VRIJDAG 20 JULI 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
AAN ALLEN!
Er gaat geen dag voorbij, of je zegt zeker
Iets over t weer. In de tram, in de winkels
hoor je over 't weer spreken. Dat is eigenlijk
het praatje van den dag. En dat is best te
begrijpen. De weersgesteldheid heeft invloed
op vele dingen, dikwijls zelfs op vele hu-
jneurtjes.
Nu in deze zomermaanden speelt het weer
zeker een voorname rol. De Zandvoorters en
Scheveningers kortom alle menschen, die in
badplaatsen wonen, moeten het hebben van
een mooien zomer. Slecht weer geeft slechte
yerdiensten.
Voor jullie allen, die nu de groote vacantie
genieten, is echt zomerweer zeker bevorder
lijk om een echte fijne vacantie te hebben.
In vele gezinnen wordt, zoodra de krant uit
8e bus is gehaald, gekeken naar 't weerbericht.
Wie een barometer bezit, zal er juist in dezen
tijd dagelijks naar turen. Kun je nu altijd
van die weerberichten op aan? De weerkun
digen zeggen: voor 80 procent ja. Kennis van
yan de weersgesteldheid wordt met een vreemd
Ittoord: meteorologie genoemd. Door raadple
ging van verschillende kaarten en gegevens
wordt reeds 24 uur van te voren het weer
aangekondigd. Langer dan een etmaal van te
voren kan men de weersgesteldheid niet be
palen. Er is ook niets veranderlijker dan het
weer. In de zoogenaamde Enkhulzer-almanak
Wordt het weer aangekondigd gedurende een
jaar. Natuurlijk komt het wel eens uit, maar
;t is even natuurlijk, dat het ook wel eens niet
hitkomt.
Het meteorologisch instituut bewijst aan
onze lucht- en scheepvaart onschatbare
'diensten.
Nu is het bekend, dat buitenlui en vooral
zeelui meer kijk op het weer hebben dan stads
■menschen. Dat is ook al weer heel begrijpelijk.
Hun bedrijf hangt zoo zeer van de weersge
steldheid af. Een boer, een schipper en vis-
scher turen dagelijks naar de lucht.
De weerkundigen hebben enkele eenvoudige
regels samengesteld, waar wij stedelingen ook
profijt van kunnen trekken. Iedere weersver
andering wordt voorafgegaan door een veran
dering in de luchtstroomingen. Dus we moe
ten letten op wind en wolken. Is het 's nachts
bladstil en komt 's morgens de wind op, die
overdag zich steeds meer laat gelden, dan
kun je rekenen op mooi weer. Een schippers
term luidt: het vuil wordt van de lucht weg
gevaagd. En dan is er ook geen vuiltje meer
aan de lucht.
Wordt 's avonds de wind pas sterker, dan Is
'er groote kans op slecht weer.
Goed weer is te wachten als de wind 's mor
gens uit de richting komt, waar de zon staat
en 's middags juist uit de tegengestelde rich-
Let ook eens op de voortdrijvende wolken
Gaan ze niet mee met de windrichting, dan
wordt het weer slechter. Vedervormige wol
ken uit het Oosten voorspellen goed weer. Ko
men ze echter uit 't Westen, dan is er regen
te wachten. Zien we op een warmen dag, des
middags zoo tusschen 12 en 1 afzonderlijke
wolken, die tegen den avond weer verdwijnen,
dan kunnen we mooi weer verwachten. Zijner
groote wolkenmassa's, die blijven hangen, ook
als de zon is ondergegaan, dan kan men er
wel verzekerd van zijn, dat er een regendag
volgt. De kleine witte schapenwolkeen brengen
mooi weer. Sluiervormige wolken en wolken-
strepen duiden op slecht weer. Mooie ronde
wolken, of wolken, waar de blauwe lucht
doorschijnt, geven droog weer. Een blauwe he
mel kan betrekken, als er Zuidenwind komt.
De kans op regen is dan heel groot.
Thermometer en barometer geven de weers
gesteldheid aan voor het oogenblik, maar weer-
pr of eten zijn 't niet.
Dieren en planten zijn vaak uitstekende
weervoorspellers. Muggen, vliegen en alle
kleine insecten vliegen bij naderenden regen
heel laag. Kwam er een bui, dan zouden ze
immers platgeregend worden. Zwaluwen vlie
gen dan ook heel laag. Visschen springen bij
slecht weer uit 't water om naar insecten te
happen.
Zie je spinnen hun web spinnen, dan is er
goed weer te wachten. Ze weten wel, dat
groote zwermen insecten bij droog weer uit
vliegen.
Wanneer bloemen en bladen zich *s avonds
sluiten, zullen ze dit ook doen, als er regen
op til is.
Wormen en naakte slakken komen juist'bij
regenweer voor den dag. Zonneschijn zou hun
huid doen opdrogen en 't gevolg zou zijn, dat
ze stierven. Nu hoop ik maar. dat jullie overal
teekenen zult waarnemen, die wijzen op mooi
zomerweer.
W. B.—Z.
NIET GOOCHEM
Jongste bediende, als de patroon op 't kan
toor komt: Er is niemand geweest, meneer.
Alleen een keer getelefoneerd. Of U om 4 uur
maar op wou bellen."
„Wie was dat. Jan?'"
,,'t Leek me zoo onbeleefd om dat te vragen,
meneer."
REKENKUNSTJE.
Oplossing.
Stel je voor. dat het gekozen getal 3 was:
3 met 9 vermenigvuldigd geeft 27.
Het groote getal vermenigvuldigd met 27
geeft de volgende uitkomst;
12345679
27
86419753
246913580
333333333
De uitkomst bestaat dus uit het gekozen cij
fer. Met welk ander getal je het ook probeert,
dit zal altijd zoo zijn. Het is dus heel gauw en
gemakkelijk te zien, welk getal er in de ge
dachten genomen was.
TANTE TINE.
WAAROM LOUSJE TE
LAAT KWAM.
Ze kreeg een brief mee naar huis.
Hijgend en met n opgewonden kleur, kwam
Lousje de klas binnen. De les was al begon
nen. Boos keek juffrouw Walters op. „Lousje
Verschuur, dit is de vierde keer van de week,
dat je te laat komt. Dat wordt nu toch wel
een beetje al te erg, vind je zelf ook niet!! En
wat is de reden dit keer?"
Lousje was aan de deur blijven staan. Bij
de laatste vraag sloeg ze verward haar oogen
neer.
„Nu?" vroeg juffrouw Walters.
„Eh.... ikehZe zweeg weer.
Nu werd juffrouw Walters eerst goed boos.
„Te laat komen voor den vierden keer in
een week en dan nog niet eens de reden wil
len zeggen.... ik wil je niet in de klas heb
ben. Ga maar naar de directrice."
Verschrikt keek Lousje haar aan, toen
keerde ze zich om, draaide langzaam de deur
open en liep de gang in.
„Naar de directrice", dacht ze. „Wat ver
schrikkelijk en dat alles om.... Maar het kan
mij niets schelen; ik doe het toch weer!"
Daar stond ze al voor de deur- van de di
rectricekamer.
Aarzelend stak ze haar hand uit en klopte
zachtjes.
„Binnen", riep de heldere stem van de
„dirk".
Met neergeslagen oogen kwam Lousje de
kamer binnen.
„Wel Louise Verschuur; waarom kom jij me
opzoeken?" vroeg juffrouw Telder vriendelijk.
„Ikmag niet in de les van juffrouw
Walters," zei Lousje verlegen. Oogenblikkelijk
betrok het gezicht van de directrice.
„En waarom niet, als ik vragen mag?"
„Ik ben voor den vierden keer van de week
te laat gekomen."
„De vierde keer?" En toen koel:
„Zou je me daar misschien de reden van
willen zeggen?"
Lous keek op.
„Nee," zei ze. „Dat kan ik niet."
„Dan, Louise Verschuur, moet ik wel aan
nemen dat het geen fraaie reden is, waardoor
je te laat kwam. Anders zou je het wel durven
zeggen. Ik zie me dus verplicht je ouders hier
van in kennis te stellen. Wacht maar even.
dan zal ik een briefje schrijven; dat kun je
meteen mee naar huis nemen. Je begrijpt ze
ker ook wel. dat ik je onder deze omstandig
heden niet op de school kan houden."
Even later kraste de pen over het papier.
„Wat een lange brief," dacht Lousje. „Wat
zou de directrice er allemaal in schrijven?"
Nu was ze klaar; ze vloeide het papier af,
vouwde, stak het in een enveloppe en plakte
hem dicht Nu nog het adres:
„Aan Mevrouw Verschuur."
„Louise, ga je mantel aantrekken, en haal
dezen brief dan maar. Dan kun je vanmid
dag weer terugkomen."
Even later liep Lous op straat. Ze liep niet
hard.
„Wat zou Moeder daar wel van zeggen...."
Moeder deed haar zelf open.
lousje. wat beteekent dat? Ben je ziek?"
„Nee Mam", en plotseling begon Lous te
snikken.
„Wat is dat nu. kindje," zei deze verschrikt.
Maar Lousje holde door naar den divan, waar
ze ging zitten en reikte moeder zonder iets te
zeggen den brief over.
Die scheurde hem verbaasd open en begon
te lezen.
Toen ze hem uit had, keek ze naar Lousje.
die nog altijd wanhopig zat te huilen.
„Maar puk. hoe kun je nu te laat komen?
Je gaat juist zoo vroeg het huis uit. Wat heb
je gedaan. Lousje? De directrice schrijft me.
dat je de reden niet zeggen wilt. Kun je het
mij ook niet vertellen?
Moeder ging naast haar zitten, sloeg een
arm om het meisje.
„Kom vertel het me maar."
En toen kwam het verhaal, onderbroken
door snikken: „Ik breng iederen ochtend een
blinden man naar zijn plaatsje. Ik ken hem
al lang; want ik geef hem altijd een paar cen
ten. als ik die heb. Vroeger werd hij altijd
door z'n hond gebracht; maar die is op het
oogenblik ziek; zijn poot gebroken. En er is
niemand anders om hem weg te brengen, dan
een onvriendelijke buurvrouw. Nu doe ik het.
Maar hij loopt zoo langzaam, dat ik er al een
paar keer te laat door ben gekomen...."
Zie zoo; het was er uit. Lousje luisterde ang
stig naar wat Moeder zou gaan zeggen. Ze
hoorde niets, maar ineens pakte Moeder haar
gezicht tusschen beide handen, gaf haar een
kus en zei: „Is dat de reden, ö:e mijn kleine
meisje op school niet wilde zeggen?
En toen Lousje knikte:
Je hebt goed gedaan, meiske. En met school
zullen we het wel gauw in orde maken."
En toen Lousje bloosde:
Het was een heerlijke ochtend, samen met
Moeder. Ze kreeg een groote kop chocola met
biscuitjes.
„Voor den schrik." zei Moeder.
's Middags ging Lousje. aan Moeders arm
hangend, naar school. In de gang gaf Moeder
haar nog een kus. „Weer maar niet bang. hoor
kleintje Ik zal het wel in orde maken. Bied
juffrouw Walters je excuses aan. En zeg maar,
dat de directrice de reden al weet.'
De meisjes in de klas keken verwonderd
naar Lousje, die er veel vroolijker uitzag dan
ze verwacht hadden.
De les begon; juist waren ze bezig met le
zen. toen de deur openging en juffrouw Tel
der binnenkwam.
„Wil Lousje Verschuur even mee gaan?
Verschrikt had Lous opgekeken: maar ze
zag. dat de directrice vriendelijk keek.
„Louise." zei juffrouw Telder ln de gang.
toen het meisje de deur achter zich had dicht
gedaan. „Je Moeder heeft mij de reden van
je te laat komen verteld. Het spijt me erg. dat
ik je vanochtend verkeerd heb beoordeeld.
Maar waarom wilde je het niet zeggen0
Verlegen haalde Lous haar schouders op.
„Ik begrijp het wel; je wilde er niet mee
„opscheppen he. zooals jullie dat noemen."
'En toln Lousje bloosde:
„Nu kind, ik heb met je moeder afgespro
ken, dat je. zoolang de hond van den blinde
niet beter is. je iederen ochtend 10 minuten
later mag komen. Dan hoef je je niet zoo tg
haasten. Ik zal het tegen juffrouw Walters
zeggen. Is dat goed?"
Wat denken jullie? Zou Lousje Verschuur
het prettig gevonden hebben?
RITA VAN B.
WAT EEN BLUF!
Meneer A. tegen meneer B.: Wat zie ik, heb
je een nieuwen auto?
Meneer B.: Och ja, dat kwam zoo. Ik moest
even telefoneeren in die groote auto-zaak.
Toen kon ik er toch zoo niet uitloopen en
kocht daarom maar een auto.
WIE ZOEKT ER MEE?
„Als je geen kurketrekker hebt, kan ik deze
flesch niet open krijgen!"
„Ik begrijp het niet; ik weet zeker, dat ik
hem meegenomen heb van huis
EEN ZWEEFVLIEGTUIG
Nu de lange zomeravonden er weer zijn en
jullie weer heerlijk buiten kunt spelen, is er
ook het genoegen van het maken.
Een nieuw stuk speelgoed is een zweefvlieg
tuig. dat we zelf gaan maken. Behalve het
genoegen, dat we hebben, als we er mee kun
nen spelen, is er ook genoegen van het maken.
Er zijn maar weinig jongens, die niet van
knutselen houden.
Hier volgen de aanwijzingen:
de vleugel A, ongeveer 30 c.M. lang en 8 c.M.
breed wordt geknipt van mica, dat dubbel ge
vouwen is. De gewenschte ronding aan den
voorkant wordt verkregen met behulp van een
klein stokje, van heel licht hout. dat tusschen
de omgevouwen kanten geplakt wordt met den
breedsten kant naar voren. De afbeelding B
toont duidelijk wat de bedoeling is Daarna
worden de achterkanten van den vleugel te
gen elkaar geplakt om het geheel te sluiten.
De „verstijving' L om een technische uit
drukking te gebruiken, is eveneens van zeer
licht hout vervaardigd en loopt naar achteren
spits toe. De afmetingen zijn precies op het
schema aangegeven. D„ de doorsnede, toont
dat ze rechthoekig is en aan de hoeken
eenigszins afgerond. Het richtingroer E en het
hoogteroer F zijn evenals de vleugel van mica.
Ook hiervoor kun je op het schema de ma
ten vinden.
Als alle onderdeelen klaar zijn, blijft nog
slechts het aan elkaar bevestigen over.
Daarvoor heb je een flinken pot lijm noodig.
Je kunt natuurlijk de verstijving direct op
REINTJE DE VOS.
De vos is een roover; hij is tot alle slechte
streken in staat, en staat eigenlijk in een
beter blaadje dan hij verdient Bij het vol
brengen van zijn streken gaat hij met zooveel
slimheid te werk. dat men zich onwillekeurig
tot hem aangetrokken voelt. Toch neemt dit
niet weg, dat men hem overal vervolgt ook.
De slimheid van den vos is genoeg bekend
en men behoeft hem ook slechts aan te kijken
om te weten, dat hij een meer dan gewoon
verstand bezit. De vos zoekt een af ander
onderaardsch verblijf te vermeesteren; ge
woonlijk kiest hij daarvoor een konijnenhol;
zonder veel omslag neemt hij dit in zijn bezit,
vermoordt de bewoners en eet ze op Het hol
wordt zoo ingericht, dat het hem niet alleen
een veilige schuilplaats biedt; maar ook tot
bergplaats van den geroofden voorraad dient
en verblijf van de familieleden. Verder zorgt
hij er voor. dat de gangen, die naar de bui
tenwereld leiden, goed in orde zijn, zoodat hij
in geval van nood daaruit kan ontsnappen.
In het begin van Mei krijgt het wijfje van
drie tot zes jongen, die ze met de grootste
liefde behandelt. Ze moet geheel alleen voor
de jonge vosjes zorgen, want de vader trekt
er zich niet al te veel van aan. Het is geen ge
makkelijk baantje voor de modder om het grut
rustig te houden, ze zijn levendig en druk en
de rooversaard zit er al vroeg in. 't Gebeurt
wel. dat ze elkander doodbijten en opeten.
Ook heeft men wel eens waargenomen, dat de
jonge vossen hun moeder aanvielen, haar
doodden om haar daarna te zamen op te peu
zelen.
De listen, die een vos te baat neemt om zijn
prooi te naderen en onverhoeds te overvallen,
öe wijze waarop hij partij weet te trekken
van alles wat zich op zijn jachtterrein voor
doet. de voorzorgen, die hij neemt om in geen
hinderlaag te vallen, grenzen aan het won
derbaarlijke. Voor hem is niets onbereikbaar;
voor zijn list is geen wild te vlug of te sterk,
voor zijn behendigheid is niets te snel. voor
zijn lenigheid niets te gauw. Hij oordeelt geen
gevaar te groot; maar hij vreest het niet;
want voor hem zijn alle strikken, netten, val
len en wapens zonder beteekenis. Als hij in
verlegenheid is. weet hij altijd nog wel een
uitweg te vinden en alleen de nog grootere list
der menschen kost hem wel eens het leven.
De vos komt in ons land nog vrij algemeen
voor en laat in boschrijke streken, vooral des
winters vee! van zich hooren. Onbeschaamd
dringt hij in de hoenderhokken der boerde
rijen en vermoordt al wat hij bereiken kan. Er
zijn wel voorbeelden, dat hij in één nacht
meer dan zestig kippen om hals bracht. Dat
de boeren een hekel aan hem hebben behoef
ik niet meer te zeggen. Deze en de jagers zijn
zijn grootste vijanden.
Ondanks al zijn schelmenstreken Ls Reintje
nog nuttig ook; want jaarlijks houdt hij op
ruiming onder de konijnen en de veldmuizen
en verslindt kevers, nachtvlinders en andere
schadelijke insecten.
E. W.
den vleugel plakken; maar het verdient wel
aanbeveling er het stukje G tusschen te lijmen
dat ook van mica is. Dit is sterker. De twee
roeren worden eveneens gelijmd; het hoogte
roer meteen op de verstijving en het richting-
roer E. op het hoogteroer door middel ran
twee haakjes H.
Tenslotte worden er op de verstijving ter
hoogte van den vleugel, twee rlngschroefjes
gedraaid, bestemd om er eest touwtje aan te
bevestigen. Het andere eind van dit touw
wordt aan een langen stok vast gemaakt.
Door dezen stok te bewegen kun Je aan je
vliegtuig iedere richting geven, die je wilt.
Het spreekt byna vanzelf, dat Je het zweef
vliegtuig eerst goed bat drogen voor je er
mee spelen gaat; anders loop je de kans. dat
alles loslaat.
Dat je nauwkeurig moet werken, behoef ik
bijna niet te vertellen, dat is wel zoo vanzelf
sprekend! En ook niet te haastig.
Want wat hindert het per slot van zaken of
je een avond eerder of later er mee klaar bent?
Het gaat er toch om. dat het ding mooi.
goed en sterk in elkaar zit; dan heb je er ook
meer plezier van. dan Minneer je het zoo
maakt, dat het den eersten den besten keer
dat je het gebruikt, al kapot is.
OOM KEES.
DE DOMME BOOM.
Fritsje logeert met zijn moeder buiten. Op
een dag maken ze samen een wandeling door
het bosch Midden tusschen al het groen staat
een verdorde boom.
„Kijk, Mama", zegt Fritsjc opeens, „wat
een domme boom. Die denkt, dat het nog win
ter is!"
WAAROM DE BLADEREN DER
POPULIEREN ALTIJD BEWECEN
Een Indiaansch sprookje.
„Grootmoeder, waarom kunnen de bladeren
van de populieren nooit eens een oogenblik
stil zijn?" vroeg een van de kleine Indiaancn-
kindertjes aan de oude mandenvlechtster. „Ik
heb er vaak naar gekeken en altijd hebben
ze iets te fluisteren met elkaar."
„Je hebt gelijk, kind. De populierenblaadjes
trillen altijd, al is er geen zuchtje wind te
bespeuren."
„Weet u. hoe dat komt, Grootmoeder?"
vroeg het kleine meisje,
„Zeker, zei de oude vrouw; ze zette de mand
op haar knie ging verder met haar vlechtwerk
en begon te vertellen:
Lange, lange jaren geleden woonde er
in deze streken een jonge krijger, die trou
wen wilde om een eigen wigwam te stichten.
Onder meisjes van zijn stam waren twee zus
ters, die beiden zoo bescheiden, vriendelijk en
goed leken, dat hij niet wist welke van de twee
hij kiezen moest. Als hij verscheen ln de wig
wam van hun vader werd hij door beiden har
telijk welkom geheeten; ze babbelden met
hom, glimlachten en onthaalden hem op spij
zen en dranken. Bovendien konden zij goed
mandenvlechten en allerlei andere mooie en
nuttige zaken maken.
Telgens weer bezocht de Jonge krijger de
beide zusters en hij wist maar niet, welke hij
tot zijn vrouw zou nemen.
Eindelijk zei hij tot zich zelf: „Ik zal het
met tooverij probeeren. En ik zal den medi
cijnman vragen mij te helpen." Hij zocht dus
den medicijnman in zijn wigwam op en verliet
dezen na eenigen tijd als een oude gebogen
grijsaard, die op een stok moest leunen. Hij
kon nauwelijks vooruit komen. Zijn kleeren
bestonden uit lompen; zijn haar was wit en
zijn kin sidderde van ouderdom en zwakte.
De oude man kwam bij de wigwam der meis
jes en smeekte hen om een stuk brood. De
jongste zuster noodigdc hem uit binnen te
treden en uit te rusten. Ze gaf hem te eten en
ze bemerkte, dat zijn voeten met oude stuk
ken buffelhuid bekleed waren Toen haastte
zij zich de moccassins. waar ze juist aan bezig
was, klaar te maken en ze gar ze aan den
ouden man, opdat hij zijn voeten niet meer
wond zou loopen.
De oudste zuster zag onwillig toe en maakte
leelijke opmerkingen. Ze vroeg haar zuster,
waarom ze zooveel tijd verspilde aan zoon
ouden smerigen man. die haar moeite niet eens
vergelden kon. Ze lachte om zijn voddige
kleeren en bespotte hem om zijn trillenden
kin en zijn doorknikkende knieën. En ten
slotte zei ze hem met een boozen stem weg te
gaan, want dat ze haar bruidegom verwacht
te. De oude man bedankte de Jongste zuster
en ging heen.
Kort daarop verscheen de jonge krijger voor
de wigwam. Op zijn schouders droeg hij een
hert. dat hij geschoten had. De beide zusters
glimlachten hem toe en verzochten hem bin
nen te komen. De oudste zuster liep hij voorbij,
zonder haar één blik waardig te keuren en
legde het hert voor de voeten der Jongste. Toen
de zusters nu naar het hert keken, zagen zij,
dat hij de moccassins aan had. die de iong-
ste zuster even te voren aan den ouden bede
laar gegeven had.
„Ik zoek een meisje, dat het licht van mijn
hut moet worden." sprak hij „en met behulp
van den medicijnman heb Ik haar gevonden.
Ik was de oude man. die hier ais bedelaar on
derdak en voedsel kwam vragen er. ik ben
voor de bittere woorden van deze scherpe tong
gered. Maar het toovermiddel van den medi
cijnman is niet niet heelemaal uitgewerkt. Ik
wil niet. dat een ander het lot wacht, waar
aan ik zoo gelukkig ontkomen ben
Hij nam de jongste zuster bij de hand en
leidde haar de wigwam uit. De oudste zuster
volgde. Maar nauwelijks was ze buiten, of
haar voeten werden wortels en opeens was ze
veranderd in een populier.
De Jongste zuster werd het licht in de hut
van der. jongen krijger.
De populier was wel mooi om naar te kij
ken, zooals de oudste zuster ook geweest
wasmaar vanaf dien dag zijn haar bla
deren als booze tongen, die geen oogenblik stil
kunnen zijn en altijd wat te fluisteren en tc
babbelen hebben.
DINA VAN Z,