NlCUN! Tooneelcritiek over Dilettanten. Radiomuziek der week BIOSCOOP. Gebruikt in Uw soepen HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent Maioïtz haalt Haarlem overhoop. MODESHOW VAN DER LAAN ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 8 Het Tooneel. Een Enquête van het maandblad ..Ons Tooneel". Het door dilettanten veel gelezen maandblad „Ons Tooneel", heeft een enquête onder zijn lezers gehouden over de vraag, of zij critiek over dilettanten-tooneelvoorstellingen wensche lijk achten of niet en uit de zeer talrijk inge komen antwoordt e is wel heel duidelijk ge bleken, dat het bJad hiermee een actueele kwestie op het tapijt gebracht. Een zeer groote meerderheid verklaarde zich vóór critiek terwijl slechts een kleine minderheid critiek over dilettanten-tooneel niet gewenscht oo: deelde. Dat een criticus van professie, die in zijn leven misschien meer dan 600 dilettanten voorstellingen heeft „verslagen" met buiten gewone belangstelling de antwoorden en de motieven „vóór" en „tegen" critiek heeft ge lezen, spreekt wel vanzelf. Ook hij heeft er zijn dordeel over, al beziet hij de kwestie niet zooals de meeste inzenders uitsluitend van den kant van de beoordeelden maar ook van den criticus. Wat me bijzonder interesseerde, dat waren de eischen, waaraan de critiek volgens de in zenders moest voldoen. Hoe lezenswaardig vele antwoorden ook waren, zoo trof het mij toch, dat slechts enkelen het juiste begrip toon den te hebben van de verhouding van den cri ticus tot de lezers van zijn krant. De meesten vergeten, dat de critiek niet uitsluitend wordt geschreven voor de enkele spelers, die in een stuk zijn opgetreden, zelfs niet alleen voor de paar honderd menschen, die de voorstelling hebben bijgewoond, maar ook voor hen, die de opvoering niet hebben gezien. Ja, deze laatsten zijn zelfs altijd ver in de meerderheid. Een der inzend rs bleek daar het juiste begrip van te hebben en met instemming haal ik hier aan wat hij schreef. „Even nutteloos blijft een verslag, waarin alle détails over de opvoering vermeld wor den. Zulke detaücriitiek heeft misschien haar groot nut voor den spelenden tooneelkring zelf maar buitenstaanders hebben er niet veel aan!" Precies mijn idee, zou ik willen zeggen. Vele tooneeldilettanten mee me® blijikens de in gekomen antwoorden dat een critiek zoo iets ais een uitgebreid en gedetailleerd critisoh verslag met vermelding van alle deugden en gebreken, zooals een jury bij een wedstrijd pleegt uit te brengen, moet zijn. Daargelaten, dat een krant moeilijk zooveel plaats kan in ruimen voor dilettanten-opvoeringen, zou zulk soort critiek voor de buitenstaanders ook stom-vervelend en dus vrijwel onleesbaar zijn. En dat nu moet een criticus in de eerste plaats vermijden, -wil hij zijn rubriek frisch en op peil houden. Na zulke schoolmeesterachtige crit leken zou hij al heel spoedig niet meer gelezen worden, behalve dan door enkelen, d'e er direct belang bij hebben. Er waren zelfs inzenders, die nog veel ver- de- gingen met hun wenschen. Zoo was er ééii, die gaarne zou zien. dat de criticus nu en dan ook enkele repetities bijwoonde ik vraag je even om de resultaten van het voorbereidend werk beter en zuiverder te ku: -.en beoordeelen. Alsof een criticus niet anders te doen heeft! Een ander achtte het wenschelijk om na een opvoering besprekin gen te houden met de spelers, den leider en de beoordeelers, al had deze inzender hier blijk baar niet bepaald 'het oog op den dagblad criticus. Het is begrijpelijk, dat dilettanten hun voor stellingen bijzonder belangrijk vinden, maar zij verliezen de proporties er van in verhou ding met andere dikwijls nog gewichtiger gebeurtenis wel eens uit het oog. Toch waren er ook veel inzendingen, die van beter begrip blijk gaven en de critiek minder eenzijdig zagen. Bijna allen stelden zij en terecht als eisch. dat de critious bevoegd zii tot oordeelen. „Critiek is alleen or gewenscht" schrijft er een „wanneer zij geschiedt door verslaggevers, die met even veel gemak een konijnen-tentoonstelling, een schoorsteenbrandje als een tooneelvoorstel- lir.g verlaan. omdat dilettanten door derge lijke ondeskundige verslagen een geheel ver keerden indruk van hun spel krijgen". En ook willen de meesten, dat rekening wordt gehou den met. den aard der vereeniging, de ont wikkeling en den aanleg der spelers, en de omstandigheden, waaronder zij werken. De critik kan en mag hiermee zal de criticus met ervaring het we? volkomen eens zijn niet denzelfden maatstaf aanleggen voor aille vereenigingen. Met volkomen instemming neem ik hier ook over. wat die heer H. de Wilde te Leiden een der beste krachten van het dilettanten- tooneel schreef „De critiek welke gegeven wordt, moet in ieder geval opbouwend zijn. Dit geldt reeds in algemeenon zin, maar zeker voor dilettanten-prestaties. De ernstige dilettant bedoelt het goed en doet zijn uiterste best kunst te geven, maar door gebrek aan routine zal hij dikwijls geheel of gedeeltelijk falen. Doch dit mag voor den recensent geen reden zijn een speler zoodanig af te breken, dat er „geen stuk van heel blijft". De juiste critiek be vat aanwijzingen, toont de tekortkomingen aan en prijst de goede kwaliteiten; de ern stige dilettant neemt zoo'n critiek ter harte en doet er een volgenden keer zijn voordeei mee. Hij neemt aan, dat de critiek wordt ge geven door een onbevooroordeeld, niet be langhebbend persoon, die weliswaar slechts de meening weergeeft van één persoon, doch dan ook een met vakkennis, die veel gezien en veel gelezen heeft op tooneelgebied en als zoodanig dus meer waard is dan tien ooms, tantes, neven, nichten en vrienden". Wanneer alle dilettanten de critiek zoo be schouwden. zou er minder misverstand heer- schen tusschen den criticus en de beoordeel den „Le Journal, c'est un monsieur", zeggen de Franschen terecht. Hierdoor wordt ook verklaard, dat twee critieken over éénzelfde stuk en opvoering door bevoegde critici vol strekt niet altijd zooals een der inzen ders blijkbaar meent gelijk behoeven te zijn, ja zelfs dikwijls recht tegenover elkaar kunnen staan. Goede critiek is tenslotte persoonlijk en het is nu eenmaal een feit, dat verschillende personen in hun smaak en oor deel ook verschillend kunnen zijn. Dit is met critici immers even goed het geval als met het publiek. Alleen mag men verlangen, dat de criticus zijn oordeel van mooi of leelijk, goed of slecht, zuiver motiveert. Want hierin tenslotte hebben wij het verschil tusschen de kritiek en -het minder critische publiek te zoeken. Tenslotte wil ik hier nog iets aanhalen, uit het antwoord dat de heer H. J. H. Keijzer te Amsterdam gaf, een zeer gemotiveerde door de redactie terecht met een extra prijs be kroond inzending, die van breed inzicht ge tuigde. De heer Keijzer was een der weini gen, die er rekening mee hield, dat een dag blad ook andere lezers heeft dan die van den becritiseerden tooneelkring. ..Een speler" zoo schrijft hij „verlang1 detailleering; de doorsnee lezer vraagt meer algemeene gezichtspunten Een goede critiek is een compromis tusschen die twee verlan gens. Te groote detailleering beperkt- den kring der belangstellenden, een te algemeen; beoordeeling is maar al te vaak tegelijk; „d een oppervlakkige. Overigens mag'een cri ticus nimmer uit het oog verliezen, dat de gemiddelde lezer niet alleen een critisch overzicht over het gebodene verlangt, maar dat hij, zooals de toeschouwer, in zijn meenin gen moet worden geleid, door een critiek uit zijn indolentie moet worden gewekt, m.a.w. de belangstelling voor het tooneel voortdurend moet worden wakker geschud." ^oo meen ik ook dat de critiek over dilettan- -mvoorstellingen moet worden opgevat. J. B. SCHUIL. EEN VOORBESPREKING DOOR KAREL DE JONC Mozart's opera „II Dissoluto punito", ossia „Don Giovanni", welker Ouvex-ture Zondag avond door Hilversum uitgezonden wordt, draagt in Köchel's Catalogus het nummer 527. Zij neemt daarin dus een plaats in dicht in de nabijheid van de twee beroemde strijk kwintetten in C. gr. t. en g. kl. t. (nos. 515 en 516), de -brillante sonate voor piano en viool in A. gr. t. (no. 526), de Kleine Nachtmusik (no. 525», het Kronungskonzert (no. 537) en de symphonie in Es gr. t. (no. 543), om maar enkele van de allerbekendste werken te noe men. Daar Köchel's lijst chronologisch ge rangschikt is, blijkt hieruit, hoe rijk aan meesterwerken deze periode van Mozart's leven is geweest. En toch was het een van de vele moeilijke periodes in zijn kort aardsch bestaan. Ondanks zijn benoeming tot „Hof- compositeur" hielden de kuipeiijen tegen hem en ten gunste van den Italiaan Saliei*i, die een begunstigde positie in een deel der hofkringen genoot, aan, zoodat Mozart niet gedaan kon krijgen, dat de eerste opvoering van zijn „Don Giovanni" in den Hofschouwburg te Weenen plaats zou vinden. Er was geen gelegenheid voor, heette het; de nu geheel in vergetel heid geraakte opera „Axur" van Salieri had den voorrang en Mozart moest zich ver genoegen met het op bestelling leveren van de voor de hofbals benoodigde walsen en contra dansen! En zoo geschiedde het dat de première van Mozart's onsterfelijk werk niet te Wee nen. maar te Praag plaats had, 20 Oct. 1787. Daar werd zij met groote opgetogenheid ont vangen. Merkwaardig is dat de tekstdichter Da Ponte zoowel voor „Don Giovanni" als voor „Azur" den tekst geleverd had; hij woon de echter de première van Mozart's werk niet bij, daar hij de opvoering van „Azur" te Ween- nen moest helpen voorbereiden. Maar behalve door deze kuiperijen, was nog door een andere ooi-zaak de genoemde periode van Mozart's leven vertroebeld: zijn geliefde en hoogver eerde vader Leopold Mozart was in dat jaar ziek geworden en overleden. Wolfgang Mozart ging in September 1787 naar Praag om daar zijn ten deele gecompo neerde opera te voltooien. Met welk een schier ongeloofelijke en in elk geval onbegxijpelijke gemakkelijkheid hij de bewonderenswaardige partituur schiep kan men concludeeren uit het feit, dat hij sommige gedeelten bij het kegelspel schreef; als het zijn beurt was stond hij op om een worp te doen; onmiddellijk daar op vervolgde hij zijn arbeid zonder de minste stoornis, volledig geconcentreerd in zijn werk. Maar met dat al naderde de voor de première vastgestelde dag, zonder dat ook maar een enkele noot van de ouverture op papier stond. Zelfs den avond vóór de generale repetitie was dat nog niet het geval. Laat op dien avond begon hij er aan; zijn vrouw moest hem onder het werk vertellingen doen om hem wakker te houden. Een paar uur werd gerust en 's morgexxs om zeven uur kwam de copiïst om de partituur te halen en daaruit de par tijen af te schrijven. En de partituur was klaar, al was de inkt nog nauwelijks droog. In de „Don Giovanni'-ouverture heeft Mo zart meer gegeven dan een formeel en betrek kelijk neutraal openingsstuk. De hoofdfiguren der opera vinden we er in terug. De oude Comthur, die in het eerste bedrijf door den gewetenloozen losbol vermoord wordt en wiens standbeeld aan de overmoedige uitnoo- diging van Don Giovanni in het laatste bedrijf, om zijn gast te zijn, gehoor geeft en als spook- vei-schijning (Steenen Gast) bij hem binnen komt is in de Introductie geschilderd met de zelfde thema's, die zijn optreden in het derde bedrijf illustreeren. Harde en onheilspellende klanken zijn het: als uit graniet gebeitelde lange tonen, dissonanten, woelende stijgende en dalende passages in dreigende chromati sche opvolging. Een geheel andere Mozart, dan de verpersoonlijking van liefelijkheid en zonnigheid, die we in zoovele zijner werken zien, staat daar voor ons. En welk een kracht van uitdrukking wordt met de schijnbaar een voudigste middelen bereikt! Plotseling slaat de mineurtoonsoort der Introductie in het majeur van het Allegro over: Don Giovanni zelf doet zijn intrede. Voortstormende, over moedige, niets ontziende levenslust spreken uit het hoofd thema; in de dalende gestooten noten van het tweede thema vernemen we een stem, die den losbol schijnt te vermanen, maar hij antwoordt er op met een frivoliteit en slaat de waarschuwing in den wind. De verdere ontwikkeling van het in den ook voor ouver tures gebruikelijken hoofdvorm der sonate ge schreven stuk is meer zuiver muzikaal dan programmatisch; de talrijke canonische imi taties van het vermaningsmotief spelen er een belangrijke rol in. In de opera gaat de ouver ture door middel eener modulatie van D. gr. t. naar F. gr. t. zonder onderbreking over in de bex-oemde aria van den kamerdienaar Lepo rello ,Nott' e giorno faticar" („Keine Ruli' bei Tag und Nacht"), die het eerste bedrijf opent; voor concert gebruik heeft Mozart een afsluiting van de Ouverture gecomponeerd. Zondag kan men uit Hilversum twee der vier Symphonische Gedichten van St. Saëns hoo- ren. Des morgens wordt No. 4 der reeks „La Jeunesse d'Hercule" op. 50 uitgezonden. De com positie, die tot onderwerp heeft de tweestrijd van den jongen held. of hij het pad der deugd of wel dat van het genot zal inslaan, werd bij de eerste auditie (in 1877) nog al koel ont vangen. Men verlangde geen gemoraliseer in de muziek. „Le Rouet d'Omphale", dat 's na middags wordt gespeeld, dateert van 1871. Het draagt het opusnummer 31 eix werd gevolgd, eerst door „Phaëton" (op. 39), vooi-ts door de „Danse macabre" (op. 40), die de beroemdste der vier geworden is. Men ziet dat in drie van de vier de Grieksche mythologie het onder werp geleverd heeft. Toch is dit, wat betreft „Le Rouet d'Omphale" slechts schijn, want de inspiratie voor dit werk kreeg de componist bij het zien van een bijzonder mooi bewerkt spinnewiel. Den volgenden dag bracht hij een bezoek aan het atelier van een schilder, die hem had uitgenoodigd om zijn schilderij Venus" te komen zien. Het coloriet en de zinnelijke kracht der voorstelling troffen St. Saëns, en. had zich den vorigen dag het mo tief van het spinnen terstond in zijn hoofd genesteld, nu combineerde hij er de nieuwe indrukken mee en het toongedicht ontstond in zijn geest. De legende van Hercules, die in dienst van koningin Omphale vrouwenarbeid moest verrichten is er dus eigenlijk maar bij gehaald en meer als zinnebeeld dan als his torie te verstaan. Woensdag is voor Daventiy een belangrijke dag op het gebied van het pianoconcert. Rach maninoff's derde en Brahms' tweede worden gespeeld. Dat van R. werd jaren lang uitslui tend door den componist en door Horowitz ge speeld; maar er schijnt in den laatsten tijd concurrentie te komen. Enkele weken geleden speelde Moïsevitch het, nu is het Cyril Smith De technische eischen, die het werk stelt, zijn enorm: de muzikale waarde is m.i. daaraan niet evenredig. Het is alles zoo volgestopt, overladen en pessimistisch. Dan is dat van Brahms, dat in den beginne ook al veel te zwaar gevonden werd, heel wat helderder, thematisch krachtiger en karakteristieker. Myra Hess zal dit spelen. CINEMA PALACE. „Ik ben Suzanne" Lilian Harvey is een zeer veelzijdig talent. Niet alleen staat ze op het oogenblik als film actrice, i om haar knappe spel, èn om haar lief geziCtióje, haar aardige maniertjes en prettige stem op de bovenste sport van den filmladder, maar ze toont zich in de film „Ik ben Suzanne" een eerste klas danseuse, koord danseres en acrobate, zelfs slaat ze in het marionettentheater als „manager" van de ma rionetten een uitstekend figuur. Onder regie van Rowland v. Ree is onder den titel „Ik ben* Suzanne" met Lilian Harvey en Gene Raymond in de hoofdrollen een heel aardige film tot stand gekomen die vooral ook boeit door het mooie marionettentheater, dat er in vertoond wordt. Lilian Harvey heeft in Gene Raymond een zeer gelukkigen tegen speler. Door zijn sympathieke uiterlijk wint hij dadelijk iedereen voor zich, dat gevoegd bij zijn ixrtuurlijk spel, maakt hem tot een waar dig partner van Lilian. Lilian stelt voor een opkomend danseresje, Suzanne, die geheel onder den invloed van haar manager staat, die haar besteelt en haar zoo klein mogelijk tracht te houden, om zijn macht niet over haar te verliezen. Tony (Gene Raymond) een spruit uit een geslacht van marionettenspelers van vader op zoon, ziet Suzanne dansen en wil een mario net van haar maken. Tusschen de twee jonge menschen ontstaat een innige liefde, welke door een oneenigheid vei'stoord dreigt te wor den. Beiden zijn daardoor diep ongelukkig het grijpt Suzanne zoo erg aan, dat ze van het ge spannen koord valt en haar been breekt. Door Tony's goede zorgen geneest ze gelukkig weer en na eerst aan het marionettentheater ver bonden te zijn geweest is ze eindelijk weer zoo ver hersteld, dat ze weer als danseres kan op treden. Even dreigt er weer onheil voor Su zanne en Tony, maar het eind brengt de blijde vereenigmg van twee gelukkige menschen- kinderen- Het bij programma is ditmaal zeer uitgebreid. Zoo brengt o.a. het Profilti-Nieuws de opening der Staten-generaal. Hierdoor krijgen we een zeer duidelijk beeld van het enthousiasme, waarmee koningin en prinses begroet werden. Een aardig moment is de bloemenhulde van het Nation. Jongeren Verbond, waarbij der koningin talrijke bloemstukken aangeboden werden, waarvoor elk der aanbiedsters een hand van de koningin kreeg. Een heel bijzonder nummer is het Variété waar de vier Hessems de meest verbluffende staaltjes van htm 'bui tengewone capaciteiten op hun gebied geven. Deze acrobat-jongleurs staan op hun en op eikaars hoofd met hetzelfde gemak waarmee U en ik op onze voeten staan. Heeft U wel eens geprobeerd rustig en kalm op een grooten bal te staan? Een van de Hessems doet dat en voor de gezelligheid neemt hij een anderen Hessem op zijn hoofd en zoo kuiert hij een beetje. Hun slotnummer bestaat daarin, dat (Adv. Ingez. Med.) Al gedachten-uitvoerend reed hij door de binnenstad. Tot wanhoop der verkeersregelaars. Maloitz heeft Haar- .lem overhoop gehaald De Haarlemsehe bin nenstad en hij was Vrijdagmiddag tie schrik der Haarlem- .sche agenten en der verkeersagenten in 't bijzonder. Wat heeft Maloitz gedaan? Maloitz hield oen seance voor de pers. Zondagavond treedt hij in den Stads schouwburg op en als voorproefje heeft hij gisteren laten zien wat men kan, als men ontvankelijk is voor gedachtenoverbren- ging. In de directiekamer van den Stadsschouw burg hadden wij een opdracht samengesteld en die in een enveloppe gesloten. Een onzer zou den telepaath geleiden, sterk aan de op dracht denken, terwijl hij hem aan de pols hield. Voor den Stadsschouwburg had zich een groote menigte verzameld die gehoord had van Maloitz' plannen. Eerst moest hij drie keer om de auto heen loopen en dan aan de zijde van de bestuur derszitplaats instappen. Maloitz drentelde wat heen en weer, liep over het steenen walletje van den oprit en eindelijk slaagde hij er in te doen wat hem opgedragen was. Daarna ging hij op de treeplank van den wagen staan, terwijl de geleider, die binnenin zat. hem bij de pols pakte De opdracht was, zooals op het papier in de dichte enveloppe stond, drie keer om het pleintje voor het theater te rijden en drie keer den oprit te be klimmen. Het ging absoluut mis en wij reden met twee auto's regelrecht naar den Raam- singeL Plotseling stopte hij en duidde dat wij terug moesten rijden. Hetgeen makkelijker geduid dan gedaan was, want -de 'tientallen fietsers die ons dezen middag zouden begeleiden, vormden een versperring zooaLs alleen fietsen tot stand kunnen brengen. Toch kwamen we niet voor de tweede maal aan den Stads - schouwburg en Maloitz 'bleef, wat men noemt, sukkelen, Maar dat was zijn schuld niet want om de een of andere reden kon de geleider zijn ge dachten niet sterk genoeg overbrengen en dat Ls nu eenmaal een eerste vereischto voor een telepaath. Een andere geleider kwam aan bod en met een ongeloofelijke vaart stoven wij naar de Groote Houtstraat en stopten voor Vroom. Maloitz vloog naar binnen sleepte zijn ge leider bijkans achter zich aan, de winkelmeis jes keken als zagen zij een verschrikking en wij allen holden meezes trappen op. Hee- lemaal naar boven naar den daktuin. Waar we ademloos aankwamen en Maloitz vroeg of we geen hooger gebouw hadden kun nen uitzoeken. Toen liep-ie naar het buffet van het restaurant en pakte een pakje suiker, dat hij in den jaszak van een der getuigen liet verdwijnen. Zooals opgedragen was. Naar beneden toe gingen we in de lift, de liftjuffrouw had niets meer te vertellen, want Maloitz drukte op het knopje. Weer stoven we door de menschen heen en de detectives on der hen merkten op: „De telepaath". De geleider dacht verkeerd en we reden een niet afgesproken kant op. De telepaath deed goed. want hij voerde de vex-keerde gedachte prompt uit. Op het Klokhuisplein moest hij. in een fietsenstalling naar een fiets gaan en twee koeren bellen, maar voordat het zoover was heeft hij het verkeer op grondige wijze weten te ontredderen. Midden op het Klok- huisplein bleef-ie staan, en we moesten weer achteruit rijden. Middelerwijl had zich eert groote vrachtwagen achter ons opgesteld en na eenige seconden' verschenen er, als bij af- spraak, nog meer. Een agent, die benauwd keek en niets tegen den gedachten-uitvoer der dorst te zeggen, regelde het verkeer ge lukkig, totdat Maloitz had gedaan wat hij moest doen en we verder reden tot de bios coop op de Groote Markt, waar het pakje sui ker van den daktuin weer werd opgediept en aan de juffrouw van de cassa werd aangebo den Bij deze gelegenheid knelde Maloitz zijn vinger, want de cassa was reeds gesloten en toen hij het luikje wilde openen, smeet de juffrouw, die minstens aan een overval op haar geldschat moet hebben gedacht,, met één beweging de schuif omhoog. Toch hee" Ma loitz nog over een foto van Bleeke Bet ge aaid, wat eveneens in de opdracht stond voordat we naar het postkantoor reden en hij een .bezoek aflegde aan een telefooncel. De Amsterdamsche kindermoord ter sprake. Toen wij na afloop in een café'samen kwa men, ver-telde Maloitz het een en ander over zijn speuringen naar aanleiding van den Aiu- sterda-mschen kindermoord, die op het Wa-ter- looplein is geweest. Zooals men weet is de heer Maloitz -midden in den nacht door familie en buren gewekt die hem vroegen het vermiste meisje te zoeken. Hij zei dat hij van begin af aan heeft ge voeld dat het lijkje op de vliering van het ba- nanenpakhuis lag. Hij heeft zich ook in dien zin uitgelaten doch doordat er geen licht was en er ook geen trap was die naar boven voer de 'men moest de vliering met een ladder be reiken) heeft hij dien nacht de vliering niet kunnen bezoeken. Opmerkelijk was zijn relaas over het zoeker in de stad welk speurwerk door velen werd bijgewoond, Maloitz heeft toen den weg ge volgd. die de -moordenaar na het plegen van zijn misdaad met een kar heeft gemaakt. Hij heeft dien weg tot in de «kleinste bijzonder heden gevolgd en zelfs op die plaatsen waar de kar van den rijweg is afgeweken, is de te lepaath ook van den weg afgeweken. Later heeft men pas vernomen dat de moordenaav dezen weg had gereden. Ook zou hij tegen der Dakhuisknecht hebben gezegd nog voorda' men zeker wist dat deze de dader was. dat hü er van overtuigd was voor den schuldige te staan. Juist toen de rechercheur den volgenden middag het lijkje vond. was Maloitz bij de po litie om verlof te kriiaen het pakhuis nog maals te 'betrede®. Volgens den heer Maloitz is hij het geweest die die politie heeft aangezet het pafehuis te onderzoeken. nummer twee met zijn hoofd op nummer één gaat staan, op zijn naar boven stekende voe ten wordt door twee helpers een lange tafel, waarop o.a. twee brandende lampen staan, ge tild en op ïxuinmer twee's voeten gaat de tafel lustig eenige malen rond draaien. En alles wordt met een gemak gedaan, alsof iedereen het zou kunnen. LUXOR THEATER „Gekooide jeugd". Op deze voortreffelijke Amerikaansche film uitvoerig in ons blad van Donderdag bespro ken willen wij gaarne nog eens de aandacht vestigen. Heli's House, het is de schrille te te kening van het lot van een jong mensehen- Ie ven, dat door fatale omstandigheden in mis dadig milieu verzeild raakte. Het is een blik in de rauwe tuchtschoolsfeer met al haar ver schrikkingen, maar waar toch de kamieraad- schappelijfeheid en solidariteit niet verloren is gegaan. Het is tenslotte de bittere critiek op een Amerikaansch stelsel, dat dringend herziening behoeft. Prijzenswaardig -is het feit, dat de hoofd personen vooral Dunkin jr. en Pat O'Brien hun rollen op zoo ingetogen wijze vertolken. Het voorprogramma bevat in de eerste plaats het gebruikelijke journaal, waarin ver scheidene gebtui*tenissen in de nieuwe en de oude wereld de revue passeeren. Dan is er een Crazy Cat historie van griezeligen inhoud, ter wijl in de klucht „Lange Vingei's" koddige avonturen van een tweetal recruten te bele ven vallen. In een cabaretfilmpje toonen va- riété-artisten hun prestaties. Tenslotte noe men wij de film met Abe Lyman's jazzorkest, goed van regie en muzikaal gehalte, hoewel het Amerikaansche enthousiasme voor mili taristisch vertoon ons minder verkwikkelijk aandoet. In de groote zaal van het Gem. Concertge bouw, keurig aangekleed door de fa. Oosten, vond Vrijdagmiddag en -avond, een mode show plaats van Van der Laan's Modemaga zijnen, Kruisstraat, alhier. Eeix der firmanten opende de shaw met een inleidend woord, waarbij hij het bestuur van de Ver. van Huisvrouwen, dat als gast aan wezig was, verwelkomde. De show begon met een aardige vertoon ing der mode van 1834 in vergelijking met die van 1934; 1834 was aantrekkelijk, kleurrijk en ele gant met zijn hoepelrokken, hoeden-model- Kate Greenaway, fluweel en kant, maar „stel je voor," zei iemand in mijn buurt, met zoo'n costuum in een bus"! Na deze „hors d'oeuvre" begon de eigenlijke show, die modellen toonde van de meest een voudige tot de kostbaarder soorten, alle ech ter zooals iedere vrouw ze graag zou willen dragen, en niet om alleen maar in een winkel etalage te bewonderen om hun rariteit. Vóór de pauze werden door de zeven man nequins morgen- en middag japonnen, man tels en tailleurs, daarna bontmantels en avondjaponnen getoond. De meest opvallende „eigenschappen" zou men willen zeggen, wa ren wel: lo. De modekleur ls zwart. 2o. De modellen zijn nauw. 3o. De halsafsluiting is tot de voet van de hals. 4o. De hoeden zijn plat, groot of klein en worden over het rechteroog getrokken. 5o. Het décolleté der avondjaponnen brengt als nieuwste een split in den rug. 6o. De Schotsche ruiten zijn in trek. lo. De lange mouwen van mantels zoowel als japonnen worden nu niet meer boven den elboog, maar eronder druk gegarneerd; al leen de mouwen der avondjaponnen, die niet verder dan de elboog reiken, worden daar boven natuurlijk gegarneerd. Bruin als modekleur heeft nu definitief af gedaan, wat wel toegejuicht zal worden door de heeren der schepping, die bruin niet graag accepteeren! Nu moet u niet denken, dat de fa. van der Laan straks heel Haarlem en omstreken in zwart wil steken of zedige halsjes wil opdrin gen of platte hoeden op de noofdjes wil la ten balanceeren, of een diep rugdécolleté een onding zal noemen! Allerminst, de mogelijk heden zijn altijd nog zeer vele, en van de ge noemde zeven modevoorschriften kan men nog het volgende zeggen: lo. Er is ook nog rood, mosgroen, heel wat blauw en voor de avondjaponnen rose, geel en wit te bewonderen. 2o. Er zijn wijde, driekwartmantels in stof en bont, die voor het najaar een heerlijke dracht zijn. In stof waren zij alleraardigst in effen en ruiten gecombineerd. 3o. De halsuitsnijding is ook zeker wel pun tig of rond, al naar ons het meeste flatteert. 4o. Wat de hoeden betreft, een der pittigste gevalletjes was een zwart hoedje zonder rand, naar boven nauwer wordend, en van achteren versierd met een parmantige piekveer. Is dit soms een voorlooper van hoeden met hooge bollen? 5o. De avondjaponnen hebben ook nog vaak genoeg een diep rugdécolleté al is het dan nu ook wat gewijzigd met erover loopende gar neeringen van de zij. 6o. Als u wat al te gezet bent voor ruiten, effen stoffen zijn er ook nog bij tientallen. lo. Houdt u niet van drukbewerkte mou wen, neem ze dan eenvoudig, dat verdraagt deze mode ook best. Bij de avondjaponnen waren er enkele, die zeer in het oogloopend waren, een paar jeug dig en pittig gebloemde en een zeer voyant gestreepte, m zwart, rood, wit en blauw, ge durfde combinatie, maar als een helle, onbe- heerschte schaterlach bij al dat zwart-bezon- nene. En hoe zou de wereld eruit zien zonder die gulle schater? Tenslotte noem ik nog enkele modellen, die buitengewoon opvielen. Allereerst dan een bruine avondjapon met kanten bovenstuk in een bruinrose tint, met een jasje van de bruine zij, waarvan de mou wen zeer eigenaardig waren gedrapeerd. Dan een paar bontmantels van Trojaner veulen, een zeer gladde en glimmend-zwarte bontsoort, in dure uitvoering mooi, maar in de minder kostbare aandoend als een regen mantel. Dan een prachtige bordeau-roode middag japon en een mosgroene mantel met een groote strik van bont aan den voorkant; een zwart tafzijden avondcostuum, gegarneerd met breede open naden was nauw tot een 20 cM. boven de knieën, daaronder waaierde de rok ruischend uit, een typisch vrouwelijk effect. Tenslotte ontvingen de mannequins nog bloemen, de uitstekende band speelde een slot-jubellied en de dames vertrokken, druk redeneerend over wat ze zich wel, en wat ze zich niet zouden willen aanschaffen. E. E. J.—P,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 14