10. (Hoofden van takken van
dienst).
Is de voorgestelde wedde (f 7800f 10075) te
hoog? Men kan alleen tot deze opvatting ko
men door als uitgangspunt te nemen de be
zoldiging van f 8100, genoten door de Secre
tarissen-Generaal, waarbij gevoegd wordt de
kindertoelage voor twee kinderen.
Een vergelijking van de functie van Secre
taris-Generaal met die van Griffier achten
Ged. Staten niet wel mogelijk. Slechts zij er
op gewezen, dat de positie van laatstgenoem
de, den eersten ambtenaar van de provincie,
bij wien alle draden van het beheer samen
komen, in de Provinciale wet is geregeld en
dat deze regeling bij de wet het grootste ge
wicht in het licht stelt, dat reeds sedert 1850
aan deze positie is gehecht.
Dat de bezoldiging van den Griffier ten
minste gelijk moet zijn aan die van den
Hoofdingenieur-Directeur van den Provin
cialen Waterstaat, wordt niet betwist.
De functie nu van Hoofdingenieur-Directeur
van den Provincialen Waterstaat is van de
grootste beteekenis; voorzoover vergelijking
mogelijk is, kan zijn positie eerder met de
functies van Directeur-Generaal van den
Rijkswaterstaat of van Directeur-Generaal
der Zuiderzeewerken (salaris voor beide func
ties: f 10800) dan met die van Rijksambtena
ren van lageren rang op een lijn worden ge
steld.
Uit het vorenstaande moge zoo besluiten
Ged. Staten blijken, dat het overleggen van
een vergelijkenden staat der provinciale en
Rijkssalaris'sen geen praktisch nut kan hebben
(Adv. Ingez. Med.)
en geen inzicht in de werkelijke verhoudingen
vermag te geven, indien daaraan niet tevens
voor welhaast iedere functie een min of meer
uitvoerige toelichting gepaard zoude gaan,
waartoe evenwel de tijd ontbreekt. Wij blijven
van oordeel, dat de voorgestelde verlaagde sa
larisnormen een salarieering waarborgen,
welke redelijk is in verband met de van het
personeel te verlangen prestaties en welke
een gezonde verhouding tot de normen van
het Bezoldigingsbesluit 1934 niet uit het oog
verliest.
De groote meerderheid van de leden der
commissie uit de Prov. Staten adviseert de
voorstellen van Ged. Staten aan te nemen.
ARROND.-RECHTBANK
Rijwieldieven.
Een drietal personen had zich te verant
woorden voor 't stelen van fietsen. De eerste
had een rijwiel weg genomen, dat even te
voren door iemand in de Zijlstraat was neer
gezet. Hij beweerde, dat het zijn bedoeling
was geweest het te gebruiken om naar Am
sterdam te rijden, niet om het te verkoopen,
hetgeen de president in twijfel trok.
De Officier nam ln aanmerking, dat de
jonge man nooit was veroordeeld en dat ook
overigens een gunstig rapport over hem was
uitgebracht, waarom hy een voorwaardelijke
straf van 8 maanden eischte.
De beide anderen waren recidivisten: de
een stond terecht voor diefstal van vijf, de
ander van twee fietsen; zij kenden elkander.
De officier was van oordeel, dat hier een
strenge straf moest worden opgelegd en dat
de twee niet onafhankelijk van elkander ge
handeld zullen hebben. Hij eischte tegen ieder
hunner een jaar en 6 maanden gevangenis
straf.
Mr. Nieuwenhuys, als verdediger van den
tweeden verdachte optredende, was van oor
deel, dat zijn cliënt niet op één lijn gesteld
kon worden met den man, die vijf rijwielen
gestolen had, waarom hij een lichtere straf
pleitte.
Aanrijding op den Haarlemmerweg.
Op. 8 Juli 1933 reden eenige fietsers op het
rijwielpad van den weg Haarlem—Amster
dam. toen een hunner in aanraking kwam
met het rijwiel van een meisje, dat hem te
gemoet reed. Het meisje kwam te vallen en
geraakte onder een juist passeerende auto,
waardoor zij ernstig lichamelijk letsel be
kwam. De fietser, die haar had aangereden,
stond thans terecht voor het veroorzaken van
zwaar lichamelijk letsel door schuld
Uit zijn verhoor en dat van een kameraad
bleek, dat zij tamelijk snel hadden gereden.
De verdachte wilde voor hem uit rijdende
fietsers passeeren, toen van den anderen kant
het meisje kwam, dat rechts reed Bij de
poging om tusschen haar en twee anderen
door te rijden, raakte zijn stuur dat van het
meisje.
Verdachte beriep er zich op, dat hij niet te
best van gezicht was, en dat hij door een
anderen fietsrijder in het nauw was gebracht.
De Officier achtte schuld aanwezig, maar
met het oog op den jeugdigen leeftijd vroeg
hij een geldboete van f 30. de jongen had te
snel en te roekeloos gereden.
Mr. Stomps pleitte verzachtende omstan
digheden en vond de boete te hoog in ver
band met de draagkracht van verdachte.
Uitlokken van meineed.
Men herinnert zich wellicht het geval van
de twee dames, die een door haar bewoond
huis hadden moeten verlaten en dit niet
deden, waarom er een proces tot ontruiming
aanhangig werd gemaakt. Toen die zaak voor
den kantonrechter kwam. heeft een der
vrouwen den eed afgelegd, dat niet zij maar
haar verloofde het huis gehuurd had. Dit werd
niet aangenomen, waarom zij voor meineed is
vervolgd en veroordeeld.
Een zaakwaarnemer hier ter stede heeft de
vrouwen in de procedure bijgestaan en deze
zaakwaarnemer stond thans terecht, omdat
hij de vrouw tot het afleggen van den valschen
een zou hebben aangezet.
De juffrouw thans als getuige gehoord,
verklaarde, dat zij wel huurster van het be
wuste huis in de Schneevoigtstraat is geweest
en zij erkende dat haar de woning was opge
zegd. terwijl, toen aan die opzegging niet was
voldaan, zij een dagvaarding kreeg voor'ont
ruiming. Zij was niet naar den Kantonrech
ter gegaan, aangezien haar zaak door den
zaakwaarnemer behandeld zou worden. Later
kreeg zij een oproeping om den eed te komen
afleggen, wat zij niet goed durfde, maar na
dat zij met den zaakwaarnemer had gespro
ken. die haar zeide. dat zij gerust den eed kon
afleggen, want dat niemand haar het tegen
deel kon bewijzen, heeft zij bezworen:
Ik zweer, dat het niet waar is, dat ik van
eischeres in huur heb gehad het huis enz.
Getuige verklaarde, dat zij nog op het Kan
tongerecht even vóór de eedsaflegging tegen
verdachte had gezegd, dat zij den eed niet
durfde aflggen, maar verdachte zei, dat ze
het gerust kon doen.
Verdachte had voor zijn bemoeiingen van
getuige geld ontvangen, dat hem volgens
getuige vóór de eedsaflegging in het oude
huis is betaald. Die eedsaflegging was feitelijk
geheel overbodig, want op den dag daarvan
ha dgetuige het huis al ontruimd, waarmee
de zaak praktisch was afgeloopen.
Verdachte zei thans, dat hij de getuige
nooit in haar oude huis heeft gesproken en
dat hij het geld op straat vóór het nieuwe
huis heeft ontvangen.
De zuster van getuige bevestigde de verkla
ringen en voegde er bij. dat zij zich vóór de
eedsaflegging bij Mr. Stomps heeft vervoegd
om diens advies te vragen, waarop Mr. Stomps
gezegd zou hebben, dat er. te oordeelen naar
den inhoud der processtukken, z.i. tegen de
eedsaflegging geen bezwaar bestond. Men had
hem evenwel verzwegen, dat niet de verloofde
maar de dames het huis gehuurd hadden.
In de heele zaak ging het er om, of de
dienen uiterlijk Dinsdagsavonds betaald te
zijn. daar de bezorgers op Woensdag afre
kenen.
DE ADMINISTRATIE.
dames als huursters beschouwd moesten
worden dan wel of de verloofde van een
harer de huurder was. Deze verloofde was in
het bezit geweest van 'n sleutel van het per
ceel en deze omstandigheid zou beschouwd
moeten worden als een bewijs, dat die ver
loofde de huurder was.
Deze verloofde, als getuige gehoord ver
klaarde thans, dat een der dames het huis
had gehuurd; dat hij echter een sleutel had
ontvangen en dat hij later ook eenige keeren
de huur had gebracht, doch hij beschouwde
de vrouwen als huursters en hij zou dan ook
nooit aan verdachte hebben gezegd, dat hij
feitelijk de huurder was.
Verdachte sprak dit thans tegen en zei, dat
getuige hem de zaak zoo heeft voorgesteld, dat
hij te goeder trouw kon aannemen, dat de
vrouwen niet de huursters waren.
Volgens getuige waren er huurkwitanties
geweest op naam van de dames; de verloof
de had indertijd al die kwitanties aan ver
dachte gegeven, maar toen hij ze later terug
vroeg, ontbraken de kwitanties op naam Ge
tuige stond er op. ze te ontvangen, want hij
dacht, dat verdachte ze wel eens als wapen
tegen de dames kon gebruiken, omdat hij al
eens gedreigd had, toen hij niet het geld
kreeg, waarom hij vroeg, naar de eigenares
te zullen gaan. Verdachte zou voorgesteld
hebben, de bewuste kwitanties te verbranden.
Verdachte hield nu een lang betoog om dui
delijk te maken, dat hij eigenlijk niet de per
soon is geweest, die rechtspraktijk heeft uit
geoefend; de getuige zou conclusies hebben
opgesteld en verdachte had alleen maar ge
daan, wat getuige concepieerde.
Mr. Simons, rechter: Als hij dan alles deed,
waarvoor moest u dan betaald worden?
Verdachte: Tikken! Ik heb alles laten tik
ken; dat heb ik niet voor niets gedaan.
President tot getuige: Weet u wat een sup
ple to ire eed is?
Getuige: Neen.
President tot verdachte: Als getuige niet
de rechtstermen kent, hoe }can hij dan con
clusies maken, terwijl u in de rechtspraktijk
werkt en dat wel kent.
Verdachte: Hij houdt zich maar van den
domme.
Een volgende getuige heeft den vorigen ge
tuige en zoodoende de dames met verdachte
in aanraking gebracht en deze getuige heeft
gezien, dat verdachte zelf conclusies in pot
lood opstelde, die hij dus later, zooals ver
dachte zei, liet tikken. Deze getuige achtte den
vorigen getuige niet bekwaam genoeg om con
clusies in rechtszaken op te stellen.
Deze getuige is er ook bij tegenwoordig ge
weest, dat de meisjes tegenover verdachte
haar bezwaren tegen de eedsaflegging naar
voren hebben gebracht en dat verdachte toen
gezegd heeft, dat zij het gerust konden doen.
Mr. Stomps, als getuige gehoord, verklaarde
dat hij bezoek heeft gehad van den verloofde
voornoemd en dat deze advies heeft gevraagd
over de eedsaflegging. Mr. Stomps heeft toen
gevraagd of allies waar was wat hem werd
voorgedragen en op bevestigend antwoord gaf
hij advies, dat tegen de eedsaflegging geen
bezwaar was. als alles zoo was als de cliënt
voorstelde. Of hij processtukken heeft inge
zien, herinnerde getuige zich niet. Later pas
heeft getuige vernomen, hoe de werkelijke toe
dracht der zaak was en hij zou geen advies
gegeven hebben, als hij gedaan heeft, indien
hem geen onjuiste voorstelling van zaken was
gegeven.
Volgende getuige was de eigenares van het
perceel in de Schneevoigtstraat, die verklaar
de, dat zij indertijd de woning aan de dames
heeft verhuurd en niet aan den verloofde van
een harer of aan iemand anders. Zij heeft de
huur opgezegd, omdat de huur niet geregeld
werd betaald.
Verdachte voerde thans ook tot zijn verde
diging aan, dat de genoemde verloofde bij
hem was geweest om f 25 voor verdediging
van zijn meisje, waarof) die verloofde thans
zei. dat, toen het meisje voor meineed ver
volgd werd, hij verdachte heeft aangesproken
en gezegd: Draag jij nu ook tot de verdedi
ging bij? Zulks omdat hij verdachte als de
oorzaak van de narigheid beschouwde. Ver
dachte zou toen gezegd hebben: Ik heb er
niets mee te maken.
Geheel met die houding in strijd is echter,
dat verdachte, toen de meisjes voor de recht
bank waren geweest en Mr. Stomps zich voor
de meisjes interesseerde, uit eigen beweging
financieel hulp aanbood voor rechtskundigen
bijstand. Verdachte beweerde verder uitdruk
kelijk, dat hij nooit heeft geweten, dat de
meisjes wel de huursters waren en hij zou
nooit, voor geen honderd huisbazen, hebben
aangeraden een eed in strijd met de waarheid
af te leggen, terwijl hij nog een paar getuigen
a decharge had meegebracht, die op zijn ver
zoek ook verklaarden, dat zij hem niet in
staat achtten, meisjes de gevangenis in te
helpen.
De officier van Justitie achtte verdachte
schuldig aan het uitlokken van meineed, zulks
op grond der getuigenverklaringen en vor
derde veroordeeling tot gevangenisstraf voor
den tijd van 3 jaar met aftrek van voorarrest.
Mr. Bakhuizen Schuls, als verdediger op
tredende wees er op, dat uit deze zaak de lee
ring is te trekken, hoe wenschelijk het is, dat
aan de beunhazerij op rechtskundig gebied
paal en perk wordt gesteld.
Pleiter zei, dat verdachte uit zijn sfeer is
gerukt; hij is iemand met gezond verstand,
die bij een andere opleiding wellicht een be
roemd advocaat was geworden.
Voorts achtte pleiter het bewijsmateriaal
ondeugdelijk, want z.i. moet aan de verklarin
gen der meisjes en van den verloofde weinig
of geen waarde worden gehecht.
Had, vroeg pleiter, verdachte belang bij een
valschen eed? Geenszins, dus: Waarom zoq
hy er toe aanzetten? Gebleken is, dat getuigen
een advocaat ook een rad voor de oogen heb
ben gedraaid; waarom kunnen zij verdachte
geen onware mededeelingen hebben gedaan?
Pleiter vroeg vrijspraak met onmiddellijke
invrijheidstelling.
De rechtbank wees dit laatste af en bepaal
de den uitspraak op 31 Juli.
MOTORDIENST.
Van de Schoolcompagnie van den Motor-
dienst zal een detachement ter sterkte van 12
dienstplichtige onderofficieren en 17 korpo
raals en soldaten deelnemen aan de van 24
27 Juli a.s. te Nijmegen te houden vierdaag-
sche afstandmarschen.
Het provinciaal personeel.
Wijziging van het
Ambtenaren-reglement.
De politieke gezindheid
De voorstellen van Gedeputeerde Staten,
welke beoogen in het Ambtenarenreglement
bepalingen op te nemen van dezelfde strek-
king als voorkomen in de artikelen 50, 56 en;
97b van het Algemeen Rijksambtenarenregle
ment, hebben aanleiding gegeven tot breed
voerige beschouwingen.
Ernstige bedenking werd er tegen geopperd
dat aan lagere besturen allerlei bevoegdheden
werden ontnomen.
Naar aanleiding van het voorgestelde nieu
we artikel 85 bis wees dit lid er op. dat bij af
vloeiing van personeel hiervoor het eerst in
aanmerking dienen te worden gebracht dege-f
nen, die hiertoe het verlangen hebben tej
kennen gegeven. Vervolgens zouden naar zijnl
wijze van zien voor ontslag moeten worden'
voorgedragen degenen, die een voldoend aan
tal pensioengerechtigde dienstjaren hebben.
Eerst dan zou kunnen worden overwogen of:
afvloeiing van de gehuwde ambtenares, niet-j
kostwinster, niet moet voorgaan. Het lid. hier
aan het woord, zou hiertegen geen bezwaar!
hebben.
Ernstig bezwaar had dit lid echter tegen j
het nieuwe artikel 90 bis, waarbij wordt voor
gesteld, dat den ambtenaar eervol ontslag kan
worden gegeven op grond van revolutionaire
gezindheid. Zouden Gedeputeerde Staten,
vraagt dit lid, uit zich zelf met dit voorstel
zijn gekomen? Het provinciaal personeel ver
richt naar sprekers meening rustig zijn ar
beid.
Hoe zal men, vraagt dit lid verder, de revo
lutionaire gezindheid onderkenner.? Deze ge
zindheid kan alleen blijken uit een bepaalde
daad. En wat, vraagt dit lid ten slotte, denkt
men te bereiken? Gedachten kunnen immers
niet worden onderdrukt. Het is naar het oor
deel van dit lid vanzelfsprekend dat een amb
tenaar. in dienst der Overheid, eenige reserve
in acht heeft te nemen.
Zeer ernstige bedenkingen ontwikkelt dit
lid voorts tegen het tweede lid van artikel
90bis. Hij acht dit een ingrijpen in de persoon-
lyke vrijheid, wat voor Nederland inderdaad
ongekend is.
Voorts verklaarde dit lid zich tegen de ar-1
tikelen 90 ter en 90 quater.
Het eerste artikel beteekent principieel het
tegengaan van den arbeid der gehuwde vrouw
in het algemeen. Het lid, hier aan het woord,
wenscht niet mee te werken tot het nemen
van maatregelen, die leiden tot een beperking
van de vrijheid van de vrouw, om haar eigen
leven in te richten, zooals zij het wenscht.
Het voorgestelde in artikel 90 quater zal me-|
debrengen. dat vrouwelyke ambtenaren opj
haar persoonlijk leven worden gecontroleerd.
Inzake de voorgestelde maatregelen betref
fende de revolutionaire gezindheid der ambte-j
naren werd er anderzijds op gewezen, dat der
laatste tijd wel heel duidelijk heeft aange
toond, dat ingrijpen der Overheid wenschelijk
en noodzakelijk is. Het lid, hier aan het woord
acht het fascisme een niet minder ernstig
gevaar dan het communisme. Met grooten
ernst wees dit lid op gebeurtenissen in nabu
rige landen. Ook dit lid heeft wel vertrouwen
in de Hollandsche mentaliteit. Het kan echter
niet worden ontkend, dat er ook in Nederland
een aantal personen is, dat dien kant uit wil.
Meerdere leden betuigden hun instemming
met de voorgestelde maatregelen, hoewel ze
betreurden dat ze noodig zijn.
Een ander lid ontwikkelde ook bezwaren
tegen artikel 90bis. Waarom, vraagt hy, wordt
voorgesteld, dat den ambtenaar op grond van
revolutionaire gezindheid ontslag kan wor
den verleend? Volgens zijn meening is de be
doeling hiervan, om de pijlen in de eerste
plaats te richten op de leiders. Aanneming
van het voorgestelde artikel zal naar de mee-J
nmg van dit lid de huichelarij in de hand wer
ken.
Het aanwezige lid van Gedeputeerde Staten
zei dat het college geen aanleiding heeft ge
vonden om hier en daar minder vérstrekken
de voorstellen te doen dan de betreffende ar
tikelen uit het Rijksambtenarenreglement.
Het lid van Gedeputeerde Staten kan nog
geen mededeeling doen omtrent de draagwijd-|
te en de eventueele toepassing der verschil
lende maatregelen. Hoe een en ander zal wor
den toegepast, kan pas later worden vastge-j
steld. Het ontslag wegens revolutionaire ge
zindheid zal ongetwijfeld tot heel wat contro
versen aanleiding geven.
Een ontslag wegens revolutionaire gezind-
heid, zoowel als een ontslag aan een vrouwe
lijke ambtenaar, die in concubinaat gaat le
ven. moet voor het scheidsgerecht worden ge
bracht.
Ten slotte wees het lid van Gedeputeerde!
Staten er op. dat de meerderheid van het Col
lege zich heeft laten leiden door de overwe-i
ging, dat de bepalingen van Regeeringswegel
zullen worden opgelegd, indien het Provin
ciaal Bestuur er zich niet mede accoord ver
klaart.
De Commissie adviseert eenstemmig tot
aanneming der artikelen 55, 5G, 57 en 58 wel-
icei betrekking hebben op het verrichten van
militairen dienst.
pe grootst mogelijke meerderheid der Com
missie adviseert tot aanneming der artikelen
t>9bis en 73bis (uniform-, insignes- en vlag-l
genverbod).
De meerderheid der Commissie adviseert tot
aanneming van artikel 85bis, regelende het
geven van ontslag wegens verandering van
net dienstvak in de eerste plaats aan de ge
huwde ambtenares, evenwej met inachtne
ming van hetgeen in de toelichting te dezer
zake is medegedeeld.
De meerderheid der Commissie adviseert
echter de voorgestelde artikelen 90bis, soter.l
9(iquater, betreffende ontslag op grond van
revolutionaire gezindheid, lidmaatschap van
verboden vereenigingen, ontslag by huwelijk
van vrouwelijke ambtenaren, en ontslag bij
gaan leven in concubinaat niet aan te ne-
BEVORDERING TOT VAANDRIG.
In ons bericht van Woensdag omtrent de be
vordering tot vaandrig van een aantal dienst
plichtige sergeanten is de naam van den
dienstplichtigen sergeant tit. H. Fels uitge
vallen.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN
L. Tullen, Rypstraat 11, abonnement, S. v.
d. Aar, Leidscheplein 7, badschoen. Mosterd,
Klarenbeekstr. 56, bont. Veltkamp. Woonschip
H 2754. Oostvest, ceintuur, P. Faber, Spaarn-
wouderstraat 82, hondenpenning. Zweers.
't Krom 39rd„ portemonnaie m. i.. Bred erode
Groote Markt 21. idem. Hollander Rozenha-
genstraat 23. rijwieltaschje, Detting, Rijks
straatweg 553. rywielbelastingplaatje, Struij-
kenkamp, Alb. Thymstraat 26, vischnet, Bo-
denburg, Cederstraat 14, zwempak.