Mensch en machine in
verbond met de natuur.
REISINDRUKKEN UIT AMERIKA
Radiostudio's.
ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
8
Over dierenvelle
tjes, hoogovens en
koolteerproducten.
l*t (net htu&eiun /oh den Ac&eid.
Het smeden onder den mechanischen hamer. Een kijkje in de smederij
De Gusto, te Schiedam.
Naar een schilderij van Herman Heyenbroek.
Hot lijkt een Sisyphus-taak. een korte be
schrijving te geven van het Museum van den
Arbeid, van opzet en werkwijze en van het
geweldig uitgebreide materiaal, dat in de 1.
lokalen van het vroegere schoolgebouw aan
de Rozengracht te Amsterdam is bijeenge
bracht. Maar de directeur, de Blaricumsche
schilder Herman Heyenbroek, heeft mij, zon
der het te weten, een hart onder den riem ge
stoken door mij het volgende te vertellen
Wanneer iemand in een gesprek over het
museum in wording tegen hem zei: „Man
houd op, daar is toch geen beginnen aan"
dan antwoordde hij: „Geloof je dat? Nou. ik
begin maar vast! Denkend aan het eindeloo-
ze geduld, het taaie doorzettingsvermogen.dat
hij aan den dag heeft gelegd om het mu
seum zoo ver te brengen als het thans is,
vind ik de vergelijking bijna oneerbiedig,
maar ik zeg toch ook: ik begin maar vast!
Laten zien wat mensch en machine in ver
bond met de natuur te voorschijn roepen: het
is een omschrijving, welke het doel van het
museum tenminste benadert. Van ,.de drie
W's die telkens terugkeeren", sprak Heijen-
brock toen hij mij in steeds sneller tempo
(we hadden maar drie uur den tijd en een
week zou nog niet lang genoeg zijn om alles
te zier\) door de lokalen voerde.
Wat wordt er gemaakt, W i e maken het en
Waa r va n "eigenlijk ook waarmee)? Van
daar de enorme collectie gebruiksvoorwerpen,
werktuigen, grondstoffen, half- en eindpro
ducten die hier in logisch verband zijn ge
schikt in vitrines, vandaar ook de meer dan
driehonderd werken van den schilder, die de
wanden gloed geven. W i e maken het. Het
zijn de duizenden arbeiders, die dag in dag
uit hun ongezond en vermoeiend werk doen
ln de fabrieken, in de glasblazerijlen, de steen
groeven en de papiermolens,in vuile giete
rijen en donkere mijnschachten, bij laaiende
vuren, in benauwde dampen. Zij vervaardi
gen tezamen de tallooze voorwerpen, waar
van wij dagelijks het gemak ondervinden en
die wij gebruiken zonder meer dan een vluch
tige gedachte aan hen te wijden. Het is hun
lied van den Arbeid, waardoor de schilder en
de mensch Heyenbroek zich voelde vastge
grepen. dat hem dreef van het eene land
naar het andere, van het eene bedrijf naar 't
andere, om er, werkend tusschen die zwee-
tende zwoegers, steeds meer het verband te
zien tusschen natuur en arbeid. Het is dit lied
dat zingt in zijn schilderijen dat de grond
toon vormt van het geheele museum.
Ik ben wel eens in een blad een rubriek
tegen gekomen, die „Wist u datheette.
Iedere week werden daarin een stuk of tien
van de meest vergezochte feiten medege
deeld, die niemand wist en.... waarschijnlijk
ook niet begeerde te weten!
Ook uit het museum van den Arbeid zou
prachtig materiaal voor een rubriek „Wist u.
datzijn te halen en ook hier zou het
antwoord telkens en telkens weer moeten lui
den: nee. dat wist ik niet. Het verschil is
alleen, dat wij veel ervan eigenlijk wél be
hoorden te weten.
Legt u zelf of iemand uit uw omgeving eens
de volgende tien vragen voor:
Wat is zeemleer?
Wat geraffineerde suiker?
Wat is het verschil tusschen gips en krijt?
Wat tusschen ijzer en staal?
Waarvoor worden teeroliën gebruikt?
Wat. houdt men over bij distillatie van ruwe
petroleum?
Wat is kwarts?
Waardoor is klei roodbakkend?
Wat is kunstijde?
Hoe werkt de automatische telefoon?
Misschien zullen een ingenieur, een schel
kundeleeraar en een leerling van de Middel
baar Technische het een heel eind brengen,
maar dat de „gemiddelde Nederlander" zakt
voor dit examen, omdat hy van de tien ge
makkelijke vragen de helft niet kan beant
woorden, is wel zeker! Wij kennen inder
daad zoo bitter weinig van de dingen, die ons
in het dagelijksch leven omringen, wij gaan
er aan voorbij, wij stellen er geen belang in,
te weien, hoe ze tot stand zijn gekomen. Ten
zij die belangstelling wordt opgewekt. En da*
doet het Museum van den Arbeid. Leidt niet
uit die tien toevallige vragen waarop u het
antwoord in het museum kunt vinden, af, dat
het er wel eens „een taaie boel" zou kunnen
zijn; integendeel, het is er leerzaam op een
prettige manier. Men is er dadelijk geboeid,
omdat alles waarvan wij vage voorstellingen
hadden, nog uit onze schooljaren daar plot
seling duidelijke vormen krijgt, men geraakt
er in de bewondering voor de heldere werk
methode, het streven om volledig te zijn, de
aandacht, die ook aan den historischen groei
der dingen is geschonken, men komt ten
slotte «rnder den indruk van datzelfde gevoel,
dat Heijientorock ertoe heeft gebracht van dit
museum zijn levenswerk te maken: eerbied
voor de herschepping door menschelijk ver
nuft en menschelijken arbeid van natuur tot
cultuur.
„Over dierenvelletjes, hoogovens en kool
teerproducten". Pars pro toto, noemen de
Latinisten dat, oftewel: het deel voor het ge
heel gebruikt. Want het zijn niet alleen de
dierenvelletjes, die men hier aantreft (al is
daar ook een uitgebreide collectie van!) het
is het dier in den meest volledigen zin
van het woord. Het bont van het dier, het
haar. de wol, het leer, de darmen, het ivoor,
de vetten en de lijm uit de beenderen, de
melk, de afval aan ieder van deze onderdee-
len is een afdeeling gewijd. En men wordt
er voortdurend herinnerd aan de duizenden
werkers, die van de meest verschillende
overblijfselen van het doode dier allerlei nut
tige zaken maken voor den mensch. Om eenig
idee te geven van het in het museum gevolg
de systeem neem ik bijv. de wol van het dier.
Wij weten allemaal, dat van de wol draden
gesponnen worden, die men, gewoonlijk na
drenken in kleurstoffen, weeft tot kleeding-
stukken. tapijten, dekens. We zien nu juist
niet alleen de opvolgende bewerkingen van
tapijten en wat men daarbij alzoo noodig
heeft, maar ook hoe dat wolspinnen vroeger
gebeurde; we treffen in de vitrines de kaar-
denbollen aan i distels uit Zuid-Frankrijk) die
op ijzeren spillen worden gestoken als rol-
kaard voor het ruwen van wollen dekens, we
leeren wat vervilten is en hoe dat proces
niet alleen wordt toegepast voor onze vilten
hoeden, maar zich soms ook voltrekt In de
maag van een koe, die door het herhaalde
lijk likken aan haar huid veel haar naar bin
nen heeft gekregen, dat zich daar, onder in
vloed van het maagzuur als een vilten haar-
bol vastzet. Kortom, wat er over wol te ver
tellen is. wordt in het museum door uitstallen
van de meest uiteenloopende voorwerpen
aanschouwelijk gemaakt en als we het voor
ons zien, vergeten we het niet meer!
Zoo komen wij in een volgend lokaal alles
te weten over de bijen, de koraaldieren
schaaldieren, radiolariën (microscopische
diertjes, met weiker resten we ons glaswerk
polijsten) kalkgesteenten, ons nagelaten door
de schelpdieren, marmersoorten en tenslotte
treffen we nog een smakelijke collectie aan
de dieren uit de zee, die, veelal in blikjes en
potjes verkrijgbaar, onze lunch tot een ver
fijnd genot kunnen maken!
Heijenbrock heeft bijna ieder proces van
den arbeid geschilderd, maar behalve zijn
doeken over electriciteit zijn toch het meest
bekend, zijn schilderijen uit hoogovens, uit
gieterijen en uit de mijnen. Hoezeer zijn be
langstelling is uitgegaan naar het ijzel
de steenkool, bewijst de volledigheid van het
materiaal over beide grondstoffen, dat in
vier zalen is ondergebracht. Dat de beteekenis
van het ijzer in onze samenleving niet gering
is, daarvan is ieder grondig overtuigd. Een
kleine opsomming, hoe men het ijzer in de
hoogovens uit de ertsen smelt, dat men de op
het ijzer drijvende slakken tot steenen giet,
tot zand spuit of tot slakkenwol blaast een
isolatiemiddel, dat o.a. in het nieuwe Conser
vatorium te Amsterdam is toegepast, hoe het
smeden, het walsen, het lasschen, het har
den, het gieten, in zijn werk gaat, welke fou
ten bij het gieten kunnen voorkomen, wat er
tegen het roesten gedaan wordt, hoe het
ijzer de steensoorten der bergen verwoest
het uitgeslipte bezinksel in de beken als oker
achterblijft, de okersoorten, die in de verf ge
bruikt worden. dit alles en nog veel meer
laat ons de ijzer-afdeeling in honderden
voorbeelden zien. En juist als we het al te
technisch gaan vinden, komen we plotseling
bij de staalpllletjes het ijzer in de genees
kunde! Dat is een van de kwaliteiten van dit
museum: wanneer de bezoeker begint te
zuchten en zijn gids wel zou willen vragen:
schei nou maar uit, m'n hoofd is vol, ver
schijnt er als een reddende ontspanning iets,
dat we allemaal kennen en we voelen ons op
gelucht, omdat we blijkbaar toch zoo dom
nog niet zijn! Zoo gaat het ook bij de steen
kool. Is het niet prettig na de formatie van
steenkool, vermoedelijk uit plantenresten in
den bodem honderdduizenden jaren geleden,
na mijngasvormlng en de veiligheidslamp
van Davy, na turf en bruinkool, en het win
nen van synthetische petroleum uit steen
kool op een warmen middag eensklaps te
worden verkwikt door het zien van drupjes,
zuurtjes en limonade? Waarom die daar zijn?
Wel. u raadt het al, omdat die worden ge
kleurd en smakelijk gemaakt met stoffen uit
koolteerproducten. Zooals de bloemengeuren
uit die verleidelijke fleschjes parfum niet
van flora's kinderen afkomstig behoeven te
zijn. maar uit wijzigingen van benzol, totuol
en phenol kunnen zijn ontstaan. L. N.
Straffen in vroeger tijd. In 1423 had een
nachtwacht te Utrecht een laten wandelaar
geld afgeperst. Hij werd nu in de gevangenis
opgesloten, maar moest later onder klokgelui
slechts gekleed in broek en hemd en met een
zwaard in de hand op het Raadhuis komen
en daar niet alleen zijn misdrijf bekennen,
maar tevens erkennen, dat hij eigenlijk zijn
leven verbeurd had. Hjj mocht echter na deze
bekentenis het stadsbestuur om vergiffenis
smeken en omdat hij zich vroeger in de oorlo
gen van de stad Utrecht als een dapper soldaat
gedragen had, werd hem gratie geschonken
Hot leven In een groot hotel in New-York. Vele nationali
teiten in New-York vertegenwoordigd. Een handig
opgezette reclame.
Het kolenvervoer in de mijn.
Naar een schilderij van Herman Heyenbroek.
Een groot hotel in New York is een wereldje
op zich zelf. Ik logeerde in „Hotel Taft". op
de Seventh avenue bij de 50ste straat vlak bij
Times Square, een der drukste punten van
New York, midden in het Theaterdistrict gele
gen. Dit hotel beschikt over twee duizend ka
mers, alle met bad of douche of beide. In dit
hotel treft men aan, behalve een coffeeshop,
grilroom en taproom, een postkantoor voor
de gasten van het hotel, een expeditiekantoor
voor het verzenden van bagage, een reisbu
reau, een bloemenwinkel en een groote kap
perszaak.
Men kan tijden zoek brengen door in de
lobby te zitten en het gewemel der talrijke be
zoekers gade te slaan. De lobby is een zeer
ruime marmeren hal. versierd met palmen en
andere planten; 's winters staan er twee groo
te kringen van clubfauteuils, easychairs en
chesterfields en liggen er Perzische kleeden
op den grond, 's Zomers staan er rieten stoe
len en banken, liggen er vroolijk getinte mat
ten op den grond. Van de straat het hotel
binnengaande, komt men door een vestibule
terstond in deze lobby, waarin men aan den
linkerkant de office's en de change aantreft,
terwijl er zich voorts de ingangen naar de
coffee shop, de kapperszaak, de bloemenwin
kel en het postkantoor bevinden. In deze
lobby is tot diep in den nacht een voortdu
rend va-et-vient van de meest uiteenloopen
de gasten en bezoekers. De niggerboys in hun
groen met beige uniformen wringen zich met
hun lenige en slanke figuren overal tusschen
door en draven heen en weer met briefjes,
koffers, plaids en brengen nieuw aangekomen
gasten naar een der zeven liften die voort
durend rijzen en dalen om bezoekers af en aan
te brengen. Dames met kleine Pekingeesjes in
den arm, dames met enorme hoeden met een
klein en laag bolletje scheef voor aan 't hoofd
geplakt en met een onzichtbaar elastiekje
achter het haar langs vastgehouden, heeren
met Panamahoeden en met dikke sigaren,
een Hindoesche in een blauw met zilveren
sluier gehuld, met twee allerliefste kleine
hummels van jongens aan de hand, een heer
in een geruit los shirt en breeches en met een
groote wit vilten sombrero op 't hoofd, zoo uit
een wildwest film weggestapt, twee matrozen
in hun nauw om de heupen sluitende en naar
onder breed uitloopende pantalons, met de
kleine ronde petjes dwaas scheef op het hoofd
geplant, dat alles trekt aan u voorbij als u
slechts de kleine moeite neemt in een luien
stoel te gaan zitten vanwaar u de geheele
lobby overzien kunt.
En luister eens om u heen. Hier hoort u
Fransch. daar Duitsch, weer verder Noorsch,
ginds Spaansch of Portugeesch en nog vele
andere talen klinken door het gekraak der
Amerikaansche stemmen. Men zegt dat in
New York alle nationaliteiten der wereld ver
tegenwoordigd zijn, er mag misschien een
enkele negerstam zijn, waarvan geen lid in
New York woont, maar over 't algemeen ge
sproken kunt u zeker zijn, alle nationaliteiten
aan te treffen. Zit maar eens vijf maal in
een taxi, vier maal zal de naam van den
chauffeur die op een identiteitskaart met
portret in den wagen te lezen is, niet Ameri-
kaansch. doch Deensch, Italiaansch, Fransch
of Hongaarsch zijn. Ik zat een der eerste da
gen in New-York in een tram en binnen vijf
minuten had ik aan mijn rechterhand iemand
die een Chineesche- en aan mijn linkerhand
iemand die een Hebreeuwsche krant las.
Die daar in de lobby zitten, zijn lang niet
allen inwoners van 't hotel. Oh neen, als u
gewinkeld heb en moe bent, kunt u gerust
een lobby van een groot hotel binnengaan en
daar wat gaan zitten uitrusten. U kunt uw
vrienden of zakenrelaties rendez-vous geven
in de lobby van Savoyplaza bijvoorbeeld om
vandaar uit gemeenschappelijk verder te
gaan. En niemand zal u lastig vallen met de
vraag of u een kamer wenscht of wat wilt
gebruiken; u zit daar en blijft net zoolang
zitten als u zelf lust hebt. En al zit u er om
vier uur 's nachts dan zult u nog altijd men-
schen in en uit zien gaan.
Den geheelen dag en nacht stijgen en dalen
de liften om bezoekers naar boven en beneden
te brengen. Het eerste cijfer van het nummer
van Uw kamer geeft tevens de verdieping aan.
Zoo is kamer 374 op de derde, kamer 885 op
de achtste verdieping. Hoe hooger de kamer
gelegen is, des te duurder is de prijs, daal
de lucht daar zuiverder is. In alle kamers be
vindt zich, behalve het gebruikelijke meubi
lair, een alleraardigst schrijfbureautje. In dit
laatste treft men in een gesloten mapje eenige
yellen groot en klein schrijfpapier met enve
loppen, eenige briefkaarten, eenlge air-mail
zegels. een vloeipapiertje en een pen aan. Op
den omslag staat gedrukt dat de manager van
t hotel de regelen omtrent orde, netheid en
reinheid, die in 't geheele hotel gevolgd wor
den. inachtnemende, u dit mapje papier ten
gebruike aanbiedt., hij zal zich voorts geluk
kig achten, wanneer u hem na dit opgebruikt
te hebben, om aanvulling vraagt. Voor 50 cent
Am. kunt u in iedere kamer een radio ge-
Hoe het eens was. Het Haarlemsche Stadsbeeld
ANTHONIESTRAAT
In de Anthoniestraat was vroeger het pakhuis
,,'t Zeehert", in 1924 afgebroken. Het mooie
oude gebouw stond tusschen de Bannesteeg en
O. L. Vrouwe Gracht. Nu is er een school
gebouw voor in de plaats gekomen.
Hoe het geworden
Buitenlaindsche jeugd
aan het Ammenmeer.
Reeds sedert zeven jaar komen elk jaar van
1 tot 19 Augustus 50 Duitsche. 50 Engelsche
en 50 Fransche kinderen in den leeftijd van
12 tot 16 jaar bijeen in een Internationale
Vacantie-School te Schondorf aan het Ammer
Meer in Beieren. 30 volwassenen der drie ver
schillende naties nemen eveneens deel aan de
leergangen welke worden geleid door de Engel
sche paedagoge Miss Gilpin. In deze vacantie-
school wordt in principe gesproken in een
vreemde taal.
De dag begint met een bad in het meer.
Daarna volgen twee uur taaloefeningen ln
groepen. Des middags worden uitstapjes
ondernomen. Ook wordt er veel aan sport
gedaan. Dit jaar zal de gansche school een
bezoek brengen aan de Passie Spelen te Ober-
ammergau. Nadere inlichtingen over de?
Vacantie-leergangen verstrekt Studienrat
Roters, Bismarckstrasse 24 te Reckling
hausen.
plaatst krijgen, terwijl in alle kamers telefoon
aanwezig is
De deur waarmee de kamer op de gang uit
komt is dubbel. Tusschen deze twee wanden
is een holle ruimte, die zoowel van de kamer
uit, als van de gang uit geopend kan worden.
Voor opening van de gangzijde uit is een bij
zondere sleutel vereischt. van de kamer uit be
hoeft men slechts een krukje om te draaien.
In deze holle ruimte kan men kleeren, die
men geperst of geborsteld wenscht te heb
ben, ophangen, terwijl er voorts haken zijn,
waaraan papieren laundry bags hangen,
waarin men linnengoed, dat gewasschen moet
worden, kan bergen. Indien men daarna tele
fonisch het laundry-department van een en
ander in kennis stelt, kan men verzekerd zijn,
den volgenden dag alles kant en klaar weer in
die ovale ruimte, „servidor" genaamd, terug
te vinden.
Voorts bevindt zich op de kamerdeur boven
het sleutelgat een klein plaatje, waarop het
woord „ventilator" met twee ronde knopjes,
waarop gedrukt: „Open" en .Closed"; een
druk op het eerste knopje opent een onzicht
baar luikje boven in de deur, waardoor steeds
frissche lucht naar binnen stroomt.
Aan de binnenzijde van iedere badkamer
deur is een kurketrekker bevestigd; een her
innering aan de dagen der „prohibition" toen
ieder zijn eigen dranken brouwde en er zich
in zijn kamer, in het verborgene aan te goed
(of te kwaad) deed.
De administratie van zoo'n hotel is een
wonder. Wanneer u een kamer neemt, vraagt
de klerk uw naam en adres en noteert dit.
Tegelijkertijd wordt dit getypt door een meisje
achter een enorme schrijfmachine, naast dien
klerk gezeten. Zij tikt dit op eenige kaarten
tegelijk. Een daarvan wordt terstond op zijn
plaats in het kaartsysteem geschoven en van
dat oogenblik staat u genoteerd en weet men
u te vinden. Komt u twee tellen later aan het
office er naast om uw sleutel te halen, dan
geeft men u reeds meteen de brieven die voor
u aan 't hotel gearriveerd mochten zijn.
Telefoongesprekken, van uw kamer uit ge
voerd, met welke andere plaats dan ook, noch
waschrekeningen, behoeft u terstond te be
talen. U kunt ervan verzekerd zijn dat, op
welk uur van den dag u naar het office gaat
om uw rekening te betalen, men deze in twee
tellen klaar heeft en dat daarop voorkomen,
behalve de prijs voor uw kamer, de kosten van
alle telefoongesprekken die u gevoerd heeft
alsmede eventueele waschrekeningen; fooien
geeft men niet, behalve aan den niggerboy,
die uw bagage naar en van uw kamer brengt;
ook van de hotelrekening geeft men geen
10 pCt. als fooi.
De handigheid van zoo'n groot hotel met
twee duizend kamers, om het te doen voor
komen of u niet slechts een nummer maar
inderdaad een persoon in het Hotel zijt, is
verbazingwekkend. Terstond bij het betreden
van uw kamer geeft de niggerboy u een guest-
kaart, waarboven gedrukt „Greetings' in
welk schrijven de manager u hartelijk wel
kom heet en de hoop uitspreekt dat u het
naar uw zin zult hebben. Verder schrijft hij:
„Ofschoon u misschien vele mijlen van uw
huis verwijderd bent. brengt de telefoon u er
spoedig mede in verbinding. Aan de ommezij
de vindt u voor verschillende verafgelegen
plaatsen de respectievelijke telefoontarieven".
Voorts wordt uw aandacht gevestigd op Miss
Allan, die aan een alleraardigst schrijfbu
reautje in de lobby zit. en van wie u alle in
lichtingen omtrent shows, sightseeing, shop
ping enz. kunt vragen.
Twee dagen later vindt u in uw kamer een
brief, aan „My dear Mrwaarin de
manager u schrijft, dat hij het zich tot een
eer en genoegen zal rekenen eventueele per
soonlijke wenschen van u te vernemen, ten
einde er gevolg aan te kunnen geven en waar
bij hij voorts verzoekt, namen en adressen
van vrienden of relaties op te geven, aan
wie hij uwe groeten en complimenten mag
overbrengen en hen tevens op het bestaan
van het hotel opmerkzaam mag maken.
En ten slotte zendt men u, als u Amerika
verlaat, aan uw Europeesch adres een schrij
ven. dat u aldaar bij thuiskomst vindt, even
eens gericht aan .,My dear Mrom te
vragen of u 't naar uw zin gehad heeft en of
u zoo goed wilt zijn, eventueele klachten te
willen melden en of u, zoo u tevreden waart,
het hotel wilt recommandeeren.
Alles hartelijkheid in de ruimte en toch laat
men zich voor den gek houden en voelt het
als een persoonlijke band. Zeldzaam handig
opgezet! En wat een administratie.
J. DE REEDE
Wat daarvoor in de plaats kwam.
Tocht door de
De studio van de V. P. R. O.
Een omroepbedrijf is werkelijk een bedrijf
vol beweging en bewegelijkheid, activiteit en
drukte. En of men nu binnenstapt, terwijl een
uitzending plaats vindt, of het is een dag, dat
er geen uitzending is, dan nog is er beweging
in de studio's, zijn de technici in volle actie.
Er zijn repetities, er wordt geëxperimenteerd,
er worden interne proef uitzendingen gege
ven, er worden gramofoonplaten gemaakt van
belangrijke gebeurtenissen, die op een ande
ren dag worden uitgezonden, of nog wat
anders. Dat is het bedrijf van de omroepen
die de algemeene uitzendingen hebben te ver
zorgen.
Hoe anders is dit tijdens een uitzending van
de V.P.R O., waar men in een ruim. gezellig
gemeubileerd vertrek binnentreedt, waar een
heerlijke rustige atmosfeer heerscht. een in
tieme knusse gezelligheid, die nog verhoogd
wordt door het brandende theelichtje op een
theetafel. Het is er echt huiselijk en gezellig;
een luidspreker in de kamer laat een zangeres
hooren, en geen oogenblik zou men veronder
stellen. dat zij in werkelijkheid slechts door
een deur is gescheiden!
De studio van de V.P.R.O. mag worden ge
zien. Ze is klein van omvang, men heeft er
een muziekstudio, een spreekstudio, een con
trolekamer en een vertrek om bezoekers te
ontvangen. Dit is echter voor haar bedrijf ge
noeg. meer is niet noodig. De muziekstudio. die
uitsluitend wordt gebruikt voor kamermuziek
en voor kleine kooruitvoeringen, is modern in
gericht volgens de nieuwste gegevens en bezit
daardoor een zeer goede acoustiek. De spreek
studio is ruim, terwijl de controlekamer over
eenkomt met die der andere omroepvereeni-
gingen.
De morgenwijdingen van de V.P.R.O, ge
schieden langs de telefoonlijn uit het kantoor
te Utrecht (Zooals men wellicht weet. ge
schiedt de morgenwijding van de A.V.R.O,
eveneens via een telefoonlijn uit het kantoor
gebouw te Amsterdam).