Mensch en machine in verbond met de natuur. REISINDRUKKEN UIT AMERIKA Radiostudio's. ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Over dierenvelle tjes, hoogovens en koolteerproducten. l*t (net htu&eiun /oh den Ac&eid. Het smeden onder den mechanischen hamer. Een kijkje in de smederij De Gusto, te Schiedam. Naar een schilderij van Herman Heyenbroek. Hot lijkt een Sisyphus-taak. een korte be schrijving te geven van het Museum van den Arbeid, van opzet en werkwijze en van het geweldig uitgebreide materiaal, dat in de 1. lokalen van het vroegere schoolgebouw aan de Rozengracht te Amsterdam is bijeenge bracht. Maar de directeur, de Blaricumsche schilder Herman Heyenbroek, heeft mij, zon der het te weten, een hart onder den riem ge stoken door mij het volgende te vertellen Wanneer iemand in een gesprek over het museum in wording tegen hem zei: „Man houd op, daar is toch geen beginnen aan" dan antwoordde hij: „Geloof je dat? Nou. ik begin maar vast! Denkend aan het eindeloo- ze geduld, het taaie doorzettingsvermogen.dat hij aan den dag heeft gelegd om het mu seum zoo ver te brengen als het thans is, vind ik de vergelijking bijna oneerbiedig, maar ik zeg toch ook: ik begin maar vast! Laten zien wat mensch en machine in ver bond met de natuur te voorschijn roepen: het is een omschrijving, welke het doel van het museum tenminste benadert. Van ,.de drie W's die telkens terugkeeren", sprak Heijen- brock toen hij mij in steeds sneller tempo (we hadden maar drie uur den tijd en een week zou nog niet lang genoeg zijn om alles te zier\) door de lokalen voerde. Wat wordt er gemaakt, W i e maken het en Waa r va n "eigenlijk ook waarmee)? Van daar de enorme collectie gebruiksvoorwerpen, werktuigen, grondstoffen, half- en eindpro ducten die hier in logisch verband zijn ge schikt in vitrines, vandaar ook de meer dan driehonderd werken van den schilder, die de wanden gloed geven. W i e maken het. Het zijn de duizenden arbeiders, die dag in dag uit hun ongezond en vermoeiend werk doen ln de fabrieken, in de glasblazerijlen, de steen groeven en de papiermolens,in vuile giete rijen en donkere mijnschachten, bij laaiende vuren, in benauwde dampen. Zij vervaardi gen tezamen de tallooze voorwerpen, waar van wij dagelijks het gemak ondervinden en die wij gebruiken zonder meer dan een vluch tige gedachte aan hen te wijden. Het is hun lied van den Arbeid, waardoor de schilder en de mensch Heyenbroek zich voelde vastge grepen. dat hem dreef van het eene land naar het andere, van het eene bedrijf naar 't andere, om er, werkend tusschen die zwee- tende zwoegers, steeds meer het verband te zien tusschen natuur en arbeid. Het is dit lied dat zingt in zijn schilderijen dat de grond toon vormt van het geheele museum. Ik ben wel eens in een blad een rubriek tegen gekomen, die „Wist u datheette. Iedere week werden daarin een stuk of tien van de meest vergezochte feiten medege deeld, die niemand wist en.... waarschijnlijk ook niet begeerde te weten! Ook uit het museum van den Arbeid zou prachtig materiaal voor een rubriek „Wist u. datzijn te halen en ook hier zou het antwoord telkens en telkens weer moeten lui den: nee. dat wist ik niet. Het verschil is alleen, dat wij veel ervan eigenlijk wél be hoorden te weten. Legt u zelf of iemand uit uw omgeving eens de volgende tien vragen voor: Wat is zeemleer? Wat geraffineerde suiker? Wat is het verschil tusschen gips en krijt? Wat tusschen ijzer en staal? Waarvoor worden teeroliën gebruikt? Wat. houdt men over bij distillatie van ruwe petroleum? Wat is kwarts? Waardoor is klei roodbakkend? Wat is kunstijde? Hoe werkt de automatische telefoon? Misschien zullen een ingenieur, een schel kundeleeraar en een leerling van de Middel baar Technische het een heel eind brengen, maar dat de „gemiddelde Nederlander" zakt voor dit examen, omdat hy van de tien ge makkelijke vragen de helft niet kan beant woorden, is wel zeker! Wij kennen inder daad zoo bitter weinig van de dingen, die ons in het dagelijksch leven omringen, wij gaan er aan voorbij, wij stellen er geen belang in, te weien, hoe ze tot stand zijn gekomen. Ten zij die belangstelling wordt opgewekt. En da* doet het Museum van den Arbeid. Leidt niet uit die tien toevallige vragen waarop u het antwoord in het museum kunt vinden, af, dat het er wel eens „een taaie boel" zou kunnen zijn; integendeel, het is er leerzaam op een prettige manier. Men is er dadelijk geboeid, omdat alles waarvan wij vage voorstellingen hadden, nog uit onze schooljaren daar plot seling duidelijke vormen krijgt, men geraakt er in de bewondering voor de heldere werk methode, het streven om volledig te zijn, de aandacht, die ook aan den historischen groei der dingen is geschonken, men komt ten slotte «rnder den indruk van datzelfde gevoel, dat Heijientorock ertoe heeft gebracht van dit museum zijn levenswerk te maken: eerbied voor de herschepping door menschelijk ver nuft en menschelijken arbeid van natuur tot cultuur. „Over dierenvelletjes, hoogovens en kool teerproducten". Pars pro toto, noemen de Latinisten dat, oftewel: het deel voor het ge heel gebruikt. Want het zijn niet alleen de dierenvelletjes, die men hier aantreft (al is daar ook een uitgebreide collectie van!) het is het dier in den meest volledigen zin van het woord. Het bont van het dier, het haar. de wol, het leer, de darmen, het ivoor, de vetten en de lijm uit de beenderen, de melk, de afval aan ieder van deze onderdee- len is een afdeeling gewijd. En men wordt er voortdurend herinnerd aan de duizenden werkers, die van de meest verschillende overblijfselen van het doode dier allerlei nut tige zaken maken voor den mensch. Om eenig idee te geven van het in het museum gevolg de systeem neem ik bijv. de wol van het dier. Wij weten allemaal, dat van de wol draden gesponnen worden, die men, gewoonlijk na drenken in kleurstoffen, weeft tot kleeding- stukken. tapijten, dekens. We zien nu juist niet alleen de opvolgende bewerkingen van tapijten en wat men daarbij alzoo noodig heeft, maar ook hoe dat wolspinnen vroeger gebeurde; we treffen in de vitrines de kaar- denbollen aan i distels uit Zuid-Frankrijk) die op ijzeren spillen worden gestoken als rol- kaard voor het ruwen van wollen dekens, we leeren wat vervilten is en hoe dat proces niet alleen wordt toegepast voor onze vilten hoeden, maar zich soms ook voltrekt In de maag van een koe, die door het herhaalde lijk likken aan haar huid veel haar naar bin nen heeft gekregen, dat zich daar, onder in vloed van het maagzuur als een vilten haar- bol vastzet. Kortom, wat er over wol te ver tellen is. wordt in het museum door uitstallen van de meest uiteenloopende voorwerpen aanschouwelijk gemaakt en als we het voor ons zien, vergeten we het niet meer! Zoo komen wij in een volgend lokaal alles te weten over de bijen, de koraaldieren schaaldieren, radiolariën (microscopische diertjes, met weiker resten we ons glaswerk polijsten) kalkgesteenten, ons nagelaten door de schelpdieren, marmersoorten en tenslotte treffen we nog een smakelijke collectie aan de dieren uit de zee, die, veelal in blikjes en potjes verkrijgbaar, onze lunch tot een ver fijnd genot kunnen maken! Heijenbrock heeft bijna ieder proces van den arbeid geschilderd, maar behalve zijn doeken over electriciteit zijn toch het meest bekend, zijn schilderijen uit hoogovens, uit gieterijen en uit de mijnen. Hoezeer zijn be langstelling is uitgegaan naar het ijzel de steenkool, bewijst de volledigheid van het materiaal over beide grondstoffen, dat in vier zalen is ondergebracht. Dat de beteekenis van het ijzer in onze samenleving niet gering is, daarvan is ieder grondig overtuigd. Een kleine opsomming, hoe men het ijzer in de hoogovens uit de ertsen smelt, dat men de op het ijzer drijvende slakken tot steenen giet, tot zand spuit of tot slakkenwol blaast een isolatiemiddel, dat o.a. in het nieuwe Conser vatorium te Amsterdam is toegepast, hoe het smeden, het walsen, het lasschen, het har den, het gieten, in zijn werk gaat, welke fou ten bij het gieten kunnen voorkomen, wat er tegen het roesten gedaan wordt, hoe het ijzer de steensoorten der bergen verwoest het uitgeslipte bezinksel in de beken als oker achterblijft, de okersoorten, die in de verf ge bruikt worden. dit alles en nog veel meer laat ons de ijzer-afdeeling in honderden voorbeelden zien. En juist als we het al te technisch gaan vinden, komen we plotseling bij de staalpllletjes het ijzer in de genees kunde! Dat is een van de kwaliteiten van dit museum: wanneer de bezoeker begint te zuchten en zijn gids wel zou willen vragen: schei nou maar uit, m'n hoofd is vol, ver schijnt er als een reddende ontspanning iets, dat we allemaal kennen en we voelen ons op gelucht, omdat we blijkbaar toch zoo dom nog niet zijn! Zoo gaat het ook bij de steen kool. Is het niet prettig na de formatie van steenkool, vermoedelijk uit plantenresten in den bodem honderdduizenden jaren geleden, na mijngasvormlng en de veiligheidslamp van Davy, na turf en bruinkool, en het win nen van synthetische petroleum uit steen kool op een warmen middag eensklaps te worden verkwikt door het zien van drupjes, zuurtjes en limonade? Waarom die daar zijn? Wel. u raadt het al, omdat die worden ge kleurd en smakelijk gemaakt met stoffen uit koolteerproducten. Zooals de bloemengeuren uit die verleidelijke fleschjes parfum niet van flora's kinderen afkomstig behoeven te zijn. maar uit wijzigingen van benzol, totuol en phenol kunnen zijn ontstaan. L. N. Straffen in vroeger tijd. In 1423 had een nachtwacht te Utrecht een laten wandelaar geld afgeperst. Hij werd nu in de gevangenis opgesloten, maar moest later onder klokgelui slechts gekleed in broek en hemd en met een zwaard in de hand op het Raadhuis komen en daar niet alleen zijn misdrijf bekennen, maar tevens erkennen, dat hij eigenlijk zijn leven verbeurd had. Hjj mocht echter na deze bekentenis het stadsbestuur om vergiffenis smeken en omdat hij zich vroeger in de oorlo gen van de stad Utrecht als een dapper soldaat gedragen had, werd hem gratie geschonken Hot leven In een groot hotel in New-York. Vele nationali teiten in New-York vertegenwoordigd. Een handig opgezette reclame. Het kolenvervoer in de mijn. Naar een schilderij van Herman Heyenbroek. Een groot hotel in New York is een wereldje op zich zelf. Ik logeerde in „Hotel Taft". op de Seventh avenue bij de 50ste straat vlak bij Times Square, een der drukste punten van New York, midden in het Theaterdistrict gele gen. Dit hotel beschikt over twee duizend ka mers, alle met bad of douche of beide. In dit hotel treft men aan, behalve een coffeeshop, grilroom en taproom, een postkantoor voor de gasten van het hotel, een expeditiekantoor voor het verzenden van bagage, een reisbu reau, een bloemenwinkel en een groote kap perszaak. Men kan tijden zoek brengen door in de lobby te zitten en het gewemel der talrijke be zoekers gade te slaan. De lobby is een zeer ruime marmeren hal. versierd met palmen en andere planten; 's winters staan er twee groo te kringen van clubfauteuils, easychairs en chesterfields en liggen er Perzische kleeden op den grond, 's Zomers staan er rieten stoe len en banken, liggen er vroolijk getinte mat ten op den grond. Van de straat het hotel binnengaande, komt men door een vestibule terstond in deze lobby, waarin men aan den linkerkant de office's en de change aantreft, terwijl er zich voorts de ingangen naar de coffee shop, de kapperszaak, de bloemenwin kel en het postkantoor bevinden. In deze lobby is tot diep in den nacht een voortdu rend va-et-vient van de meest uiteenloopen de gasten en bezoekers. De niggerboys in hun groen met beige uniformen wringen zich met hun lenige en slanke figuren overal tusschen door en draven heen en weer met briefjes, koffers, plaids en brengen nieuw aangekomen gasten naar een der zeven liften die voort durend rijzen en dalen om bezoekers af en aan te brengen. Dames met kleine Pekingeesjes in den arm, dames met enorme hoeden met een klein en laag bolletje scheef voor aan 't hoofd geplakt en met een onzichtbaar elastiekje achter het haar langs vastgehouden, heeren met Panamahoeden en met dikke sigaren, een Hindoesche in een blauw met zilveren sluier gehuld, met twee allerliefste kleine hummels van jongens aan de hand, een heer in een geruit los shirt en breeches en met een groote wit vilten sombrero op 't hoofd, zoo uit een wildwest film weggestapt, twee matrozen in hun nauw om de heupen sluitende en naar onder breed uitloopende pantalons, met de kleine ronde petjes dwaas scheef op het hoofd geplant, dat alles trekt aan u voorbij als u slechts de kleine moeite neemt in een luien stoel te gaan zitten vanwaar u de geheele lobby overzien kunt. En luister eens om u heen. Hier hoort u Fransch. daar Duitsch, weer verder Noorsch, ginds Spaansch of Portugeesch en nog vele andere talen klinken door het gekraak der Amerikaansche stemmen. Men zegt dat in New York alle nationaliteiten der wereld ver tegenwoordigd zijn, er mag misschien een enkele negerstam zijn, waarvan geen lid in New York woont, maar over 't algemeen ge sproken kunt u zeker zijn, alle nationaliteiten aan te treffen. Zit maar eens vijf maal in een taxi, vier maal zal de naam van den chauffeur die op een identiteitskaart met portret in den wagen te lezen is, niet Ameri- kaansch. doch Deensch, Italiaansch, Fransch of Hongaarsch zijn. Ik zat een der eerste da gen in New-York in een tram en binnen vijf minuten had ik aan mijn rechterhand iemand die een Chineesche- en aan mijn linkerhand iemand die een Hebreeuwsche krant las. Die daar in de lobby zitten, zijn lang niet allen inwoners van 't hotel. Oh neen, als u gewinkeld heb en moe bent, kunt u gerust een lobby van een groot hotel binnengaan en daar wat gaan zitten uitrusten. U kunt uw vrienden of zakenrelaties rendez-vous geven in de lobby van Savoyplaza bijvoorbeeld om vandaar uit gemeenschappelijk verder te gaan. En niemand zal u lastig vallen met de vraag of u een kamer wenscht of wat wilt gebruiken; u zit daar en blijft net zoolang zitten als u zelf lust hebt. En al zit u er om vier uur 's nachts dan zult u nog altijd men- schen in en uit zien gaan. Den geheelen dag en nacht stijgen en dalen de liften om bezoekers naar boven en beneden te brengen. Het eerste cijfer van het nummer van Uw kamer geeft tevens de verdieping aan. Zoo is kamer 374 op de derde, kamer 885 op de achtste verdieping. Hoe hooger de kamer gelegen is, des te duurder is de prijs, daal de lucht daar zuiverder is. In alle kamers be vindt zich, behalve het gebruikelijke meubi lair, een alleraardigst schrijfbureautje. In dit laatste treft men in een gesloten mapje eenige yellen groot en klein schrijfpapier met enve loppen, eenige briefkaarten, eenlge air-mail zegels. een vloeipapiertje en een pen aan. Op den omslag staat gedrukt dat de manager van t hotel de regelen omtrent orde, netheid en reinheid, die in 't geheele hotel gevolgd wor den. inachtnemende, u dit mapje papier ten gebruike aanbiedt., hij zal zich voorts geluk kig achten, wanneer u hem na dit opgebruikt te hebben, om aanvulling vraagt. Voor 50 cent Am. kunt u in iedere kamer een radio ge- Hoe het eens was. Het Haarlemsche Stadsbeeld ANTHONIESTRAAT In de Anthoniestraat was vroeger het pakhuis ,,'t Zeehert", in 1924 afgebroken. Het mooie oude gebouw stond tusschen de Bannesteeg en O. L. Vrouwe Gracht. Nu is er een school gebouw voor in de plaats gekomen. Hoe het geworden Buitenlaindsche jeugd aan het Ammenmeer. Reeds sedert zeven jaar komen elk jaar van 1 tot 19 Augustus 50 Duitsche. 50 Engelsche en 50 Fransche kinderen in den leeftijd van 12 tot 16 jaar bijeen in een Internationale Vacantie-School te Schondorf aan het Ammer Meer in Beieren. 30 volwassenen der drie ver schillende naties nemen eveneens deel aan de leergangen welke worden geleid door de Engel sche paedagoge Miss Gilpin. In deze vacantie- school wordt in principe gesproken in een vreemde taal. De dag begint met een bad in het meer. Daarna volgen twee uur taaloefeningen ln groepen. Des middags worden uitstapjes ondernomen. Ook wordt er veel aan sport gedaan. Dit jaar zal de gansche school een bezoek brengen aan de Passie Spelen te Ober- ammergau. Nadere inlichtingen over de? Vacantie-leergangen verstrekt Studienrat Roters, Bismarckstrasse 24 te Reckling hausen. plaatst krijgen, terwijl in alle kamers telefoon aanwezig is De deur waarmee de kamer op de gang uit komt is dubbel. Tusschen deze twee wanden is een holle ruimte, die zoowel van de kamer uit, als van de gang uit geopend kan worden. Voor opening van de gangzijde uit is een bij zondere sleutel vereischt. van de kamer uit be hoeft men slechts een krukje om te draaien. In deze holle ruimte kan men kleeren, die men geperst of geborsteld wenscht te heb ben, ophangen, terwijl er voorts haken zijn, waaraan papieren laundry bags hangen, waarin men linnengoed, dat gewasschen moet worden, kan bergen. Indien men daarna tele fonisch het laundry-department van een en ander in kennis stelt, kan men verzekerd zijn, den volgenden dag alles kant en klaar weer in die ovale ruimte, „servidor" genaamd, terug te vinden. Voorts bevindt zich op de kamerdeur boven het sleutelgat een klein plaatje, waarop het woord „ventilator" met twee ronde knopjes, waarop gedrukt: „Open" en .Closed"; een druk op het eerste knopje opent een onzicht baar luikje boven in de deur, waardoor steeds frissche lucht naar binnen stroomt. Aan de binnenzijde van iedere badkamer deur is een kurketrekker bevestigd; een her innering aan de dagen der „prohibition" toen ieder zijn eigen dranken brouwde en er zich in zijn kamer, in het verborgene aan te goed (of te kwaad) deed. De administratie van zoo'n hotel is een wonder. Wanneer u een kamer neemt, vraagt de klerk uw naam en adres en noteert dit. Tegelijkertijd wordt dit getypt door een meisje achter een enorme schrijfmachine, naast dien klerk gezeten. Zij tikt dit op eenige kaarten tegelijk. Een daarvan wordt terstond op zijn plaats in het kaartsysteem geschoven en van dat oogenblik staat u genoteerd en weet men u te vinden. Komt u twee tellen later aan het office er naast om uw sleutel te halen, dan geeft men u reeds meteen de brieven die voor u aan 't hotel gearriveerd mochten zijn. Telefoongesprekken, van uw kamer uit ge voerd, met welke andere plaats dan ook, noch waschrekeningen, behoeft u terstond te be talen. U kunt ervan verzekerd zijn dat, op welk uur van den dag u naar het office gaat om uw rekening te betalen, men deze in twee tellen klaar heeft en dat daarop voorkomen, behalve de prijs voor uw kamer, de kosten van alle telefoongesprekken die u gevoerd heeft alsmede eventueele waschrekeningen; fooien geeft men niet, behalve aan den niggerboy, die uw bagage naar en van uw kamer brengt; ook van de hotelrekening geeft men geen 10 pCt. als fooi. De handigheid van zoo'n groot hotel met twee duizend kamers, om het te doen voor komen of u niet slechts een nummer maar inderdaad een persoon in het Hotel zijt, is verbazingwekkend. Terstond bij het betreden van uw kamer geeft de niggerboy u een guest- kaart, waarboven gedrukt „Greetings' in welk schrijven de manager u hartelijk wel kom heet en de hoop uitspreekt dat u het naar uw zin zult hebben. Verder schrijft hij: „Ofschoon u misschien vele mijlen van uw huis verwijderd bent. brengt de telefoon u er spoedig mede in verbinding. Aan de ommezij de vindt u voor verschillende verafgelegen plaatsen de respectievelijke telefoontarieven". Voorts wordt uw aandacht gevestigd op Miss Allan, die aan een alleraardigst schrijfbu reautje in de lobby zit. en van wie u alle in lichtingen omtrent shows, sightseeing, shop ping enz. kunt vragen. Twee dagen later vindt u in uw kamer een brief, aan „My dear Mrwaarin de manager u schrijft, dat hij het zich tot een eer en genoegen zal rekenen eventueele per soonlijke wenschen van u te vernemen, ten einde er gevolg aan te kunnen geven en waar bij hij voorts verzoekt, namen en adressen van vrienden of relaties op te geven, aan wie hij uwe groeten en complimenten mag overbrengen en hen tevens op het bestaan van het hotel opmerkzaam mag maken. En ten slotte zendt men u, als u Amerika verlaat, aan uw Europeesch adres een schrij ven. dat u aldaar bij thuiskomst vindt, even eens gericht aan .,My dear Mrom te vragen of u 't naar uw zin gehad heeft en of u zoo goed wilt zijn, eventueele klachten te willen melden en of u, zoo u tevreden waart, het hotel wilt recommandeeren. Alles hartelijkheid in de ruimte en toch laat men zich voor den gek houden en voelt het als een persoonlijke band. Zeldzaam handig opgezet! En wat een administratie. J. DE REEDE Wat daarvoor in de plaats kwam. Tocht door de De studio van de V. P. R. O. Een omroepbedrijf is werkelijk een bedrijf vol beweging en bewegelijkheid, activiteit en drukte. En of men nu binnenstapt, terwijl een uitzending plaats vindt, of het is een dag, dat er geen uitzending is, dan nog is er beweging in de studio's, zijn de technici in volle actie. Er zijn repetities, er wordt geëxperimenteerd, er worden interne proef uitzendingen gege ven, er worden gramofoonplaten gemaakt van belangrijke gebeurtenissen, die op een ande ren dag worden uitgezonden, of nog wat anders. Dat is het bedrijf van de omroepen die de algemeene uitzendingen hebben te ver zorgen. Hoe anders is dit tijdens een uitzending van de V.P.R O., waar men in een ruim. gezellig gemeubileerd vertrek binnentreedt, waar een heerlijke rustige atmosfeer heerscht. een in tieme knusse gezelligheid, die nog verhoogd wordt door het brandende theelichtje op een theetafel. Het is er echt huiselijk en gezellig; een luidspreker in de kamer laat een zangeres hooren, en geen oogenblik zou men veronder stellen. dat zij in werkelijkheid slechts door een deur is gescheiden! De studio van de V.P.R.O. mag worden ge zien. Ze is klein van omvang, men heeft er een muziekstudio, een spreekstudio, een con trolekamer en een vertrek om bezoekers te ontvangen. Dit is echter voor haar bedrijf ge noeg. meer is niet noodig. De muziekstudio. die uitsluitend wordt gebruikt voor kamermuziek en voor kleine kooruitvoeringen, is modern in gericht volgens de nieuwste gegevens en bezit daardoor een zeer goede acoustiek. De spreek studio is ruim, terwijl de controlekamer over eenkomt met die der andere omroepvereeni- gingen. De morgenwijdingen van de V.P.R.O, ge schieden langs de telefoonlijn uit het kantoor te Utrecht (Zooals men wellicht weet. ge schiedt de morgenwijding van de A.V.R.O, eveneens via een telefoonlijn uit het kantoor gebouw te Amsterdam).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14