NlCUN!
Tooneelcritiek over Dilettanten.
Radiomuziek der week
BIOSCOOP.
Gebruikt in Uw soepen HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent
Maioïtz haalt Haarlem overhoop.
MODESHOW
VAN DER LAAN
ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
8
Het Tooneel.
Een Enquête van het maandblad
..Ons Tooneel".
Het door dilettanten veel gelezen maandblad
„Ons Tooneel", heeft een enquête onder zijn
lezers gehouden over de vraag, of zij critiek
over dilettanten-tooneelvoorstellingen wensche
lijk achten of niet en uit de zeer talrijk inge
komen antwoordt e is wel heel duidelijk ge
bleken, dat het bJad hiermee een actueele
kwestie op het tapijt gebracht. Een zeer
groote meerderheid verklaarde zich vóór critiek
terwijl slechts een kleine minderheid critiek
over dilettanten-tooneel niet gewenscht oo:
deelde.
Dat een criticus van professie, die in zijn
leven misschien meer dan 600 dilettanten
voorstellingen heeft „verslagen" met buiten
gewone belangstelling de antwoorden en de
motieven „vóór" en „tegen" critiek heeft ge
lezen, spreekt wel vanzelf. Ook hij heeft er zijn
dordeel over, al beziet hij de kwestie niet
zooals de meeste inzenders uitsluitend van
den kant van de beoordeelden maar ook van
den criticus.
Wat me bijzonder interesseerde, dat waren
de eischen, waaraan de critiek volgens de in
zenders moest voldoen. Hoe lezenswaardig
vele antwoorden ook waren, zoo trof het mij
toch, dat slechts enkelen het juiste begrip toon
den te hebben van de verhouding van den cri
ticus tot de lezers van zijn krant. De meesten
vergeten, dat de critiek niet uitsluitend wordt
geschreven voor de enkele spelers, die in een
stuk zijn opgetreden, zelfs niet alleen voor de
paar honderd menschen, die de voorstelling
hebben bijgewoond, maar ook voor hen, die de
opvoering niet hebben gezien. Ja, deze laatsten
zijn zelfs altijd ver in de meerderheid. Een
der inzend rs bleek daar het juiste begrip van
te hebben en met instemming haal ik hier aan
wat hij schreef.
„Even nutteloos blijft een verslag, waarin
alle détails over de opvoering vermeld wor
den. Zulke detaücriitiek heeft misschien haar
groot nut voor den spelenden tooneelkring zelf
maar buitenstaanders hebben er niet veel
aan!"
Precies mijn idee, zou ik willen zeggen. Vele
tooneeldilettanten mee me® blijikens de in
gekomen antwoorden dat een critiek zoo
iets ais een uitgebreid en gedetailleerd critisoh
verslag met vermelding van alle deugden en
gebreken, zooals een jury bij een wedstrijd
pleegt uit te brengen, moet zijn. Daargelaten,
dat een krant moeilijk zooveel plaats kan in
ruimen voor dilettanten-opvoeringen, zou zulk
soort critiek voor de buitenstaanders ook
stom-vervelend en dus vrijwel onleesbaar zijn.
En dat nu moet een criticus in de eerste plaats
vermijden, -wil hij zijn rubriek frisch en op
peil houden. Na zulke schoolmeesterachtige
crit leken zou hij al heel spoedig niet meer
gelezen worden, behalve dan door enkelen,
d'e er direct belang bij hebben.
Er waren zelfs inzenders, die nog veel ver-
de- gingen met hun wenschen. Zoo was er
ééii, die gaarne zou zien. dat de criticus nu
en dan ook enkele repetities bijwoonde ik
vraag je even om de resultaten van het
voorbereidend werk beter en zuiverder te
ku: -.en beoordeelen. Alsof een criticus niet
anders te doen heeft! Een ander achtte het
wenschelijk om na een opvoering besprekin
gen te houden met de spelers, den leider en de
beoordeelers, al had deze inzender hier blijk
baar niet bepaald 'het oog op den dagblad
criticus.
Het is begrijpelijk, dat dilettanten hun voor
stellingen bijzonder belangrijk vinden, maar
zij verliezen de proporties er van in verhou
ding met andere dikwijls nog gewichtiger
gebeurtenis wel eens uit het oog.
Toch waren er ook veel inzendingen, die
van beter begrip blijk gaven en de critiek
minder eenzijdig zagen. Bijna allen stelden
zij en terecht als eisch. dat de critious
bevoegd zii tot oordeelen. „Critiek is alleen
or gewenscht" schrijft er een „wanneer
zij geschiedt door verslaggevers, die met even
veel gemak een konijnen-tentoonstelling, een
schoorsteenbrandje als een tooneelvoorstel-
lir.g verlaan. omdat dilettanten door derge
lijke ondeskundige verslagen een geheel ver
keerden indruk van hun spel krijgen". En ook
willen de meesten, dat rekening wordt gehou
den met. den aard der vereeniging, de ont
wikkeling en den aanleg der spelers, en de
omstandigheden, waaronder zij werken. De
critik kan en mag hiermee zal de criticus
met ervaring het we? volkomen eens zijn
niet denzelfden maatstaf aanleggen voor aille
vereenigingen.
Met volkomen instemming neem ik hier ook
over. wat die heer H. de Wilde te Leiden
een der beste krachten van het dilettanten-
tooneel schreef
„De critiek welke gegeven wordt, moet in
ieder geval opbouwend zijn. Dit geldt
reeds in algemeenon zin, maar zeker voor
dilettanten-prestaties. De ernstige dilettant
bedoelt het goed en doet zijn uiterste best
kunst te geven, maar door gebrek aan routine
zal hij dikwijls geheel of gedeeltelijk falen.
Doch dit mag voor den recensent geen reden
zijn een speler zoodanig af te breken, dat er
„geen stuk van heel blijft". De juiste critiek be
vat aanwijzingen, toont de tekortkomingen
aan en prijst de goede kwaliteiten; de ern
stige dilettant neemt zoo'n critiek ter harte
en doet er een volgenden keer zijn voordeei
mee. Hij neemt aan, dat de critiek wordt ge
geven door een onbevooroordeeld, niet be
langhebbend persoon, die weliswaar slechts
de meening weergeeft van één persoon, doch
dan ook een met vakkennis, die veel gezien
en veel gelezen heeft op tooneelgebied en als
zoodanig dus meer waard is dan tien ooms,
tantes, neven, nichten en vrienden".
Wanneer alle dilettanten de critiek zoo be
schouwden. zou er minder misverstand heer-
schen tusschen den criticus en de beoordeel
den „Le Journal, c'est un monsieur", zeggen
de Franschen terecht. Hierdoor wordt ook
verklaard, dat twee critieken over éénzelfde
stuk en opvoering door bevoegde critici vol
strekt niet altijd zooals een der inzen
ders blijkbaar meent gelijk behoeven te
zijn, ja zelfs dikwijls recht tegenover elkaar
kunnen staan. Goede critiek is tenslotte
persoonlijk en het is nu eenmaal een feit, dat
verschillende personen in hun smaak en oor
deel ook verschillend kunnen zijn. Dit is met
critici immers even goed het geval als met het
publiek. Alleen mag men verlangen, dat de
criticus zijn oordeel van mooi of leelijk, goed
of slecht, zuiver motiveert. Want hierin
tenslotte hebben wij het verschil tusschen de
kritiek en -het minder critische publiek te
zoeken.
Tenslotte wil ik hier nog iets aanhalen, uit
het antwoord dat de heer H. J. H. Keijzer te
Amsterdam gaf, een zeer gemotiveerde door
de redactie terecht met een extra prijs be
kroond inzending, die van breed inzicht ge
tuigde. De heer Keijzer was een der weini
gen, die er rekening mee hield, dat een dag
blad ook andere lezers heeft dan die van den
becritiseerden tooneelkring.
..Een speler" zoo schrijft hij „verlang1
detailleering; de doorsnee lezer vraagt meer
algemeene gezichtspunten Een goede critiek
is een compromis tusschen die twee verlan
gens. Te groote detailleering beperkt- den
kring der belangstellenden, een te algemeen;
beoordeeling is maar al te vaak tegelijk; „d
een oppervlakkige. Overigens mag'een cri
ticus nimmer uit het oog verliezen, dat de
gemiddelde lezer niet alleen een critisch
overzicht over het gebodene verlangt, maar
dat hij, zooals de toeschouwer, in zijn meenin
gen moet worden geleid, door een critiek uit
zijn indolentie moet worden gewekt, m.a.w. de
belangstelling voor het tooneel voortdurend
moet worden wakker geschud."
^oo meen ik ook dat de critiek over dilettan-
-mvoorstellingen moet worden opgevat.
J. B. SCHUIL.
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
Mozart's opera „II Dissoluto punito", ossia
„Don Giovanni", welker Ouvex-ture Zondag
avond door Hilversum uitgezonden wordt,
draagt in Köchel's Catalogus het nummer 527.
Zij neemt daarin dus een plaats in dicht in
de nabijheid van de twee beroemde strijk
kwintetten in C. gr. t. en g. kl. t. (nos. 515 en
516), de -brillante sonate voor piano en viool
in A. gr. t. (no. 526), de Kleine Nachtmusik
(no. 525», het Kronungskonzert (no. 537) en
de symphonie in Es gr. t. (no. 543), om maar
enkele van de allerbekendste werken te noe
men. Daar Köchel's lijst chronologisch ge
rangschikt is, blijkt hieruit, hoe rijk aan
meesterwerken deze periode van Mozart's
leven is geweest. En toch was het een van de
vele moeilijke periodes in zijn kort aardsch
bestaan. Ondanks zijn benoeming tot „Hof-
compositeur" hielden de kuipeiijen tegen hem
en ten gunste van den Italiaan Saliei*i, die een
begunstigde positie in een deel der hofkringen
genoot, aan, zoodat Mozart niet gedaan kon
krijgen, dat de eerste opvoering van zijn „Don
Giovanni" in den Hofschouwburg te Weenen
plaats zou vinden. Er was geen gelegenheid
voor, heette het; de nu geheel in vergetel
heid geraakte opera „Axur" van Salieri
had den voorrang en Mozart moest zich ver
genoegen met het op bestelling leveren van de
voor de hofbals benoodigde walsen en contra
dansen! En zoo geschiedde het dat de première
van Mozart's onsterfelijk werk niet te Wee
nen. maar te Praag plaats had, 20 Oct. 1787.
Daar werd zij met groote opgetogenheid ont
vangen. Merkwaardig is dat de tekstdichter
Da Ponte zoowel voor „Don Giovanni" als
voor „Azur" den tekst geleverd had; hij woon
de echter de première van Mozart's werk niet
bij, daar hij de opvoering van „Azur" te Ween-
nen moest helpen voorbereiden. Maar behalve
door deze kuiperijen, was nog door een andere
ooi-zaak de genoemde periode van Mozart's
leven vertroebeld: zijn geliefde en hoogver
eerde vader Leopold Mozart was in dat jaar
ziek geworden en overleden.
Wolfgang Mozart ging in September 1787
naar Praag om daar zijn ten deele gecompo
neerde opera te voltooien. Met welk een schier
ongeloofelijke en in elk geval onbegxijpelijke
gemakkelijkheid hij de bewonderenswaardige
partituur schiep kan men concludeeren uit
het feit, dat hij sommige gedeelten bij het
kegelspel schreef; als het zijn beurt was stond
hij op om een worp te doen; onmiddellijk daar
op vervolgde hij zijn arbeid zonder de minste
stoornis, volledig geconcentreerd in zijn werk.
Maar met dat al naderde de voor de première
vastgestelde dag, zonder dat ook maar een
enkele noot van de ouverture op papier stond.
Zelfs den avond vóór de generale repetitie
was dat nog niet het geval. Laat op dien
avond begon hij er aan; zijn vrouw moest
hem onder het werk vertellingen doen om hem
wakker te houden. Een paar uur werd gerust
en 's morgexxs om zeven uur kwam de copiïst
om de partituur te halen en daaruit de par
tijen af te schrijven. En de partituur was
klaar, al was de inkt nog nauwelijks droog.
In de „Don Giovanni'-ouverture heeft Mo
zart meer gegeven dan een formeel en betrek
kelijk neutraal openingsstuk. De hoofdfiguren
der opera vinden we er in terug. De oude
Comthur, die in het eerste bedrijf door den
gewetenloozen losbol vermoord wordt en
wiens standbeeld aan de overmoedige uitnoo-
diging van Don Giovanni in het laatste bedrijf,
om zijn gast te zijn, gehoor geeft en als spook-
vei-schijning (Steenen Gast) bij hem binnen
komt is in de Introductie geschilderd met de
zelfde thema's, die zijn optreden in het derde
bedrijf illustreeren. Harde en onheilspellende
klanken zijn het: als uit graniet gebeitelde
lange tonen, dissonanten, woelende stijgende
en dalende passages in dreigende chromati
sche opvolging. Een geheel andere Mozart,
dan de verpersoonlijking van liefelijkheid en
zonnigheid, die we in zoovele zijner werken
zien, staat daar voor ons. En welk een kracht
van uitdrukking wordt met de schijnbaar een
voudigste middelen bereikt! Plotseling slaat
de mineurtoonsoort der Introductie in het
majeur van het Allegro over: Don Giovanni
zelf doet zijn intrede. Voortstormende, over
moedige, niets ontziende levenslust spreken
uit het hoofd thema; in de dalende gestooten
noten van het tweede thema vernemen we een
stem, die den losbol schijnt te vermanen, maar
hij antwoordt er op met een frivoliteit en slaat
de waarschuwing in den wind. De verdere
ontwikkeling van het in den ook voor ouver
tures gebruikelijken hoofdvorm der sonate ge
schreven stuk is meer zuiver muzikaal dan
programmatisch; de talrijke canonische imi
taties van het vermaningsmotief spelen er een
belangrijke rol in. In de opera gaat de ouver
ture door middel eener modulatie van D. gr. t.
naar F. gr. t. zonder onderbreking over in de
bex-oemde aria van den kamerdienaar Lepo
rello ,Nott' e giorno faticar" („Keine Ruli'
bei Tag und Nacht"), die het eerste bedrijf
opent; voor concert gebruik heeft Mozart een
afsluiting van de Ouverture gecomponeerd.
Zondag kan men uit Hilversum twee der vier
Symphonische Gedichten van St. Saëns hoo-
ren. Des morgens wordt No. 4 der reeks „La
Jeunesse d'Hercule" op. 50 uitgezonden. De com
positie, die tot onderwerp heeft de tweestrijd
van den jongen held. of hij het pad der deugd
of wel dat van het genot zal inslaan, werd bij
de eerste auditie (in 1877) nog al koel ont
vangen. Men verlangde geen gemoraliseer in
de muziek. „Le Rouet d'Omphale", dat 's na
middags wordt gespeeld, dateert van 1871. Het
draagt het opusnummer 31 eix werd gevolgd,
eerst door „Phaëton" (op. 39), vooi-ts door de
„Danse macabre" (op. 40), die de beroemdste
der vier geworden is. Men ziet dat in drie van
de vier de Grieksche mythologie het onder
werp geleverd heeft. Toch is dit, wat betreft
„Le Rouet d'Omphale" slechts schijn, want de
inspiratie voor dit werk kreeg de componist
bij het zien van een bijzonder mooi bewerkt
spinnewiel. Den volgenden dag bracht hij een
bezoek aan het atelier van een schilder, die
hem had uitgenoodigd om zijn schilderij
Venus" te komen zien. Het coloriet en de
zinnelijke kracht der voorstelling troffen St.
Saëns, en. had zich den vorigen dag het mo
tief van het spinnen terstond in zijn hoofd
genesteld, nu combineerde hij er de nieuwe
indrukken mee en het toongedicht ontstond
in zijn geest. De legende van Hercules, die in
dienst van koningin Omphale vrouwenarbeid
moest verrichten is er dus eigenlijk maar bij
gehaald en meer als zinnebeeld dan als his
torie te verstaan.
Woensdag is voor Daventiy een belangrijke
dag op het gebied van het pianoconcert. Rach
maninoff's derde en Brahms' tweede worden
gespeeld. Dat van R. werd jaren lang uitslui
tend door den componist en door Horowitz ge
speeld; maar er schijnt in den laatsten tijd
concurrentie te komen. Enkele weken geleden
speelde Moïsevitch het, nu is het Cyril Smith
De technische eischen, die het werk stelt, zijn
enorm: de muzikale waarde is m.i. daaraan
niet evenredig. Het is alles zoo volgestopt,
overladen en pessimistisch. Dan is dat van
Brahms, dat in den beginne ook al veel te
zwaar gevonden werd, heel wat helderder,
thematisch krachtiger en karakteristieker.
Myra Hess zal dit spelen.
CINEMA PALACE.
„Ik ben Suzanne"
Lilian Harvey is een zeer veelzijdig talent.
Niet alleen staat ze op het oogenblik als film
actrice, i om haar knappe spel, èn om haar
lief geziCtióje, haar aardige maniertjes en
prettige stem op de bovenste sport van den
filmladder, maar ze toont zich in de film „Ik
ben Suzanne" een eerste klas danseuse, koord
danseres en acrobate, zelfs slaat ze in het
marionettentheater als „manager" van de ma
rionetten een uitstekend figuur.
Onder regie van Rowland v. Ree is onder den
titel „Ik ben* Suzanne" met Lilian Harvey en
Gene Raymond in de hoofdrollen een heel
aardige film tot stand gekomen die vooral ook
boeit door het mooie marionettentheater, dat
er in vertoond wordt. Lilian Harvey heeft in
Gene Raymond een zeer gelukkigen tegen
speler. Door zijn sympathieke uiterlijk wint hij
dadelijk iedereen voor zich, dat gevoegd bij
zijn ixrtuurlijk spel, maakt hem tot een waar
dig partner van Lilian.
Lilian stelt voor een opkomend danseresje,
Suzanne, die geheel onder den invloed van
haar manager staat, die haar besteelt en haar
zoo klein mogelijk tracht te houden, om zijn
macht niet over haar te verliezen.
Tony (Gene Raymond) een spruit uit een
geslacht van marionettenspelers van vader op
zoon, ziet Suzanne dansen en wil een mario
net van haar maken. Tusschen de twee jonge
menschen ontstaat een innige liefde, welke
door een oneenigheid vei'stoord dreigt te wor
den. Beiden zijn daardoor diep ongelukkig het
grijpt Suzanne zoo erg aan, dat ze van het ge
spannen koord valt en haar been breekt. Door
Tony's goede zorgen geneest ze gelukkig weer
en na eerst aan het marionettentheater ver
bonden te zijn geweest is ze eindelijk weer zoo
ver hersteld, dat ze weer als danseres kan op
treden. Even dreigt er weer onheil voor Su
zanne en Tony, maar het eind brengt de blijde
vereenigmg van twee gelukkige menschen-
kinderen-
Het bij programma is ditmaal zeer uitgebreid.
Zoo brengt o.a. het Profilti-Nieuws de opening
der Staten-generaal. Hierdoor krijgen we een
zeer duidelijk beeld van het enthousiasme,
waarmee koningin en prinses begroet werden.
Een aardig moment is de bloemenhulde van
het Nation. Jongeren Verbond, waarbij der
koningin talrijke bloemstukken aangeboden
werden, waarvoor elk der aanbiedsters een hand
van de koningin kreeg. Een heel bijzonder
nummer is het Variété waar de vier Hessems
de meest verbluffende staaltjes van htm 'bui
tengewone capaciteiten op hun gebied geven.
Deze acrobat-jongleurs staan op hun en op
eikaars hoofd met hetzelfde gemak waarmee
U en ik op onze voeten staan. Heeft U wel eens
geprobeerd rustig en kalm op een grooten bal
te staan? Een van de Hessems doet dat en
voor de gezelligheid neemt hij een anderen
Hessem op zijn hoofd en zoo kuiert hij een
beetje. Hun slotnummer bestaat daarin, dat
(Adv. Ingez. Med.)
Al gedachten-uitvoerend
reed hij door de binnenstad.
Tot wanhoop der verkeersregelaars.
Maloitz heeft Haar-
.lem overhoop gehaald
De Haarlemsehe bin
nenstad en hij was
Vrijdagmiddag tie
schrik der Haarlem-
.sche agenten en der
verkeersagenten in 't
bijzonder. Wat heeft
Maloitz gedaan?
Maloitz hield oen
seance voor de pers.
Zondagavond treedt
hij in den Stads
schouwburg op en als
voorproefje heeft hij
gisteren laten zien
wat men kan, als men
ontvankelijk is voor
gedachtenoverbren-
ging.
In de directiekamer van den Stadsschouw
burg hadden wij een opdracht samengesteld
en die in een enveloppe gesloten. Een onzer
zou den telepaath geleiden, sterk aan de op
dracht denken, terwijl hij hem aan de pols
hield.
Voor den Stadsschouwburg had zich een
groote menigte verzameld die gehoord had van
Maloitz' plannen.
Eerst moest hij drie keer om de auto heen
loopen en dan aan de zijde van de bestuur
derszitplaats instappen. Maloitz drentelde wat
heen en weer, liep over het steenen walletje
van den oprit en eindelijk slaagde hij er in
te doen wat hem opgedragen was.
Daarna ging hij op de treeplank van den
wagen staan, terwijl de geleider, die binnenin
zat. hem bij de pols pakte De opdracht was,
zooals op het papier in de dichte enveloppe
stond, drie keer om het pleintje voor het
theater te rijden en drie keer den oprit te be
klimmen. Het ging absoluut mis en wij reden
met twee auto's regelrecht naar den Raam-
singeL
Plotseling stopte hij en duidde dat wij terug
moesten rijden. Hetgeen makkelijker geduid
dan gedaan was, want -de 'tientallen fietsers
die ons dezen middag zouden begeleiden,
vormden een versperring zooaLs alleen fietsen
tot stand kunnen brengen. Toch kwamen we
niet voor de tweede maal aan den Stads -
schouwburg en Maloitz 'bleef, wat men noemt,
sukkelen,
Maar dat was zijn schuld niet want om de
een of andere reden kon de geleider zijn ge
dachten niet sterk genoeg overbrengen en dat
Ls nu eenmaal een eerste vereischto voor een
telepaath. Een andere geleider kwam aan bod
en met een ongeloofelijke vaart stoven wij
naar de Groote Houtstraat en stopten voor
Vroom.
Maloitz vloog naar binnen sleepte zijn ge
leider bijkans achter zich aan, de winkelmeis
jes keken als zagen zij een verschrikking en
wij allen holden meezes trappen op. Hee-
lemaal naar boven naar den daktuin.
Waar we ademloos aankwamen en Maloitz
vroeg of we geen hooger gebouw hadden kun
nen uitzoeken. Toen liep-ie naar het buffet
van het restaurant en pakte een pakje suiker,
dat hij in den jaszak van een der getuigen
liet verdwijnen. Zooals opgedragen was.
Naar beneden toe gingen we in de lift, de
liftjuffrouw had niets meer te vertellen, want
Maloitz drukte op het knopje. Weer stoven we
door de menschen heen en de detectives on
der hen merkten op: „De telepaath".
De geleider dacht verkeerd en we reden een
niet afgesproken kant op. De telepaath deed
goed. want hij voerde de vex-keerde gedachte
prompt uit. Op het Klokhuisplein moest hij.
in een fietsenstalling naar een fiets gaan en
twee koeren bellen, maar voordat het zoover
was heeft hij het verkeer op grondige wijze
weten te ontredderen. Midden op het Klok-
huisplein bleef-ie staan, en we moesten weer
achteruit rijden. Middelerwijl had zich eert
groote vrachtwagen achter ons opgesteld en
na eenige seconden' verschenen er, als bij af-
spraak, nog meer. Een agent, die benauwd
keek en niets tegen den gedachten-uitvoer
der dorst te zeggen, regelde het verkeer ge
lukkig, totdat Maloitz had gedaan wat hij
moest doen en we verder reden tot de bios
coop op de Groote Markt, waar het pakje sui
ker van den daktuin weer werd opgediept en
aan de juffrouw van de cassa werd aangebo
den
Bij deze gelegenheid knelde Maloitz zijn
vinger, want de cassa was reeds gesloten en
toen hij het luikje wilde openen, smeet de
juffrouw, die minstens aan een overval op
haar geldschat moet hebben gedacht,, met één
beweging de schuif omhoog. Toch hee" Ma
loitz nog over een foto van Bleeke Bet ge
aaid, wat eveneens in de opdracht stond
voordat we naar het postkantoor reden en hij
een .bezoek aflegde aan een telefooncel.
De Amsterdamsche kindermoord ter sprake.
Toen wij na afloop in een café'samen kwa
men, ver-telde Maloitz het een en ander over
zijn speuringen naar aanleiding van den Aiu-
sterda-mschen kindermoord, die op het Wa-ter-
looplein is geweest. Zooals men weet is de heer
Maloitz -midden in den nacht door familie en
buren gewekt die hem vroegen het vermiste
meisje te zoeken.
Hij zei dat hij van begin af aan heeft ge
voeld dat het lijkje op de vliering van het ba-
nanenpakhuis lag. Hij heeft zich ook in dien
zin uitgelaten doch doordat er geen licht was
en er ook geen trap was die naar boven voer
de 'men moest de vliering met een ladder be
reiken) heeft hij dien nacht de vliering niet
kunnen bezoeken.
Opmerkelijk was zijn relaas over het zoeker
in de stad welk speurwerk door velen werd
bijgewoond, Maloitz heeft toen den weg ge
volgd. die de -moordenaar na het plegen van
zijn misdaad met een kar heeft gemaakt. Hij
heeft dien weg tot in de «kleinste bijzonder
heden gevolgd en zelfs op die plaatsen waar
de kar van den rijweg is afgeweken, is de te
lepaath ook van den weg afgeweken. Later
heeft men pas vernomen dat de moordenaav
dezen weg had gereden. Ook zou hij tegen der
Dakhuisknecht hebben gezegd nog voorda'
men zeker wist dat deze de dader was. dat hü
er van overtuigd was voor den schuldige te
staan.
Juist toen de rechercheur den volgenden
middag het lijkje vond. was Maloitz bij de po
litie om verlof te kriiaen het pakhuis nog
maals te 'betrede®. Volgens den heer Maloitz
is hij het geweest die die politie heeft aangezet
het pafehuis te onderzoeken.
nummer twee met zijn hoofd op nummer één
gaat staan, op zijn naar boven stekende voe
ten wordt door twee helpers een lange tafel,
waarop o.a. twee brandende lampen staan, ge
tild en op ïxuinmer twee's voeten gaat de tafel
lustig eenige malen rond draaien. En alles
wordt met een gemak gedaan, alsof iedereen
het zou kunnen.
LUXOR THEATER
„Gekooide jeugd".
Op deze voortreffelijke Amerikaansche film
uitvoerig in ons blad van Donderdag bespro
ken willen wij gaarne nog eens de aandacht
vestigen. Heli's House, het is de schrille te te
kening van het lot van een jong mensehen-
Ie ven, dat door fatale omstandigheden in mis
dadig milieu verzeild raakte. Het is een blik
in de rauwe tuchtschoolsfeer met al haar ver
schrikkingen, maar waar toch de kamieraad-
schappelijfeheid en solidariteit niet verloren
is gegaan. Het is tenslotte de bittere critiek
op een Amerikaansch stelsel, dat dringend
herziening behoeft.
Prijzenswaardig -is het feit, dat de hoofd
personen vooral Dunkin jr. en Pat O'Brien
hun rollen op zoo ingetogen wijze vertolken.
Het voorprogramma bevat in de eerste
plaats het gebruikelijke journaal, waarin ver
scheidene gebtui*tenissen in de nieuwe en de
oude wereld de revue passeeren. Dan is er een
Crazy Cat historie van griezeligen inhoud, ter
wijl in de klucht „Lange Vingei's" koddige
avonturen van een tweetal recruten te bele
ven vallen. In een cabaretfilmpje toonen va-
riété-artisten hun prestaties. Tenslotte noe
men wij de film met Abe Lyman's jazzorkest,
goed van regie en muzikaal gehalte, hoewel
het Amerikaansche enthousiasme voor mili
taristisch vertoon ons minder verkwikkelijk
aandoet.
In de groote zaal van het Gem. Concertge
bouw, keurig aangekleed door de fa. Oosten,
vond Vrijdagmiddag en -avond, een mode
show plaats van Van der Laan's Modemaga
zijnen, Kruisstraat, alhier.
Eeix der firmanten opende de shaw met een
inleidend woord, waarbij hij het bestuur van
de Ver. van Huisvrouwen, dat als gast aan
wezig was, verwelkomde.
De show begon met een aardige vertoon ing
der mode van 1834 in vergelijking met die van
1934; 1834 was aantrekkelijk, kleurrijk en ele
gant met zijn hoepelrokken, hoeden-model-
Kate Greenaway, fluweel en kant, maar „stel
je voor," zei iemand in mijn buurt, met zoo'n
costuum in een bus"!
Na deze „hors d'oeuvre" begon de eigenlijke
show, die modellen toonde van de meest een
voudige tot de kostbaarder soorten, alle ech
ter zooals iedere vrouw ze graag zou willen
dragen, en niet om alleen maar in een winkel
etalage te bewonderen om hun rariteit.
Vóór de pauze werden door de zeven man
nequins morgen- en middag japonnen, man
tels en tailleurs, daarna bontmantels en
avondjaponnen getoond. De meest opvallende
„eigenschappen" zou men willen zeggen, wa
ren wel:
lo. De modekleur ls zwart.
2o. De modellen zijn nauw.
3o. De halsafsluiting is tot de voet van
de hals.
4o. De hoeden zijn plat, groot of klein en
worden over het rechteroog getrokken.
5o. Het décolleté der avondjaponnen brengt
als nieuwste een split in den rug.
6o. De Schotsche ruiten zijn in trek.
lo. De lange mouwen van mantels zoowel
als japonnen worden nu niet meer boven den
elboog, maar eronder druk gegarneerd; al
leen de mouwen der avondjaponnen, die niet
verder dan de elboog reiken, worden daar
boven natuurlijk gegarneerd.
Bruin als modekleur heeft nu definitief af
gedaan, wat wel toegejuicht zal worden door
de heeren der schepping, die bruin niet graag
accepteeren!
Nu moet u niet denken, dat de fa. van der
Laan straks heel Haarlem en omstreken in
zwart wil steken of zedige halsjes wil opdrin
gen of platte hoeden op de noofdjes wil la
ten balanceeren, of een diep rugdécolleté een
onding zal noemen! Allerminst, de mogelijk
heden zijn altijd nog zeer vele, en van de ge
noemde zeven modevoorschriften kan men nog
het volgende zeggen:
lo. Er is ook nog rood, mosgroen, heel wat
blauw en voor de avondjaponnen rose, geel
en wit te bewonderen.
2o. Er zijn wijde, driekwartmantels in stof
en bont, die voor het najaar een heerlijke
dracht zijn. In stof waren zij alleraardigst in
effen en ruiten gecombineerd.
3o. De halsuitsnijding is ook zeker wel pun
tig of rond, al naar ons het meeste flatteert.
4o. Wat de hoeden betreft, een der pittigste
gevalletjes was een zwart hoedje zonder rand,
naar boven nauwer wordend, en van achteren
versierd met een parmantige piekveer. Is dit
soms een voorlooper van hoeden met hooge
bollen?
5o. De avondjaponnen hebben ook nog vaak
genoeg een diep rugdécolleté al is het dan nu
ook wat gewijzigd met erover loopende gar
neeringen van de zij.
6o. Als u wat al te gezet bent voor ruiten,
effen stoffen zijn er ook nog bij tientallen.
lo. Houdt u niet van drukbewerkte mou
wen, neem ze dan eenvoudig, dat verdraagt
deze mode ook best.
Bij de avondjaponnen waren er enkele, die
zeer in het oogloopend waren, een paar jeug
dig en pittig gebloemde en een zeer voyant
gestreepte, m zwart, rood, wit en blauw, ge
durfde combinatie, maar als een helle, onbe-
heerschte schaterlach bij al dat zwart-bezon-
nene. En hoe zou de wereld eruit zien zonder
die gulle schater?
Tenslotte noem ik nog enkele modellen, die
buitengewoon opvielen.
Allereerst dan een bruine avondjapon met
kanten bovenstuk in een bruinrose tint, met
een jasje van de bruine zij, waarvan de mou
wen zeer eigenaardig waren gedrapeerd.
Dan een paar bontmantels van Trojaner
veulen, een zeer gladde en glimmend-zwarte
bontsoort, in dure uitvoering mooi, maar in de
minder kostbare aandoend als een regen
mantel.
Dan een prachtige bordeau-roode middag
japon en een mosgroene mantel met een
groote strik van bont aan den voorkant; een
zwart tafzijden avondcostuum, gegarneerd
met breede open naden was nauw tot een 20
cM. boven de knieën, daaronder waaierde de
rok ruischend uit, een typisch vrouwelijk
effect.
Tenslotte ontvingen de mannequins nog
bloemen, de uitstekende band speelde een
slot-jubellied en de dames vertrokken, druk
redeneerend over wat ze zich wel, en wat ze
zich niet zouden willen aanschaffen.
E. E. J.—P,