DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. Op het platform van de Nieuwe Kerk op den Dam te Amsterdam werd op Koninginne dag door het Amsterdamsch politiemuziekcorps een concert gegeven Iets ongewoons was het, op Koninginnedag transport-wielrijders op de wielerbaan van het Amsterdamsche stadion in actie te zien. Kruideniers en slagers in de bocht tijden» de Koninginnedag-feestviering Op het vliegveld Schiphol werd Vrijdag een groote Burgerwacht wapenschouw gehouden. Een overzicht tijdens de plechtigheid De Amsterdamsche Oranje Jeugd Bond organiseerde Vrijdag in opdracht van de vereeniging tot veredeling van het volksvermaak kinderfeesten, waar bij de gebruikelijke wedstrijden niet ontbraken Een aardig detail uit den gecostuméerden optocht die ter ge- gelegenheid van Koninginnedag door den Oranjebond te Durger- dam werd gehouden Koninginnedag aan boord van het opleidingschip „Pollux te Amsterdam. Het tonsteken bracht de gebruikelijke aardige situaties Op het vliegveld Waalhaven te Rotterdam is Vrijdag aangekomen de bekende Ween iche Chansonniére Greta Keller. Zij trad Vrijdagavond te Scheveningen op De etappe over de Oude Ettalerstrasse bij de internationale motorzesdaagsche bood zooveel moei lijkheden, dat de mo toren op sommige plaatsen nauwelijks voortgeduwd konden worden FEUILLETON Naar het Amerikaanseh bewerkt door VAN DER SLUYS. Nadruk verboden. „Dat doet niet ter zake. Wien behoort hij?" „Hij hij behoorde aan mijn zuster toe", stamelde het meisje. „Weet u, wie hem aan Morley heeft gege ven?" Sprakeloos staarde zij hem aan. „Weet u het?" hield Bristew vol. „Ja zeker", antwoordde zij tenslotte met Inspanning van alle krachten. „Ik r— ik heb hem aan hem geleend", „Wanneer?" „Gisteravond", i „Waarom?" I Zij trachtte te glimlachen, doch het leek ^eerder op een grijsnlach, toen zij antwoordde. '„Mr. Morley en ik hebben ons verloofd. Hij zeide mij. dat- hij den ring een poos wilde dragen, omdat hij aan mij toebehoorde". „Maar hij wist toch, dat de ring uw eigen dom niet was?" „Ik denk, dat hij hem wilde dragen, omdat ik hem eerst had gedragen". „Juist", beaamde Bristew. En snel voegde hij er aan toe: „Hoeveel sieraden van uw J zuster bevinden zich nog in huis?" Opnieuw staarde miss Fulton hem aan zon der antwoord te geven. „Weet u het niet?" drong Bristew aan. „Hoeveel?" Zij wendde het hoofd af en staarde uit het 'ra„Niet5", antwoordde zij eindelijk. „Ik miss Kelly er naar laten kijken. Alles is weg". „Waarom hebt u miss Kelly er naar laten kijken? Waarom dacht u, dat ze verdwenen konden zijn?" „Het is toch de eerste gedachte. Het eenig verklaarbare motief was hebzucht". „Ja. dat is zoo", gaf Bristew toe, terwijl hij Green leaf den ring terug gaf. „Miss Fulton", hernam hij vervolgens, doch op scherpen toon, „hebt u in den afgeloopen i nacht iets gehoord of gezien in verband met den moord op uw zuster?" „Neen, niets", antwoordde het meisje met geforceerde-vaste stem. „Hoe kunt u dat verklaren?" „Ik ben naar bed gegaan, voordat mijn zuster van het bal terug was. Ik had iets in genomen, dat mij door dr. Braley was voor beschreven om de hevige hoestbuien te voor komen. waaraan ik lijd. Het middel is tege lijkertijd een slaapmiddel". „En slaapt u er vast door?" „Ja. erg vast". „Hebt u het middel zelf ingenomen?" „Ja". „Weet u. wat er in zat?" „Ja zeker, morphine". „Juist, een zestiende gram. Dat wordt altijd aan tuberculoselijders gegeven om de hoest buien te verzachten, nietwaar?" Na eenige aarzeling gaf miss Fulton dit toe. „Maar dat is toch maar een uiterst gering kwantum om iemand zóó vast te doen slapen, dat hij niet de kreten van een vrouw hoort, die op het punt staat van het leven te wor den beroofd en al het lawaai, dat er mee vergezld moet zijn gegaan. Vind u ook niet?" „Maar", aarzelde zij. „u moet bedenken dat ik niet aan morphine gewoon ben. In elk geval, het heeft dien invloed op mij gehad" „U hebt dus niets gehoord noch gezien, tot dat u vanochtend om tien uur het lijk van uw zuster hebt ontdekt?" „Ja, dat is waar. Dat is heusch waar", ant woordde miss Fulton, terwijl zij opnieuw uit het raam staarde. Daar ook Bifctew bleef zwijgen, nam Green- leaf den draad van het verhoor over. „Vandaag hebt u in uw slaap, of terwijl u misschien aan het ijlen was, herhaaldelijk gezegd: „als hij zegt ik heb gesla pen". Kunt u ons daarvan de beteekenis uit leggen?" Zij werd nog bleeker en wendde zich met een angstige uitdrukking in de oogen tot den hoofdcommissaris. „Wie heeft u verteld, dat ik dat gezegd heb?" vroeg zij scherp. „De muren hebben in deze lichtgebouwde huizen soms ooren, miss Fulton", lichtte de hoofdcommissaris haar in. „Zoo, neen, uitleggen kan ik die woorden niet. Maar dat is immers vaak het geval met dingen, die men in den slaap zegt". „Het deed bij ons echter de vraag rijzen", bracht Bristew beleefd in het midden, „of het misschien in uw bedoeling lag te ontkenner, iets te hebben gehoord, dat u iemand zoudt willen beschermen". „Dat is onzin", antwoordde miss Fulton boos. „Natuurlijk", gaf Bristew vriendelijk toe. ..Dat heb ik den hoofdcommissaris ook al on der het oog gebracht. Wie zoudt u denken, dat de moordenaar van uw zuster was?" vroeg hij haar toen recht op den man af. ..Dat weet ik niet. Daarvan heb ik seen flauw idee", riep miss Fulton geërgerd" uit. Het moet natuurlijk een beroepsmisdadiger zijn geweest". Mijn zuster had geen vijanden, ze was erg bemind". „Maar Morley mocht haar toch niet, wel?" „Neen", beaamde zij langzaam. „Hij mocht haar wel niet, maar haar vijand wras hij toch geenszins". „Miss Fulton", vervolgde Bristew, terwij1 hij zijn stoel wat dichter bij haar bed schoof „Morley en u wilt met elkaar trouwen, niet waar?" „Neen", gaf zy ten antwoord. „Dat is niet juist". Bristew vertelde haar niet, dat Morley het tegendeel had keweer.d. - „Maar u houdt toch veel van elkaar", her nam hij. „Heelemaal niet! Heelemaal niet!" ont kende zij met stijgend ongeduld. „Ik ben niet met hem verloofd en ik denk er niet aan om met hem te trouwen". „Mi-. Morley heeft ons vanmorgen verteld, dat u wel -met hem verloofd bent." „Ik begrijp het wel", zei zij voorzichtig. „Wij zijn verloofd geweest, doch kwamen tenslotte tot de overtuiging, dat wij niet met elkaar konden trouwen wegens mijn ziekte". „En dat hebt u hem gezegd?" „Natuurlijk". „Wanneer?" „Gisteren". „Maar waarom wilde hij gisteravond den ring nog van u hebben, terwijl u al vroeger op den dag met hem had gebroken?" „Dat weet ik niet", gilde zij eensklaps, door zijn wijze van vragen buiten zichzelf ge bracht. „Ik weet het niet. Waarom vraagt u me toch al die kleinigheden? Valt u mij toch niet langer lastig. Ga weg, ga weg, wilt u?" Op het hooren van haar geschreeuw, was de verpleegster de kamer binnen gekomen. „Het lijkt me beter, heeren", meende zij. „dat u het onderhoud maar staakt, als dat even kan. De dokter zei. dat zij zich niet aan te groote opwindng mocht bloot stellen". „Wij zijn u zeer verplicht, miss Fulton", zei den Bristew en Greenleaf. die reeds waren opgestaan. ..Het heeft wellicht nut voor ons nog iets naders omtrent u en Mor Een nieuwe gil van het meisje onderbrak hem. Miss Fulton had nu het laatste restje zelfbeheersching verloren en sloeg met de vuist op haar sprei. Men kon haar heele li chaam in zenuwachtige trillingen zien schok ken. Greenleaf week achteruit, terwijl Bris tew zijn blik vast op haar gevestigd bleef houden. Zij staarde hem aan met den wilden blik van een overspannen vrouw. Maar zij scheen niet te lijden. Zij was alleen maar woedend, als meegesleept door een hevige ra zernij en zij liet zich thans gaan zonder eenige poging zich te beheerschen. naam niet> nog eens.ill Min tegenwoordigheid", schreeuwde zij opnieuw. „Ik verkies het niet. Ik verkies het niet, ver staat u? Nooit wil ik hem weer zien nooit!' Spreek zijn naam niet nog eens uit, of...."' Snel werkte de verpleegtser de beide man nen de deur uit. Zelfs toen zij reeds op de gang stonden, hoorden zij nog de schrille kreten van het meisje. „En", vroeg Greenleaf zijn metgezel, toen- zij buiten waren gekomen", wat zeg jij daar van?" j „Niet veel", meende Bristew, in gedachten verzonken. „Eerst hebben we Withers, die woej dend weg loopt en nu dit meisje, dat over spannen wordt of doet alsof. Het loopt ons, niet mee. Maar één vraag stel ik me zelf toch:1 wat heeft Morley sinds gisteravond uitge voerd, dat zij hem zoo fel is gaan haten dat zich in haar oogen schrik afteekent, zoo-' dra zijn naam wordt genoemd?" „Tja, wat dacht je?" „Zou hij misschien „Neen", opperde Greenleaf, „dat geloof ik niet. Zij zou hem niet in bescherming geno men hebben, als zij wist, dat hij haar zuster, heeft vermoord". „Misschien niet als zij dat wist", bracht' Bristew in het midden, maar als zij hem ver denkt?" Greenleaf gaf hierop geen antwoord. Hij klampte zich nog altijd aan de stelling vast, dat de neger Perry den moord had bedreven,! waarvoor hem het bewijs het gemakkelijkst; te leveren scheen. „Wat zou je er van zeggen, Bristew". zei hij, eindelijk, „als we eens nauwkeurig den weg en den tuin achter het huis afzochten?" j „Waarom?" „Er is toch altijd een kleine kans, dat de moordenaar, toen hij zich uit de voeten maakte, het een of ander heeft achtergelat ten; denk maar aan de beide knoopen". (Wordt vervolgd)'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 16