TOONEEL TE WEENEN EN BOEDAPEST DINSDAG 4 SEPTEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 LETTEREN EN KUNST ~f De nieuwe operette van Richard Tauber. Lehars „Giuditta" weer in de Weensche Opera. WEENEN, 31 Augustus. (Van onzen Weenschen correspondent.) In het vermaarde Theater an der Wien, heerscht op net oogenblik. niettegenstaan de het zomerseizoen, nog niet ten einde is en er dus neg geen voorstellingen in dit huis plaats vonden, voortdurend groote bedrijvig heid, want men is er druk bezig met de repe tities van het door Richard Tauber zelf ge componeerde nieuwe werk rPDer singende Trdum" hetwelk in het begin van September voor het eerst in dit theater voor het voet licht zal komen, dus een wereldpremière, of zooals men hier zegt: de „Uraufführung" van dit zangspel. Richard Tauber is de hoofdpersoon en nie mand heeft zooveel te doen als hij. Nu eens staat hij zelf op het tooneel te zingen, dan weer geeft hij den anderen zangers en zan geressen verschillende wenken, vlak daarop heeft hij het een en ander met Hubert Ma- rischka te bespreken, den directeur van het theater, om een paar veranderingen in de dé cors en de coulissen te laten aanbrengen, dan, opeens, zit hij in zijn overhemd met een groo ten uilebril op zijn neus, midden in het orkest om met een maatstok iii zijn hand een paar melodieën te dirigeeren. Hij is een duivels kunstenaar, hij doet en hij kan alles, en hij zal ook gedurende de voorstellingen in de pauzes zelf dirigeeren om kort daarop weer in de hoofdrol op het tooneel te zingen. Ja men zal hem nóg in een heel andere hoeda nigheid kunnen bewonderen: hij zal als goo chelaar optreden, en hij zal werkelijke toover- kunstjes laten zien. U wist niet, dat Tauber ook goochelen kon? Nu, dat kon ook niemand weten, want de kunstenaar is er pas mee be gonnen dit te leeren. Hij neemt les van een echten „illusionnist", Fritz Mertens geheeten. In een hoekje van het tooneel werd een ge heimzinnig uitziend kabinet ingericht. Nie mand van de andere kunstenaars heeft er ooit een blik in mogen slaan en niemand (heeft het tot dusverre gedurfd de gordijnen ook maar een klein beetje op te tillen. In dit mysterieuze tentje wordt Tauber ingewijd in de geheimenissen van de zwarte kunst. Hij leert er. hoe men een bal in de lucht kan la ten zweven en hoe men een voorwerp het kan ook een levend wezen zijn! uit een ge sloten kist spoorloos kan laten verdwijnen. Tauiber is een gehoorzame en vlijtige scho lier en zijn leermeester is dan ook erg tevre den over hem. Opdat hij ook goed de sfeer leert kennen, die om een too venaar heen hangt, zijn Tau ber en zijn leermeester met Marischka en nog een paar goede vrienden dezer dagen op een mooien avond naar den Prater getrokken, waar zij verschillende kijkspullen en zooveel- ste rangs-variétés bezocht hebben. Zij heb ben er een gezelligen avond van gemaakt en ook veel belangstelling voor schiettenten, draaimolens en roetschbanen getoond. Heel Weenen heeft zich al gespitst op Tau ber's operette. Eiken dag staat Taubers groote lichtblauwe automobiel uren lang voor het :Theater an der Wien te wachten. Een Weensch journalist heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt eens een praatje met den chauffeur te maken. Erich Bischoff geheeten, een grooten blonden kerel, die wel wat op Hans Alberts lijkt. Hij heeft hem om zoo te zeggen geïnterviewd en er een prachtig ver haal van gemaakt. Gedurende de laatste vijf jaren hebben Tauber en Bischoff tezamen eventjes 318.000 K.M. in dezen wagen afge legd. Door heel Europa zijn ze gereden. Vaak maakten ze op één dag tochten van 700 K.M. (Zoo reden zij bijvoorbeeld aan één stuk /door van Zürich naar Scheveningen en van Berlijn naar Scheveningen. Tauber houdt er niet van om langzaam te •rijden. Wanneer de chauffeur maar een vaartje van onder de honderd kilometer per uur heeft, voelt Tauber zich niet op zijn ge mak. Honderdtwintig en honderddertig kilo meter. dan wordt het pas behoorlijk. Dan kan Tauber ook in zijn wagen werken. Heele brokstukken van „Der singende Traum" zijn izoo onderweg geboren, terwijl de automobiel roet een razende vaart door de landen snelde. „Ik zelf floot dan~de melodie, die ik al gauw van buiten kende", zoo vertelt de chauffeur, „en mijn meester zong erbij. Tal van nieuwe tangos en walsliedexen zijn op deze wijze ontstaan. In zeker opzicht bij ik dus Taubers medewerker geweest. Wanneer ik onderweg in het een of ander plaatsje benzine moest tanken, liep Hei-r Tauber vlug een vleeschwinkeltje binnen om een paar knakworsten te koopen. Wanneer we dan de reis in volle vaart voortzetten aten we die uit het vuistje." Op de vraag waar Richard Tauber het po pulairst was en waar hij het meest gefêteerd was, antwoordde de chaufeur, dat dit moeilijk te zeggen was. In Holland had de auto nog niet zoo heel lang geleden een half uur op dezelfde plaats moeten blijven staan, zooveel lieden omringden den wagen om handteeke- ningen van den zanger te krijgen. „Maar er was ook politie bij" zoo voegde hij er eerlijk aan toe, „die ons zocht omdat we te hard gereden hadden!" Bijna overal aan de grenzen in heel Europa kent men de blauwe auto al. De douane-be ambten maken het Tauber nooit al te lastig. En meestal vragen zij hem. wanneer hij weer eens voor de radio zingt, want dan kunnen zij ook van zijn stem genieten. Een nieuwe ster aan het Theater an der Wien, die door Hubert Marischka ontdekt werd, is Sari Gabor. een jonge blonde Hon- gaarsche schoone, die ongeveer een jaar ge leden aan de tooneel academie te Weenen ge studeerd heeft en die daarna weer naar Boe dapest terugkeerde. Zij dook dezen zomer weer in Weenen op om aan den grooten in ternationalen filmkunstwedstrijd deel te ne men. Zij treedt nu in een van de voornaam ste rollen van Taubers „Der singende Traum" op. als een jong en erg verwend Amerikaansch meisje. Dit is haar allereerste engagement aan een theater. Het mooiste van haar heele rol vindt zij, dat zij haar partner-, den bekenden grappenmaker Fritz Steiner bij open doek, twee flinke oorvegen mag toedienen! Ook be dreigt zij hem een keer met een revolver. Gedurende het afgeloopen seizoen heeft men in de groote Weensche staatsopera met bijzonder veel succes Franz Léhar's nieuwe werk „Giuditta" tallooze malen opgeveerd. Lehar zelf noemde dit werk geen operette maar een „zangspel", daar het z i. te groot Richard Tauber heeft de mannelijke hoofd rol erin gecreëerd. Thans heeft men beslo ten, dat „Giuditta" ook weer in het aanstaan de herfstseizoen op het repertoire van de opera zal staan en dat er een lange reeks van uitvoeringen zal plaats vinden, waarin de schoone Jarmilla Novotna weer hoofdrol van Giuditta zal spelen, terwijl Alfred Piccaver de vroeger door Tauber (die slechts als „gast" in de opera optrad) bezette mannelijke hoofdrol zal ver tolken. De Parijsche schrijver Mauprey, die reeds tal van operettes van Lehar in het Pransch vertaald heeft, hield zich dezer da gen te Weenen op en heeft met Lehar afge sproken, dat hen nu ook „Giuditta" in de Fransche taal zal bewerken. De eerste opvoe ring in het Fransch zal reeds in October of November in het Théatre Royal de la Mon- r.aie te Brussel plaats vinden. Kort daarop zal dan de eerste opvoering te Parijs volgen. Te Uj-Pest, een voorstad van Boedapest is op tragische wijze de pas vierendertig jaren tellende bekende Hongaarsche operette-diva Magda Bercelli, die indertijd met veel suc ces in het Koningstheater en in het Stedelij ke Operette-theater is opgetreden, om het leven gekomen.Zij had ongeveer twee jaar ge leden met de onmiddels ook overleden be roemde actrice Erzsi Péchy een weddenschap gesloten wie van beiden het eerste minder dan vijftig kilogram zou wegen. Alle twee be gonnen een vermageringskuur. De tooneel- speelster is ongeveer een jaar geleden ge storven en nu bleek ook het verzwakte lichaam van de zangeres niet meer tegen de stooten van het leven bestand. Haar dood heeft in Boedapest een diepen indruk ge maakt. Een van de leden van het ensemble van de opera van Boedapest, de tenor Ladislaus Szücs, trad dezer dagen in het theater van Uj-Pest op. Toen hij bezig was zich in zijn kleedkamer voor de voorstelling van den Duivelsridder uit te dossen, vond hij, dat de dolman, dien de theaterkleermaker al daar voor hem gemaakt had, niet mooi ge noeg was en hem niet goed genoeg paste. Hij gaf den armen kleermaker, die hem bij het aankleeden hielp, een geweldigen opstopper, waardoor de man twee tanden verloor. Na afloop van de voorstelling trachtte zanger het op een accoordje te gooien. Hij zei nog tegen den kleermaker, dat deze „blij moest zijn, dat zoo'n beroemde man als Szücs hem geslagen had", maar de kleermaker dacht er anders over en heeft denzelfden avond nog een klacht bij de justitie inge diend De régisseur Gustav Machaty is te Weenen bezig een film in elkaar te zetten, die den naam „Nocturno" zal dragen. Hij had daar voor ook een vijfjarig jongetje noodig en hij heeft voor het vertolken van die rol het kleine dochtertje van Maria Rey uitgezocht, welke zelf als actrice aan de film medewerkt. Er wei-den al verschillende opnemingen met Do nata zoo heet het meisje gemaakt, maar het kind weet er zelf niets van en denkt, wanneer zij met haar moeder in een klein hoekje naar „oom Machaty" in de buitenwijk Hietzing toestapt. waar het filmatelier is, dat zij er alleen maar leuke spelletjes gaat doen. Vandaar, dat zij al vaak uit haar rol gevallen is er er al heel wat strooken film bedorven zijn. Maar in ieder geval is haar „spel" na tuurlijk, wat voor den régisseur ook veel waard is. W. M. BEKAAR. HET TOONEEL Gezelschap Saalborn. RUBBER. Het heengaan van den heer Dijkstra. Het manuscript van het tooneelstuk Rubber moest eerst 'n paar jaren door de directieka mers van de Hollandsche tooneelgezelschap- pen zwerven, voordat Louis Saalborn het ter opvoering aannam. En zie, reeds 94 dagen na de première kondigt Saalborn de honderdste opvoering van dit Indische tooneelspel aan. Het getal 100 moge misschien wat geflatteerd zijn. zeker is het, dat Rubber en nog wel in de voor tooneelvoorstellingen minst ge schikte zomermaanden een ongewoon groot succes heeft gehad. Dit bewijst weer eens te meer. dat de tooneeldirecties verkeerd doen altijd maar weer hun successen van het bui tenland te verwachten, terwijl die toch dik wijls zoo dicht bij de hand liggen. Rubber moge als drama zwakker zijn dan als roman, het heeft toch kwaliteiten, die het ons boven veel geïmporteerde waar doen stel len. En het geeft in zijn realistische toonee- len het Indische leven zuiverder en drasti scher weer dan de meeste zoogenaamde Indi sche stukken, die wij tot nu toe op het too neel hebben gezien. Dit zal dan ook wel de voornaamste reden zijn, waarom dit stuk evenals de roman in Holland een zoo groo ten bijval heeft. Ik heb na de première te Amsterdam over Rubber reeds een uitvoerige kritiek in ons blad gegeven en zou deze opvoering te Haarlem dus onbesproken hebben kunnen laten, wanneer de rolbezetting na de eerste voorstelling niet zoo zeer gewijzigd was. De aan vaste gezel schappen verbonden artisten zooals Tour- niaire. Van Dongen en Chris Baay zijn na 1 September niet meer beschikbaar en moesten dus worden vervangen. Wat dit beteekent, zal een ieder, die deze drie spelers in hun rollen en vooral Toumiaire in zijn weergaloos knappe creatie van Jan Meesters heeft ge zien beseffen. Saalborn heeft thans zelf de rol van Meesters, die ook in het -tooneelstuk ten voeten uit geteekend is en een sterk ka rakterspeler vraagt, op zich genomen. Saal born accentueert vooral het komisch element in de rol en speelt hem uitbundiger. Tour- niaire gaf hem nog menschelijker en harte lijker en speelde Meesters ook niet zoo gepro nonceerd als een .verzopen" type. Maar Saal born geeft- deze prachtige rol eveneens de volle maat van zijn talent, zoodat Jan Mees ters ook in deze bezetting het grootste deel va.n het succes op zijn schouders draagt. Een verbetering leek het mij, dat Jan van Ees de rol van John van La er van Saalborn had overgenomen. Deze rol eigent- zich beter - voor het talent van Van Ees en hij vormde yoor servet en te klein voor tafellaken was. met het frêle figuurtje van Paria de Raet. ook meer een „paar" dan indertijd de ro- buste, zware Saalborn. De tooneelen t-usschen Van La er en Renóe kwamen dan nu ook be ter tot hun recht dan vroeger, te meer, daar Carla de Raet geheel gegroeid is in haar rol en Renée thans volkomen van binnen uit, met warmte en gevoelig temperament speelt. Van Dongen, die van Hemert indertijd met- aristocratische reserve voortreffelijk weergaf, misten wij wel. Joh. Tlmrott speelde hem vlakker, maar hij voldeed mij in deze rol toch beter dan in die van Mr. Stevenson, den Ame- rikaanscher. hoofdadministrateur welke hij oorspronkelijk creëerde en die thans door Jos. Liesting was overgenomen. Henry Dresselhuys die Hamburger in de rol van Nick Ravinsky yerving is niet bepaald l'homme a femmes", wat deze veroveraar toch moet zijn. Willy Timrott speelde nu Blok en ook hij bewees, welk een dankbaar rolletje deze „sinkeh" is. Overigens was de bezetting ongeveer als bij de première en zij bleek ondanks enkele zwakkere plekken sterk genoeg om ook nu 't stuk naar het succes te dragen. Het na vrante dramatische tooneeltje met Kikusan aan het slot van I maakte opnieuw een die pen indruk en het was vooral het derde ta fereel tusschen Renee en Van Laar dat thans sfeer en 'stemming kreeg. Het publiek was in zeer grooten getale op gekomen en leefde heel den avond intens met- de handeling mee, zoodat ook hier het succes volkomen was. Dit belooft dus van avond en morgen wanneer Rubber weer gaat volle zalen. Na het vorige seizoen heeft er een veran dering in onzen Stadsschouwburg plaats ge grepen, die niet onvermeld mag blijven. De verpachting van de buffetten is sinds 1 Sep tember overgegaan in handen van den pach ter van den schouwburg, den heer Deinum, en zoo heeft de heer Dijkstra dus afscheid ge nomen van ons stadstheater, waarin hij van de opening in September 1918 af dat is dus 16 jaar lang de buffetten naar aller te vredenheid heeft beheerd. Het is wel zeker, dat het heengaan van den heer Dijkstra, die altijd de voorkomendheid zelve was, door de trouwe schouwburgbezoekers ten zeerste wordt betreurd. Zonder de wijziging in de exploitatie zou hij dan ook onbetwist de pach ter zijn gebleven. Wij zullen het bekende gezicht van den heer Dijkstra dus niet meer in den rookfoyer zien en ik meen, dat een woord van afscheid en van dank voor zijn goede zorgen, aan het schouwburgpubliek gewijd, niet mag ontbre ken in dit eerste verslag van het nieuwe sei- 3. B. SCHUIL. Rath en Doodeheefver's nieuwe fabriek te Amsterdam. Aan de rand van de hoofdstad, op de Dui- vendrechtsche Kade. hebben fietsers en auto mobilisten die van de Weesperzijde af, hun weg naar Diemen en het Gooi zochten, een imposant fabrieksgebouw kunnen zien ver rijzen. Zaterdag stond er de vlag in top: het bedrijf, hierboven genoemd werd er offici eel en feestelijk, in werking gesteld. De Amsterdamsche wethouders Rustige en Vos vertegenwoordigden het bestuur der stad, voorzitter Crone de Amsterdamsche Kamer van Koophandel. Nadat de oudste directeur der vennootschap, de heer H. P. Doodeheef- ver met een inlichtende rede de bijeenkomst geopend en daarbij ook dank aan architect en aannemer, respectievelijk (de héeren Tabak en Albers gebracht had, sprak namens de gemeente wethouder Rustige die zijn naam met eere draagt waarna deze, door op een knop te drukken het geheele geëlectrificeerde bedrijf in werking gestelde. In éene seconde was de rustige sfeer door een van opgewekt rumoer en feestelijke bezig heid vervangen; de persen draaiden, druk ten, rolden en knipten, in alle afdeelingen waren de arbeiders aan den arbeid getogen en groepsgewijs werden nu de bezoekers door directie en bedrijfsleiders door de ruime ma chinehallen, ateliers en pakzalen rondge voerd. Van den goeden geest die hier tusschen directie en personeel bestaat, hadden in den aanvang der openingsplechtigheid reeds een tweetal der hoogere employe's getuigd, en men kreeg ook nu wel de indruk dat, als het ware, ééne groote familie eendrachtig samen werkt. Het is geen alledaagsch verschijnsel dat een Nederlandsche zaak, die als winkelzaak begon nen veertig jaar geleden, tot grossier- derij uitgegroeid en als fabrieksbedrijf thans in staat in de allermoeilijkste tijd niet alleen staande te blijven, doch' zich uit te breiden en sterk te staan, zich een optimistische kijk op de toekomst kan en mag veroorloven. Een solide en gezonde handelsgeest bij de leiders der firma mag daarvan een der invloedrijkste oorzaken geweest zijn, ook in de aard van het artikel kan een interessante aanwijzing lig gen. Het verbruik van behangselpapier hoorden wij vandaag is in Nederland groo- ter dan in eenig ander land ter wereld, en het woord „behangen" is bij Nederlanders geweldig populair. Het aantal rollen behang door R. en D. jaarlijks gefabriceerd, loopt in de miUioenen! Het schijnt dus wel aan te nemen dat de jongste neigingen om in nieuw gebouwde huizen de wanden eenvoudig met een verflaag te bespuiten, voorloopig aan de voorliefde van een zelfgekozen behangsel geen belangrijke concurrentie zal aandoen. Die nog te geringer zal zijn, waar de behangsel papierfabrikant, als thans, geheel aan de eischen van een verfijnde smaak, ook in den eenvoud, weet te beantwoorden. Wij komen dan vanzelf over de meeerdere of mindere „artistieke" waarde van het pro duct te spreken, doch mogen daarbij nimmer uit het oog verliezen, dat voor een grootbe drijf dat rendeeren moet. de originaliteit van een kunstenaar slechts bij uitzondering tot den einde toe vertroetelend behandeld kan worden. Wij hebben ons echter slechts de af- freuse dessins van het behangsel uit onze jeugdjaren te herinneren, om te erkennen, ïoe zelfs in het goedkoopste massa-product een betere smaak overwonnen heeft. Toch vindt de fabricante erkent het grif zelfs nu nog een vuil-bruin papiertje zijn afne mers. Doch zij maakt, voor hetzelfde beetje ;eld en met veel meer genoegen voor haar clanten een beschaafd en harmonieus ge kleurde wandbedekking die, in stee van zoo als vroeger, een onzegbare verveling op te roepen, onzen geest opvroolijkt, ons humeur verbetert. Zoo bezien, mag een fabricante als deze actieve vennootschap zelfs van een cul- tureele roeping van haar bedrijf spreken. Er gaat inderdaad van de wijze waarop onze wanden bedekt zijn, meer uit voor ons inner lijk leven, dan wel toegegeven wil worden. En een handelszaak die dat inziet, moet wel trachten ook de ontwikkelde smaak te vol doen, ook de aesthetische fijnproevers in het gevlei te komen. Van het allerindividueelste van een artist-ontwerper zal alleen in uit zonderingsgevallen niets verloren kunnen gaan en tusschen Industrieel en kunstenaar zal steeds een accoord gevonden moeten wor den. Hetgeen niet steeds gemakkelijk gaan zal. Door een kunstenaar van naam gesig neerde behangpapieren zullen noodwendig kostbare rariteiten blijven, die buiten hei grootbedrijf vallen. Zulk een rariteit hebben wij indertijd met het behangsel van Th. Nieu- wenhuis gehad die het in vellen van één vierkante meter op de lithographische pers drukte. Prachtig, maar niet praktisch en waanzinnig kostbaar. Zoo iets is mooi, maar niet levensvatbaar en slechts experiment voor particulieren. Of er met de ontwerpen van een Duco Crop indertijd ooit resultaten be reikt zijn, kan ik mij niet herinneren. We hebben daar een paar Hollanders ge noemd, die pionniersarbeid op dit terrein ver richt hebben, in een tijd dat aan het be- behangselpapier nog weinig artistieke betee- kenis werd toegekend. De samenwerking die nu tusschen artist en industrieel aan het groeien ïs, zal er misschien nog wel toe leiden dat voor een kleine keur der reusachtige stalencollectie waarover een fabricante als R. en D. beschikt, een signatuur gereserveerd wordt van den kunstenaar-ontwerper. Voor een bepaalde categorie klanten zal dat al licht de aantrekkelijkheid nog verhoogen. Een waar museum van houten en meta len rollen, waarop de dessins van vroeger en later tijd geincrusteerd staan, bevindt zich in de sous-terrains van het nieuwe gebouw. Zooveel maal honderd duizend rolletjes pa pier verlaten per week de zijkant der fabriek. Wel mag men hier spreken van een mooie zuiver Hollandsche zaak, waar alles op rolle tjes gaat. J. H. DE BOIS. FILMKUNST. Tien jaar Paramount in Nederland. Gistermiddag hadden zich in het Carlton Hotel te Amsterdam een groot aantal belang stellenden in de film en het filmbedrijf ver zameld om den dag te herdenken, waarop nu tien jaar geleden, de N.V. Paramount Films haar uitrede in Nederland deed. In een dei- feestelijk versierde zalen huldigde een lange reeks spelers de jubilaresse, verpersoonlijkt in haar directeur den heer Charles Peereboom, die een groot deel van deze hulde endosseerde eendeels aan Adolph Zukor, den president der groote Amerikaansche organisatie, waarvan de Amsterdamsche instelling een onderdeel uitmaakt en aan den chef voor Europa, den heer Schafer, die persoonlijk aanwezig was en ook nog het woord heeft gevoerd. en anderdeels aan den staf van het personeel, dat de Neder landsche directie terzijde staat. Onder de sprekers, die den heer Peereboom complimenteerden, waren vertegenwoordigers van de verschillende takken van het filmbe drijf. Tuschinski, Van Kinsbergen. Hambur ger en tal van andere bekende persoonlijk heden uit de bioscoopwereld kwamen geschen ken aandragen. En, al ligt het voor de hand, dat ae belangstelling voornamelijk kwam van degenen, die door zaken-relatie met de maat schappij Paramount zijn verbonden, toch mag men een dergelijken gedenkdag ook van beteekenis achten voor hen. die hetzij de film kunst louter uit artistiek oogpunt beoefenen, hetzij genieten van de voortbrengselen van deze jongste der kunsten. Zeer terecht vroeg de heer Peereboom zich af, wat er gebeurd zou zijn, indien een paar jaar geleden, toen de Paramount een uiterst hachelijke financieele periode heeft doorstaan, het onheil door het krachtige optreden van Adolph Zukor niet ware afgewend en de Para mount uit de wereld van de film had moeten verdwijnen. Stellig zou men dan de leemte be merkt hebben, welke ontstaat door het plotse ling gemis van een krachtig werkende be- arij fsorganisatie. Een vennootschap als de Paramount is een zakelijke instelling, welke het in de eerste plaats, zoo niet uitsluitend om de winst is te doen. Het maakte een prettigen indruk, dat men op het herdenkingsfeest dit karakter geenszins verbloemde. Misschien moge een dergelijke openhartigheid een niet aan het Amerikaansch zakendoen gewend iemand iet wat rauw aandoen, deze zuivere kijk op het geval stemt toch aangenamer dan wanneer men het zakelijk doel van een dergelijke on derneming door idealistische frases verdoe zelt. Paramount produceert films gelijk een an dere fabriek zeep, chocolade of dakpannen. Maar behoeft men zich te schamen omdat men fabrikant is en niet meer dan fabrikant wil zijn? En moet men als fabrikant een ander gezicht zetten, wanneer men toevalligerwijze iets produceert, dat er geestelijker uitziet dan zeep, chocolade of dakpannen? Onweersprekelijk is, dat de geest zich niet zonder de stof kan openbaren en dat de kunst zinnige wereld aan de verhevendste droomen der cineasten geen zier zou hebben, wanneer dezen niet een „droomfabriek" ter beschikking stond, om aan hun droomen een concrete ge stalte te geven. Blijven niet zeer vele voortref felijke scenario's onuitgewerkt, omdat de film kunstenaars geen middelen bezitten om de fa bricage van hun geestesproduct te bekostigen en omdat geen geldschieter millioenen zal leenen aan immers om hun onzakelijkheid be ruchte artisten? Er moet een apart soort menschen bestaan, dat het risico durft wagen, om een filmstad als Hollywood uit den grond te stampen. In zijn genre is Adolph Zukor een kunstenaar van dezelfde grootte als in hun soort de beroemd ste cineasten. En Paramount, zijn schepping, was noodig, om de film gestalte te geven en onder ieders bereik te brengen. Paramount, het millioenenbedrijfdat al die duizenden regisseurs en acteurs en technische hulpkrachten en al die costumes en decors en al die ateliers en expedities en experimenten financiert, is niet alleen producent, maar zorgt ook voor de distributie. De maatschappij bezit, over de heele wereld verspreid, meer dan tweehonderd filialen. Van deze filialen is het Amsterdamsche er een. Hoezeer het bedrijf zich ontwikkeld heeft, blijkt wel uit de uitbreiding, welke het kantoor op de Keizersgracht sinds die tien jaren heeft ondergaan. Men is met twee vertrekken be gonnen en heeft thans een geheele voormalige patriciërswoning noodig. In de tien jaren, waarin het bedrijf bestaat, Is de omzet ver viervoudigd. Maar niet alleen in omvang, ook in gehalte is deze omzet vooruitgegaan. Technisch. men denke aan de geluidsfilm. zoowel als artistiek heeft de filmkunst zich in deze tien jaren enorm ontwikkeld en zonder een zake- lijken achtergrond zou voor een dergelijke ont wikkeling geen gelegenheid zijn geweest. Het moge een op winst gericht bedrijf om stoffe lijk voordeel te doen zijn, zonder zich naar de geestelijke en artistieke eischen van den tijd te voegen en naar het beste van 't beste te streven, zou ook de zakelijke kans op welslagen verloren gaan. Een lijst van de filmkunstenaars, die in deze tien jaar voor Paramount als regisseur of ac teur gewerkt hebben, hier af te drukken, zou geen zin hebben. Het kleinste kind kent hun namen. Maar dat het kleinste kind ook ten onzent hun namen kent, dat danken wij toch aan den arbeid van dat krachtig werkend distributie- bureau op de Keizersgracht, dat de bemidde ling tot stand brengt tusschen onze bioscopen en dat groote geheimzinnige rijk daar ginds in de verte: het fibnrijk van Hollywood. H. G. CANNEGIETER. Bedril'vieheid in onze filmindustrie. Nieuwe studio gebouwd. Er kan op het oogenblik niet meer geklaagd worden over lauwheid in de Nederlandsche filmindustrie. Na het minder gelukkig uitge vallen filmwerk Willem de Zwijger en het volksstuk de Jantjes, dat zoo veel succes boek te. werden Bleeke Bet en Malle gevallen ver filmd De eerste rolprent is klaar, de tweede zoo goed als, evenals de film Blokkade, waarin Louis de Vries en Jacques Reule de hoofdrol len vertolken. Dat Dood Water, met Jan Musch. een uitstekende pers ibultenlandschet want de première had plaats in Venetië) kreeg, is bekend. Op Hoop van Zegen staat voorts op stapel. En thans is men begonnen met de opnemin gen voor Het Meisje met den Blauwen Hoed. van Will Tuschlnsky, naar den roman van Fabricius. Hierin spelen Truus van Aalten en Roland Varno de hoofdrollen. De decors voor déze firn zijn gebouwd in de nieuwe tweede studio van Cinetone aan de Duivendrechtsche kade in Amsterdam. Dit nieuwe gebouw is an derhalf maal zoo groot als de eerste studio en meet 35 bij 20 bij 12 meter. Het Openluchtconcert van de H. O. V. De heer Schuurman vol goeden moed. Een traditie, die jaarlijks kan worden voortgezet Frits Schuurman. De werkkamer van den heer Schuurman vormt een waardig symbool van het om vangrijke werk. dat de voorbereiding van de groote gebeurtenis op het H. F. C.-terrein heeft gevergd. Als wij het sanctuarium van den H. O. V.- dirlgent hebben getreden ontwaren wij den artist als het ware gebarricadeerd door een uit stapels partituren opgebouwden muur. Al die muziekboeken en -bladen liggen daar oogenschijnlijk zoo stom en onbewogen, maar wie zich even hun beteekenis realiseert-, weet zich te midden der getuigen van een periode van moeitevollen volhardenden en ingewik- kelden arbeid. Dit is het, wat de zwijgende studeerkamer ons te zeggen heeft. De voorbereidingen van het openluchtcon cert vormen een punt van ons gesprek en de heer Schuurman geeft ons een vlucht-igen in druk van de talrijke moeilijkheden, die over wonnen dienden te worden. Muzikaal zoowel als technisch moest alles door eigen men schen worden ontworpen. Wanneer men be seft wat het beteekent zonder een comité van voorbereiding een dergelijk plan te ontwerpen en uit te werken, dan kan men niet anders dan zijn bewondering uitspreken voor H. O. V.-bestuur. dirigent en allen, die hen bij hun arbeid terzijde hebben gestaan. Wij peilen de verwachtingen, die de heer Schuurman zich ten aanzien van het groote muzikale evenement van Woensdag heeft gesteld en hij laat er zich zeer optimistisch over uit. „Ik heb van de deelnemende koren en hun dirigenten niets anders dan de grootste me dewerking ondervonden. Er wordt vol liefde en enthousiasme gewerkt en hieruit mag ik wel concludeeren. dat de H. O. V. als een on misbare factor in het Haarlemsche muziek leven wordt beschouwd en dat de deelnemen de muziekvereenigingen en koren een hooge opvatting van hun taak hebben". Aldus vat de orkestleider 2ijn oordeel over de repetities der laatste dagen samen. Vol waardeering spreekt hij zich verder uit over het feit. dat alle solisten belangeloos mede werken. Sommige hunner moeten er zich zelfs een niet onaanzienlijke reis voor getroosten. En een bijzonder hartelijk woord valt ook ten deel aan de Haarlemsche musici, die zich gratis voor de versterking van het orkest ter beschikking hebben gesteld. De heer Schuurman vestigt onze aandacht op een nieuwe mogelijkheid, die deze uitvoe ring voor de Haarlemsche muziekwereld kan bieden. „Dit concert is voor onze stad iets totaal nieuws", aldus zijn opmerking „en het zou, wanneer het blijkt te slagen, kunnen lelden tot een vaste traditie in die richting. Er zijn zooveel werken, die op uitvoering liggen te -wachten en speciaal in de open lucht tot hun recht komen". In dit verband noemde de heer Schuurman composities van verscheide ne Fransche componisten en de cantates van Benoit. Zal het muziekfestijn in den Haarlemmer hout inderdaad van een zoo verstrekkende be teekenis worden, dat wij op een jaarlijksch terugkeerende muzikale gebeurtenis kunnen rekenen? Zou dit concert misschien het be gin kunnen vormen van een opbloei in ons plaatselijk muziekleven? Het antwoord is ons inziens aan het Haar lemsche publiek. Wanneer het morgen het H. F. C.-terrein in dichte drommen zal bevol ken, is er reden om de toekomst hoopvol in te zien. Een laatste, dringende opwekking mag niet achterwege blijven. Haarlemmers, denkt aan uw H. O. V.! Helpt mede aan het voortbestaan van deze cul- tureele instelling door uw aanwezigheid op September aan de Spanjaardslaar,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 7