DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. Viscount Lascelles, zoon van den graaf van Harewood, probeert den .draak", welke geëngageerd was voor de traditioneels .St. Joris en de draak'-jacht te Harrogate te dooden Een kleermakersbedrijf vóór dertig jaar op de .Almitento" welke in het R.A I-gebouw te Am sterdam wordt gehouden Bij het vertrek van de Nederlandsche Athletiekploeg naar de Europeesche kampioenschappen te Turijn probeerde Wim Kaan Maandag op het station te Amsterdam den voorzitter van de K N A.U., den heer A. J. G. Strenghoit, een krant te verkoopen De _R is In de maand en de oesters zijn er weer. Het debuut op een der boulevards te Parijs !n de Cunerakerk te Rhenen heeft Maandag een zware brand gewoed. Het blusschingswerk Obergruppenfuhrer Hühnlein, de leider der Duitsche motorsport, bij de controle Rot tenberg tijdens den internationalen motor- zesdaagsche in gesprek met Stabsführer Beyer-Ehrenberg (links) De gierpont .Zeldenrust" van het Drielsche veer bij Arnhem Is uit de vaart genomen, deer het door het aanbrengen van strekdam* men in den Rijn niet mogelijk is, de gierpont verder te gebruiken. Waterstaat weigert toestemming tot het in dienst stellen van een ander soort pontveer in verband met een geschil met de eigenares van het veer FEUILLETON Naar het Amerikaansch bewerkt door J. VAN DER SLUYS. 13) „Dat begrijp ik. Waar is miss Hardesy op het oogenblik?" „Zij heeft vannacht dienst op het sana torium". ..Zij zal morgen bij het vooronderzoek aan wezig moeten zijn om haar mededeelingen aan den rechter van instructie te herhalen. Zegt u het haar maar vast. De politie zal haar nog wel officieel oproepen". „Dat zal ze wel niet erg prettig vinden", meende de verpleegster. „Nu wel te rusten, mr. Bristew," en met deze woorden nam zij afscheid. Niet lang daarna kwam Greenleaf binnen. „En wat heb je uit Withers kunnen krij- (gen?" begroette Bristew hem. „Niets dan een grooten mond", gaf de t hoofdcommissaris hem somber ten antwoord, f „En meer zullen we voorloopig ook niet van <hem te hooren krijgen. Hij zei: „Jullie bent knap opgetreden hoor met al je verborgen dreigementen. Opgerukt! Morgen zal ik wel 'met Sam Braceway praten!" Maar een vraag 'heb ik hem toch nog kunnen stellen en wel. of hij gisteravond overschoenen heeft aan- „En wat gaf hij ten antwoord?" vroeg Bristew hem, innerlijk geamuseerd om de neerslachtigheid van zijn chef. „Hij zei, dat het me geen steek aanging Hij werd gewoon dol, toen ik dat gevraagd had. Hij ging nog veel erger te keer dan .vanochtend hiervHij zag er.uit, alsof hij gek was geworden, zóó was hij aan het gesticu- leeren met vuurrood hoofd en het schuim op zijn lippen. Heusch, hij zag er uit, alsof hij voor geen moord terug deinsde". Verrast keek Bristew op. Wat de hoofd commissaris zei, vertoonde veel overeen komst met wat straks de verpleegster over de uitlating van mevrouw Withers had ver teld. „Hij £ag er uit, alsof hij me zou aan vliegen". „Hij blijft vannacht op no. 5 slapen. Hij. miss Fulton en de verpleegster, miss Kelly". „En", vroeg Bristew, terwijl hij het boek, waarin hij had zitten lezen, terzijde legde. ..welke conclusie trek je uit een en ander? Wat denk je morgen bij het vooronderzoek te doen? Ik heb ook nog nieuws voor je". Daarna vertelde hij hem, wat miss Rut gers hem had meegedeeld. „Ik wil me natuurlijk graag naar je goe den raad richten", merkte Greenleaf op, „maar ik had zoo gedacht: we zullen alle bewijzen, die we tegen Perry bezitten, mee- deelen en hem in arrest laten houden. We hebben voldoende aanwijzingen tegen hem de twee knoopen, zijn mislukte poging cm een alibi te verstrekken, de indruk van rub berzolen voor den ingang van het huis, de omstandigheid, dat Lucy Thomas niet meer weet, of ze hem al dan niet den sleutel van de keuken van no. 5 heeft gegeven". „Dat kan ze zich immers niet herinneren, is het niet?" „Neen: ze wist er zelfs geen steek meer van, nadat we haar een poosje achter slot en grendel hadden gehouden". „Greenleaf, ben je er heusch van overtuigd dat Perry mevrouw Withers heeft vermoord en beroofd?" „Ik ben van oordeel, dat althans zeer wel mogelijk is", gaf de hoofdcommissaris na denkend ten antwoord. „En als hij inderdaad onschuldig is, zal het feit, dat wij hem opge sloten houden, den waren schuldige onacht zamer doen zijn, zoodat we in dat geval groo- ter kans hebben, hem bij den kraag te krij gen". „Je hebt gelijk. Wat ben je te weten kunnen komen over den geheimzinnigen man, dien Withers zegt gezien te hebben. Den kerel met de diep over het hoofd getrokken pet. de lange regenjas en den gouden tand?" „Maar een droevig beetje. Jenkins heeft zijn uiterste best gedaan. Een kellner van Mapplewood Inn dacht let wei: dacht dat hij zoo'n iemand een week of drie gele den in de zaal had zien zitten. En een van mijn agenten, Ashurst, verklaart er vrijwel zeker van te zijn, dat hij iemand, die aan het signalement van den onbekende beant woordt. ongeveer twee maanden geleden hier in de buurt heeft ontmoet, op den hoek van de Freeman Avenue. Het moet zoowat mid dernacht zijn geweest." .Heeft Ashurst hem in de gaten gehou den?" „Dat niet bepaald. Hij zag hem de Free man Avenue afloopen, alsof hij naar de stad wilde gaan". „En wat zag de bewuste kellner? Wat voer de die kerel in de Mapplewood Inn eigenlijk uit?" „Niets hij liet zich alleen maar een doos je cigaretten brengen en ging een tijdje la ter weer heen". „Zag niemand anders hem?" „Voor zoover wij hebben kunnen nagaan, neen". „Heeft hij zich niet ln een van de hotels hier laten inschrijven?" „Ook daarvan hebben we niets kunnen vinden". „Merkwaardig", meende Bristew. „Heel eigenaardig. Ja, ik geloof ook, dat je gelijk hebt. Greenleaf. Stel Perry in staat van be schuldiging, tot we iets beter ontdekken. Als het laboratoriumonderzoek uitwijst, dat zich tusschen zijn nagelvuil huidschilfers van een blanke bevinden, zal naar mijn meening het bewijs tegen hem geleverd zijn. Maar daar het niet noodzakelijk is. dat ik morgen bij het vooronderzoek ben, blijf ik liever thuis, om mij niet noodeloos te vermoeien". ,Best, dat komt in orde hoor!" .Dank je", antwoordde Bristew, op zijn horloge kijkend^ wat voor Greenleaf ëen tee- ken was om aan zijn bezoek een einde te ma ken. „Morgenochtend tusschen acht en ne gen uur ben ik weer hier", zei hij opstaand; tenminste als dat je schikt". „Wat kom je doen?" „We kunnen dan eens in den tuin achter no. 5 rondsnuffelen. Als de moordenaar mis schien iets heeft laten vallen, wil ik graag degeen zijn, die het vindt". „O. ja. dat had ik al heelemaal vergeten", antwoordde Bristew op een toon. waaruit duidelijk viel op te merken, dat hij dit zoe ken al bij voorbaat nutteloos achtte. „Nu, dat is dan goed. Ik zal met je meegaan". Maar Greenleaf had nog iets op het hart. „Die Braceway". vervolgde hij op sarcas- tischen toon, „zal morgenochtend hier aan komen. Wat moeten we doen? Met hem sa menwerken?" „Natuurlijk", gaf Bristew luchtig ten ant woord. als wilde hij den tegenzin, dien Green leaf tegen den detective koesterde, uit den weg ruimen". Zelfs als hij niet bekwaam was, zou dat het beste zijn, wat we kunnen doen". „Goed", sprak Greenleaf op zuren toon. „Wat ik zeggen wil, met je aanstelling bij de recherche is het in orde. Ik heb dat vanmid dag even geregeld. Nu, wel te rusten". En met deze woorden nam hij afscheid. HOOFDSTUK 9, Nerveusiteit. Lucy Thomas zat dien avond omstreeks middernacht op den rand van de brits in haar cel. Terwijl zij in de duisternis staarde, trachtte zij zich de gebeurtenissen van den vorigen avond weer voor den geest te halen. Lucy had niet het apathische, domme uiter lijk van zoovele negervrouwen. Het was dan ook niet een tekort aan intelligentie, waar mede ze op dit oogenblik te kampen had: ze vocht tegen den nevel van vergeetachigheid. die haar dronkenschap over haar uitgespreid 'had. 's Middags .eii *5 avonds ïürj £e politiejaar een verhoor afgenomen, maar zij had niets anders kunnen meedeelen. dan da*., zij en Perry in haar uit twee vertrekken bestaande woning aan het drinken waren geweest. Wanneer hij was weggegaan, wat hij had ge zegd of hij nog eens was teruggekomen. daC waren alles dingen, die volkomen uit haar geheugen waren weggevaagd. Toch herinnerde zij zich enkele bijzonder heden, die zij echter niet tegenover de poli tie had losgelaten. Een dezer bijzonderheden was, dat zij en Perry op een gegeven oogen blik ruzie hadden gehad. Verder, dat zij iaat in den nacht of des ochtends heel in de vroegte van een vallenden sleutel had ge hoord. een sleutel, dien zij aan een koord om den hals had gedragen. Zenuwachtig schoof zij heen en weer op. haar brits; haar slapen klopten, haar tong was als leer en de tranen drongen haar in de oogen. „Ik weet het niet; ik weet het niet", dacht' zij bitter. „Als Perry den sleutel van me heeft afgenomen, is hij natuurlijk naar dat huis gegaan. En hij was stomdronken. En als hij- het niet is geweest, die den sleutel heeft ge pakt en hem later op den grond heeft ge gooid, wie heeft het dan wel gedaan?" Perry is een leelijke deugniet", snikte zij, „als hij maar een klein beetje te veel ge-: dronken heeft. Niemand weet dat beter dan. ik. En verleden nacht liet hij zich iets ont-j vallen over een heele hoop geld. Hij... Haar stem brak en kreunend wierp zij zich achter-1 over op de brits. i „Wat een ellende! Wat een ellende! En hij} heeft iets gezegd over die blanke dame met' haar vele geld. Maar ik weet niet meer wat!1 Ik kan het me niet meer te binnen brengen.- Nu geloof ik ook wel, dat hij de moordenaar; is. Daarom heeft hij natuurlijk met me ge vochten. En hij heeft den sleutel te pakken gekregen. Dat weet ik zeker. Als hy die blan ke dame heeft vermoord, zullen ze hem dood maken. En dan kunnen we nooit met elkaar trouwen. Ze zullen hem ophangen of op den electrischen stoel zetten. O. o!" - ..(Weidt 3fEttB8&

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9