ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1934 AAN ALLEN! Er zijn veel jongens en meisjes, die op hun verjaardag wel eens mogen zeggen, waar zij op dien feestdag graag naar toe zouden gaan. En dan is 't antwoord vaak: naar de bioscoop! Maar, als ik in September jarig was, zou ik zeker wenschen: een vrije middag naar Artis. Waarom juist in de Septembermaand? Om dat je dan minder betaalt dan anders en om dat je nu nog zooveel genieten kunt van die ren- en plantenwereld. Natura Artis Magistra is de volle naam, die beteekent: natuur is de meesteres der kunst. In Artis is de kunst na tuur geworden, vooral nu zooveel dieren rus tig rondloopen. Vooral de apen. Piet, de groote orang-oetang, toont niet de minste verlegen heid meer voor het publiek, dat hem en zijn leuken zoon altijd weer gadeslaat. De geheele omgeving van het apenhuis is nu zoo mooi. De bladeren kleuren en er is over het groote veld een wondermooie gouden schijn, die je alleen maar waar kunt nemen op een warmen na zomerdag. De zebra's zijn ook bijzonder helder getint Als je zoo bij hen stilstaat, denk je erover welk een fijne stoffeering zoo'n groepje ze bra's in de wildernis zullen zijn. Typisch is, dat ze hier zoo mak zijn en zich zelfs gewillig laten streelen. In Afrika, hun geboorteland DE BRIEF VAN ELS. -«fes .eeien. xii Airiüa, nun geuuuiteiam zijn ze schuw en ontwijken de menschen. Daarom is het niet doenlijk geweest, ze als last- of trekdier in 't gareel te krijgen. Een andere Afrikaansche, die ook in troe pen leeft, is de giraffe. Deze hebben weer een geheel anderen aard. Ze leven vreedzaam en zijn buitengewoon zachtaardig. Als je hem streelt, buigt hij den kop. Let eens op zijn lieve oogen. Je kunt hem best een klontje uit je hand voeren. Als er jacht op hen gemaakt wordt, verde digen ze zich met hun pooten. Wie hen dan nadert, kan een doodelijken trap ontvangen. Worden ze zelf b.v. door een schot gewond dan zullen ze geen kreet van pijn laten hoo- ren. Ze sterven zonder een enkele klacht. Wat zijn ze ook prachtig geteekend. Er doet een verhaal de ronde, dat de sultan van Egypte in de 15de eeuw een prachtige giraffe cadeau gaf aan Lorenzo di Medici, edelman te Florence. De giraffe liep vrij rond in de Ita- liaansche stad. Dames stonden op de balcons en lokten hem met allerlei lekkerijen. Hij was zoo aller lieveling, dat er zelfs een mode kwam a la giraffe. De kleeding werd hij voorkeur zwart en geel. Voor het Zwitsersche marmottenhuisje met zijn balcons, trapladders en kapelletjes is ook altijd veel belangstelling. De diertjes hebben nog niet den minsten lust, om een winter- slaapje aan te vangen. Bij de volières is het ook nog een gekwetter en geschetter van je welste. De grootste, kleurigste vogels vallen het meest op, maar je vergeet toch ook de kleinste niet, het coli- brietje. Dit Zuidamerikaansche vogeltje is in Artis toch wel aardig gewend. Weet je wel, dat hij 3000 vleugelslagjes per minuut maakt? Weet je, waarmee hij gevoed wordt? Met sui kerwater, waarin honing is opgelost, met bouillon en bananenvliegjes. Deze bananen- vliegjes worden extra voor de colibrietjes in Artis gekweekt. Als ik in Artis loop, heb ik altijd het gevoel, dat de roofdieren zich daar het minst moeten thuis voelen. Wat moet zoo'n groote oerwoud bewoner zich in dat kleine hok wel ongeluk kig voelen. De oppasser beweert dat zelfs een leeuw gevoelig is voor een vriendelijk aaitje, maar langs zijn kop en vooral niet zijn neus aanraken. De neus is een gevoelig plekje voor een roofdier. Dit is te begrijpen, daar zijn reukorgaan 't sterkst ontwikkeld is en dus ook een groot aantal zenuwen zal bevatten. Let ook eens op de zwemvogels in den groo- ten vijver. Wat steken de blanke pelikanen mooi af tegen de donkere aalscholvers. Maar wat zwemmen die aalscholvers vlug. Dat zijn snelzwemmers 1ste klas. In de Hudsonbaai, waar hun eigenlijk vaderland is, kunnen ze beter hun kunsten vertoonen dan in den Am- sterdamsche Artisvijver. Het waterhoentje heeft nog zulke leuke jonkies. Soms spelen ze schuilevinkje tusschen 't riet. Wat ziet een pe likaan veel vriendelijker de wereld in dan een marabout of een adelaar. Artis bestaat bijna 100 jaar. In 1838 werd het opgericht. Maar 't zal er aanvankelijk heel anders, laten we gerust gelooven. heel wat minder mooi hebben uitgezien dan thans. In de 17de eeuw was er in Amsterdam reeds een dierenpark. Blaau Jan, geheeten. Het was eigenlijk een soort herberg met een volière en wat vertrekken, waarin een leuwenpaar, en kele tijgers, apen, herten enz. huisden. In 1784 werd Blaau Jan gesloten. Toen Kwam de Mol- lentuin, de menagerie aan den Amstel. In 1810 werd ook die gesloten. Van 18101838 is Ne derland zonder dierentuin geweest. Twee energieke Amsterdammers, Temminck en Westerman, hebben den stoot gegeven aan de oprichting van Artis. De laatste kocht de buitenplaats Middenhof aan de Plantage Mid denlaan hoek Prinsengracht. Middenhof was een prachtig landgoed met grooten vijver, oranjerie en veel hoog ge boomte. Toen werd opgericht het Genootschap Natura Artis Magistra. Leden van het ko ninklijk Huis werden lid van het Genootschap Voor 34 duizend gulden kocht men een zende menagerie. De grootste moeite had men met de roofdie ren, daar men er aanvankelijk geen goedge keurde hokken voor had. 't Is vooral de heer Westerman geweest, die alle moeilijkheden zelfs met geldelijke offers heeft weten op te lossen en zoo is ons Artis geworden een dier gaarde met Europeesche vermaardheid. Wie Artis nog voor weinig geld wil bezoeken, hij doe het zeker. Je ziet er zooveel, je geniet er zooveel en je kunt over zoo heel veel moois na denken. W. B—Z. Boschoord, Sept. 1934. Lieve Mams en Paps, Cor, Hans en Robbie, Ik heb zoo ongeveer uitgerekend, dat jullie deze brief met de avondpost zullen krijgen. Dan zal kleine Robertje wel slapen. cWil Mams hem morgen een kus van me geven?) Maar jullie allemaal zitten om de tafel thee te drinken. Ik wil wedden, dat Hans aan vader vraagt, of mijn brief voorgelezen mag worden. Heb ik het goed gedacht? Dat doet vader natuurlijk. Maar nu zal ik ook echt beginnen; dit is een babbeltje vooraf, dat er dus eigenlijk niet bij hoort! Lieve Mams en Paps, Cor, Hans en Robbie. Hoe maken jullie het allemaal? Nog net zoo goed,.als toen ik verleden week wegging? Ik ben al een heeleboel beter. Word door Riny's grootouders verwend, dat het meer dan erg is. En tante Miek (dat mag ik ook zeggen!) is een schat. Zoo dom als ik, om meteen na de zomer- vacantie ziek te worden, is ook niemand. Wie weet, was het nog niet eens zoo dom; want het is hier heerlijk. En als ik het puntje van 'n neus van jullie zou zien. was het volmaakt. Riny's Oma heeft al gezegd, dat mama maar eens gauw moest komen kijken, hoe ik vooruit ga. Alleen ben ik bang, wanneer ik weer te rug ben, dat ik verschrikkelijk lui zal zijn. Om half negen pas komt tante Miek me roepen 's ochtends; dan kleed ik me aan en ga naar benedert om te ontbijten. Na het ontbijt ga ik, als het mooi weer is in den tuin en anders in de serre op een ruststoel liggen. En weet je wat naar is? Dat ik dan vaak in slaap val. Om half twee drinken we koffie en na het koffiedrinken gaan tante Miek en ik wat wandelen in den tuin. Om half vier moet ik weer op mijn ruststoel liggen en dan ko men de oude mevrouw en mijnheer en tante Miek bij me zitten en Toon, de huisknecht brengt de thee. Om kwart over zeven eten we; dan mag ik nog een uurtje of zoo opblijven en dan beveelt tante Miek (dat kan ze zoo leuk) „Een, twee, drie, marsch, naar bed. Zieke kin deren spoken niet zoo laat over den grond. En of ik al protesteer, dat ik niet meer ziek ben, er helpt niets aan; ik ga naar de logeer kamer. Als ik in bed lig, komt tante Miek meestal nog even bij me zitten en dan vertelt ze me van vroeger, toen Riny's moeder en zij nog jong waren en wat voor kattekwaad ze toen allemaal uitgehaald hebben. Mees.tal merk ik niet eens, wanneer tante Miek weg gaat, want ondertusschen ben ik in slaap ge vallen. Net als kleine Rob; die valt ook in slaap als je hem sprookjes vertelt, voor het slapen gaan. Oh, nu vergeet ik nog te vertellen, dat ver leden Zondag Riny hier geweest is. Met haar vader en moeder in de auto. Maar de oude mevrouw ten Heuvel zei later, dat Riny de eer ste weken niet meer mocht komen, omdat het nog veel te druk was voor mij. Ik vond hetj heelemaal niet! Juist fijn! Riny vertelde me alles van school; we hebben een paar nieuwe meisjes in de klas gekregen. Vader, denk je, dat ik erg achter zal raken op school? Dat zou vervelend zijn! Oh, mams, Riny zei, dat ze deze week bij U zou komen; is ze al geweest? Als ik terug komt, breng ik voor Hans wat moois mee; een avonturenboek, dat aan de broer van de oude mevrouw behoord heeft. Dat mocht ik meenemen voor hem. Die broer was zeekapitein; maar zijn schip is met man en muis vergaan. En voor Corrie ben ik iets aan het maken - ik verklap alleen nog niet wat! Blijf maar een beetje nieuwsgierig zus! Vraagt Robbie we! eens naar zijn Elsje? Ik verlang soms ver schrikkelijk naar die kleine peuter. Hii is ook zoo lief! Vooral als ik 's morgens wakker wordt, denk ik vaak, wat jullie nu wel allemaal zouden doen. En dan stel ik me dat alles precies voor. Maar lieverts, nu ga ik ophouden. Tante Miek zegt. dat ik al veel te veel geschreven heb. Krijg ik een dikke brief terug en komt U gauw paps en mams? Een dikke zoen voor jullie al lemaal. En denk nog eens aan ELSJE. RITA VAN B. DE BEURT IS AAN KLEINE TEEKENAARS. Na de hand, die we een beetje uitvoeriger besproken hebben, komen de voeten aan de beurt, die veel gemakkelijker zijn weer te ge ven. Gelukkig dragen de meeste menschen schoenen tegenwoordig; want het is minder moeilijk een schoen te teekenen dan een bloote voet met teer.en. Onze afbeelding toont verschillende standen van voeten met schoenen: rustende voet (staand of zittend); loopende voeten; voeten gezien van achteren of van voren- schoenen, waar men tegen aankijkt; van iemand die ligt, bijv. Als we iemand moeten teekenen met bloote voeten (inboorling of bader), dan kunnen we de voeten zien van den binnenkant of van den buitenkant. In het eerste geval zien we na tuurlijk geen teenen; maar in het tweede ge val moeten we de teenen teekenen. De afbeelding is verder duidelijk genoeg. Oefen je maar flink op deze voorbeelden. Vol gende keer krijgen we weer iets heel anders WIE ZOEKT ER MEE? [ONS DACELIJKSCH BROOD. De heeft hier zijn nest gebouwd. (Verbind de cijfertjes en je hebt de oplos sing.) HOEVEEL GULDENS? Oplossing. Van de 100 gulden, die de dief overhield, moet je eerst 25 gulden aftrekken, dan weet wat de helft was van het geld, dat de dief had. toen hij den derden roover ontmoette. Hij liad toen 2 maal 75 gulden; dus 150 gulden. Van deze 150 gulden, moet je 50 gulden af trekken, die de tweede roover hem teruggaf Hij had toen dus 2 maal 100 is 200 gulden Hiervan moet je 100 aftrekken en de rest met 2 vermenigvuldigen. Hij had dus 200 gul den bij het begin van zijn tocht. TANTE TINE. Een dag zonder brood zou een vreemde dag voor ons wezen. Als we 't woord brood noe men. denken we aan de voornaamste bestand- deelen. n 1. meel en gist. Nu weten jullie wel. dat er in de tropen meer rijst dan brood gegeten wordt. Ja, de inlan ders eten uitsluitend rijst. Rijst is voor hen nog meer dan voor ons brood. In vele streken der wereld verstaat men on der brood toch nog iets heel anders dan bij ons: In enkele armelijke streken van Zweden wordt slechts twee keer per jaar roggebrood gebakken, waar men heel zuinig mee is en dat ook niet eerder verorberd wordt, voor het steenhard is geworden. Soms eet men nog ger stebrood, dat een mengeling is van gerst en haver. De Lappen eten haverbrooden, gemengd met denneschors. Hiervan worden ook platte koe ken gebakken, die wat gelijken op onze pan nekoeken. In Kamsjatka wordt brood gebakken geheel van denne- of berkeschors. Een IJslander maalt IJslandsch mos tot meel en bakt er brood en koek van. In China en Siberië eet men boekweit brood, dat heel smakelijk moet zijn. In Italië maakt men brood van fijn-gewre ven gekookte kastanjes. Perzisch brood, ook wel la wash genoemd, bestaat uit rijst, meel en melk. Een bakkers oven is daar in den grond gemetseld. W. B.—Z. SCHOOLBLIJVEN. DE SCHAATSENRIJDSTER. OOM KEES. WAT WAS HET? Oplossing. De directeur zag plotseling, dat de jonge man een gekeerd pak droeg. Het borstzakje, dat by heeren aan den linkerkant zit, zat bij hem aan den rechterkant. En ook de knoopen waren verkeerd aangezet. Als de jongeman werkelijk de zoon was van een rijken buiten lander, zou hij niet noodig gehad hebben, een gekeerd pak te dragen. Bij informatie bleek dan ook, dat de jonee man een oplichter was. TANTE TINE. Kleine Liesje zit te schrijven rekensommen, oh zoo lang. Liesje moet om vier uur blijven* want ze praatte in de gang. Juf zei drie maal al: „Stil meisjes anders geef ik jullie straf. Jullie lijken wei op sijsjes heusch, geloof me; ik ben paf!" Kleine Lies hield niet haar snuitje werd weer naar de klas gestuurd En nu kijkt ze door het ruitje, waar de zon naar binnen gluurt. RITA VAN B. Ditmaal is het een aardig schaatsenrijdster- tje, dat we gaan maken. Het kost weinig moei te, weinig tijd en weinig materiaal. Teeken op dun carton, of nog beter knip de figuurtjes 1 en 2 van onze teekening. Figuur l is de rok en figuur 2 het boven stuk van de schaatsenrijdster. Vouw de rok daarna als een zakje en bevestig de haakjes in ae groote spleten aan den zijkant. Schuif dan het lipje, dat aan het bovendeel zit in de spleten aan den bovenkant van den rok en zet het geheel op een vlak stuk carton Als je nu 'n knikker onder de rok legt. en 't carton voorzichtig heen en weer beweegt, zal net poppetje heel elegant gaan schaatsenrii den over het cartonnen oppervlak Probeer het maar eens en je zult zien hoe- arappig het is. Vooral voor kleine broer of zus is het een aardig geschenkje. OPLOSSINGEN A. B. C.-WEDSTRIJD. Inzendingen ontvangen van: C. Zomer, oud 14 jaar, Ellen Hyma, oud 12 jaar, De kleine Gymnast, oud 11 jaar, Zeeroosje, oud 13 jaar. L. Bolkestein, oud 13 jaar, Wipneusje, oud 16 jaar. EEN KUNSTJE. DE MOEFLONS. Zonderlingen. In Engeland bestaat sinds enkele jaren een club. die den naam draagt van Vingerclub Maandelijks houden de le den een feestmaal, waarop met de vingers wordt gegeten; de maaltijd bestaat hoofdza kelijk uit worst, uieh, jam, brood en kaas. De moeflon, het wilde schaap van Sardinië en Corsica, zou, als het met wol was bedekt zich in bijna niets van het gewone schaap on derscheiden. De moeflon leeft in de landen waar hij thuishoort op de hooge gebergten en komt nooit in lager streken. Het is een gezellig dier. Men kan hem in groote troepen aantreffen, die aangevoerd worden door een ouden ram. In de maanden December en Ja nuari verdeelen deze troepen zich in kleinere kudden, elk met een ram aan het hoofd en wanneer zulke kudden elkaar ontmoeten, heeft er altijd een verwoed gevecht plaats tus schen de aanvoerders. Ze stooten elkander met kop en horens zoo hevig, dat men het op grooten afstand hooren kan. Overigens zijn ze zeer vredelievend en erg vreesachtig. Bij het minste gevaar, dat zij door hun fijne zin tuigen reeds van verre bemerken, nemen ze overhaast de vlucht. Met groote sprongen ren nen ze over de meest onbegaanbare rotsen en ze laten zich door geen afgrond weerhouden In vliegende vaart gaat het over steenen en spelonken tot ze eindelijk een plaats hebben bereikt, die hun veilig lijkt. Wanneer ze ver volgd worden, laten ze zich van groote hoog ten op-de horens naar beneden vallen, zonder dat dit hun eenige schade toebrengt. De moeflon kan zeer goed worden getemd. De jonge diertjes worden even mak als de schapen en volgen hun meester overal waar hij gaat. Het is echter moeilijk volwassen die ren levend in handen te krijgen. Behalve op de genoemde eilanden treft men nog moeflons aan in andere streken van den aardbol en onder andere heeft men een soort, die veel met de genoemde overeenkomt in Ar menië en Perzië en ook op het eiland Cyprus, die geheel met de moeflon overeenstemt, be halve in den vorm van de winding van de ho rens. Alleen de mannelijke moeflons dragen ho rens en deze zijn achterwaarts en naar binnen gekromd, terwijl de Armenische moeflons bui tenwaarts gekromde horens bezitten. Bij andere soorten vindt men weer andere verschillen. De levenswijze van allen komt ech ter tamelijk overeen. Het blijft altijd nog een open vraag van welke soort ons tamme schaap afstamt. Sommigen van jullie zullen misschien de op merking maken, dat bij de moeflons de wol ontbreekt, die juist zoo kenschetsend is voor onze schapen en de vraag ligt op jullie lippen hoe dit in verband is te brengen met de ver meende afstamming. Hierop zou ik kunnen antwoorden,'dat ook bij de moeflons de wol niet geheel en al ontbreekt. Bij verreweg de meeste zoogdieren vindt men tusschen de ge wone haren, die in den regel de kleur aan| het lichaam geven, een menigte zachte wol haren, die zich 's winters sterk ontwikkelen en gedurende dit koude jaargetijde een warme pels vormen. Waarom worden de huiden van dieren, die zomers geschoten zijn, niet tot pelswerk verwerkt? Omdat het wolhaar dan nog te kort is en de huid dus slecht tegen de koude zou beschutten. Het wolhaar, of, zooals men het ook wel noemt, het vilthaar. bij de schapen, heeft zich zoo sterk ontwikkeld, dat de ander? gewone haren daardoor geheel verdrongen zijn. Nog iets anders zou misschien kunnen op-, vallen by de moeflons, namelijk de stand der ooren. Bij de moeflons staan ze rechtop en bij de schapen kan men moeilijk van een stand spreken, want daar hangen ze langs den kop naar beneden. Dit verschil in stand is ont staan door het minder gebruik. Het schaap is sinds onheuglijke tijden huis dier. 't Is geheel afhankelijk van den mensch en het zou zonder hem zelfs niet meer kun nen bestaan. Doordat het zich altijd naar zijn wil heeft moeten buigen, gedreven is naar de plaats, waar de mensch het wilde hebben, zoo veel mogelijk voor alle gevaren werd behoed, is het droomerig en dom geworden, de zin tuigen hebben hun scherpte verloren, het oor. de trouwe wachter voor elk gevaar, behoefde niet meer gespitst te worden, de spieren zijn verslapt. Bij alle tamme dieren kan men dit ver schijnsel opmerken; hangooren komen bij wil de dieren niet voor. Dat zulke wijzigingen eerst in den loop der tijden kunnen ontstaan ligt voor de hand. Welke invloed de temming op den stand der ooren kan uitoefenen, mer ken we ook bij andere dieren op. Bijvoorbeeld bij de paarden der cavalerie. Als de jonge paarden pas bij het regiment zijn, kost het moeite de moedige en vurige dieren in het gelid te houden. Hun ooren zijn steeds in be weging en niets ontgaat aan hun aandacht. Schrikachtig en dartel springen ze bij elk vreemd geluid op zij en naar voren. De ruiter leert hun spoedig, dat een legerpaard niet schrikken mag en dat het in het gelid moet blijven. Alleen aan den teugel en do sporen heeft het te gehoorzamen. Het duurt niet lang of het paard is daarvan zoo doordrongen, dat het nergens meer naar kijkt of luistert; het spitst alleen de ooren op het geluid van de trompet en wanneer het wat ouder is gewor den. loopt het tusschen de troep niet met zulke volkomen hangooren als het schaao. maar toch zoo, dat ze er al op beginnen te lijken. OOM KÏEES. Leg een aantal dobbelsteenen op elkaar. Nu is het mogelijk, met een oogopslag de som tc zeggen, van de oogen, die bedekt zijn. (Dus ook de onderste!) Dat schijnt een verbluffend kunststuk; in werkelijkheid is het echter heel eenvoudig. We nemen het aantal dobbelsteenen (in dit geval dus 4), vermenigvuldigen dit met zeven dit wordt dus 28) en trekken het bovenste oogen aantal er af. (In ons geval zou dit dus 23 wor den). Hebben we vijf dobbelsteenen, dan verme nigvuldigen we natuurlijk 5 maal 7. Probeer het maar eens; je zult zien, dat het altijd uitkomt. TANTE TINE. DE GYMNASTIEKLES. Wat doet het paard? Loopen. Galoppeeren! Prachtig, dat zijn de oefeningen, die we heb ben moeten. We loopen eerst gewoon, dan looppas, dan versnelde looppas. Denk er aan bij deze loopoefeningen goed adem te halen: rustig, krachtig en door den neus. Loopen is niet alleen een goede oefening voor de kuitspieren; maar tevens een prach tige ademhalingsoefening! Mevr. de J,-.van Z, 1

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 11