Gratis reizen» De gevaren die zij loopen. Een Helper bij de Boschteelt. ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 13 Het aantal verstekelingen is tegenwoordig groot. Door Ramsay Williams In den goeden ouden tijd was het lot van een verstekeling spoedig beslist. Hij behoefde niet te twijfelen aan wat hem bij ontdekking te beurt zou vallen: een gestrenge kastijding en het lot van een slaaf, die moest werken voor zijn kost. want op de kleinere schepen kon het er niet af, iemand voor niets te eten te geven. Thans valt den verstekelingen een veel pro zaïscher ontvangst te beurt. Herhaaldelijk worden zij ontdekt vóórdat het schip de haven verlaat en overgeleverd aan de havenautori teiten. Echter gelukt het enkelen, aan de waakzaamheid van de bemanning te ontsnap pen tot het schip in volle zee is. Het is zoo goed als onmogelijk in de havens der beschaafde landen ongezien van het schip te komen, zelfs als het een verstekeling geluk te gedurende de geheele reis verborgen te blijven. De Engelschen hebben een uitsteken de methode om deze zaken te behandelen. Engeland heeft al zooveel werkloozen, dat er geen nooddruftige vreemdelingen aan toege voegd behoeven te worden, dus de versteke ling is tenzij hij kan aantoonen van Brit- sche nationaliteit te zijn zeer spoedig weer op zee, nadat een magistraat bevel heeft ge geven tot zijn deportatie als ongewenschten vreemdeling. De voornaamste oorzaak die verstekelingen van Britsche nationaliteit er toe brengt, te trachten Engeland te bereiken, is verlangen naar den geboortegrond. Zij weten dat daar voor buitenlanders geen plaats is. Meestal zijn het mijnbouwkundige onderzoekers, die er niet in geslaagd zijn aan de „overzijde" fortuin te maken. De verstekeling Is nog steeds niet zeker van zijn leven. Als het schip vergaat zal hij daar van op de hoogte worden gebracht doordat het water bij groote hoeveelheden naar bin- nen stroomt. Als het noodzakelijk wordt het i schip te verlaten zal hij achtergelaten worden als hij gedurende de geheele reis onzichtbaar I is gebleven. Dit zijn volstrekt niet de eenige gevaren j waaraan hij is blootgesteld. Er zijn voorbeel- den geweest van „stowaways", die als ratten j in de val zijn geloopen bij het verleggen van i lading of die zijn gestikt door gebrek aan fris- sche lucht; Een drama van dezen aard werd onlangs j ontdekt, toen het stoomschip „Evagoras", van Cyprus, katoen uit Zuid-Amerika te Liverpool lostte. De overblijfselen van twee mannen, niet veel meer dan geraamten, werden daarbij in het ruim gevonden. Uit hun passen bleek dat het Polen waren. Bij hen werden een mand met voedsel en eenige kleeren gevonden. Het hoofd van een der mannen, die niets dan een nethemd aan had. was verbrijzend door een baal katoen, die waarschijnlijk op hem was gevallen toen hij sliep. Niemand van de be manning had een ongewoon geluid gehoon; gedurende de reis. Vermoedelijk hadden de mannen zich verborgen, toen het schip in j Buenos Aires geladen werd en waren zij be- dolven onder andere lading, die te Montevideo ingenomen was. Daarna was het ruim afgeslo ten met ijzeren staven en pas te Liverpool ge opend. Wat daar in het dónker is voorgevallen kan" men zich maar al te goed voorstellen. De eene man was daar bij het lijk van zijn vriend en hij deed wanhopige pogingen om zich te bevrijden, trekkend aan de balen katoen en zelfs aan de stalen banden die er omheen zaten; roepend om hulp die niet opdaagde: hij hoorde niets dan het stampen van de machine en liet spoe len van de zee tegen de wanden van zijn ijzeren gevangenis. Hoe het tenslotte met hem afliep kan blij ken uit de verklaring van den politiedokter bij het onderzoek; „Het eene lichaam had een snij wond aan de keel, veroorzaakt door een scherp werktuig." De geneeskundige verkla ring luidde, dat de man aan verstikking over leden was. De groote mailboot biedt den verstekeling meer mogelijkheden dan een kleiner schip, want behalve dat zij veel meer schuilplaatsen heeft, is het op een groote boot niet noodig dat de verstekeling zich gedurende de geheele reis verborgen houdt, daar er geen beter mid del is om onopgemerkt te blijven dan zich te bewegen in een groote menigte. De ..Majestic" van The White Star Line ver voerde korten tijd geleden niet minder dan vier verstekelingen in één i-eis. Nadat het schip naar het dok te Southampton was ge gaan werden zij alle vier twee weken gevan gen gezet. Eén van hen maakte de geheele reis mee zonder ontdekt te worden, maar toen hij van boord wilde gaan werd hij op de loopplank aangehouden. Hij was in Glasgow geboren en had"sinds 1929 in Brooklyn gewerkt en toen hij door de crisis zijn betrekking verloren had be sloot hij, op deze goedkoope wijze naar zijn vrouw en kinderen terug te keeren. Van de andere drie „stowaways" waren twee Engel schen en de ander kwam van Cyprus. Deze laatste was vroeger kellner geweest op de Majestic, waar hij was gedeserteerd. Hij had het ongeluk, herkend te worden door een pro viandmeester. Anders had ook hij misschien de loopplank bereikt. Maar of hij dan ontsnapt zou zijn aan de waakzaamheid van de haven beambten? Ongetwijfeld hebben de twee Engelschen zonder morren hun veertien dagen gevange nisstraf ondergaan. Misschien waren zij zelfs blij: zij waren tenminste weer in hun land. Niet iedere verstekeling is echter zoo gelukkig, zijn bestemming te bereiken, zelfs als hem aan het einde de gevangenis wacht. Eén ongelukkige was er die, ofschoon hij in Glasgow "geboren was, geen woord Engelsch sprak en wiens verstekelingschap, daar hij geen papieren bezat, leidde tot een lange reeks zeereizen, daar het eene land na het andere hem niet als landgenoot erkende. Tenslotte bleek, dat hij weliswaar in Engeland geboren was maar zijn jeugd in Polen had doorge bracht. Hij werd toen naar dat land vervoerd. In December van het vorig jaar werden op het Grieksche stoomschip Julia, kort nadat het van Marseille naar Buenos Aires was ver trokken niet minder dan zes Grieken en een Franschman als ongewenschte passagiers ont dekt. De kapitein oordeelde dat het goedkoop ste was. hen allen naar Marseille terug te zen den, hetgeen hij deed. na eerst een radiogram aan .de havenautoriteiten gestuurd te hebben. De Fransche politie wachtte de stowaways aan de kade op en bracht hen naar de ge vangenis. De „Great Eastern", het wonderschip uit de regeering van Koningin Victoria, heeft een vreeselijk geheim met zich meegedragen be neden de waterlijn, gedurende al den tijd dat het de zeeën bevaren heeft. Van zijn eerste tot zijn laatste reis droeg het schip een lijk en dit feit werd pas ontdekt toen het schip onder handen van den slooper kwam. Toen werd n.l. het geraamte van een man ontdekt; het was dat van een arbeider, die bij den bouw van het schip had medegewerkt. Een wonderlijke verstekelingen-geschiedenis vertelde kapitein John Attwood, die onlangs ontslag genomen heeft, na 47 jaar de zee be varen te hebben. Het laatst was hij kapitein van de Balmoral Castle. Toen hij tweede officier was van het stoom schip Goth, in 1901. vond hij een ontsnapten gevangene, ruim zes voet lang. die zich ver borgen had in een pakkist, die minder dan vijf voet lang was en geregistreerd stond als „kunstvoorwerpen" bevattend. Dit interessante kunstvoorwerp werd over gedragen aan de bevoegde autoriteiten en de kist is nog te zien in het museum van het eiland St. Helena. Gedurende den laatsten oorlog werden alle havens streng bewaakt, want wat Engeland betrof was de zee de eenige weg voor gevan genen die trachtten te ontsnappen. Toch slaagden een paar ondernemende Duitschers er in, weg te komen en een van hen. op wiens aanhouding door een blad was aangedrongen, zond aan die krant een briefkaart, waarin hij zijn behouden aankomst in Denemarken meldde. Het groote aantal verstekelingen kan dezen tijd is gemakkelijk te verklaren uit de crisis en de herleving van het pioniers-instinct in velen. Wie zich niet door het ongeluk laat ter neerslaan, houdt nooit op, zich in te spannen en naar beter te streven. Misschien wie weet? is ergens aan den overkant van den oceaan de gelegenheid, die hij zoekt. Hij ver kiest een daad vol gevaar boven het blijven voortbestaan van wat hem door overheid of particulieren gegeven wordt. (Nadruk verboden.) UIT DE WERELD VAN DE FILM CHARLIE ALS NAPOLEON. Charlie Chaplin, de held uit ontelbare korte komische films, de fijn- geestige filmkomiek, die met The Kid. Gold- rush. Circus en City- Lights de komische film op een voor ande ren onbereikbaar en bijzonder peil heeft ge bracht. dien men al leen kent met bolhoed, sjofel pakje, afgetrapte schoenen, wandelstokje en snorretje, Charlie Chaplin heeft al sinds jaren het plan nu eens geen komische, maar een ernstige film te vervaardigen en wel een Napoleon-film. waarin hij zelf de hoofd en titelrol wil spelen. Ofschoon hij al eenige malen aan dit voor nemen uitvoering heeft willen geven is het nog niet gebeurd. Thans ontvangen wij bericht dat het er nu toch wel degelijk van komt. Althanshij zal zich het volgend voorjaar naar Europa be geven om daar op historischen bodem de groote scènes uit het leven van Napoleon te draaien. Of hij in deze film spreken zal, wordt er niet bij vermeld. STUDIO-SNUFJES. Maurice Chevalier zou zich gaan verloven met Kay Francis. Er kwamen vele berichten over: 't ging niet door't ging wel door.... Aan de News Chronicle vertelde Maurice zelf: „Ik ben niet verloofd met Kay Francis. Wel zijn we goede vrienden. Maar ik heb veel vriendinnen en ik kan ze niet allemaal trou wen Ernst Lubitsch zal in het begin van het volgende jaar uit Hollywood naar Londen komen om een film voor een Engelsche maat schappij te regisseeren. Als men ziet welke krachten op filmgebied naar Engeland gegaan zijn de laatste jaren en er nóg heen gaan dan begrijpt men dat de Britsche filmindustrie bezig is een groote plaats in de wereld-industrie in te nemen. LILIAN HARVEY GEOPEREERD. Lilian Harvey blijkt dezer dagen in Holly wood te zijn geopereerd aan blindedarmont steking, meldt de News Chronicle. Haar toe stand is gunstig. De Xylophoon-bespeler. Groote bonte specht en klever. Uit den geelroodbruinen bosohrand klinkt een vroolijke harde s-tsm: „krek!" En dan volgt een regelmatig gehamer, haast te vroo- lijk in de herfststilte. Maar de bonte specht denkt niet aan zijn omgeving en of hij daarin past met zijn drukte. „Tamtam, tamtam!" gaat het wel een uur achtereen, want de hazelnoten zijn rijp en dan is er drukte aan den winkel. Hij haalt de eene noot- na de andere op zijn buik, duwt ze in een spleet van de schors, splijt ze met een welgemikten houw en haalt er de lekkere pit uit. En daarbij merkt hij nauwelijks, wat er om hem heen gebeurt. Als echter een soort genoot hem wat te na komt. kijkt hij verbaasd ja vertoornd op. of hij zeggen wil: „Dit is mijn boom, en dit mijn nootje, enpak je nu maar weg!" Overal, waar de bonte specht in 't bosch verschijnt, verkondigt hij zijn komst met een luid signaal als een chauffeur die door de straten toetert. Veel aardiger dan het „krek"-geroep is het trommelen van den specht. Om dat te hooren moet je in 't voorjaar 't bosch ingaan, want dat is zijn minnezang. Bij O verveen slaan we den weg in naar 't Kolkje, 't Ligt zonneglan- zend tusschen de hooge bossohen van Duin en-Vaart en de met schonkerige dennen be zette duintoppen aan den anderen kant. Bon te kraaien vliegen op, als wij den oeverrand naderen om naar de waterhoentjes te kijker.. Staart-wippend zwemmen deze voor or.s uit. telkens achteruitkijkend als om 't bloedroode lapje aan 't voorhoofd te laten zien. In een ouden den op den hoogen rand klopt een specht. Er heen. 't Is een kleine bonte: alleen rood aan de kruin. Zie, daar zit hij hoog op Turnende jonge specht. Wie een typiseh-Vlaamsche stad wil zien ga naar Brugge! Wat een prachtig egbouw is het stadhuis. Zuiver is hier het Vlaamsche leven, veel zuiverder dan in Gent waar het Fransch een belangrijke plaats inneemt. Brugge doet in veel opzichten denken aan Middelburg, dat op marktdag met de Zeeuw- 1 sche kleederdrachten een attractie le meer heeft. We bleven niet lang en hobbelden over de kinderhoofd-keien de stad uit. Rijwielpaden als bij ons zijn er nog niet. wel kwam er spoedig een gladgereden wegkant, een „velo- padje". langs de „cassieje" naar Aardenburg. Dat laatste vreemde woord is de term voor steenweg. Ook in Zeeuwsch-Vlaanderen ge bruiken oude menschen dit woord. Daar spreekt men ook van een „peerd" dat er „van de lanterne" vandoor gaat. Dit is een verbas tering van het Fransche ..ventre a terre". Ons plan was verschillende groeiplaatsen van merkwaardige planten, die ik tijdens de mobilisatie in Zeeuwsch-Vlaanderen ge vonden had. na te gaan. Maar we wilden ook het Vlaamsche volks leven eens meemaken, de gemoedelijkheid, gulheid en onwetende nieuwsgierigheid naar alles wat op „olland" betrekking heeft. En daarom wilden we nog juist op Belgisch gebied kampeeren, wat altijd het beste middel is om met de bevolking in contact te komen. Het scheen echter dat er in die streek nog weinig gekampeerd was; men begreep er wei nig van wist nietg oed of we nu als lou- risten te beschouwen waren of als rondtrek kende kooplieden of kermis-reizigers. Onze langzamerhand verbrande gelaatskleur gaf misschien aanleiding een vermoeden van verwantschap met zigeuners. Na enkele weigeringen of wat daarop leek spraken we een douanier aan. Deze wist wel dat er over de grens meer gekampeerd werd en raadde ons aan, den burgemeester even te vragen op een open plek bij de „tramstasie" te mogen kampeeren. Het ..ooi" dat daar lag te drogen behoorde ook aan hem. Met den burgemeester waren we direct goede vrienden. Hij was eens in de buurt van Luik geweest. Van de taal in die streXen had niet veel begrepen. Maar „ollandsch" dat ging beter want de radio uit Hilversum en Huizen kon in zijn dorp zoo goed verstaan worden en het gaf zulke mooie muziek en zang. We sloegen ons tentje dus op tusschen de burgervaderlijke hooischelven en maakten ons middagmaal klaar. Opeens komt een Inwoner op ons af en be gint in rap Fransch een gesprek. Wij vragen hoe hij het uit hield in een dorp waar niemand Fransch verstond. Toen bleek dat hij een zwager was van den burgemeester en hij een doóden tak. dien hij met felle snavel hou wen in trilling tracht te brengen. Het- duurt niet lang. of hij krijgt antwoord op dezelfde wijze Dan wordt het een beurtzang tusschen hem en 't wijfje dat hij lokt. Onverpoosd val len nu de slagen op het dooae hout: „Tik. tik. tik. tikt ik. tiktiktik. tikketikketikketikke- tik!" Al sneller gaat het. net zoo lang. tot het hout in trilling komt. een toestand dien wij ook wel bij zingende telegraafpalen kennen. Dan schijnt het. dat kop en snavel zelf vibree- ren. De snavelhouwen vallen zoo on geloof elijk snel op elkaar, dat we aan opzettelijk houwen niet meer kunnen denken. Er ontstaat dan een orrrrrgeluid, waarnaar het wijfje graag luistert. Geen wonder: 't is immers de minnezang van ?t mannetje. Hij gebruikt de xylophoon. omdat hij niet zingen kan. Daar zitten twee lappen van zwart en wit met een tintje rood tegen een ouden ver weerden beuk. wien hier en daar het schors kleed bij flarden om 't lijft hangt. We kijken wat nauwkeuriger toe en dan veranderen de lappen in bonte spechtenlichamen De vogels zitten als tegen den boom aan geplakt rechtop, de vleugels breed uit en den staart recht naar beneden Wat doen ze toch? Ze zijn aan hun feestmaal. Hun tong gaat tastend en zoekend tusschen schors en hout. naar larven, poppen, spinnen en insecteneie ren. Deze hebben onder 't losse schorskleed een woning en schuilplaats en zijn een lekker nij voor de spechten. ATs we nader 'komen, gaan de lappen onder vervaarlijk krek-ge- schreeuw de lucht in. Maar we volgen ze gemakkelijk tot naar hun broedholte. Die ligt in een ouden beuk ongeveer een meter boven den grond. Een cirkelvormige opening van 4 a 5 c.M. middel lijn. door inwatering van een takknoest ont staan. vormt den ingang van de uitgeholde nestruimte Deze ingar.g is een horizontale oijp. die zich in den boom knievormig naar beneden ombuigt en dan verwijdt tot de eigen lijke nestkom. Als de vier witte eieren zijn uitgebroed, kom' er voor de ouders druk werk aan den winkel. Onophoudelijk vliegen ze af en aan om de voeding der jongen zoo intens mogelijk te ma ken. Zij halen larven en rupsen uit schors, boomkronen, akkers en tuinen. Wagen de jongen zich aan den uitgang der nest-holte, dan trachten ae oude vogels hen tot een klimcefening te bewegen Dat gaat echter maar zoo niet. Eerst na herhaaldelijke opvordering verstout zich de moedigste der vier tegen den stam op te klimmen en wordt daarin door de anderen gevolgd Zoo wordt de eerste dikke tak bereikt. Onder voortdu rend lokgeroep gaat het verder omhoog, het loof in. tot boven in de kroon, waar de tiid nuttig wordt besteed met allerlei turnoefe ningen. KERST ZWART. Een eigenaardige kweekerij. Dat is ze ker de kweekerij. die een zekere mijnheer Taylor te Jacksonville in Florida er op na houdt. Deze mijnheer is n.l. eigenaar van een alligatorkweekerij; hierin heeft hij geregeld 5000 alligators en 200 krokodillen. Jaarlijks worden er zoo ongeveer 2000 dezer dieren uit gebroed, Dit uitbroeden duurt pl.m. 60 dagen. Een volwassen alligator kost f 250. De meeste dieren worden verkocht als ze half volwassen zijn; dan kan de huid het best verwerkt worden. - evengoed Vlaamsch sprak Als eenige Fransche kenner vond hij het echter noodig blijk te geven van zijn grootere kennis. Toen kwamen er meer inwoners een praatje maken.Onze komst was als een loopend vuur tje door het dorp gegaan. De één vroeg of we iets verkochten, dc ander dacht (door mijn foto-toestel) dat we „portretten trokken". Weer anderen herkenden mij «of beweer den dat uit de mobilisatie toen ik inderdaad als ordonnans veel bij de grensbevolking ver blijf-vergunningen aan huls bracht. Ze woon den vroeger op Nederlandsch gebied, honderd meter verder. Toen kwam de veldwachter aanstappen. Deze had blijkbaar strenge instructies van den burgemeester om voor onze rust en vei ligheid te waken want alle praters werden weggestuurd, waaraan zonder morren voldaan werd. Een groet kon er niet op overschieten. Ik geloof dat hij niet begreep hoe de burgemees ter zoo op zwervers gesteld kon zijn. By een tweede ontmoeting was hij vriendelijker. Wat in België opvalt is het groote aantal herbergen. Middelburg telde er in Iedere straat één. De namen waren zeer poëtisch: „In het Rozeke", De Vlaamsche Leeuw" en de onze, dat wil zeggen, die het dichtst bij ons was „In de aankomste". Dit om de nabijheid van het tramstation. Er was een goede pomp en een inwonende schoonzoon die uit Brugge kwam en daardoor in ontwikkeling ver boven zyn dorpsgenooten uitstak. Hij speelde het „krulbalspel". bestaan de uit het werpen van een zware houten schijf die een boog beschrijven moest en vlak bij een bepaald paaltje uit moest komen. W:o het dichtste bij kwam kreeg een punt en onze Bruggenaar was de eenige, die wist te ver tellen dat dit echt Vlaamsch spel officieel „krulbal"l heette. Het afscheid van de inwoners was recht hartelijk. We brachten een af scheidsvisite bij den burgemeester. Zijn edelachtbare zelf was nog in de Estaminet maar zou wel spoedig komen. Hij verscheen echter niet en om half elf stapten we toch maar op.. De zwager kon zijn Fransch niet onderdrukken en clan zaten allen stom-geslagen over zoo veel kennis waar ze niets van verstonden, te luisteren. Zooals Ik al verwacht had, was het eerste wat ons gepresenteerd werd een glaasje jenever, maar toen we ervoor bedankten werd, ter eerer van ons, Hollandsche thee ge zet. De avond was om voor we het wisten. We moesten vertellen van de bollenvelden eri men vroeg mijn vrouw of ze een „ollandsche kap" droeg thuis, daarmee een Zeeuwsch costuum bedoelend, zooals ze dit wel eens op de markt ir, Maldeghem gezien hadden van Zeeuwsche boerinnen. Het onderwijs in de kleine plaatsen van Vlaanderen leek mij weinig verbeterd sinds de laatste jaren, terwijl aan den Nederland- sclien kant, waar tijdens de mobilisatie nog vrij veel oude menschen waren die niet lezen of schrijven konden, dit nu vrijwel niet meer voorkomt. Door Zeeuwsch-Vlaanderen hebben we een groeten tocht gemaakt-, Aardenburg, Oost- burg, Zuidzande (aldaar Sinte Pier genoemd), langs de kust naar Kadzand in over Sluis terug. Er zy'n weinig gedeelten van ons land waar het zoo rustig is. Geen spoorwegen, weinig snelverkeer. Het eenige lawaai wordt gemaakt (als twintig jaar geleden) door het fluiten en gieren van de stoomtram als deze moeizaam door de bochten gaat. .Prachtig en absoluut onkruidvry waren de groote velden met tarwe papavers of vlas. Laten we toch blij zijn dat we zulk vruchtbaar en verzorgd land binnen onze grenzen hebben. De steun, voor de tarwe cultuur betaald door duurder brood in de steden, is een middel om dit alles in orde te houden, Het heeft ook bedenkelijke kanten, maar het is hier de plaats niet dit uiteen te zetten. In Kadzand was het vol met touristen, meest Belgen, wielrijders en jeugdige leden van den Vlaamschen Touristen Bond, Een rij wielpad was over de duinerjj aangelegd, wat een prachtig uitzicht gaf Sluis was ook vol met Belgen Toen we iets kochten werd de prijs tn franken genoemd, 't Kon ook met Hollandsch geld betaald wor den! Het merkwaardigste was hier de Stccnen Beer, een oude ruine waar minder algemeene planten groeien, o.a. het Glaskrui. In geheel Zeeuwsch-Vlaanderen was de plantengroei wel sterk achteruitgegaan sinds de mobilisatie. Moerassen waren dichtge groeid en in cultuur gebracht, duinpannen waren dichtgestoven. Men zou goed doen de smalle duinenrij met dennen te beplanten. De overheerschende wind uit het Zuid-Wes ten komt hier niet uit zee, maar over Vlaan deren zoodat duïnbebossching hier op weinig moeilijkheden stuit. Bij Kadzand was reeds een klein perceel goed bosch aangelegd. In Aardenburg was een interessante proef tuin waar een Nederlandschc onderzoeker. Dr. Koch proeven nam met allerhande minder bekende voedingsgewassen ter acclimatisatie. Met Soya-bonen had hij reeds zeer veel suc ces Deze bevatten eiwitten en vetten, die in verteerbaarheid en voedzaamheid de dierlijke eiwitten en vetten benaderen. Zoo vond ik het land van Kadzand. zooals West-Zeeuwsch-Vlaanderen In Zeeland ge noemd wordt. Van de gezelligheid en gast vrijheid bij de oude kennissen uit 1915—1918 zal ik maar niet vertellen, anders trekken alle lezers er naar toe. i C. SIPKES.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15