Radiomuziek der week BIOSCOOP. HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL HET VEERTIGJARIG BESTAAN Dansclub ZATERDAG I SEPTEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONG Onder de groote verscheidenheid van de uitzendingen der komende week trekt in de eerste plaats die van het groote openlucht- concert op het H.F.C.-terrein te Haarlem de aandacht. Het Stadionconcert te Amsterdam ligt nog versch in 't geheugen; we weten dat de radioluisteraars toen het beste deel hebben gehad, want zij hadden vrijwel onafgebroken een goede ontvangst, terwijl de bezoekers van het concert, vooral voor zoover ze op de eere tribune zaten, zeer veel last van „fading" hadden. Intusschen heeft men van de toen opgedane ervaringen kunnen profiteeren, zoo dat de acoustische omstandigheden op het H.F.C.-terrein gunstiger beloven te zullen zijn. Wat het programma betreft, heeft het mij vooral getroffen dat Tchaikowsky's Ouver ture „1812" er op geplaatst is. De lezers zullen zich misschien herinneren, dat ik nog kort geleden in deze rubriek opmerkte, dat die Ouverture voor uitvoering in de openlucht geschreven werd; we zullen dus het oorspron kelijk bedoelde effect nu eens kunnen beoor- deelen. Hilversum zal het Woensdag uitzen den. De regelmatige uitzending der Badmanta- tes uit Leipzig zal hervat worden. Begonnen wordt met een cantate, waarvan de muziek door Bach aan vroegere werken ontleend schijnt te zijn; een voorbeeld van parodie dus. Het Zondagmiddag programma vair het Kurhaus te Scheveningen bevat een der vele concertaria's van Mozart die betrekklijk zelden ten gehoore gebracht worden. Enkele daar van vereischen behalve de begeleiding van het orkest de medewerking van een solo-instru ment, dat in één geval door een contrabas vertegenwoordigd wordt. In de lijst van Mo zart's werken heb ik slechts één aria met obligaat-klavier kunnen vinden; ik durf wel zeker te zeggen dat dit die is. welke Ré Koster Zondag zal zingen, hoewel de aanduidingen van het begin der tekstwoorden niet overeen stemmen; het schijnt me in ieder geval de moeite waard om met d'it stuk kennis te ma ken. Tot de .zeldzame" origineele werken wordt blijkens de aankondiging ook gerekend de groote Sonate in C voor klavier vierhandig, op. 140 van Schubert. Ik heb er vroeger wel eens op gewezen welk een muzikale schat we in Schubert's compositie's voor klavierduo be zitten en hoe jammer het is dat zooveel pia nospelenden ze in 't geheel niet kennen. Van het Duo op. 140 is het merkwaardig, dat het geheele uit vier hoofddeeien bestaan de werk den indruk maakt eigenlijk voor or kest gedacht te zijn; het klinkt als een ge arrangeerde symphonie. Het is dan ook niet te verwonderen dat iemand het ondernomen heeft, het Duo 'tot een Symphonie om te wer ken: precies het omgekeerde dus van wat er in den regel geschiedt. Ik heb die bewerking, die naar ik meen van niemand minder dan Joseph Joachim was, eens door het Residen tie-orkest hooren spelen en zij voldeed geheel aan wat ik mij voorgesteld had. In die ge daante vormt het werk een waardig pendant van de beroemde C dur-Symphonie en het overtreft deze zelfs in geestigheid en ver scheidenheid van de thematische verwerking, die vooral in de finale tot de manigvuldigste verwikkelingen leidt. Het Andante van het Duo verraadt meer verwantschap met Beethoven dan dit uit de Symphonie; is ook beknopter, minder uit ge sponnen van vorm. Van de beide Scherzi ech ter zou ik zonder aarzeling aan dat der Sym phonie de voorkeur geven. Het „Pro Arte"-kwartet vervolgt voor de Brusselsche microfoon Zondag, Woensdag en Zaterdag de reeks van Beethoven's strijkkwar tetten. Over de zes van op. 18 heb ik ditmaal niet gerept, omdat die vroeger al eens bespro ken waren. Wie deze zes hebben beluisterd zul len de geweldige evolutie, die vorm en inhoud van op. 59 in vergelijking met op. 18 vertoont, bemerken. Het voorbeeld van Haydn en Mozart is in de reusachtige trits op. 59 geheel ver bleekt: Beethoven staat daar vóór ons in ge heel zijn grootte, in de diepte en oorspronke lijkheid zijner gedachten. De vorm heeft een dusdanige uitbreiding ondergaan, dat menig tijdgenoot bedenkelijk het hoofd schudde. Met een stuk als het tweede hoofddeel uit op. 59 no. 1 wist men dan ook heelemaal geen raad. Het neemt de plaats van een Scherzo in. maar heeft er qua vorm heel geen gelijkenis mee. De veelheid, en de grillige afwisseling der thema's brengt den hoorder licht in de war. Toch is de hoofdvorm der sonate in dit stuk aanwezig en we kunnen zelfs zeggen dat we in dit kwar tet het unieke voorbeeld hebben van vier hoofddeeien die alle in den hoofdvorm ge schreven zijn. De finale bevat een Russisch thema en toont al de gedétailleerde bewer king. die b.v de fir.ale van het veel later ge- schrevenene op. 130 kenmerkt. Ook in het tweede kwartet van op. 59 komt een Russisch thema voor, n.l. in het Scherzo-Trio; dit the ma gelijkt op dat van Borodin's „Steppen- schets". Het derde kwartet vertoont in zijn eerste Allegro en in de Menuet archaïseerende neigingen; reeds de keuze van den ouden dansvorm wijst er op. Daarentegen verheft de finale zich tot een krachtontplooiïng, die or kestraal gedacht schijnt. In op. 74 het z.g. Har- penkwartet, is de zuivere kwartetstijl veel meer bewaard; ook de vorm is tot bescheidener di mensies teruggebracht, evenals in het Quatuur serioso op. 95. Maar men vergelijke deze wer ken eens aandachtig, om te hooren hoe Beet hoven telkens weer een geheel nieuwe phy- sionomie toont, zoodat alleen de macht der ex pressie een gemeenschappelijk kenmerk is. In het weer veel later geschrevene kwartet op. 127 is dat alles nog gesublimeerd en tot zijn hoogste volkomenheid gebracht, Het doet wel vreemd aan onmiddellijk onder de aankondiging dezer uitzending de volgende te lezen. Nauwelijks is de laatste toon van Beethoven's muziek weggestorven of men zal in gedachten naar een abattoir verplaatst worden en daar vermoedelijk de slachtdieren kunnen hooren sterven. Wat zou anders de bedoeling van deze microfoon-uitzending kun nen zijn? Ik heb alle respect voor de univer saliteit, waarmee de radio alles tot ons brengt, maar het zou toch ook kunnen, dat men wel eens te ver in die richting gaat. Huizen brengt Maandag een reeks Javaansche muziek. Schafcr's „Javaansche Rhapsodie" hoorde ik onlangs nog in Scheveningen; een frisch en aardig bewerkt stuk, waarvan echter het Javaansche karakter door een muziek kundige, die jaren in Java gewoond heeft, ontkend werd. Zoomin de vijftonige toonladder als het coloriet in 't algemeen herinnerden hem aan Java. Busoni's „Indianisc'ne Fantasie" (Frankfort, Donderdag) toont duidelijk de neiging in de richting der atonaliteit, die zich toen reeds bij den componist openbaarde. LUXOR THEATER. De kampioen der vrouwen De bokssport wordt, althans in ons land. niet zoo algemeen in het openbaar beoefend als voetbal, tennis en dergelijke vredige sport. Wie. al is het maar in de fotografische afschaduwing op het witte doek, zulk een kloppartij als toeschouwer bijwoont, zal hier niet rouwig om zijn. Men behoeft heusch niet overgevoelig te wezen, om hier van een bar. baarsche demonstratie te spreken. Tot object voor de film leent zich zoo'n wedstrijd intusschen buitengewoon goed en hetgeen W. S. van Dyke, de specialiteit in wildernisfilms, van deze „beschaafde" explo sie van primitieve natuurkrachten gemaakt heeft, is niet te overtreffen. Zijn reproductie, met behulp van beroemde boksers als Demp- sey, Baer en Camera in eigen persoon naar het leven vervaardigd, geeft een indrukwek kend beeld van den moed en behendigheid, welke de kampioenen ten toon spreiden en van de hartstochten, die hun strijd bij de toeschouwers opwekt. Men zou van een wildedierenfilm in men- schengestalten kunnen spreken. Het is een woeste en ruwe schoonheid, welke zich hier in deze met zorg uitgekozen episoden in beeïd en geluid concentreert. De vechtende lijven, de verwrongen gezichten, het agressief aan stormen en aemechtig ineenzinken van de strijders en vooral het medeleven van het publiek, dat schreeuwt en fluit, zich tot de vreemdste gebaren laat opwinden en in zijn hartstochtelijke voorkeur zich zelf laat ver leiden met aanhangers van de tegenpartij te gaan plukharen. daartusschendoor de ani- meerende introductie van den spelleider, het meesleepend relaas van den radio-verslag gever, de zenuwachtige bedrijvigheid van de persmen^chen. de ratelende schrijf machines en drukpersen, de muziek, het gejuich der duizendkoppige drommen, het is in deze film tot een spannend complex verwerkt. De bokssport is in deze film meer dan louter kader; het is het hoofdthema, dat in allerlei variaties telkens weer opduikt, behalve in herhaalde wedstrijden, waarvan het tournooi tusschen Camera en Baer aan het slot het culminatiepunt is, in oefenscènes en aan duidingen van al hetgeen er in het kandoor van den manager en in de particuliere ver trekken van den bokser zooal achter de schermen zich afspeelt. Zelfs in een revue krijgt men nogmaals een reproductie van boksersleven. The Prizefighter and the Lady, hier te lande als De Kampioen der Vrouwen aange kondigd, is dus een boksfilm, maar het is toch meer dan een zij het voortreffelijke docu mentaire. Ook als speelfilm vertoont het werk goede eigenschappen. Een daarvan is de logische samenhang tus schen „het verhaaltje" en het eigenlijke ge geven: de bokssport. De onmisbare liefdes roman is er niet zoo maar losweg ingevoegd, maar vloeit uit het onderwerp voort. Max Baer, die de hoofdx-ol vervult en hierin Steve Morgan heet, is niet alleen een beroem de bokser, maar ook als acteur een zeer bruikbare figuur voor den camera-man. Hij belichaamt het naief.goedige, dat zulke man nen met veel spieren en weinig hersenen evenzeer beminnelijk maakt als hun welaan genaam uiterlijk. Belle, het door Myrna Roy aanvallig verpersoonlijkte meisje, houdt van hem, omdat hij zoo'n ..kind" is, en kan niet boos om zijn verwaandheid en echtelijke af dwalingen zijn. Wei wordt het haar te bar, als zij hem. ook na belofte van beterschap, nogmaals met een andere %rrouw aantreft en zij aanvaardt ten slotte zijn kwasi-argelooze verontschuldiging niet meer, doen Willie Ryan, de directeur van het variété, bij wien zij werkte voordat zij met den bokser kennis maakte, voelt toch heel goed, dat, als ze weer tot hem terug gekeerd is en ae vroegere liefdesverhouding hersteld heeft, hij het slechts met haar sym pathie moet doen en dat haar vrouwelijke neiging zich ondanks alles aan den verlaten „he-man" is blijven hechten. Daarom neemt hij een niet zeer ridderlijke truc te baat: hij bevordert door geldelijken steun het tot stand komen van een ontmoe ting binnen den ring tusschen Steve en den wereldkampioen Camera. Zelf zal hij met Belle dezen wedstrijd gaan bijwonen en als net meisje haar mannelijk idool dan door de nederlaag vernederd zal zien. zal haar na tuurlijke neiging zijn uitgeroeid en zij zal volledig Ryan toe behoor en. Maar tijdens den wedstrijd het meisje aan zijn zij observeerend, bemerkt Ryan, hoe zij allengs door haar meeleven met den vech tenden bokser in trance geraakt. Omgekeerd vuurt haar blik Steve zoo aan, dat hij Car- nera wel niet overwint, maar toch eervol uit den onbeslisten wedstrijd vandaan komt. Ryan, die door den acteur Otto Kruger zeer menschelijk gespeeld wordt en soms grootsch is in de momenten van zijn ingehouden smart, trekt de conclusies en laat Belle nu volmaakt en voorgoed over aan haar kinder lijke en knappe spieren-vulkaan. In het bijprogramma paradeeren de ko mieken Thelma Todd en Zanu Pitts in een amusante twee-acter „Niets om aan te trek ken," en verschijnt Flip de Kikvorsch in een van zijn koddige teekenfilm-avonturen. H. G. CANNEGIETER. CINEMA PALACE Vliegenier des doods. Het vliegtuig, als object voor de film zoowel in documentaire reportages in het bijprosram als in speelfilms met begrijpelijke voorliefde gebruikt, is in het thans in Cinema Palace vertoonde werk wel in al zijn standen en wen dingen en mogelijkheden tot het laatste res tant uitgebuit. Men krijgt de stoutste toeren te bewonderen en de hachelijkste momenten te doorleven; geniet van de schoonheid, welke zich voor den passagier uitspreidt, als hij be neden zich door het zonlicht beschenen wolken ziet alsof het sneeuwvelden waren of als hij. buitelend en cirkelend een spoortrein begeleidt door landelijke dreven, maar gevoelt ook de beklemming mee, als het vliegtuig zich een weg moet banen door mist en nevel, door naar geestige plasregens en angstwekkende on weersbuien; men doorleeft de sensatie van vliegrampen: neerstortingen in den afgrond van een bergravijn, brand en ontploffing, zin ken midden in den oceaan, stuurloos rondren nen op een vliegveld en aanstormen op de van schrik terugwijkende toeschouwers. En bij deze rechtstreeksche rampen nog de afgeleide sensatie, door radio-berichten, S.O.S.-seinen en door de nervositeit van in spanning wachtende ondernemers en rade- looze verwanten teweeggebracht. Richard Barthelmess heet de onverschrok ken luchtheld, die waarlijk ongelooflijke stuk jes presteert, Hij is de „vliegenier des doods", die om zijn levensellende te vergeten, tot drieste afleiding zijn toevlucht neemt en uit onverschilligheid een heldhaftig uiteinde zoekt. Jim heet hij in de film en de aanleiding tot zijn roekeloosheid is eenzelfde situatie als Richard Barthelmess. waarin de variété-directeur Ryan in de Kam pioen der Vrouwen verkeert. Jim houdt van Jill, ook een luchtheldln. Sally Ellers, die deze rol speelt, is als parachutiste even onvervaard als haar partner Richard Barthelmess. Met angst In het hart zal menig bioscoopbezoeker haar sensationeele verrichtingen gadeslaan. Het gaat goed tus schen de twee, maar Jim, die een ietwat zwaarmoedig, ernstig man is, wil niet trou wen. omdat een vlie ger zijns inziens aan teveel gevaren bloot staat om een gezin te vestigen. Dit stelt het meisje, dat een huwe lijk als bekrachtiging van de liefdesband on ontbeerlijk acht. teleur en het is aanvankelijk uit spijt over Jim's houding, dat ze ingaat op de flirtation van Jim's jongeren broer, die. minder ernstig, reeds na een etmaal kennismaking met het meisje naar het stadhuis stapt. Neii. zoo heet deze broer, heeft bovendien voor, dat hij een aardiger uiterlijk heeft en over meer natuurlijke gaven beschikt om een vrouw het hof te maken. Aldus laat Jil Jim in den steek, maar vergeten kan ze haar voor- maligen levensgezel toch nog niet heelemaal. Als deze tenslotte met doodsverachting te hulp snelt, om het vliegtuig te zoeken, dat met Neil, die ook vlieger is, en zijn passagiers in zee is gestort, en als Jim dan door zijn ver bluffende zelfbeheersching en zijn schitte rende stuurmanskunst zijn broer behouden in de luchthaven Krengt, toont Jil wel eerbied, bewondering en erkentelijkheid jegens haar ex-minnaar en zwager, maar Neil zinkt ze toch in de armen, al is het met een verlangenden blik naar zijn het toekijken hebbenden broer. In Cinema Palace kan men ook het optre den bewonderen van de eerste en eenige vrou welijke buikspreker in Nederland, mejuffrouw Florencette, die waarlijk de suggestie wekt, als zou haar metgezel, de ondeugende jongen, en niet zijzelf aan het woord zijn. Als zij tenslotte de pop onthooft, moet men wel gelooven, dat zij de door den jongen tot hilariteit van het publiek gelanceerde opmerkingen heeft ge creëerd. Voors fleurt een in China spelende teeken film en veel ander aardig bijwerk de voor stelling op. H. G. CANNEGIETER. REMBRANDT THEATER Lady-killer. De naam van de hoofdfilm geeft ons geen enkele aanwij zing voor den in houd er van, laat ons zelfs in twijfel of de schrijfwijze de juiste is. Moet het zijn Lady Killer met „Killer" als eigennaam bedoeld, of is de bedoeling Lady-killer, zooals we boven deze be spreking schreven, dus „don Juan' Adonis? We wisten het niet vóór we de film gezien hadden en daarna weten we het evenmin. De held van het verhaal, welke groote kwaliteiten hij ook hebben moge, op den naam van „lady-killer" kan hij geen aanspraak maken. Nu wat de film zelf betreft. Deze film heeft de afgetre den filmpaden verlaten en geeft iets geheel anders, dan we zoo gewoon zijn. Ten eerste (Adv. Ingez. Med.) Het Tooneel. VAN DEN AMSTERDAMSCHEN STADSSCHOUWBURG. „De eerste September 1894 zal zeker niet voortleven als een dag van nationale betee kens", meende De Amsterdammer na de ope ning van den Stadsschouwburg op het Leid- sche Plein te Amsterdam te moeten schrijven en het was niet alleen dit bekende weekblad, dat de beteekenis van den Stadsschouwburg op min of meer hoonende wijze verkleinde. Nu het veertigjarig bestaan van Jan Sprin ger's veel becritiseerd gebouw deze maand ge vierd zal worden, staan wij meer aan den kant van J. N. van Hall, die in De Gids van October van 1894 hoewel zijn oordeel over de ope ningsvoorstelling en vooral van het gelegen heidsstukje In de Directiekamer van Schim mel vernietigend was de beteekenis van 'n groot stadstheater voor de hoofdstad in het juiste licht stelde. „Amsterdam heeft weer zijn stadsschouw burg", zoo schreef Van Hall". „En dat was noodig. Men kan niet in ernst beweren, dat de stad behoorlijke schouwburgzalen genoeg be zat. Van de tusschen vier muren besloten ruimten toch, die onder den naam van schouw burgen de schouwlustige menigte opnemen, hadden tot voor korten tijd door ongeschikte ligging, gebrekkige Inrichting en wat dies meer zij, de meesten, zoo niet allen, weinig aantrekkelijks". Dit geldt nu, na veertig jaar terwijl het aantal inwoners van Amsterdam in dien tijd bijna verdubbeld is nog even goed als toen Van Hall zijn artikel schreef. En evenzeer, wat daar eenige regels later op Yolgt; „Had men aan Amsterdam moeten onthouden, wat alle hoofdsteden van de beschaafde wereld en tal van steden van veel minder beteekenis in on betwist bezit hebben?" Er zullen zeker nog maar weinigen zijn, die niet het belang van het bezit van een groeten, goed geoutilleerden schouwburg voor een stad als Amsterdam zullen inzien. De stadsschouw burg is onontbeerlijk voor de hoofdstad en het is, of de beteekenis van den stadsschouwburg niet alleen voor Amsterdam maar ook voor Ne derland nu nog grooter is dan in het jaar van zijn inwijding. Het is toch moeilijk te ontken nen, dat de ontwikkeling van ons nationaal tooneel in de eerste helft van het bestaan van den stadsschóuwburg feitelijk buiten dat offi- cieele gebouw is omgegaan. De Kon. Vereeni- ging „Het Nederlandsch Tooneel". die den stadsschouwburg in dien tijd geregeld be- De heer Joh. Bendien, directeur van den Stadsschouwburg te Amsterdam. speelde, had haar beste jaren gehad en was feitelijk in haar nabloei. Men gaf op het Leid- sche Plein degelijk, goed tooneel, maar de groote daden, de vernieuwing brachten kunstenaars als Verkade en Royaards en ook de Nederlandsche Tooneelvereeniging buiten den stadsschouwburg om. Totdat Ver kade en Royaards afwisselend bezit namen van het gebouw van Springer en de stadsschouwburg in waarheid het centrum van het tooneel in Nederland werd. En hij is dat na dien tijd ge bleven. zoo zelfs, dat niemand de beteekenis van den stadsschouwburg voor ons nationaal tooneel thans meer zal kunnen ontkennen. Ja, ik meen zelfs verder te mogen gaan en durf te zeggen, dat wij ons het tooneel in Ne derland moeilijk nog zonder den schouwburg op het Leidsche Plein kunnen denken. De stadsschouwburg te Amsterdam heeft in de laatste 15 jaar het tooneel in ons land geheel beheerscht. Wie dat gebouw bespeelde, was feitelijk meester van het tooneel in Neder land. Vandaar de belangrijke plaats, die het Leidsche Plein in het cultureele leven in ons land innam. Na de débacle van de opnieuw opgerichte en geheel gereorganiseerde Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel in 1932 heeft het gemeentebestuur van Amsterdam gemeend den stadsschouwburg per avond aan verschillende gezelschappen te moeten verhu ren, een besluit, dat als het voor altijd ge handhaafd zou blijven, een ramp voor ons tooneel zou be teekenen. Want juist in dezen tijd van strijd en geringe belangstelling voor de tooneelkunst, is meer dan ooit een ar tistiek hoogstaand gezelschap, dat aan het publiek het vertrouwen geeft in het tooneel, noodzakelijk. Ik meen, dat ook het gemeente bestuur van Amsterdam dit wel beseft en hoop zeer. dat de tegenwoordige directeur van den stadsschouwburg, de heer Bendien, in dien geest ook zal adviseeren, óm het gebouw weer ter bespeling aan een vast gezelschap aan te wijzen, zoodra men de zekerheid heeft, dat dat gezelschap ook in alle opzichten het eerste en beste in Nederland is. Het besluit om 't komend seizoen de meeste en beste speelavonden aan de Amsterdam- sche Tooneelvereeniging onder directie van Van Dalsum en Defresne te geven, wijst reeds in deze richting en wij kunnen niet anders dan voor de toekomst van het tooneel in Ne derland wenschen, dat weer spoedig een vaste bespeler beslag op den Amsterdamsche Stads schouwburg zal leggen. Want dan zal de stadsshouwburg weer worden, wat dit gebouw behoort te wezen: het centrum van het too- neelleven in Nederland en zal het voor de ko mende jaren opnieuw een instituut van na tionale beteekenis zijn, zooals het dit was in de beste jaren van Royaards en Verkade. Wat wij van harte hopen ook in het belang van de Nederlandsche tooneelkunst. J. B. SCHUIL. zijn de hoofdpersonen niet de menschen met bekende klinkende namen, voor een deel moe ten ze hun publiek nog veroveren en we zou den ons al hard moeten vergissen, als hun dat niet spoedig gelukt. Een zeer grappige film truc wordt er den toeschouwer ook in onthuld Het is waar, het ontneemt ons een illusie; wanneer we voortaan op het paard rennende Indianen zien. zal dat kleine lachwekkende scènetje In de filmstudio ons ongetwijfeld voor den geest komen en we zullen denken aan de zadelpijn, die de arme „Indianen"' moe ten hebben, na dat gehos op dat houten of leeren paard! En dan de inhoud! Dan Quigley (James Cagney) een aarts gokker wordt uit zijn baantje ontslagen. Als hij in een café weer met dobbelsteenen aan het spelen is, ziet hij, dat een allerliefst meisje haar tasch laat vallen. Hij rent haar na. maar ziet haar juist in een auto verdwijnen. In het taschje vindt hU haar naamkaartje met adres. HU brengt haar taschje terug en wordt door haar „zwager" uitgenoodigd een spel letje mee te kaarten. HU verliest al zUn geld en gaat heen. Op de gang ontmoet hU een heer, die ook een taschje gevonden heeft van het meisje. Dan, een slimme jongen, doorziet het heele geval. HU associeert zich met het gezelschap en al spoedig is hU de slimste van allemaal. Als er evenwel een moord is ge pleegd, maakt hij zich van dc bende los. Met het meisje vertrekt hU naar Los Angeles, waar "nU door de politie wordt aangehouden. Hem kan echter niets bewezen worden, waarom de politie hem wel vrU moet laten. Het meisje is er intusschen met zUn geld met een der bendeleden vandoor gegaan. Dan komt bü de film, eerst voor heel kleine bUrolletjes. maar vrU spoedig brengt hU het tot belangryker rollen, ook al, doordat hU zichzelf brieven laat schrijven uit aile deelen van het land. In dat betrekkelijk zorgelooze leventje komt de bende weer opduiken, en gaat weer opereeren. Dan zoekt ze in hun woning op, nadat ze weer 'n diefstal hebben gepleegd hij dwingt hen om het gestolene aan hem te geven, opdat hij het aan de bestolene terug kan geven. Als hij de woning verlaat loopt hy de politie in cie armen, die hem arresteert en daar het gesto lene bU hem wordt gevonden, wordt hij op gesloten, daar men er hem van verdenkt, dut hy weer met de bende in contact staat. De boeven besluiten het losgeld voor hem te be talen en zich van hem, als ze hem vrU heb ben, te ontdoen, omdat hU te gevaarlek voor hun wordt. Dan heeft het doorzien en zUn maatregelen genomen. Als het meisje hem dan ook verraadt, wat de kameraden van plan zyn, vertelt hU haar van zUn voorzorg, nl. een auto met agenten, die de auto van dc bandieten volgt. Een hevig vuurgevecht volgt, waarbU Dan en de agenten de overhand be houden. Dan wordt gerehabiliteerd en trouwt met het meisje van zUn keuze. Het is een folm vol spanning, geest en humor, die u eon paar uur aangenaam bezig houdt, te zamen met het bUprogramma. waarvan Polygoon u veel nieuws geeft en de teekenfilm ,.Budy of the Apes" een allermoppigst ding is. een soort parodie op Tarzan, er is om gescha terd! De jongleerende clown Martini heeft ook groot succes. ZUn vingervlugheid is onbegrij- peiUk en zUn vogel bewonderenswaardig! ONDER ONS Instructeur: A. KWEKKEB00M Aanvang der lessen MORGENMIDDAG van 35 en van 5—7 uur DINSDAGAVOND van 8.15 tot 10.15 uur Dans-Ins(ftuut a. Kwekkeboom Kleine Iloutstr. 106, Tel. 15658 (Adv. Ingez. Med.) AGENDA ZATERDAG 1 SEPTEMBER Gem. Concertgebouw. Bouwmeester's Revue: „Vooruit maar weer!", 8 uur. Rembrandt Theater: „Lady-killer". Op het tooneel: Martinet, de jongleerende clown. 2.30 7 en 9.15 uur. Palace, Cinema en Variété: „Vliegenier des Doods". Op het tooneel: „Florencette en haar ondeugende jongen." 2.30, 7 en 9.15 uur. Luxor Sound Theater: „De Kampioen der Vrouwen". 2 30 en doorloopende voorstelling van 7 uur af. Café-restaurant „Dreefzicht"„Een nacht in MontmartreParüsch nachtfeest. 8 uur. Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan dags. Toegang vtü. Zand voort: Casino, gecostumeerd Apa chen-bal en optreden „Jordaan-Cabaret9 u. ZONDAG 2 SEPTEMBER Gem. Concertgebouw. Bouwmeester's Revue: „Vooruit maar weer!", 8 uur. Rozekruisers Genootschap. Bakenessergr. 13. Tempeldienstritus en openbare voordracht. 10.30 uur. Gebouw „Theosofia", Nassauplein 8. College tot verbreiding van spiritistische beginselen. Wijdingsmorgen. 10.30 uur. Bioscoopvoorstellingen 's middags en dea avonds. Heemstede: Wielerbaan „Heemstede". Groote internationale Koppelwedstrïjd. 2.30 u. MAANDAG 3 SEPTEMBER Stadsschouwburg: „Rubber". 8.15 uur. Schouwburg Jansweg: Optreden van Pro fessor Melachini, 8.15 uur. Bioscoopvoorstellingen. ROOSTER VAN APOTHEKEN (Samengesteld door den Inspecteur der Volksgezondheid.) Voor de apotheken die toestemming ge vraagd hebben om 's avonds, 's nachts en Zondags te sluiten, is door den Inspecteur der Volksgezondheid een slultingsrooster op gemaakt. Van Zaterdag 1 Sept. des avonds 8 uur tot en met Vrijdag 7 Sept. zijn de volgende apo theken op Zondag 's avonds na acht uur en des nachts geopend. H. J. M. Bartels, Apotheek Loomeyer. Bar- n Tel 10175 B W Ferguson. Park-Apotheek. Klever parkweg 13, Tel. 11793. W. P Woutersen. Apotheker, Koninginnen weg 3. Tel. 12039.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15