Radiomuziek der week
BIOSCOOP.
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
HET VEERTIGJARIG BESTAAN
Dansclub
ZATERDAG I SEPTEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONG
Onder de groote verscheidenheid van de
uitzendingen der komende week trekt in de
eerste plaats die van het groote openlucht-
concert op het H.F.C.-terrein te Haarlem de
aandacht. Het Stadionconcert te Amsterdam
ligt nog versch in 't geheugen; we weten dat
de radioluisteraars toen het beste deel hebben
gehad, want zij hadden vrijwel onafgebroken
een goede ontvangst, terwijl de bezoekers van
het concert, vooral voor zoover ze op de eere
tribune zaten, zeer veel last van „fading"
hadden. Intusschen heeft men van de toen
opgedane ervaringen kunnen profiteeren, zoo
dat de acoustische omstandigheden op het
H.F.C.-terrein gunstiger beloven te zullen
zijn. Wat het programma betreft, heeft het
mij vooral getroffen dat Tchaikowsky's Ouver
ture „1812" er op geplaatst is. De lezers zullen
zich misschien herinneren, dat ik nog kort
geleden in deze rubriek opmerkte, dat die
Ouverture voor uitvoering in de openlucht
geschreven werd; we zullen dus het oorspron
kelijk bedoelde effect nu eens kunnen beoor-
deelen. Hilversum zal het Woensdag uitzen
den.
De regelmatige uitzending der Badmanta-
tes uit Leipzig zal hervat worden. Begonnen
wordt met een cantate, waarvan de muziek
door Bach aan vroegere werken ontleend
schijnt te zijn; een voorbeeld van parodie dus.
Het Zondagmiddag programma vair het
Kurhaus te Scheveningen bevat een der vele
concertaria's van Mozart die betrekklijk zelden
ten gehoore gebracht worden. Enkele daar
van vereischen behalve de begeleiding van het
orkest de medewerking van een solo-instru
ment, dat in één geval door een contrabas
vertegenwoordigd wordt. In de lijst van Mo
zart's werken heb ik slechts één aria met
obligaat-klavier kunnen vinden; ik durf wel
zeker te zeggen dat dit die is. welke Ré Koster
Zondag zal zingen, hoewel de aanduidingen
van het begin der tekstwoorden niet overeen
stemmen; het schijnt me in ieder geval de
moeite waard om met d'it stuk kennis te ma
ken.
Tot de .zeldzame" origineele werken wordt
blijkens de aankondiging ook gerekend de
groote Sonate in C voor klavier vierhandig, op.
140 van Schubert. Ik heb er vroeger wel eens
op gewezen welk een muzikale schat we in
Schubert's compositie's voor klavierduo be
zitten en hoe jammer het is dat zooveel pia
nospelenden ze in 't geheel niet kennen.
Van het Duo op. 140 is het merkwaardig,
dat het geheele uit vier hoofddeeien bestaan
de werk den indruk maakt eigenlijk voor or
kest gedacht te zijn; het klinkt als een ge
arrangeerde symphonie. Het is dan ook niet
te verwonderen dat iemand het ondernomen
heeft, het Duo 'tot een Symphonie om te wer
ken: precies het omgekeerde dus van wat er
in den regel geschiedt. Ik heb die bewerking,
die naar ik meen van niemand minder dan
Joseph Joachim was, eens door het Residen
tie-orkest hooren spelen en zij voldeed geheel
aan wat ik mij voorgesteld had. In die ge
daante vormt het werk een waardig pendant
van de beroemde C dur-Symphonie en het
overtreft deze zelfs in geestigheid en ver
scheidenheid van de thematische verwerking,
die vooral in de finale tot de manigvuldigste
verwikkelingen leidt.
Het Andante van het Duo verraadt meer
verwantschap met Beethoven dan dit uit de
Symphonie; is ook beknopter, minder uit ge
sponnen van vorm. Van de beide Scherzi ech
ter zou ik zonder aarzeling aan dat der Sym
phonie de voorkeur geven.
Het „Pro Arte"-kwartet vervolgt voor de
Brusselsche microfoon Zondag, Woensdag en
Zaterdag de reeks van Beethoven's strijkkwar
tetten. Over de zes van op. 18 heb ik ditmaal
niet gerept, omdat die vroeger al eens bespro
ken waren. Wie deze zes hebben beluisterd zul
len de geweldige evolutie, die vorm en inhoud
van op. 59 in vergelijking met op. 18 vertoont,
bemerken. Het voorbeeld van Haydn en Mozart
is in de reusachtige trits op. 59 geheel ver
bleekt: Beethoven staat daar vóór ons in ge
heel zijn grootte, in de diepte en oorspronke
lijkheid zijner gedachten. De vorm heeft een
dusdanige uitbreiding ondergaan, dat menig
tijdgenoot bedenkelijk het hoofd schudde. Met
een stuk als het tweede hoofddeel uit op. 59
no. 1 wist men dan ook heelemaal geen raad.
Het neemt de plaats van een Scherzo in. maar
heeft er qua vorm heel geen gelijkenis mee. De
veelheid, en de grillige afwisseling der thema's
brengt den hoorder licht in de war. Toch is
de hoofdvorm der sonate in dit stuk aanwezig
en we kunnen zelfs zeggen dat we in dit kwar
tet het unieke voorbeeld hebben van vier
hoofddeeien die alle in den hoofdvorm ge
schreven zijn. De finale bevat een Russisch
thema en toont al de gedétailleerde bewer
king. die b.v de fir.ale van het veel later ge-
schrevenene op. 130 kenmerkt. Ook in het
tweede kwartet van op. 59 komt een Russisch
thema voor, n.l. in het Scherzo-Trio; dit the
ma gelijkt op dat van Borodin's „Steppen-
schets". Het derde kwartet vertoont in zijn
eerste Allegro en in de Menuet archaïseerende
neigingen; reeds de keuze van den ouden
dansvorm wijst er op. Daarentegen verheft de
finale zich tot een krachtontplooiïng, die or
kestraal gedacht schijnt. In op. 74 het z.g. Har-
penkwartet, is de zuivere kwartetstijl veel meer
bewaard; ook de vorm is tot bescheidener di
mensies teruggebracht, evenals in het Quatuur
serioso op. 95. Maar men vergelijke deze wer
ken eens aandachtig, om te hooren hoe Beet
hoven telkens weer een geheel nieuwe phy-
sionomie toont, zoodat alleen de macht der ex
pressie een gemeenschappelijk kenmerk is. In
het weer veel later geschrevene kwartet op.
127 is dat alles nog gesublimeerd en tot zijn
hoogste volkomenheid gebracht,
Het doet wel vreemd aan onmiddellijk onder
de aankondiging dezer uitzending de volgende
te lezen. Nauwelijks is de laatste toon van
Beethoven's muziek weggestorven of men zal
in gedachten naar een abattoir verplaatst
worden en daar vermoedelijk de slachtdieren
kunnen hooren sterven. Wat zou anders de
bedoeling van deze microfoon-uitzending kun
nen zijn? Ik heb alle respect voor de univer
saliteit, waarmee de radio alles tot ons brengt,
maar het zou toch ook kunnen, dat men wel
eens te ver in die richting gaat.
Huizen brengt Maandag een reeks Javaansche
muziek. Schafcr's „Javaansche Rhapsodie"
hoorde ik onlangs nog in Scheveningen; een
frisch en aardig bewerkt stuk, waarvan echter
het Javaansche karakter door een muziek
kundige, die jaren in Java gewoond heeft,
ontkend werd. Zoomin de vijftonige toonladder
als het coloriet in 't algemeen herinnerden
hem aan Java.
Busoni's „Indianisc'ne Fantasie" (Frankfort,
Donderdag) toont duidelijk de neiging in de
richting der atonaliteit, die zich toen reeds
bij den componist openbaarde.
LUXOR THEATER.
De kampioen der vrouwen
De bokssport wordt, althans in ons land.
niet zoo algemeen in het openbaar beoefend
als voetbal, tennis en dergelijke vredige
sport. Wie. al is het maar in de fotografische
afschaduwing op het witte doek, zulk een
kloppartij als toeschouwer bijwoont, zal hier
niet rouwig om zijn. Men behoeft heusch niet
overgevoelig te wezen, om hier van een bar.
baarsche demonstratie te spreken.
Tot object voor de film leent zich zoo'n
wedstrijd intusschen buitengewoon goed en
hetgeen W. S. van Dyke, de specialiteit in
wildernisfilms, van deze „beschaafde" explo
sie van primitieve natuurkrachten gemaakt
heeft, is niet te overtreffen. Zijn reproductie,
met behulp van beroemde boksers als Demp-
sey, Baer en Camera in eigen persoon naar
het leven vervaardigd, geeft een indrukwek
kend beeld van den moed en behendigheid,
welke de kampioenen ten toon spreiden en
van de hartstochten, die hun strijd bij de
toeschouwers opwekt.
Men zou van een wildedierenfilm in men-
schengestalten kunnen spreken. Het is een
woeste en ruwe schoonheid, welke zich hier
in deze met zorg uitgekozen episoden in beeïd
en geluid concentreert. De vechtende lijven,
de verwrongen gezichten, het agressief aan
stormen en aemechtig ineenzinken van de
strijders en vooral het medeleven van het
publiek, dat schreeuwt en fluit, zich tot de
vreemdste gebaren laat opwinden en in zijn
hartstochtelijke voorkeur zich zelf laat ver
leiden met aanhangers van de tegenpartij te
gaan plukharen. daartusschendoor de ani-
meerende introductie van den spelleider, het
meesleepend relaas van den radio-verslag
gever, de zenuwachtige bedrijvigheid van de
persmen^chen. de ratelende schrijf machines
en drukpersen, de muziek, het gejuich der
duizendkoppige drommen, het is in deze
film tot een spannend complex verwerkt.
De bokssport is in deze film meer dan louter
kader; het is het hoofdthema, dat in allerlei
variaties telkens weer opduikt, behalve in
herhaalde wedstrijden, waarvan het tournooi
tusschen Camera en Baer aan het slot het
culminatiepunt is, in oefenscènes en aan
duidingen van al hetgeen er in het kandoor
van den manager en in de particuliere ver
trekken van den bokser zooal achter de
schermen zich afspeelt. Zelfs in een revue
krijgt men nogmaals een reproductie van
boksersleven.
The Prizefighter and the Lady, hier te
lande als De Kampioen der Vrouwen aange
kondigd, is dus een boksfilm, maar het is toch
meer dan een zij het voortreffelijke docu
mentaire. Ook als speelfilm vertoont het werk
goede eigenschappen.
Een daarvan is de logische samenhang tus
schen „het verhaaltje" en het eigenlijke ge
geven: de bokssport. De onmisbare liefdes
roman is er niet zoo maar losweg ingevoegd,
maar vloeit uit het onderwerp voort.
Max Baer, die de hoofdx-ol vervult en hierin
Steve Morgan heet, is niet alleen een beroem
de bokser, maar ook als acteur een zeer
bruikbare figuur voor den camera-man. Hij
belichaamt het naief.goedige, dat zulke man
nen met veel spieren en weinig hersenen
evenzeer beminnelijk maakt als hun welaan
genaam uiterlijk. Belle, het door Myrna Roy
aanvallig verpersoonlijkte meisje, houdt van
hem, omdat hij zoo'n ..kind" is, en kan niet
boos om zijn verwaandheid en echtelijke af
dwalingen zijn.
Wei wordt het haar te bar, als zij hem. ook
na belofte van beterschap, nogmaals met een
andere %rrouw aantreft en zij aanvaardt ten
slotte zijn kwasi-argelooze verontschuldiging
niet meer, doen Willie Ryan, de directeur van
het variété, bij wien zij werkte voordat zij
met den bokser kennis maakte, voelt toch
heel goed, dat, als ze weer tot hem terug
gekeerd is en ae vroegere liefdesverhouding
hersteld heeft, hij het slechts met haar sym
pathie moet doen en dat haar vrouwelijke
neiging zich ondanks alles aan den verlaten
„he-man" is blijven hechten.
Daarom neemt hij een niet zeer ridderlijke
truc te baat: hij bevordert door geldelijken
steun het tot stand komen van een ontmoe
ting binnen den ring tusschen Steve en den
wereldkampioen Camera. Zelf zal hij met
Belle dezen wedstrijd gaan bijwonen en als
net meisje haar mannelijk idool dan door de
nederlaag vernederd zal zien. zal haar na
tuurlijke neiging zijn uitgeroeid en zij zal
volledig Ryan toe behoor en.
Maar tijdens den wedstrijd het meisje aan
zijn zij observeerend, bemerkt Ryan, hoe zij
allengs door haar meeleven met den vech
tenden bokser in trance geraakt. Omgekeerd
vuurt haar blik Steve zoo aan, dat hij Car-
nera wel niet overwint, maar toch eervol uit
den onbeslisten wedstrijd vandaan komt.
Ryan, die door den acteur Otto Kruger zeer
menschelijk gespeeld wordt en soms grootsch
is in de momenten van zijn ingehouden
smart, trekt de conclusies en laat Belle nu
volmaakt en voorgoed over aan haar kinder
lijke en knappe spieren-vulkaan.
In het bijprogramma paradeeren de ko
mieken Thelma Todd en Zanu Pitts in een
amusante twee-acter „Niets om aan te trek
ken," en verschijnt Flip de Kikvorsch in een
van zijn koddige teekenfilm-avonturen.
H. G. CANNEGIETER.
CINEMA PALACE
Vliegenier des doods.
Het vliegtuig, als object voor de film zoowel
in documentaire reportages in het bijprosram
als in speelfilms met begrijpelijke voorliefde
gebruikt, is in het thans in Cinema Palace
vertoonde werk wel in al zijn standen en wen
dingen en mogelijkheden tot het laatste res
tant uitgebuit. Men krijgt de stoutste toeren te
bewonderen en de hachelijkste momenten te
doorleven; geniet van de schoonheid, welke
zich voor den passagier uitspreidt, als hij be
neden zich door het zonlicht beschenen wolken
ziet alsof het sneeuwvelden waren of als hij.
buitelend en cirkelend een spoortrein begeleidt
door landelijke dreven, maar gevoelt ook de
beklemming mee, als het vliegtuig zich een
weg moet banen door mist en nevel, door naar
geestige plasregens en angstwekkende on
weersbuien; men doorleeft de sensatie van
vliegrampen: neerstortingen in den afgrond
van een bergravijn, brand en ontploffing, zin
ken midden in den oceaan, stuurloos rondren
nen op een vliegveld en aanstormen op de van
schrik terugwijkende toeschouwers.
En bij deze rechtstreeksche rampen nog de
afgeleide sensatie, door radio-berichten,
S.O.S.-seinen en door de nervositeit van in
spanning wachtende ondernemers en rade-
looze verwanten teweeggebracht.
Richard Barthelmess heet de onverschrok
ken luchtheld, die waarlijk ongelooflijke stuk
jes presteert, Hij is de „vliegenier des doods",
die om zijn levensellende te vergeten, tot
drieste afleiding zijn toevlucht neemt en uit
onverschilligheid een heldhaftig uiteinde
zoekt.
Jim heet hij in de film en de aanleiding tot
zijn roekeloosheid is eenzelfde situatie als
Richard Barthelmess.
waarin de variété-directeur Ryan in de Kam
pioen der Vrouwen verkeert. Jim houdt van
Jill, ook een luchtheldln. Sally Ellers, die deze
rol speelt, is als parachutiste even onvervaard
als haar partner Richard Barthelmess. Met
angst In het hart zal menig bioscoopbezoeker
haar sensationeele verrichtingen gadeslaan.
Het gaat goed tus
schen de twee, maar
Jim, die een ietwat
zwaarmoedig, ernstig
man is, wil niet trou
wen. omdat een vlie
ger zijns inziens aan
teveel gevaren bloot
staat om een gezin te
vestigen. Dit stelt het
meisje, dat een huwe
lijk als bekrachtiging
van de liefdesband on
ontbeerlijk acht. teleur
en het is aanvankelijk
uit spijt over Jim's
houding, dat ze ingaat
op de flirtation van
Jim's jongeren broer,
die. minder ernstig,
reeds na een etmaal kennismaking met het
meisje naar het stadhuis stapt.
Neii. zoo heet deze broer, heeft bovendien
voor, dat hij een aardiger uiterlijk heeft en
over meer natuurlijke gaven beschikt om een
vrouw het hof te maken. Aldus laat Jil Jim
in den steek, maar vergeten kan ze haar voor-
maligen levensgezel toch nog niet heelemaal.
Als deze tenslotte met doodsverachting te
hulp snelt, om het vliegtuig te zoeken, dat met
Neil, die ook vlieger is, en zijn passagiers in
zee is gestort, en als Jim dan door zijn ver
bluffende zelfbeheersching en zijn schitte
rende stuurmanskunst zijn broer behouden
in de luchthaven Krengt, toont Jil wel eerbied,
bewondering en erkentelijkheid jegens haar
ex-minnaar en zwager, maar Neil zinkt ze toch
in de armen, al is het met een verlangenden
blik naar zijn het toekijken hebbenden broer.
In Cinema Palace kan men ook het optre
den bewonderen van de eerste en eenige vrou
welijke buikspreker in Nederland, mejuffrouw
Florencette, die waarlijk de suggestie wekt, als
zou haar metgezel, de ondeugende jongen, en
niet zijzelf aan het woord zijn. Als zij tenslotte
de pop onthooft, moet men wel gelooven, dat
zij de door den jongen tot hilariteit van het
publiek gelanceerde opmerkingen heeft ge
creëerd.
Voors fleurt een in China spelende teeken
film en veel ander aardig bijwerk de voor
stelling op.
H. G. CANNEGIETER.
REMBRANDT THEATER
Lady-killer.
De naam van de
hoofdfilm geeft ons
geen enkele aanwij
zing voor den in
houd er van, laat
ons zelfs in twijfel
of de schrijfwijze de
juiste is. Moet het
zijn Lady Killer
met „Killer" als
eigennaam bedoeld,
of is de bedoeling
Lady-killer, zooals
we boven deze be
spreking schreven,
dus „don Juan'
Adonis? We wisten
het niet vóór we de
film gezien hadden
en daarna weten we het evenmin. De held van
het verhaal, welke groote kwaliteiten hij ook
hebben moge, op den naam van „lady-killer"
kan hij geen aanspraak maken. Nu wat de
film zelf betreft. Deze film heeft de afgetre
den filmpaden verlaten en geeft iets geheel
anders, dan we zoo gewoon zijn. Ten eerste
(Adv. Ingez. Med.)
Het Tooneel.
VAN DEN AMSTERDAMSCHEN STADSSCHOUWBURG.
„De eerste September 1894 zal zeker niet
voortleven als een dag van nationale betee
kens", meende De Amsterdammer na de ope
ning van den Stadsschouwburg op het Leid-
sche Plein te Amsterdam te moeten schrijven
en het was niet alleen dit bekende weekblad,
dat de beteekenis van den Stadsschouwburg
op min of meer hoonende wijze verkleinde.
Nu het veertigjarig bestaan van Jan Sprin
ger's veel becritiseerd gebouw deze maand ge
vierd zal worden, staan wij meer aan den kant
van J. N. van Hall, die in De Gids van October
van 1894 hoewel zijn oordeel over de ope
ningsvoorstelling en vooral van het gelegen
heidsstukje In de Directiekamer van Schim
mel vernietigend was de beteekenis van
'n groot stadstheater voor de hoofdstad in het
juiste licht stelde.
„Amsterdam heeft weer zijn stadsschouw
burg", zoo schreef Van Hall". „En dat was
noodig. Men kan niet in ernst beweren, dat de
stad behoorlijke schouwburgzalen genoeg be
zat. Van de tusschen vier muren besloten
ruimten toch, die onder den naam van schouw
burgen de schouwlustige menigte opnemen,
hadden tot voor korten tijd door ongeschikte
ligging, gebrekkige Inrichting en wat dies
meer zij, de meesten, zoo niet allen, weinig
aantrekkelijks".
Dit geldt nu, na veertig jaar terwijl het
aantal inwoners van Amsterdam in dien tijd
bijna verdubbeld is nog even goed als toen
Van Hall zijn artikel schreef. En evenzeer, wat
daar eenige regels later op Yolgt; „Had men
aan Amsterdam moeten onthouden, wat alle
hoofdsteden van de beschaafde wereld en tal
van steden van veel minder beteekenis in on
betwist bezit hebben?"
Er zullen zeker nog maar weinigen zijn, die
niet het belang van het bezit van een groeten,
goed geoutilleerden schouwburg voor een stad
als Amsterdam zullen inzien. De stadsschouw
burg is onontbeerlijk voor de hoofdstad en het
is, of de beteekenis van den stadsschouwburg
niet alleen voor Amsterdam maar ook voor Ne
derland nu nog grooter is dan in het jaar van
zijn inwijding. Het is toch moeilijk te ontken
nen, dat de ontwikkeling van ons nationaal
tooneel in de eerste helft van het bestaan van
den stadsschóuwburg feitelijk buiten dat offi-
cieele gebouw is omgegaan. De Kon. Vereeni-
ging „Het Nederlandsch Tooneel". die den
stadsschouwburg in dien tijd geregeld be-
De heer Joh. Bendien, directeur van den
Stadsschouwburg te Amsterdam.
speelde, had haar beste jaren gehad en was
feitelijk in haar nabloei. Men gaf op het Leid-
sche Plein degelijk, goed tooneel, maar de
groote daden, de vernieuwing brachten
kunstenaars als Verkade en Royaards en ook
de Nederlandsche Tooneelvereeniging buiten
den stadsschouwburg om. Totdat Ver kade en
Royaards afwisselend bezit namen van het
gebouw van Springer en de stadsschouwburg
in waarheid het centrum van het tooneel in
Nederland werd. En hij is dat na dien tijd ge
bleven. zoo zelfs, dat niemand de beteekenis
van den stadsschouwburg voor ons nationaal
tooneel thans meer zal kunnen ontkennen.
Ja, ik meen zelfs verder te mogen gaan en
durf te zeggen, dat wij ons het tooneel in Ne
derland moeilijk nog zonder den schouwburg
op het Leidsche Plein kunnen denken. De
stadsschouwburg te Amsterdam heeft in de
laatste 15 jaar het tooneel in ons land geheel
beheerscht. Wie dat gebouw bespeelde, was
feitelijk meester van het tooneel in Neder
land. Vandaar de belangrijke plaats, die het
Leidsche Plein in het cultureele leven in ons
land innam.
Na de débacle van de opnieuw opgerichte
en geheel gereorganiseerde Koninklijke
Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel in 1932
heeft het gemeentebestuur van Amsterdam
gemeend den stadsschouwburg per avond aan
verschillende gezelschappen te moeten verhu
ren, een besluit, dat als het voor altijd ge
handhaafd zou blijven, een ramp voor ons
tooneel zou be teekenen. Want juist in dezen
tijd van strijd en geringe belangstelling voor
de tooneelkunst, is meer dan ooit een ar
tistiek hoogstaand gezelschap, dat aan het
publiek het vertrouwen geeft in het tooneel,
noodzakelijk. Ik meen, dat ook het gemeente
bestuur van Amsterdam dit wel beseft en
hoop zeer. dat de tegenwoordige directeur van
den stadsschouwburg, de heer Bendien, in dien
geest ook zal adviseeren, óm het gebouw weer
ter bespeling aan een vast gezelschap aan te
wijzen, zoodra men de zekerheid heeft, dat
dat gezelschap ook in alle opzichten het eerste
en beste in Nederland is.
Het besluit om 't komend seizoen de meeste
en beste speelavonden aan de Amsterdam-
sche Tooneelvereeniging onder directie van
Van Dalsum en Defresne te geven, wijst reeds
in deze richting en wij kunnen niet anders
dan voor de toekomst van het tooneel in Ne
derland wenschen, dat weer spoedig een vaste
bespeler beslag op den Amsterdamsche Stads
schouwburg zal leggen. Want dan zal de
stadsshouwburg weer worden, wat dit gebouw
behoort te wezen: het centrum van het too-
neelleven in Nederland en zal het voor de ko
mende jaren opnieuw een instituut van na
tionale beteekenis zijn, zooals het dit was in
de beste jaren van Royaards en Verkade. Wat
wij van harte hopen ook in het belang van
de Nederlandsche tooneelkunst.
J. B. SCHUIL.
zijn de hoofdpersonen niet de menschen met
bekende klinkende namen, voor een deel moe
ten ze hun publiek nog veroveren en we zou
den ons al hard moeten vergissen, als hun dat
niet spoedig gelukt. Een zeer grappige film
truc wordt er den toeschouwer ook in onthuld
Het is waar, het ontneemt ons een illusie;
wanneer we voortaan op het paard rennende
Indianen zien. zal dat kleine lachwekkende
scènetje In de filmstudio ons ongetwijfeld
voor den geest komen en we zullen denken
aan de zadelpijn, die de arme „Indianen"' moe
ten hebben, na dat gehos op dat houten of
leeren paard! En dan de inhoud!
Dan Quigley (James Cagney) een aarts
gokker wordt uit zijn baantje ontslagen. Als
hij in een café weer met dobbelsteenen aan
het spelen is, ziet hij, dat een allerliefst meisje
haar tasch laat vallen. Hij rent haar na. maar
ziet haar juist in een auto verdwijnen. In het
taschje vindt hU haar naamkaartje met
adres. HU brengt haar taschje terug en wordt
door haar „zwager" uitgenoodigd een spel
letje mee te kaarten. HU verliest al zUn geld
en gaat heen. Op de gang ontmoet hU een
heer, die ook een taschje gevonden heeft van
het meisje. Dan, een slimme jongen, doorziet
het heele geval. HU associeert zich met het
gezelschap en al spoedig is hU de slimste van
allemaal. Als er evenwel een moord is ge
pleegd, maakt hij zich van dc bende los. Met
het meisje vertrekt hU naar Los Angeles, waar
"nU door de politie wordt aangehouden. Hem
kan echter niets bewezen worden, waarom de
politie hem wel vrU moet laten. Het meisje
is er intusschen met zUn geld met een der
bendeleden vandoor gegaan. Dan komt bü de
film, eerst voor heel kleine bUrolletjes. maar
vrU spoedig brengt hU het tot belangryker
rollen, ook al, doordat hU zichzelf brieven laat
schrijven uit aile deelen van het land. In
dat betrekkelijk zorgelooze leventje komt de
bende weer opduiken, en gaat weer opereeren.
Dan zoekt ze in hun woning op, nadat ze
weer 'n diefstal hebben gepleegd hij dwingt hen
om het gestolene aan hem te geven, opdat hij
het aan de bestolene terug kan geven. Als hij
de woning verlaat loopt hy de politie in cie
armen, die hem arresteert en daar het gesto
lene bU hem wordt gevonden, wordt hij op
gesloten, daar men er hem van verdenkt, dut
hy weer met de bende in contact staat. De
boeven besluiten het losgeld voor hem te be
talen en zich van hem, als ze hem vrU heb
ben, te ontdoen, omdat hU te gevaarlek voor
hun wordt. Dan heeft het doorzien en zUn
maatregelen genomen. Als het meisje hem
dan ook verraadt, wat de kameraden van
plan zyn, vertelt hU haar van zUn voorzorg,
nl. een auto met agenten, die de auto van dc
bandieten volgt. Een hevig vuurgevecht volgt,
waarbU Dan en de agenten de overhand be
houden. Dan wordt gerehabiliteerd en trouwt
met het meisje van zUn keuze. Het is een
folm vol spanning, geest en humor, die u eon
paar uur aangenaam bezig houdt, te zamen
met het bUprogramma. waarvan Polygoon u
veel nieuws geeft en de teekenfilm ,.Budy of
the Apes" een allermoppigst ding is. een
soort parodie op Tarzan, er is om gescha
terd!
De jongleerende clown Martini heeft ook
groot succes. ZUn vingervlugheid is onbegrij-
peiUk en zUn vogel bewonderenswaardig!
ONDER ONS
Instructeur:
A. KWEKKEB00M
Aanvang der lessen
MORGENMIDDAG
van 35 en van 5—7 uur
DINSDAGAVOND
van 8.15 tot 10.15 uur
Dans-Ins(ftuut a. Kwekkeboom
Kleine Iloutstr. 106, Tel. 15658
(Adv. Ingez. Med.)
AGENDA
ZATERDAG 1 SEPTEMBER
Gem. Concertgebouw. Bouwmeester's Revue:
„Vooruit maar weer!", 8 uur.
Rembrandt Theater: „Lady-killer". Op het
tooneel: Martinet, de jongleerende clown. 2.30
7 en 9.15 uur.
Palace, Cinema en Variété: „Vliegenier des
Doods". Op het tooneel: „Florencette en haar
ondeugende jongen." 2.30, 7 en 9.15 uur.
Luxor Sound Theater: „De Kampioen der
Vrouwen". 2 30 en doorloopende voorstelling
van 7 uur af.
Café-restaurant „Dreefzicht"„Een nacht
in MontmartreParüsch nachtfeest. 8 uur.
Teyler's Museum, Spaarne 16. Geopend op
werkdagen van 113 uur, behalve 's Maan
dags. Toegang vtü.
Zand voort: Casino, gecostumeerd Apa
chen-bal en optreden „Jordaan-Cabaret9 u.
ZONDAG 2 SEPTEMBER
Gem. Concertgebouw. Bouwmeester's Revue:
„Vooruit maar weer!", 8 uur.
Rozekruisers Genootschap. Bakenessergr.
13. Tempeldienstritus en openbare voordracht.
10.30 uur.
Gebouw „Theosofia", Nassauplein 8. College
tot verbreiding van spiritistische beginselen.
Wijdingsmorgen. 10.30 uur.
Bioscoopvoorstellingen 's middags en dea
avonds.
Heemstede: Wielerbaan „Heemstede".
Groote internationale Koppelwedstrïjd. 2.30 u.
MAANDAG 3 SEPTEMBER
Stadsschouwburg: „Rubber". 8.15 uur.
Schouwburg Jansweg: Optreden van Pro
fessor Melachini, 8.15 uur.
Bioscoopvoorstellingen.
ROOSTER VAN APOTHEKEN
(Samengesteld door den Inspecteur der
Volksgezondheid.)
Voor de apotheken die toestemming ge
vraagd hebben om 's avonds, 's nachts en
Zondags te sluiten, is door den Inspecteur
der Volksgezondheid een slultingsrooster op
gemaakt.
Van Zaterdag 1 Sept. des avonds 8 uur tot
en met Vrijdag 7 Sept. zijn de volgende apo
theken op Zondag 's avonds na acht uur en
des nachts geopend.
H. J. M. Bartels, Apotheek Loomeyer. Bar-
n Tel 10175
B W Ferguson. Park-Apotheek. Klever
parkweg 13, Tel. 11793.
W. P Woutersen. Apotheker, Koninginnen
weg 3. Tel. 12039.