TOONEEL TE WEENEN EN BOEDAPEST
DINSDAG 4 SEPTEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
LETTEREN EN KUNST
~f
De nieuwe operette van Richard Tauber.
Lehars „Giuditta" weer in de
Weensche Opera.
WEENEN, 31 Augustus.
(Van onzen Weenschen correspondent.)
In het vermaarde Theater an der Wien,
heerscht op net oogenblik. niettegenstaan
de het zomerseizoen, nog niet ten einde is en
er dus neg geen voorstellingen in dit huis
plaats vonden, voortdurend groote bedrijvig
heid, want men is er druk bezig met de repe
tities van het door Richard Tauber zelf ge
componeerde nieuwe werk rPDer singende
Trdum" hetwelk in het begin van September
voor het eerst in dit theater voor het voet
licht zal komen, dus een wereldpremière, of
zooals men hier zegt: de „Uraufführung" van
dit zangspel.
Richard Tauber is de hoofdpersoon en nie
mand heeft zooveel te doen als hij. Nu eens
staat hij zelf op het tooneel te zingen, dan
weer geeft hij den anderen zangers en zan
geressen verschillende wenken, vlak daarop
heeft hij het een en ander met Hubert Ma-
rischka te bespreken, den directeur van het
theater, om een paar veranderingen in de dé
cors en de coulissen te laten aanbrengen, dan,
opeens, zit hij in zijn overhemd met een groo
ten uilebril op zijn neus, midden in het orkest
om met een maatstok iii zijn hand een paar
melodieën te dirigeeren. Hij is een duivels
kunstenaar, hij doet en hij kan alles, en hij
zal ook gedurende de voorstellingen in de
pauzes zelf dirigeeren om kort daarop weer
in de hoofdrol op het tooneel te zingen. Ja
men zal hem nóg in een heel andere hoeda
nigheid kunnen bewonderen: hij zal als goo
chelaar optreden, en hij zal werkelijke toover-
kunstjes laten zien. U wist niet, dat Tauber
ook goochelen kon? Nu, dat kon ook niemand
weten, want de kunstenaar is er pas mee be
gonnen dit te leeren. Hij neemt les van een
echten „illusionnist", Fritz Mertens geheeten.
In een hoekje van het tooneel werd een ge
heimzinnig uitziend kabinet ingericht. Nie
mand van de andere kunstenaars heeft er
ooit een blik in mogen slaan en niemand
(heeft het tot dusverre gedurfd de gordijnen
ook maar een klein beetje op te tillen. In dit
mysterieuze tentje wordt Tauber ingewijd in
de geheimenissen van de zwarte kunst. Hij
leert er. hoe men een bal in de lucht kan la
ten zweven en hoe men een voorwerp het
kan ook een levend wezen zijn! uit een ge
sloten kist spoorloos kan laten verdwijnen.
Tauiber is een gehoorzame en vlijtige scho
lier en zijn leermeester is dan ook erg tevre
den over hem.
Opdat hij ook goed de sfeer leert kennen,
die om een too venaar heen hangt, zijn Tau
ber en zijn leermeester met Marischka en nog
een paar goede vrienden dezer dagen op een
mooien avond naar den Prater getrokken,
waar zij verschillende kijkspullen en zooveel-
ste rangs-variétés bezocht hebben. Zij heb
ben er een gezelligen avond van gemaakt en
ook veel belangstelling voor schiettenten,
draaimolens en roetschbanen getoond.
Heel Weenen heeft zich al gespitst op Tau
ber's operette. Eiken dag staat Taubers groote
lichtblauwe automobiel uren lang voor het
:Theater an der Wien te wachten. Een
Weensch journalist heeft van de gelegenheid
gebruik gemaakt eens een praatje met den
chauffeur te maken. Erich Bischoff geheeten,
een grooten blonden kerel, die wel wat op
Hans Alberts lijkt. Hij heeft hem om zoo te
zeggen geïnterviewd en er een prachtig ver
haal van gemaakt. Gedurende de laatste vijf
jaren hebben Tauber en Bischoff tezamen
eventjes 318.000 K.M. in dezen wagen afge
legd. Door heel Europa zijn ze gereden. Vaak
maakten ze op één dag tochten van 700
K.M. (Zoo reden zij bijvoorbeeld aan één stuk
/door van Zürich naar Scheveningen en van
Berlijn naar Scheveningen.
Tauber houdt er niet van om langzaam te
•rijden. Wanneer de chauffeur maar een
vaartje van onder de honderd kilometer per
uur heeft, voelt Tauber zich niet op zijn ge
mak. Honderdtwintig en honderddertig kilo
meter. dan wordt het pas behoorlijk. Dan
kan Tauber ook in zijn wagen werken. Heele
brokstukken van „Der singende Traum" zijn
izoo onderweg geboren, terwijl de automobiel
roet een razende vaart door de landen snelde.
„Ik zelf floot dan~de melodie, die ik al gauw
van buiten kende", zoo vertelt de
chauffeur, „en mijn meester zong erbij. Tal
van nieuwe tangos en walsliedexen zijn op
deze wijze ontstaan. In zeker opzicht bij ik
dus Taubers medewerker geweest. Wanneer
ik onderweg in het een of ander plaatsje
benzine moest tanken, liep Hei-r Tauber vlug
een vleeschwinkeltje binnen om een paar
knakworsten te koopen. Wanneer we dan de
reis in volle vaart voortzetten aten we die uit
het vuistje."
Op de vraag waar Richard Tauber het po
pulairst was en waar hij het meest gefêteerd
was, antwoordde de chaufeur, dat dit moeilijk
te zeggen was. In Holland had de auto nog
niet zoo heel lang geleden een half uur op
dezelfde plaats moeten blijven staan, zooveel
lieden omringden den wagen om handteeke-
ningen van den zanger te krijgen. „Maar er
was ook politie bij" zoo voegde hij er eerlijk
aan toe, „die ons zocht omdat we te hard
gereden hadden!"
Bijna overal aan de grenzen in heel Europa
kent men de blauwe auto al. De douane-be
ambten maken het Tauber nooit al te lastig.
En meestal vragen zij hem. wanneer hij weer
eens voor de radio zingt, want dan kunnen zij
ook van zijn stem genieten.
Een nieuwe ster aan het Theater an der
Wien, die door Hubert Marischka ontdekt
werd, is Sari Gabor. een jonge blonde Hon-
gaarsche schoone, die ongeveer een jaar ge
leden aan de tooneel academie te Weenen ge
studeerd heeft en die daarna weer naar Boe
dapest terugkeerde. Zij dook dezen zomer
weer in Weenen op om aan den grooten in
ternationalen filmkunstwedstrijd deel te ne
men. Zij treedt nu in een van de voornaam
ste rollen van Taubers „Der singende Traum"
op. als een jong en erg verwend Amerikaansch
meisje. Dit is haar allereerste engagement aan
een theater. Het mooiste van haar heele rol
vindt zij, dat zij haar partner-, den bekenden
grappenmaker Fritz Steiner bij open doek,
twee flinke oorvegen mag toedienen! Ook be
dreigt zij hem een keer met een revolver.
Gedurende het afgeloopen seizoen heeft
men in de groote Weensche staatsopera met
bijzonder veel succes Franz Léhar's nieuwe
werk „Giuditta" tallooze malen opgeveerd.
Lehar zelf noemde dit werk geen operette
maar een „zangspel", daar het z i. te groot
Richard Tauber heeft de mannelijke hoofd
rol erin gecreëerd. Thans heeft men beslo
ten, dat „Giuditta" ook weer in het aanstaan
de herfstseizoen op het repertoire van de
opera zal staan en dat er een lange reeks van
uitvoeringen zal plaats vinden, waarin de
schoone Jarmilla Novotna weer
hoofdrol van Giuditta zal spelen,
terwijl Alfred Piccaver de vroeger door
Tauber (die slechts als „gast" in de opera
optrad) bezette mannelijke hoofdrol zal ver
tolken. De Parijsche schrijver Mauprey, die
reeds tal van operettes van Lehar in het
Pransch vertaald heeft, hield zich dezer da
gen te Weenen op en heeft met Lehar afge
sproken, dat hen nu ook „Giuditta" in de
Fransche taal zal bewerken. De eerste opvoe
ring in het Fransch zal reeds in October of
November in het Théatre Royal de la Mon-
r.aie te Brussel plaats vinden. Kort daarop zal
dan de eerste opvoering te Parijs volgen.
Te Uj-Pest, een voorstad van Boedapest is
op tragische wijze de pas vierendertig jaren
tellende bekende Hongaarsche operette-diva
Magda Bercelli, die indertijd met veel suc
ces in het Koningstheater en in het Stedelij
ke Operette-theater is opgetreden, om het
leven gekomen.Zij had ongeveer twee jaar ge
leden met de onmiddels ook overleden be
roemde actrice Erzsi Péchy een weddenschap
gesloten wie van beiden het eerste minder
dan vijftig kilogram zou wegen. Alle twee be
gonnen een vermageringskuur. De tooneel-
speelster is ongeveer een jaar geleden ge
storven en nu bleek ook het verzwakte
lichaam van de zangeres niet meer tegen de
stooten van het leven bestand. Haar dood
heeft in Boedapest een diepen indruk ge
maakt.
Een van de leden van het ensemble van de
opera van Boedapest, de tenor Ladislaus
Szücs, trad dezer dagen in het theater van
Uj-Pest op. Toen hij bezig was zich
in zijn kleedkamer voor de voorstelling van
den Duivelsridder uit te dossen, vond hij, dat
de dolman, dien de theaterkleermaker al
daar voor hem gemaakt had, niet mooi ge
noeg was en hem niet goed genoeg paste. Hij
gaf den armen kleermaker, die hem bij het
aankleeden hielp, een geweldigen opstopper,
waardoor de man twee tanden verloor.
Na afloop van de voorstelling trachtte
zanger het op een accoordje te gooien. Hij zei
nog tegen den kleermaker, dat deze „blij
moest zijn, dat zoo'n beroemde man als Szücs
hem geslagen had", maar de kleermaker
dacht er anders over en heeft denzelfden
avond nog een klacht bij de justitie inge
diend
De régisseur Gustav Machaty is te Weenen
bezig een film in elkaar te zetten, die den
naam „Nocturno" zal dragen. Hij had daar
voor ook een vijfjarig jongetje noodig en hij
heeft voor het vertolken van die rol het kleine
dochtertje van Maria Rey uitgezocht, welke
zelf als actrice aan de film medewerkt. Er
wei-den al verschillende opnemingen met Do
nata zoo heet het meisje gemaakt, maar
het kind weet er zelf niets van en denkt,
wanneer zij met haar moeder in een klein
hoekje naar „oom Machaty" in de buitenwijk
Hietzing toestapt. waar het filmatelier is, dat
zij er alleen maar leuke spelletjes gaat doen.
Vandaar, dat zij al vaak uit haar rol gevallen
is er er al heel wat strooken film bedorven
zijn. Maar in ieder geval is haar „spel" na
tuurlijk, wat voor den régisseur ook veel
waard is.
W. M. BEKAAR.
HET TOONEEL
Gezelschap Saalborn.
RUBBER.
Het heengaan van den heer Dijkstra.
Het manuscript van het tooneelstuk Rubber
moest eerst 'n paar jaren door de directieka
mers van de Hollandsche tooneelgezelschap-
pen zwerven, voordat Louis Saalborn het ter
opvoering aannam. En zie, reeds 94 dagen na
de première kondigt Saalborn de honderdste
opvoering van dit Indische tooneelspel aan.
Het getal 100 moge misschien wat geflatteerd
zijn. zeker is het, dat Rubber en nog wel
in de voor tooneelvoorstellingen minst ge
schikte zomermaanden een ongewoon groot
succes heeft gehad. Dit bewijst weer eens te
meer. dat de tooneeldirecties verkeerd doen
altijd maar weer hun successen van het bui
tenland te verwachten, terwijl die toch dik
wijls zoo dicht bij de hand liggen.
Rubber moge als drama zwakker zijn dan
als roman, het heeft toch kwaliteiten, die het
ons boven veel geïmporteerde waar doen stel
len. En het geeft in zijn realistische toonee-
len het Indische leven zuiverder en drasti
scher weer dan de meeste zoogenaamde Indi
sche stukken, die wij tot nu toe op het too
neel hebben gezien. Dit zal dan ook wel de
voornaamste reden zijn, waarom dit stuk
evenals de roman in Holland een zoo groo
ten bijval heeft.
Ik heb na de première te Amsterdam over
Rubber reeds een uitvoerige kritiek in ons blad
gegeven en zou deze opvoering te Haarlem dus
onbesproken hebben kunnen laten, wanneer
de rolbezetting na de eerste voorstelling niet
zoo zeer gewijzigd was. De aan vaste gezel
schappen verbonden artisten zooals Tour-
niaire. Van Dongen en Chris Baay zijn na 1
September niet meer beschikbaar en moesten
dus worden vervangen. Wat dit beteekent, zal
een ieder, die deze drie spelers in hun rollen
en vooral Toumiaire in zijn weergaloos
knappe creatie van Jan Meesters heeft ge
zien beseffen. Saalborn heeft thans zelf de
rol van Meesters, die ook in het -tooneelstuk
ten voeten uit geteekend is en een sterk ka
rakterspeler vraagt, op zich genomen. Saal
born accentueert vooral het komisch element
in de rol en speelt hem uitbundiger. Tour-
niaire gaf hem nog menschelijker en harte
lijker en speelde Meesters ook niet zoo gepro
nonceerd als een .verzopen" type. Maar Saal
born geeft- deze prachtige rol eveneens de
volle maat van zijn talent, zoodat Jan Mees
ters ook in deze bezetting het grootste deel
va.n het succes op zijn schouders draagt.
Een verbetering leek het mij, dat Jan van
Ees de rol van John van La er van Saalborn
had overgenomen. Deze rol eigent- zich beter
- voor het talent van Van Ees en hij vormde
yoor servet en te klein voor tafellaken was. met het frêle figuurtje van Paria de Raet.
ook meer een „paar" dan indertijd de ro-
buste, zware Saalborn. De tooneelen t-usschen
Van La er en Renóe kwamen dan nu ook be
ter tot hun recht dan vroeger, te meer, daar
Carla de Raet geheel gegroeid is in haar rol
en Renée thans volkomen van binnen uit, met
warmte en gevoelig temperament speelt.
Van Dongen, die van Hemert indertijd met-
aristocratische reserve voortreffelijk weergaf,
misten wij wel. Joh. Tlmrott speelde hem
vlakker, maar hij voldeed mij in deze rol toch
beter dan in die van Mr. Stevenson, den Ame-
rikaanscher. hoofdadministrateur welke hij
oorspronkelijk creëerde en die thans door Jos.
Liesting was overgenomen. Henry Dresselhuys
die Hamburger in de rol van Nick Ravinsky
yerving is niet bepaald l'homme a femmes",
wat deze veroveraar toch moet zijn. Willy
Timrott speelde nu Blok en ook hij bewees,
welk een dankbaar rolletje deze „sinkeh" is.
Overigens was de bezetting ongeveer als bij
de première en zij bleek ondanks enkele
zwakkere plekken sterk genoeg om ook
nu 't stuk naar het succes te dragen. Het na
vrante dramatische tooneeltje met Kikusan
aan het slot van I maakte opnieuw een die
pen indruk en het was vooral het derde ta
fereel tusschen Renee en Van Laar dat
thans sfeer en 'stemming kreeg.
Het publiek was in zeer grooten getale op
gekomen en leefde heel den avond intens met-
de handeling mee, zoodat ook hier het succes
volkomen was. Dit belooft dus van avond en
morgen wanneer Rubber weer gaat volle
zalen.
Na het vorige seizoen heeft er een veran
dering in onzen Stadsschouwburg plaats ge
grepen, die niet onvermeld mag blijven. De
verpachting van de buffetten is sinds 1 Sep
tember overgegaan in handen van den pach
ter van den schouwburg, den heer Deinum, en
zoo heeft de heer Dijkstra dus afscheid ge
nomen van ons stadstheater, waarin hij van
de opening in September 1918 af dat is
dus 16 jaar lang de buffetten naar aller te
vredenheid heeft beheerd. Het is wel zeker,
dat het heengaan van den heer Dijkstra, die
altijd de voorkomendheid zelve was, door de
trouwe schouwburgbezoekers ten zeerste
wordt betreurd. Zonder de wijziging in de
exploitatie zou hij dan ook onbetwist de pach
ter zijn gebleven.
Wij zullen het bekende gezicht van den
heer Dijkstra dus niet meer in den rookfoyer
zien en ik meen, dat een woord van afscheid
en van dank voor zijn goede zorgen, aan het
schouwburgpubliek gewijd, niet mag ontbre
ken in dit eerste verslag van het nieuwe sei-
3. B. SCHUIL.
Rath en Doodeheefver's
nieuwe fabriek te Amsterdam.
Aan de rand van de hoofdstad, op de Dui-
vendrechtsche Kade. hebben fietsers en auto
mobilisten die van de Weesperzijde af, hun
weg naar Diemen en het Gooi zochten, een
imposant fabrieksgebouw kunnen zien ver
rijzen. Zaterdag stond er de vlag in top: het
bedrijf, hierboven genoemd werd er offici
eel en feestelijk, in werking gesteld.
De Amsterdamsche wethouders Rustige en
Vos vertegenwoordigden het bestuur der stad,
voorzitter Crone de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel. Nadat de oudste directeur
der vennootschap, de heer H. P. Doodeheef-
ver met een inlichtende rede de bijeenkomst
geopend en daarbij ook dank aan architect
en aannemer, respectievelijk (de héeren Tabak
en Albers gebracht had, sprak namens de
gemeente wethouder Rustige die zijn naam
met eere draagt waarna deze, door op een
knop te drukken het geheele geëlectrificeerde
bedrijf in werking gestelde.
In éene seconde was de rustige sfeer door
een van opgewekt rumoer en feestelijke bezig
heid vervangen; de persen draaiden, druk
ten, rolden en knipten, in alle afdeelingen
waren de arbeiders aan den arbeid getogen
en groepsgewijs werden nu de bezoekers door
directie en bedrijfsleiders door de ruime ma
chinehallen, ateliers en pakzalen rondge
voerd. Van den goeden geest die hier tusschen
directie en personeel bestaat, hadden in den
aanvang der openingsplechtigheid reeds een
tweetal der hoogere employe's getuigd, en
men kreeg ook nu wel de indruk dat, als het
ware, ééne groote familie eendrachtig samen
werkt.
Het is geen alledaagsch verschijnsel dat een
Nederlandsche zaak, die als winkelzaak begon
nen veertig jaar geleden, tot grossier-
derij uitgegroeid en als fabrieksbedrijf thans
in staat in de allermoeilijkste tijd niet alleen
staande te blijven, doch' zich uit te breiden
en sterk te staan, zich een optimistische kijk
op de toekomst kan en mag veroorloven. Een
solide en gezonde handelsgeest bij de leiders
der firma mag daarvan een der invloedrijkste
oorzaken geweest zijn, ook in de aard van het
artikel kan een interessante aanwijzing lig
gen. Het verbruik van behangselpapier
hoorden wij vandaag is in Nederland groo-
ter dan in eenig ander land ter wereld, en
het woord „behangen" is bij Nederlanders
geweldig populair. Het aantal rollen behang
door R. en D. jaarlijks gefabriceerd, loopt in
de miUioenen! Het schijnt dus wel aan te
nemen dat de jongste neigingen om in nieuw
gebouwde huizen de wanden eenvoudig met
een verflaag te bespuiten, voorloopig aan de
voorliefde van een zelfgekozen behangsel geen
belangrijke concurrentie zal aandoen. Die
nog te geringer zal zijn, waar de behangsel
papierfabrikant, als thans, geheel aan de
eischen van een verfijnde smaak, ook in den
eenvoud, weet te beantwoorden.
Wij komen dan vanzelf over de meeerdere
of mindere „artistieke" waarde van het pro
duct te spreken, doch mogen daarbij nimmer
uit het oog verliezen, dat voor een grootbe
drijf dat rendeeren moet. de originaliteit van
een kunstenaar slechts bij uitzondering tot
den einde toe vertroetelend behandeld kan
worden. Wij hebben ons echter slechts de af-
freuse dessins van het behangsel uit onze
jeugdjaren te herinneren, om te erkennen,
ïoe zelfs in het goedkoopste massa-product
een betere smaak overwonnen heeft. Toch
vindt de fabricante erkent het grif zelfs
nu nog een vuil-bruin papiertje zijn afne
mers. Doch zij maakt, voor hetzelfde beetje
;eld en met veel meer genoegen voor haar
clanten een beschaafd en harmonieus ge
kleurde wandbedekking die, in stee van zoo
als vroeger, een onzegbare verveling op te
roepen, onzen geest opvroolijkt, ons humeur
verbetert. Zoo bezien, mag een fabricante als
deze actieve vennootschap zelfs van een cul-
tureele roeping van haar bedrijf spreken. Er
gaat inderdaad van de wijze waarop onze
wanden bedekt zijn, meer uit voor ons inner
lijk leven, dan wel toegegeven wil worden. En
een handelszaak die dat inziet, moet wel
trachten ook de ontwikkelde smaak te vol
doen, ook de aesthetische fijnproevers in het
gevlei te komen. Van het allerindividueelste
van een artist-ontwerper zal alleen in uit
zonderingsgevallen niets verloren kunnen
gaan en tusschen Industrieel en kunstenaar
zal steeds een accoord gevonden moeten wor
den. Hetgeen niet steeds gemakkelijk gaan
zal. Door een kunstenaar van naam gesig
neerde behangpapieren zullen noodwendig
kostbare rariteiten blijven, die buiten hei
grootbedrijf vallen. Zulk een rariteit hebben
wij indertijd met het behangsel van Th. Nieu-
wenhuis gehad die het in vellen van één
vierkante meter op de lithographische pers
drukte. Prachtig, maar niet praktisch en
waanzinnig kostbaar. Zoo iets is mooi, maar
niet levensvatbaar en slechts experiment voor
particulieren. Of er met de ontwerpen van
een Duco Crop indertijd ooit resultaten be
reikt zijn, kan ik mij niet herinneren.
We hebben daar een paar Hollanders ge
noemd, die pionniersarbeid op dit terrein ver
richt hebben, in een tijd dat aan het be-
behangselpapier nog weinig artistieke betee-
kenis werd toegekend. De samenwerking die
nu tusschen artist en industrieel aan het
groeien ïs, zal er misschien nog wel toe leiden
dat voor een kleine keur der reusachtige
stalencollectie waarover een fabricante als R.
en D. beschikt, een signatuur gereserveerd
wordt van den kunstenaar-ontwerper. Voor
een bepaalde categorie klanten zal dat al
licht de aantrekkelijkheid nog verhoogen.
Een waar museum van houten en meta
len rollen, waarop de dessins van vroeger en
later tijd geincrusteerd staan, bevindt zich
in de sous-terrains van het nieuwe gebouw.
Zooveel maal honderd duizend rolletjes pa
pier verlaten per week de zijkant der fabriek.
Wel mag men hier spreken van een mooie
zuiver Hollandsche zaak, waar alles op rolle
tjes gaat.
J. H. DE BOIS.
FILMKUNST.
Tien jaar Paramount in
Nederland.
Gistermiddag hadden zich in het Carlton
Hotel te Amsterdam een groot aantal belang
stellenden in de film en het filmbedrijf ver
zameld om den dag te herdenken, waarop nu
tien jaar geleden, de N.V. Paramount Films
haar uitrede in Nederland deed. In een dei-
feestelijk versierde zalen huldigde een lange
reeks spelers de jubilaresse, verpersoonlijkt in
haar directeur den heer Charles Peereboom, die
een groot deel van deze hulde endosseerde
eendeels aan Adolph Zukor, den president der
groote Amerikaansche organisatie, waarvan
de Amsterdamsche instelling een onderdeel
uitmaakt en aan den chef voor Europa, den heer
Schafer, die persoonlijk aanwezig was en ook
nog het woord heeft gevoerd. en anderdeels
aan den staf van het personeel, dat de Neder
landsche directie terzijde staat.
Onder de sprekers, die den heer Peereboom
complimenteerden, waren vertegenwoordigers
van de verschillende takken van het filmbe
drijf. Tuschinski, Van Kinsbergen. Hambur
ger en tal van andere bekende persoonlijk
heden uit de bioscoopwereld kwamen geschen
ken aandragen. En, al ligt het voor de hand,
dat ae belangstelling voornamelijk kwam van
degenen, die door zaken-relatie met de maat
schappij Paramount zijn verbonden, toch
mag men een dergelijken gedenkdag ook van
beteekenis achten voor hen. die hetzij de film
kunst louter uit artistiek oogpunt beoefenen,
hetzij genieten van de voortbrengselen van
deze jongste der kunsten.
Zeer terecht vroeg de heer Peereboom zich
af, wat er gebeurd zou zijn, indien een paar
jaar geleden, toen de Paramount een uiterst
hachelijke financieele periode heeft doorstaan,
het onheil door het krachtige optreden van
Adolph Zukor niet ware afgewend en de Para
mount uit de wereld van de film had moeten
verdwijnen. Stellig zou men dan de leemte be
merkt hebben, welke ontstaat door het plotse
ling gemis van een krachtig werkende be-
arij fsorganisatie.
Een vennootschap als de Paramount is een
zakelijke instelling, welke het in de eerste
plaats, zoo niet uitsluitend om de winst is te
doen. Het maakte een prettigen indruk, dat
men op het herdenkingsfeest dit karakter
geenszins verbloemde. Misschien moge een
dergelijke openhartigheid een niet aan het
Amerikaansch zakendoen gewend iemand iet
wat rauw aandoen, deze zuivere kijk op het
geval stemt toch aangenamer dan wanneer
men het zakelijk doel van een dergelijke on
derneming door idealistische frases verdoe
zelt.
Paramount produceert films gelijk een an
dere fabriek zeep, chocolade of dakpannen.
Maar behoeft men zich te schamen omdat
men fabrikant is en niet meer dan fabrikant
wil zijn? En moet men als fabrikant een ander
gezicht zetten, wanneer men toevalligerwijze
iets produceert, dat er geestelijker uitziet dan
zeep, chocolade of dakpannen?
Onweersprekelijk is, dat de geest zich niet
zonder de stof kan openbaren en dat de kunst
zinnige wereld aan de verhevendste droomen
der cineasten geen zier zou hebben, wanneer
dezen niet een „droomfabriek" ter beschikking
stond, om aan hun droomen een concrete ge
stalte te geven. Blijven niet zeer vele voortref
felijke scenario's onuitgewerkt, omdat de film
kunstenaars geen middelen bezitten om de fa
bricage van hun geestesproduct te bekostigen
en omdat geen geldschieter millioenen zal
leenen aan immers om hun onzakelijkheid be
ruchte artisten?
Er moet een apart soort menschen bestaan,
dat het risico durft wagen, om een filmstad
als Hollywood uit den grond te stampen. In
zijn genre is Adolph Zukor een kunstenaar van
dezelfde grootte als in hun soort de beroemd
ste cineasten. En Paramount, zijn schepping,
was noodig, om de film gestalte te geven en
onder ieders bereik te brengen.
Paramount, het millioenenbedrijfdat al die
duizenden regisseurs en acteurs en technische
hulpkrachten en al die costumes en decors en
al die ateliers en expedities en experimenten
financiert, is niet alleen producent, maar
zorgt ook voor de distributie. De maatschappij
bezit, over de heele wereld verspreid, meer dan
tweehonderd filialen.
Van deze filialen is het Amsterdamsche er
een. Hoezeer het bedrijf zich ontwikkeld heeft,
blijkt wel uit de uitbreiding, welke het kantoor
op de Keizersgracht sinds die tien jaren heeft
ondergaan. Men is met twee vertrekken be
gonnen en heeft thans een geheele voormalige
patriciërswoning noodig. In de tien jaren,
waarin het bedrijf bestaat, Is de omzet ver
viervoudigd.
Maar niet alleen in omvang, ook in gehalte
is deze omzet vooruitgegaan. Technisch.
men denke aan de geluidsfilm. zoowel als
artistiek heeft de filmkunst zich in deze tien
jaren enorm ontwikkeld en zonder een zake-
lijken achtergrond zou voor een dergelijke ont
wikkeling geen gelegenheid zijn geweest. Het
moge een op winst gericht bedrijf om stoffe
lijk voordeel te doen zijn, zonder zich naar de
geestelijke en artistieke eischen van den tijd
te voegen en naar het beste van 't beste te
streven, zou ook de zakelijke kans op welslagen
verloren gaan.
Een lijst van de filmkunstenaars, die in deze
tien jaar voor Paramount als regisseur of ac
teur gewerkt hebben, hier af te drukken, zou
geen zin hebben. Het kleinste kind kent hun
namen.
Maar dat het kleinste kind ook ten onzent
hun namen kent, dat danken wij toch aan den
arbeid van dat krachtig werkend distributie-
bureau op de Keizersgracht, dat de bemidde
ling tot stand brengt tusschen onze bioscopen
en dat groote geheimzinnige rijk daar ginds
in de verte: het fibnrijk van Hollywood.
H. G. CANNEGIETER.
Bedril'vieheid in onze
filmindustrie.
Nieuwe studio gebouwd.
Er kan op het oogenblik niet meer geklaagd
worden over lauwheid in de Nederlandsche
filmindustrie. Na het minder gelukkig uitge
vallen filmwerk Willem de Zwijger en het
volksstuk de Jantjes, dat zoo veel succes boek
te. werden Bleeke Bet en Malle gevallen ver
filmd De eerste rolprent is klaar, de tweede
zoo goed als, evenals de film Blokkade, waarin
Louis de Vries en Jacques Reule de hoofdrol
len vertolken. Dat Dood Water, met Jan
Musch. een uitstekende pers ibultenlandschet
want de première had plaats in Venetië)
kreeg, is bekend. Op Hoop van Zegen staat
voorts op stapel.
En thans is men begonnen met de opnemin
gen voor Het Meisje met den Blauwen Hoed.
van Will Tuschlnsky, naar den roman van
Fabricius. Hierin spelen Truus van Aalten en
Roland Varno de hoofdrollen. De decors voor
déze firn zijn gebouwd in de nieuwe tweede
studio van Cinetone aan de Duivendrechtsche
kade in Amsterdam. Dit nieuwe gebouw is an
derhalf maal zoo groot als de eerste studio en
meet 35 bij 20 bij 12 meter.
Het Openluchtconcert van de
H. O. V.
De heer Schuurman vol goeden
moed.
Een traditie, die jaarlijks kan worden
voortgezet
Frits Schuurman.
De werkkamer van den heer Schuurman
vormt een waardig symbool van het om
vangrijke werk. dat de voorbereiding van de
groote gebeurtenis op het H. F. C.-terrein
heeft gevergd.
Als wij het sanctuarium van den H. O. V.-
dirlgent hebben getreden ontwaren wij den
artist als het ware gebarricadeerd door een
uit stapels partituren opgebouwden muur. Al
die muziekboeken en -bladen liggen daar
oogenschijnlijk zoo stom en onbewogen, maar
wie zich even hun beteekenis realiseert-, weet
zich te midden der getuigen van een periode
van moeitevollen volhardenden en ingewik-
kelden arbeid. Dit is het, wat de zwijgende
studeerkamer ons te zeggen heeft.
De voorbereidingen van het openluchtcon
cert vormen een punt van ons gesprek en de
heer Schuurman geeft ons een vlucht-igen in
druk van de talrijke moeilijkheden, die over
wonnen dienden te worden. Muzikaal zoowel
als technisch moest alles door eigen men
schen worden ontworpen. Wanneer men be
seft wat het beteekent zonder een comité van
voorbereiding een dergelijk plan te ontwerpen
en uit te werken, dan kan men niet anders
dan zijn bewondering uitspreken voor H. O.
V.-bestuur. dirigent en allen, die hen bij hun
arbeid terzijde hebben gestaan.
Wij peilen de verwachtingen, die de heer
Schuurman zich ten aanzien van het groote
muzikale evenement van Woensdag heeft
gesteld en hij laat er zich zeer optimistisch
over uit.
„Ik heb van de deelnemende koren en hun
dirigenten niets anders dan de grootste me
dewerking ondervonden. Er wordt vol liefde
en enthousiasme gewerkt en hieruit mag ik
wel concludeeren. dat de H. O. V. als een on
misbare factor in het Haarlemsche muziek
leven wordt beschouwd en dat de deelnemen
de muziekvereenigingen en koren een hooge
opvatting van hun taak hebben".
Aldus vat de orkestleider 2ijn oordeel over
de repetities der laatste dagen samen. Vol
waardeering spreekt hij zich verder uit over
het feit. dat alle solisten belangeloos mede
werken. Sommige hunner moeten er zich zelfs
een niet onaanzienlijke reis voor getroosten.
En een bijzonder hartelijk woord valt ook ten
deel aan de Haarlemsche musici, die zich
gratis voor de versterking van het orkest ter
beschikking hebben gesteld.
De heer Schuurman vestigt onze aandacht
op een nieuwe mogelijkheid, die deze uitvoe
ring voor de Haarlemsche muziekwereld kan
bieden.
„Dit concert is voor onze stad iets totaal
nieuws", aldus zijn opmerking „en het zou,
wanneer het blijkt te slagen, kunnen lelden
tot een vaste traditie in die richting. Er
zijn zooveel werken, die op uitvoering liggen
te -wachten en speciaal in de open lucht tot
hun recht komen". In dit verband noemde de
heer Schuurman composities van verscheide
ne Fransche componisten en de cantates van
Benoit.
Zal het muziekfestijn in den Haarlemmer
hout inderdaad van een zoo verstrekkende be
teekenis worden, dat wij op een jaarlijksch
terugkeerende muzikale gebeurtenis kunnen
rekenen? Zou dit concert misschien het be
gin kunnen vormen van een opbloei in ons
plaatselijk muziekleven?
Het antwoord is ons inziens aan het Haar
lemsche publiek. Wanneer het morgen het
H. F. C.-terrein in dichte drommen zal bevol
ken, is er reden om de toekomst hoopvol in te
zien.
Een laatste, dringende opwekking mag niet
achterwege blijven.
Haarlemmers, denkt aan uw H. O. V.! Helpt
mede aan het voortbestaan van deze cul-
tureele instelling door uw aanwezigheid op
September aan de Spanjaardslaar,