DE MAN, DIE DE TROEVEN HAD. De beste Fransche piloten namen deel aan de luchtvaartwedstrijden welke op het vliegveld Saint-Cyr werden gehouden. Een der deelnemers in de bocht Op den Dam te Amsterdam is een reclame zuil gebouwd voor de groote land- en tuin bouwtentoonstelling die 14 September a s. in de nieuwe Markthallen der hoofdstad wordt geopend Aan den maaltijd. De drre jonge leeuwtjes in den Haagschen dieren tuin met hun moeder genieten een goede eetlust De Nederlandsche athleten, die deelgenomen hebben aan de athletiekkamploenschappen te Turijn zijn Dinsdagavond in ons land teruggekeerd. De aankomst van Berger (met krans) op het C. S. te Amsterdam De heer K. G Goedewaagen, directeur der Incassobank is Dinsdag te Amsterdam in het huwelijk getreden met mevrouw Clair Bonebakker, dochter van den oud-directeur der Koloniale Bank De Engelsche juniores-tenniskampioenschappen zijn op de banen te Wimbledon begonnen. Een vroolijke groep gereed voor de eerste wedstrijden Den oud-burgemeester van Alkmaar, mr. Wen- delaar, is Dinsdag een door Oskar Mendlik ge schilderd portret aan geboden FEUILLETON Naar het Amerikaansch bewerkt door J. VAN DER SLÜYS. 20) Abrahamson dempte zijn stem en op zijn elleboog over de toonbank leunend, kwam hij met zijn gezicht dichtbij dat van Brace way. „Het is maar een idee en ik verzeker u. 'dat ik het aan geen anderen sterveling zou vertellen, maar ik mag u graag, meneer Bra- icerway. Ik heb vertrouwen in u. Meneer Wi thers en die man met den gouden tand en den baard iets in den blik van zijn oogen, 'iets in den vorm van zijn schouders, nu, om kort te gaan r— de een deed mij een beetje aan den ander denken. En ze waren hier nooit tegelijk binnen, 't Is maar een idee, zei ik, maar toch Hij spreidde zijn handen uit, richtte zich op en glimlachte. Braceway kon zijn verbazing niet verber gen. „Bedoelt u, dat Withers de „S....st", en Abrahamson hield een pro testeeren de hand op. „Niet zoo hard praten, meneer Braceway. Het is maar een idee, dat. u eens kunt overdenken. Ik bestudeer altijd gezichten en sommige ideeën zijn van waarde sommige niet". „Lieve deugd", Braceway wendde een geest drift voor. die hij niet voelde. U hebt mij een grooten dienst bewezen, meneer Abra hamson". Hij dacht even snel na. Drie maanden ge leden. Waar was George Withers toen ge weest? Drie maanden geleden was het de eerste Februari. Hij schrok. Toen was het immers, dat Withers naar Savannah gegaan Wfis! Tenminste hij had gezegd, dat hij naar Savannah ging. En twee maanden geleden? Hij wist het niet zeker, maar wanneer was George uit Atlanta vertrokken en naar Memphis gegaan? De detective moest in zichzelf lachen. Hij zou een eed hebben kunnen doen op Withers' onschuld. Abrahams idee was te zot. De men- sohen werden vaak het slachtoffer van in den wilde weg redeneeren als ze opgewonden wa ren. Hij vroeg den pandjeshuishouder, waar hij dan toch dien man meer gezien had. maar zonder baard, alleen met een knevel en borstelige wenkbrauwen. „Dat is van het grootste belang'', zoo drong hij aan. „Als u zich dat kunt herinneren, nu. dan heb ik den moordenaar te pakken". ..Laat u mij een paar dagen tijd. Misschien schiet het mij te binnen". „Best! Wilt u mij nu laten zien wat hij twee maanden geleden verpandde en wat drie maanden geleden?" Abrahamson bladerde in een groot-boek, ging naar de brandkast achter in den winkel en kwam met twee kleine pakjes terug. In het eene bevonden zich twee armbanden, de eene was bezet met smaragden en diaman ten, de andere met robijnen. In het tweede pakje was een gouden ring met een grooten diamant, omgeven door kleine robijnen. „Ik gaf hem zes honderd dollar op de arm banden," legde Abrahamson uit; ze zijn mooi prachtig; en drie honderd vijftig op den ring". Braceway gaf hem de juwelen terug. Het waren juweelen van de collectie Withers. „Ziet u, meneer Braceway", voegde de oude man er aan toe", deze heele zaak, de moord en alles, zal mij geld kosten. Deze juweelen zijn gestolen goed. Greenleaf laat ze voor- loopig hier bij wijze van lokaas. Misschien zal deze of gene probeeren ze in te lossen. Dat denkt hij. Wat mij betreft, ik geloof het niet". Hij zuchtte en pakte de juweelen weer zorgvuldig in. „Ja", gaf de detective toe: „het is wel on gelukkig U hebt er groot belang bij, dat de waarheid aan het licht komt. ik wou, dat u mij kon vertellen, waar u dien man gezien hebt zonder zijn gouden tand en den brui nen baard". „Geduld, waarde vriend. Misschien weet ik het morgen me wel te herinneren". Braceway bedankte hem en wilde juist den winkel uitgaan. Hij had een nieuw idee. Hij keerde zich weer tot den pandhuisbaas. .Dat is. waar ook", zei hij. „Ik ga morgen naar Washington. Als u zich de plaats her innert. wilt u mij dan telegrafeeren?" „Zeker, zeker". De detective schreef op een strookje pa pier: S. S. Braceway, Willard Hotel". Hij gaf het aan Abrahamson. „Telegrafeer mij aan dat adres", instrueer de hij. „O", voegde hij er aan toe, „nog iets anders. Hoe zoudt u dien kerel nog verder beschrijven, behalve dan dat hij een baard droeg en een gouden tand had?" „Heel dunne lippen", antwoordde Abraham son langzaam, „en een groote gebogen neus en blond haar en ik zou zeggen nogal een zachte, hooge stem". „Mooi", riep Braceway. „Meneer Abraham- son, u hebt, geloof ik daar juist den man be schreven, die den moord gepleegd heeft. En ik weet, waar hij is". Morley was hem in het hotel aangewezen en Abrahamson's geheugen had een vrij goe de gelijkenis van den jongen man geschetst, zooals hij hem herinnerde. Waarom zou hij zich niet dadelijk zekerheid verschaffen? „Ik ben u wel zeer verplicht", ging hij voort- en ik meen, dat dat de reden is, waarom ik geloof, dat ik verder van uw diensten gebruik kan maken. Ik zal u vertrouwen, zooals u in mij vertrouwen hebt gesteld. Ik ga nu naar het Brevord hotel terug. Zoudt u mij willen volgen en den man, die daar met mij zal zijn, eens goed willen aankijken?" De oogen van den pandhutébaas glinster den. „Gaat u maar vast, meneer Braceway, ik kom u in een paar minuten na." „Als de man, waar u me mee zult zien. de man is, die zich vermomd had en als hij er meer op leek dan meneer Withers, geef dag geen teeken. Als hij de man niet is dan geeft u mij een teeken". Morley was de eerste, dien Braceway zag, toen hij de hall van het hotel binnen trad. Hij verloor geen tijd. maar ging dadelijk naar de lederen canapé toe, waarop de jonge man gezeten was. Morley zag er bleek en ontdaan uit en hoewel hij een kTant voor zich hield, staarde hij voor zich uit. Braceway besloot een kans te wagen. Zijn intuitie was hem dikwijls tot groote hulp geweest. Hij stelde zich voor. „Ik dacht juist", zei hij. terwijl hij naast Morley ging ziten, „of u mij soms ergens mee zoudt willen helpen?" Morley zuchtte en legde de courant neer eer hij antwoordde: „waarmee?" „Met vermommingen gelaatsvermom mingen". Morley zag hem aan en voelde, dat de oogen van den detective hem als 't ware doorboorden. „Hoezoo, vermommingen?" „Ik had een idee misschien hoorde ik het van George Withers dat u zich erg in teresseerde voor tooneelspel. Morley kleurde. „Ja, dat is te zeggen", antwoordde hij, „ik was vroeger lid van een tooneelgezelschap. toen ik aan de Universiteit van Pennsylvanië studeerde. Maar ik wist niet, dat Withers daarmee op de hoogte was". Hij fixeerde Morley niet langer. Hij had Abrahamson in het oog, die bij de kranten tafel stond bij den hoofdingang. „Ik dacht, dat George het mij had gezegd, maar ik vergis mij zeker. Hebt u wel eens een valschen baard aan gehad?" De ochtendbladen hadden vermeld, dat een man, die een bruinen baard en een gouden tand droeg, verdacht werd wegens den moord op mevrouw Withers. Morley had dit alles ge lezen en Braceway's vraag verwonderde hem „Neen", antwoordde hij. „Ik heb meestal vrouwenrollen gespeeld". Abrahamson schudde ontkennend het hoofd. Het was Braceway duidelijk, dat hij .ia Morley geen gejifefipis ypnd met dop man, - i die vermomd zijn winkel binnen gekomen was. Braceway drong bij Morley niet op verdere; inlichtingen aan. ,Dan kunt u me niet helpen", lachte hij welgemoed. „Vrouwen dragen geen baar den". Hij stond op met een terloopsche opmer king over het warme weer en ging naar de lessenaar van den boekhouder. Hij dachtfc „hij heeft gelogen. Ieder academisch jaar boekje bevat de rolverdeeling van de uitvoe ring van het studententooneelgezelschap. Ik zal naar Philadelphia telegrapheeren". Hij zocht den directeur van het Brevord Hotel op en vroeg: „Waar is de piccolo, die verleden Maan dagavond dienst had. meneer Keene?" „Hij is op het oogenblik in het hotel. Hij heet Raddy". „Wilt u hem naar mijn kamer sturen?" Braceway stapte de lift binnen. Vijf mi nuten, nadat hij verdwenen was, ging Mor ley naar de schrijfkamer. Zijn hand beefde, toen hij een pen opnam. Hij schreef twee of drie regels op verschillende velletjes papier, de een na den ander, maar verscheurde ze allemaal. Het briefje, dat hij tenslotte gereed kreeg, deed hij in een enveloppe en adresseerde- deze aan Braceway. Het luidde als volgt: „Geachte heer Braceway. Toen u mij J over de vermomming vroeg, dacht ik aan ietsj anders en ik begreep niet precies, wat u zei] of wat u wenschte te weten. Ik herinner mij i nu. dat ik een keer de rol gespeeld heb van j een man, die een baard droeg in een stuk, I dat opgevoerd werd door mijn universiteits- tooneelclub. Maar ik kan er mij niet genoeg van herinneren om mij zelf te kunnen uitge-j ven voor een deskundige op het gebied van vermommingen. Hoogachtend, i HANftY MORÖPr* Hij ging naar de portiersloge, waar hij het' briefje voor den defective achterliet. w .(Wordt v^voigsO*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9