Uitteren in ECunst
Hef Muziekconcours
te Halfweg.
De Revisor
Zoo n erge Hoofdpijn?
AKKER.CACKETS
DE MAN, DIE DE
TROEVEN HAD.
MAANDAG 10 SEPTEMBER 1934
HAARCEM'S D G B L* A D
9
MUZIEK.
Opening en marschwedstrijd.
„Luctor et Emergo", Amsterdam, 3e eereprijs
127 p.
Harmonie:
Tramkorps E.S.M. HaralemLelden, le eere-
pr. 150 p.
„Onderlinge Oefening" Uitgeest, 2e eereDr.
135 p.
„Nestelroy", A'dam, 3e eerepr. 104 p.
Hoogere afd.
Fanfare:
„Crescendo", Westzaan, le eerepr. 159 p.
„Excelsior", Oostzaan, 2e eerepr. 154 p.
„Heer Hugowaard" 3e eerepr. 144 p.
Harmonie:
„Excelsior", Noord Scharw. le eerepr. 170 p.
„Sted. Muz. Korps", Den Helder, 2e eerepr.
153 p.
„Kunst na Arbeid", IJmuiden, 3e eerepr.
149 p.
Voorts ging de groote bronzen medaille van
H.K.H. Prinses Juliana (voor 't hoogst aantal
punten van het vrije werk) naar „Crescendo",
Westzaan.
De dito medaille van H.M. de Koningin (voor
hoogst aantal punten over 't geheele concours),
eveneens naar „Crescendo", Westzaan.
De groote gouden medaille van het gemeen
tebestuur van Haarlemmerliede en Spaarn-
woude (voor hoogst aantal punten verplicht
werk) na loting tussehen Westzaan en Pur-
merend aan „Kunst na Arbeid", Purmerend.
De zilveren Lier van Burgemeester L. H. Si
mons (voor hoogst aantal punten in den
marschwedstrijd) ging naar Den Helder (Ste
delijk Muziekkorps).
De zilveren medaille van den gemeentesecre
taris, den heer F. Hokwerda (voor hoogst aant
punten marschwedstrijd op 1 Sept.) kwam na
loting in handen van „Crescendo", Ouderkerk
a. d. Amstel.
Deze uitspraak werd wederom bij monde van
wethouder P. H. van Essen bekend gemaakt,
doch wij gingen niet heen, alvorens hij. nu ook
weer burgemeester Simons persoonlijk aan
wezig was met vele leden van het Eere-Comité,
het Gemeentebestuur van Haarlemmerliede en
Spaarnwoude nadrukkelijk zijn dank had be
tuigd, waar het dit concours van „Eensgezind
heid" op zoo voorbeeldige wijze heeft willen
steunen.
Met nog een dankwoord aan de Directie der
Suikerfabriek „Halfweg" en der Centrale Sui
kermaatschappij. een vriendelijk woord aan de
pers. en voorts ook aan de medewerkenden der
concerten tussehen de concoursdagen in. be
sloot de voorzitter van het uitvoerend Comité
zijn taak. die hijzelf met opoffering van veel
tijd en met prijzenswaardige werklust heeft
vervuld.
Wij willen er nog extra op wijzen, dat het
woord van burgemeester Simons, het concours
te zien als een cultureel belang van groote
waarde, zich te Halfweg ten volle heeft be
waarheid. Deze laatste dag heeft dat ai weer
duidelijk bewezen, waar zooveel werd ten ge-
hoore gebracht dat met het werk van vakmu
sici op één lijn gesteld mag worden. Ook het
volmaakt ordelijk verloop van dit concours, en
het met overgave luisteren door het publiek,
mogen mede als bewijs gelden voor de waar
heid van wat zooeven werd gezegd.
G. J. KALT.
Het Tooneel te Amsterdam.
De Jubileumvoorsfelling van den Stadsschouwburg.
rr
Deze laatst,# concoursdag is alweer, evenals
de drie vorige, buitengewoon begunstigd door
het weer,, Wel kwam er juist voor den aanvang
van dan marschwedstrijd een leelijke bui op
zetten, die het niet bij dreigen liet, maar de
marschwedstrijd liep geheel vrij; niet zoodra
echter was die voorbij, of Pluvius haalde zijn
scha in, maar deerde daarmee geen mensch.
Op het feestterrein, waar ook ditmaal weer
"de marschwedstrijd werd gehouden, had bur
gemeester Simons (en met hem het eere-co-
mité en het uitvoerend comité) de gasten van
dezen dag ontvangen op de hem eigen wijze
in een vlot toespraakje, waarna de korpsen
spoedig aantraden om zich onderling in den
marschwedstrijd te meten. Deze had weer een
vlot verloop en wij kunnen alvast meedeelen,
dat er onder de negen deelnemers vier werden
onderscheiden met een eersten prijs. Het
waren:
„Crescendo", Westzaan met 55 1/2 punten.
„Forzando", Amsterdam met 54 p.
„Trou en Vriendschap, A'dam met 55 1/2 p.
,Atam", Den Haag met 54 p.
Een tweeden prijs verwierven:
„Nestelroy's Harmonie", A'dam met 51 p.
„Avanti", A'dam met 45 p.
„Vollenhove's fanfarekorps" met 47 1/2 p.
„Excelsior", Den Haag met 52 1/2 p.
„Wilhelmina", Santpoort met 51 p.
De beide winnaars met 't hoogst aantal pun
ten moesten bij loting uitmaken, aan wien ten
deel zou vallen de door een der standhouders
uitgeloofde fruitmand. Deze ging met een
hoeratje naar Amsterdam.
Deze middag was weer rijk bezet, en weel
waren het de jongeren, die zich 't eerst in de
muziektent nestelden. Uit Heiloo kwam, onder
de zekere leiding van Alb. Meyns, het fanfare
korps „Jong Eensgezindheid". Het kon wel niet
anders, of alreeds deze vierde afdeeling moest
voldoening geven, nu Meyns, die straks aan 't
slot nog eenmaal zou komen in de eere-afdee-
ling, den stoot gaf. En zoo kwam 't ook uit.
Was t een toeval, dat deze leider werd aange
wezen op deze plaats, dan was 't een gelukkig
toeval geweest. Het spel der jonge menschen
was resoluut, 't ging in een mooi rythme en
in mooien klank. Een harmoniekorps uit Den
Haag, een afdeeling hooger, had in het force
een veel te grooten klank, terwijl trombones
en bassen te laag waren. „Avanti", Amsterdam,
had te weinig hout om een mooi geheel te kun
nen vormen. Bij 't korps uit Vollenhove was de
directie ietwat vaag. In dit opzicht voldeed
„Ons Genoegen" uit Egmond aan Zee veel be
ter; alleen de solopiston was niet op dreef.
„Excelsior", Den Haag, beschikte over een
heusche trompet, die den toon echter niet con
tinu wist te houden. Bij „Voorwaarts", Haar
lem was opvallend de mooi bezette klarinetten-
partij. Het was jammer dat het vrije nummer
een beetje minder gelukkig werd opgezet; het
rammelde hier wat, en de onderverdeeling dei-
noten was niet geheel duidelijk. Ook bij „Wil
helmina", Santpoort was er niet die eenheid,
die we van dit korps gewoon zijn. De opzet van
't verplicht werk was niet zuiver, en in 't vrije
werk was men, even vóór 't slot, ook niet heel
gelukkig. Een mooie nuanceering behoord
eveneens tot de vrome wenschen. 't Is waar,
we waren hier in een eerste afdeeling, en 't ge
halte der muziek wordt beter, maar meteen de
eischen aan de uitvoering hooger. We gingen
nu over naar de eere-afdeeling fanfare, met als
verplicht werk Vlessing's „Ouverture solen
nelle". Drie korpsen dongen hier mee, waarvan
het eerste uit Amsterdam niet aan redelijk ge
stelde eischen voldeed. Het fugato was slecht,
de fraseering onvoldoende, de middenstemmen
onduidelijk. Offenbach's „Orphée aux enfers"
was een beleediging voor het publiek. Het korps
uit Twisk „West-Frisia" voerde 't verplicht
werk zeer goed uit; in Mendelssohn's „Fingals-
höhle" hield directeur Koolhaas de klank op
zettelijk terug, maar jammer genoeg daarmee
ook het tempo en remde hij de prettige vaart
dezer muziek. De goede, milde klank wilde niet
recht komen, al was 't slot veel beter.
„Heer Hugowaard" ten leste gaf in deze af
deeling superieur werk. Vooral met „Les bur-
graves", ouverture van Valette, legde dir. Van
Naar het Amerikaansch bewerkt door
J. VAN DER SLUYS.
Nadruk verboden.
18)
„En is dat nu vier jaar geleden?" sprak
Braceway.
„Ja".
„Kende juffrouw Maria Fulton toentertijd
Henry Morley?"
„Neen. dat geloof ik niet. Ik geloof, dat
Morley ongeveer drie jaar met haar bevriend
is".
De drie mannen waren stil, ieder met de
zelfde gedachte bezig; dat op Morley de
schuld geschoven werd voor een reeks van
handelingen, die vier jaar geleden evenzoo
gebeurd waren, toen hij de familie Fulton
nog niet kende, met dit verschil, dat deze
laatste keer een moord gevolgd was op de
chantage, of wat het dan ook geweest was.
De theorie van zijn schuld was verzwakt.
„Meneer Withers heeft mij verteld", zei
Bristew, „dat de juweelen ongeveer een jaar
geleden te Washington verpand zijn".
„Dat is waar", bevestigde Fulton. „Maai
bij die gelegenheid wist ik er niets van tot
Enid bij me kwam, alweer met het verzoek de
juweelen in te lossen. Haar echtgenoot was
onverwachts te Washington aangekomen en
had naar de juweelen gevraagd. Ik gaf het
geld. Deze keer was het bedrag acht duizend
dollar".
„En was dat alles, meneer Fulton?"
De oude man keek weer naar buiten naa;
de bergen, alsof hij poogde iets van hun rust
en kalmte, te winnen.
Mever zeer veel eer in, al zal niet elk de mo
derne allures van dit werk naar waarde weten
te schatten. De directie was prachtig be-
heerscht en een nauwlettend beschouwen over
waard. Hierna werden de verwachtingen steeds
hooger gespannen.
In de eere-afd. harmonie kwam Alb. Meyns.
een der gaarne geziene gasten uit het Noorden,
met Beethoven's „Egmont"-ouverture. Als vol
strekt volleerd vakman toonde ons deze lee-
ken-muzikant de schoonheden van Beethoven's
muziek en gaf er een vertolking van, in één
woord: heerlijk. Ook met Wagner's „Walküre"-
muziek genoot men met volle teugen zoowel
van de muziek als van de wijze, waarop Meyns
dit alles wist te verkrijgen van zijn dillettan-
ten. Het was verrukkelijk. Maar nog was de
middag niet ten einde. Want ons restte nog (in
de superieure afd. fanfare) het prachtige korps
„Crescendo" uit Westzaan. Van de ouverture
„Capitaïne Trafalgar" was de klank magistraal,
de nuanceering over-rijk, en technisch kon
men ook niet anders dan die groep eenvoudige
muzikanten en hun knappen leider hartelijk
bewonderen. Tot eindelijk in de ouverture
„Pyramé et Thisbe" (van E. Tremisot) de bril
jante klank, de bewonderenswaardige techniek
der beide tuba's, de soprani en vanzelf ook de
geheel beheerschte en in-muzikale directie de
aanwezigen stemde tot ondubbelzinnige blijken
van waardeering. Op deze plaats mag het ge
zegd worden, dat rasmuzikanten als Toon de
Vries, Alb. Meyns, Van Mever, Pranger, Pala
(om ons te bepalen tot de mannen die hun
werkkring hebben in Holland benoorden het
Noordzeekanaal) zeer veel luister hebben bij
gezet aan dit concours, dat weer zoovelen heeft
doen genieten. De uitspraak over dezen middag
luidde:
Harmonie:
4e afd. „Nestelroy's harm., Amsterdam, le pr.
30 punten.
3e afd. „Atam", Den Haag, 2e pr. 276 p.
„Avanti", Amsterdam, le pr. 300 p.
2e afd. „Voorwaarts", Haarlem, 2e prijs
288 p.
Eere-afd. .Forzando", A'dam, le pr. 331 p.
Fanfare:
4e afd. „Jong Eensgezindheid", Heilo, le pr.
300 p.
3e afd. „Vollenhove's fanf. korps", 2e pr.
288 p.
„Ons Genoegen", Egmond aan Zee, 2e pr.
286 p.
2e afd. „Excelsior", Den Haag, 2e pr. 279 p.
le afd. „Wilhelmina", Santpoort, 2e pr. 276 .p
Eere-afd. „Trou en Vriendschap", Amster
dam. 2e pr. 288 p.
„West-Frisia", Twisk. le 322 p.
„Heer Hugowaard", le pr. 317 p.
Superieure-afd. „Crescendo", Westzaan, le
pr. 348 p.
De Eere-wedstrijd.
Aan de jongeren alweer, om den eere-wed-
strijd te openen. Maar „Jong Eensgezindheid",
dat eerst kort geleden (vóór 10 maanden) werd
opgericht, bezat geen derde nummer om uit
te voeren. Buiten mededinging mocht het
daarom (onder luiden bijval van 't publiek
werd deze mededeeling gedaan) het vrije werk
van 's middags uitvoeren. Het heette „Fleur
de Mai" en toonde, dat er uit dit jeugdkorps
iets moois belooft te groeien. Meyns staat daar
trouwens-borg voor. Intusschen: het korps uit
Heer Hugowaard onder Van Mever was hier
aan al voorafgegaan met de ouverture „Si
j'étais roi" van Ad. Adam. De noten kwamen
niet alle in haar volle waarde naar voren, maar
er waren dikwijls heel mooie momenten. Uit
A'dam kwam Nestelroy's harmonie met „L'at-
tente fait mourir" (in de volksmond: La tante,
vet maar hier). Het invetten geschiedde al
licht niet volgens de regelen der kunst, want
geheel zuiver van klank reageerden de musici
daarop niet.
„West-Frisia", Twisk, gaf de Slavonic rhap
sody van Friedemann in mooien klank en straf
rythme, „Forzando", A'dam Rossini's ouver
ture bij „De barbier van Sevilla". Dit stuk ligt
het korps niet heel voordeelig. De klank was
wat te dik, en 't geheel kwam niet zoo nauw
gezet tot uitvoering. Met Wagner's ouverture
„Kienzi" eindelijk besloot Toon de Vries met
zijn Crescendo, Westzaan dezen eerewedstrijd
op hoogst eervolle wijze en de aanwezigen ge
noten met volle teugen.
Nu was ook het oogenblik gekomen, dat over
de vier concoursdagen de uitslag van den eere
wedstrijd zou vallen. Men was in Halfweg zoo
mild, de lagere afdeelingen een afzonderlijke
onderscheiding toe te kennen, dus de afdee
lingen een, twee, drie en vier gescheiden van
de hoogere, als uitmuntendheid, eere-afd. en
superieure afd. De uitslag dan in den eere
wedstrijd was:
Lagere afd.
Fanfare:
„Patrimonium", Amstelveen, le eereprijs
147 p.
„Door willen verkregen", Beets, 2e eereprijs
144 p.
„Neen. Nu vroeg ik haar, wat haar zoo
hinderde. Ik legde haar uit, dat ik haar gee
nerlei verwijt zou maken, dat ik haar alleer.
maar wilde helpen, haar troosten. Maar zij
wilde niets vertlelen. Zij verklaarde, dat
niemand haar kon helpen en dat het nu voor
den laatsten keer was geweest, dat ze haar
juweelen beleend had. Zij schreide bitter
ik hoor het nog en zij smeekte mij te ge-
looven. dat zij zich nergens schuldig aan had
gemaakt. Het betreft mij niet alleen. Ik
moet er mij door heen slaan", dat was alle
opheldering, die zij mij meende te kunnen
geven. Het eenige feit. dat zij onthulde was.
dat de man, die het haar destijds in Atlan
tic City moeilijk had gemaakt, ook hier voor
aansprakelijk was".
Bristew herinnerde zich opeens, dat me
vrouw Allen dezelfde uitlegging had gekre
gen. toen zij getracht had mevrouw Withers
te troosten.
„Arme stakker!" zei Braceway en zijn stem
klonk heesch. „Zij was toch wel dapper
moedig tot het einde".
„Ik geloof", besloot Fulton en het leek, of
alle energie hem in den steek liet. „dat dit
alles is, wat ik u had te vertellen. Het is al
les. wat ik weet. Ik wilde u maar duidelijk
maken, dat die man met den gouden tand
geen verzinsel is, zooals u schijnt te geloo-
ven. Laat u niet om den tuin leiden, heeren.
Hij is knap en hij gebruikt zijn bekwaamhe
den alleen voor onwaardige doeleinden. Hij
is moeilijk te benaderen, sluw en hij werkt
steeds in het duister. Hij is laag en gemeen
en zou voor geen moord terugdeinzen. En ik
ben er zeker van, dat hij in den moord op
mijn dochter de hoofdfiguur was. Niets
geen macht ter wereld kan mij ooit doen
gelooven, dat Enid door den neger vermoord;
is. Het klopt niet op wat er aan voorafgegaan
is".
..Als het ook maar eenigszins mogelijk ir
om dien man te vinden dan zullen wij hei
doen", verzekerde Bristew hem.
Braceway stond op.
„Daar kunt u uw laatste dollar onder ver
wedden, meneer Fulton", zei hij met warmte.
Van de Zaterdagavond ter herdenking van
het 40-jarig bestaan van den Stadsschouw
burg te Amsterdam gegeven jubileum-voor-
stelling, die zeer afwisselend maar wat over
laden was. zullen mij drie momenten als de
meest treffende, het langste bij blijven. Daar
was allereerst het oogenblik, waarop de stem
van Louis Bouwmeester uit het donker op
klonk in deze zaal, waar wij hem zoo dik
wijls dezelfde woorden hadden hooren zeggen.
Er ging ontroering door het publiek, toen die
in geen jaren meer gehoorde, maar ons nog
zeer bekende stem de woorden sprak: „Heeft
een jood geen handen, geen armen, geen
beenen. geen gevoel, geen begeerten, geen
hartstochten?" Hoe dikwijls hadden wij
Bouwmeester dat niet en op dezelfde
plaats hooren zeggen? Wij voelden toen al
len, dat hü de grootste roem van het gebouw,
waarvan wij thans het jubileum vieren, was
geweest.
En dan was er als tweede indrukwekkend
moment de verschijning van de 86-jarige me
vrouw Van Beem— Kapper naast de ook reeds
bijna 80-jarige Anna Sablairolies in De Vijf
Frankforters. Ook hier een stuk historie, dat
ons herinnerde aan een anderen bloeitijd van
ons tooneel. die voor altijd voorbij is. Het
publiek voelde het eveneens zoo. want geen
der andere artisten ook de grooteren niet
werd met een zoo warm. enthousiast ap
plaus ontvangen als-deze twee „oudjes", die
daar nog eens voor het laatst de rollen speel
den. welke zij zoo dikwijls onder Royaards
hadden vervuld. Wat moet er omgegaan zijn
in die 86-jarige vrouw, die opgeroepen uit
haar rust oud en gebogen, nog eens voor
de laatste maal in haar leven voor een stamp
volle zaal mocht optreden!
En dan was er als slot de toespraak van me
vrouw MannBouwmeester, de actrice, die
zooals wethouder Walraven Boissevain terecht
zeide van alle nog levende artisten de roem
rijkste vertegenwoordigster van een groot ver
leden is. Heel de zaal rees op om haar bij haar
verschijning op het tooneel nog eenmaal een
geestdriftige ovatie te brengen op dezelfde
plaats, waar men haar zoo dikwijls had toe
gejuicht.
Het zal wel een ieder getroffen hebben met
welk een gratie deze 84-jarige actrice daar te
midden van al die jongeren gezeten was. In
haar „plastiek" was nog hetzelfde „konink
lijke" als in de jaren, waarin zij haar beroem
de rollen speelde. En toen zij aanving te spre
ken, klonk die stem nog even klankrijk als
vroeger. Tot in de verste hoeken van de zaal
was zij te verstaan en deze laatste overgeble
vene van de Bouwmeesters gaf met haar voor
beeldige articulatie nog een voorbeeld aan al
de jongeren, hoe er op het tooneel gesproken
moet worden.
De woorden, die zij sprak, gingen regelrecht
naar het hart van allen daar in de zaal. „Het
is voor mij" zoo zeide mevrouw Mann
„een geluk nog eenmaal op dit tooneel te mo
gen staan, waar ik 35 jaar heb gespeeld. Hier
heb ik de mooiste jaren van mijn leven gehad,
hier ben ik gelukkig geweest. Ik vind het heer-
„Als hij gevonden kan worden, dan zullen wij
hem vinden".
De oude man stond op. Hij voelde zich ver
moeid. Braceway pakte zijn arm en samen
gingen zij de stoep af.
„Zie :k u vanmiddag nog?" riep Bristew
den detective na.
„Ik denk van wel", riep Braceway over zijn
schouder terug. Zoodra ik geluncht heb. wil
ik met Abrahamson gaan praten. Greenleaf
schijnt hem niet belangrijk te vinden".
Bristew weifelde even en hinkte toen de
stoep af.
„Neem mij niet kwlaijk, meneer Fulton",
zei hij, terwijl hij de twee mannen inhaalde.
..maar is er niets, geen enkele aanwijzing,
geen mogelijk spoor, dat u ons over dezen ge-
heimzinnigen man geven kunt?"
„Neen niets", antwoordde Fulton vermoeid.
„Ik heb u alles gezegd, wat ik wist".
„Dan nog iets: toen u vanmorgen op no. 5
arriveerde, was ik in den salon getuige van
uw ontmoeting met uw dochter Maria. Ik
vertrok dadelijk, maar toch zag ik uw ge
laatsuitdrukking. terwijl u haar begroette.
Het leek mij alsof er een beschuldiging in
lag".
..Die lag er ook in", gaf de oude man toe
..Enid had mij geschreven, dat Maria haar
dringend om geld had gevraagd, om veel geld.
Natuurlijk, toen ik van detragedie hoor
de, dacht ik tegelijkertijd aan die oude moei
lijkheid, die voor Enid altijd een zware last is
geweest: geld. En nu laakte ik Maria. Maar
dat was natuurlijk verkeerd".
Dat begrijp ik", zei Bristew.
Hij keerde naar zijn veranda terug en ging
zitten. Hij overdacht alles, wat de vader der
vermoorde vrouw hem had verteld. Voor zoo
ver hij kon nagaan, had dat alleen maar ge
diend om de verdenking tegen Morley nog te
versterken. Wanneer ontdekt werd, dat Maria
Morley gekend had tijdens dat geval in At
lanta City dan was dat funest voor Morley.
En Braceway zou het van hem winnen. Na-
tuurliik was er nog een kans. Het was best
mogelijk, dat Morley naar no. 5 was gegaan
om Enid te vermoorden als hij niet nog meer
lijk nog éénmaal voor een stampvolle zaal te
mogen spreken. U, geliefd Amsterdamsch pu
bliek, vraag ik in naam van de kunst en in
naam van alle tooneelspelers; steunt het too
neel!"
Dit was het ontroerende slot van den avond,
waarvan de indruk wellicht nog grooter zou
zijn geweest, wanneer men het programma
niet zoo overladen had. Want op een hoewel
zeer boeiende toch reeds lange voorstelling
van De Revisor was na een groote pauze
een spectacle coupé gevolgd, dat op zich zelf
reeds bijna groot genoeg was om een avond te
vullen. Hierdoor was het op het laatst moeilijk
voor de artisten de belangstelling van het ver
moeide publiek nog wakker te houden, vooral,
omdat wij tussehen half 12 en 2 enkel frag
menten te zien kregen. Dat Van Dalsum en
Charlotte Kohier tegen het slot van den avond
bijvoorbeeld nog een lange scène uit het eer
ste bedrijf van „De Comedie van het Geluk"
moesten spelen, waar hun gezelschap reeds
heel den avond vóór de pauze had gevuld,
leek mij onnoodige overdaad en had in dit
overzicht van Nederlandsch tooneel der laat
ste jaren gemist kunnen worden.
In korte scènes, die wij hadden te zien als
..historische fragmenten", kregen wij een beeld
van het tooneel, zooals het in de laatste jaren
is geweest. Daar verscheen allereerst Verkade,
die merkwaardig jong nog als Hamlet
met den monoloog „Te zijn of niet te zijn" on-
piiddellijk stemming op het tooneel wist te
brengen. Zijn Hamiet-scène hoe wel over
wogen was zijn dictie en hoe vol adel zijn ver
schijning was artistiek een der hoogtepun
ten van den avond.
Daarop volgde een tafereel uit den Gys-
breght, waarin mevrouw Royaards en haar
zoon als Badeloch en Broer Peter den glorie
tijd van Royaards voor ons één moment deden
herleven. Wie zouden dit beter en met meer
piëteit hebben vermogen te doen dan deze
twee artisten, die Royaards zoo na hebben ge
staan? Paul Huf zei mooi van klank de rei der
Edelinghen.
De stem van Royaards, die na de reeds
vermelde scène uit De Vijf Frankforters, waar
aan ook John Gobau medewerkte deze be
langrijke periode afsloot, maakte niet den
indruk als die van Bouwmeester, omdat wij
moeite hadden in het door de gramofoonplaat
gereproduceerde geluid de toch zoo karakte
ristieke stem van Royaards te herkennen. Het
was ons, of wij den zoon Ben Royaards
inplaats van den vader hoorden.
Jan Musch verscheen gezeten tussehen
Mary Musch—Smithuyzen en Georgette
Rejewsky als de markies de Mascarille en
bracht met zijn komisch, levendig spel en
geestige dictie een der beste voorstellingen
van Het Schouwtooneel in herinnering. Mis
schien nog grooter was het succes, dat Vera
Bondam en Cees Laseur daarna oogstten met
hun scène uit .Als ik wilde". Toen wij deze
twee daar zagen spelen in subtiel, elkander
volkomen begrijpend, geestig en natuurlijk
samenspel, konden wij het slechts betreuren,
dat de veranderde omstandigheden ook deze
geld van haar kreeg en dat Perry hem vóór
geweest was en den moord al gepleegd had.
Nu hij die theorie eenmaal had opgesteld,
wilde Bristew zijn geloof aan de schuld van
Perry niet opgeven.
Een auto snorde Manniston Road in en
hield voor no. 9 stil. Zijn dokter. Dr. Mow
bray, sprong uit den wagen en liep de stoep
°P-
„Goeden morgen, dokter!" riep de patiënt
hem vroolijk toe.
Morgen", antwoordde Mowbray gemelijk.
„Hoe verzin je het om voor Sherlock Holmes
te willen spelen?"
„Gaat u zitten", noodigde Bristew hem uit.
..Ik speel niet voor Sherlock Holmes, maar ik
dacht, dat het mijn plicht was te helpen, als
ik kon".
„Dat kun je juist niet!" barste Mowbray
uit. „Je zult in je graf liggen, eer je het weet.
Het vergt veel te veel van je." Hij haalde snel
zijn horloge te voorschijn met de handigheid
van een goochelaar. „Laat mij je pols voe
len".
Bristew liet dit toe. „Precies zooals ik
dacht twintig slagen te veel. En je adem
haling lijkt naar niets. Heb je gerust van
daag of gisteren?"
„Niet veel, dokter".
Mowbray keek hem zeer ontstemd aan.
„Nu, vriendlief, ik zal je dit zeggen: als je
mijn voorschriften niet opvolgt, trek ik mijn
handen van je af. Nu weet je het!"
„Het spijt me heel erg, dokter, maar ik kan
nu mijn tijd niet in bed doorbrengen", ant
woordde Bristew met zooveel overredings
kracht als hij kon.
,.Ik zal wel eens willen weten, waarom niet"
„Ik ga morgen naar Washington, maar het
moet geheim blijven. Ik vertrouw het u als
geneesheer toe en
„Ga je naar Washington? Man, je bent gek
stapel gek!"
..En toch", drong Bristew aan, „moet ik
gaan".
„Voor dien moord?"
„Ja".
„Heel goedl" brieschte Mowbray terwijl hij
twee artisten. die Qua talent zoo volkomen bij
elkander passen, hebben gescheiden.
Met den bekenden pagode-monoloog ver
plaatste Louis de Vries als Narciss ons in den
tijd der romantiek en tegelijk in dien van
het oude Neerlandsch. Hoe vaak hebben wij
dien monoloog ook niet van Bouwmeester ge
hoord! Het was wel heel jammer, dat geen
der „ouder." van het oorspronkelijke „Neer
landsch", dat 25 jaar de planken van den
Stadsschouwburg heeft bespeeld, voor ons die
periode nog eens kon doen herleven. Maar de
theaterbilletten uit dien tijd. die thans als
deel van de tentoonstelling waarover ik in
een afzonderlijk artikel hoop te schrijven
zijn opgehangen aan de muren naast de en
tree-trap, bevatten bijna enkel namen van
gestorvenen en wij zagen daaruit, dat die tijd
geheel ..historie" is geworden.
Als slot van het „Spectacle Coupe" kregen
wij de bekende scène tussehen Catherina en
Petruccio uit De Getemde Feeks van Magda
Janssen en Louis Saalbom en bet gelukte
deze twee door hun levendig, kleurrijk spel
zoo waar om de door het late uur bedenkelijk
gedaalde belangstelling weer op te wekken en
zoo den avond nog joyeus te eindigen.
De voorstelling was geopend met een op
voering van De Revisor, het klassieke blij
spel van Gogol, dat precies een kwart eeuw ge
leden in 'n vertooning door 't oude Neerlandsch
op dezelfde planken was gegaan. Dit verslag is
reeds zoo lang geworden, dat ik mij over de
opvoering van De Revisor moet beperken tot
een korte kritiek. Na de voorstelling te
Haarlem, die na het groote succes te Am
sterdam zeker wei volgen zal, hoop ik uitvoe
riger op de voorstelling te mogen terugko
men.
De Revisor dan sloeg getuige de vele
open doekjes en de enthousiaste ovatie aan
het slot bij het feestelijk gestemde publiek
geweldig in.
Het was vooral het laatste door Van
Dalsum voortreffelijk geregisseerde bedrijf,
dat dien bijval verdiende. Daar kregen wij
tooneel in grooten stijl te zien. In de bedrij
ven, die daaraan vooraf gingen, trof het mij,
dat het spel van de twee debutanten bij dit
gezelschap van Oscar Tourniaire en Wil-
helmi.ne Duymaer van Twist niet geheel op
dat der anderen was ingesteld. Zij speelden
minder in de groteske nu en dan sterk
caricaturale richting dan de overige artis
ten. Tourniaire toonde ook nu een onzer eer
ste karakterspelers te zijn. maar toch herin
ner ik mij van Pavloffs gouverneur van eenige
jaren geleden dat deze rol nog meer kannen
heeft en nog rijker gevarieerd kan worden
gespeeld.
Wilhelmina Duymaer van Twist vond m
Anna Andrejewna een haar prachtig liggende
rol en haar eerste optreden in dit milieu
werd een voor haar verdiende triomf.
Paul Storm was de revisor. Hij had goede mo
menten o.a. in het derde bedrijf rnaar
deze rol vraagt toch een speler met meer fan
tasie en grooter zwier. Storm vult ook nog
niet voldoende het tooneel om een zoo be
langrijke rol wat zou Cruys Voorbergh hier
iets prachtigs van gemaakt hebben te dra
gen.
Van de vele andere rollen noem ik Frits
van Dijk. die in het groteske als Bobschinsky
kostelijk was. en Jules Verstraete, d.e weer
uitblonk als directeur van de ziekeninrichting.
Ook Louis van Gasteren en Van Warmelo had-
ren plezier van hun rollen. Maar dat deze
voorstelling toch nog in veel verschilde met de
schitterende opvoering van de Russen, dat
zagen wij bijvoorbeeld in zoon klein rolletje
als van Mischka. dat hier vrijwel onopgemerkt
bleef en Waarvan mej. Korsa! bij de Russen
iets onvergetelijks wist te maken.
Toch zal ook De Revisor voor het Amster
damsch Tooneelgezelschap ongetwijfeld een
groot succes worden. Deze scherpe satire is
voor alle tijden geschreven. Tout Amsterdam
was Zaterdagavond aanwezig. Dc stampvolle
zaal de schouwburg was reeds 2 uur na
opening der loketten geheel uitverkocht
heeft herhaaldelijk uiting gegeven van haar
blijde en geestdriftige stemming. Zeker niet
het minst, toen de heer Joh, M. Bendien, de
tegenwoordige directeur, gehuldigd werd. En
het waren vooral de artisten. die zich niet on
betuigd heten bij de huldiging van Bendien.
Deze altijd bescheiden man heeft in den laat
sten tijd vooral bewezen hoe zeer hij als hoofd
van den stadsschouwburg op zijn plaats is.
0. B. SCHUIL.
Binnen een kwartier kunt Ge die
vergeten zijn en U als herboren
voelen door één of twee van die
Volgent recept ren Apotheker Oumonl
AKKERTJES"
(Adv. Ingez. Med.)
als een duiveltje-uit-zijn-doosje oprees. Ga
ga maar naar de Noordpool als je wilt. Ik
bedank je hoor! Ik kan niet iemand behan
delen. die zoo eigenwijs is. Goeden morgen,
meneer".
Bristew antwoordde hem niet; de dokter
liep snel de stoep af en stapte in zijn auto.
..Meneer Bristew". Lucy is er", zei Mattie
aan de deur van de huiskamer.
HOOFDSTUK 13.
Lucy Thomas vertelt.
Lucy kwam langzaam de kamer binnen eri
bleef bij de deur staan. Zij was een van die
eigenaardige negerinnentypen, die men soms
in het Zuiden ziet, nogal licht van huid met
porcelein-blauwe oogen en krullend haar. dat
in plaats van zwart, bruin of roodbruin is.
Na een verschrikten blik op Bristew gewor
pen te hebben, bleef zij met gebogen hoofd
en een uitdrukking van pruilende koppig
heid voor hem staan.
„Ga zitten!" beval hij na eenige oogenblik-
ken van stilte, op een stoel bij den muur wij
zend.
Zij ging zitten, terwijl hij de deur sloot.
„Lucy", zei hij, terwijl hij aan zijn onderlip
trok en midden in de kamer staand op haar
neerzag. „Ik zal je geen kwaad doen en er is
niets om bang voor te zijn. Alles, wat ik van
je verlang, is dat je mij de waarheid vertelt".
Niettegenstaande deze geruststellende
woorden ontging de vrouw de scherpte in zijn
stem niet en zij werd nog koppiger.
„Ik weet heelemaal niks bijzonders; lk heb
alles a! op het politiebureau verteld".
„Luister naar mij", beet hij haar toe. Ik
wil, dat je me alles zegt. wat je Je herinnert
van wat Perry Carpenter gedaan en gespro
ken heeft, verleden Maandagavond eergis
terenavond"
Zij sloeg haar oogen snel op en weer neer
en haar oogleden knipperden
..Ik weet wel. wat u wilt en ik weet er heele
maal niks van", protesteerde zij.
.(Wordt vervolgd^ J
Het Middagconcours.
FEUILLETON