Gratis reizen»
De gevaren die zij loopen.
Een Helper bij
de Boschteelt.
ZATERDAG 29 SEPTEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
13
Het aantal verstekelingen is tegenwoordig groot.
Door Ramsay Williams
In den goeden ouden tijd was het lot van een
verstekeling spoedig beslist. Hij behoefde niet
te twijfelen aan wat hem bij ontdekking te
beurt zou vallen: een gestrenge kastijding en
het lot van een slaaf, die moest werken voor
zijn kost. want op de kleinere schepen kon het
er niet af, iemand voor niets te eten te geven.
Thans valt den verstekelingen een veel pro
zaïscher ontvangst te beurt. Herhaaldelijk
worden zij ontdekt vóórdat het schip de haven
verlaat en overgeleverd aan de havenautori
teiten. Echter gelukt het enkelen, aan de
waakzaamheid van de bemanning te ontsnap
pen tot het schip in volle zee is.
Het is zoo goed als onmogelijk in de havens
der beschaafde landen ongezien van het schip
te komen, zelfs als het een verstekeling geluk
te gedurende de geheele reis verborgen te
blijven. De Engelschen hebben een uitsteken
de methode om deze zaken te behandelen.
Engeland heeft al zooveel werkloozen, dat er
geen nooddruftige vreemdelingen aan toege
voegd behoeven te worden, dus de versteke
ling is tenzij hij kan aantoonen van Brit-
sche nationaliteit te zijn zeer spoedig weer
op zee, nadat een magistraat bevel heeft ge
geven tot zijn deportatie als ongewenschten
vreemdeling.
De voornaamste oorzaak die verstekelingen
van Britsche nationaliteit er toe brengt, te
trachten Engeland te bereiken, is verlangen
naar den geboortegrond. Zij weten dat daar
voor buitenlanders geen plaats is. Meestal zijn
het mijnbouwkundige onderzoekers, die er niet
in geslaagd zijn aan de „overzijde" fortuin te
maken.
De verstekeling Is nog steeds niet zeker van
zijn leven. Als het schip vergaat zal hij daar
van op de hoogte worden gebracht doordat
het water bij groote hoeveelheden naar bin-
nen stroomt. Als het noodzakelijk wordt het i
schip te verlaten zal hij achtergelaten worden
als hij gedurende de geheele reis onzichtbaar I
is gebleven.
Dit zijn volstrekt niet de eenige gevaren j
waaraan hij is blootgesteld. Er zijn voorbeel-
den geweest van „stowaways", die als ratten j
in de val zijn geloopen bij het verleggen van i
lading of die zijn gestikt door gebrek aan fris-
sche lucht;
Een drama van dezen aard werd onlangs j
ontdekt, toen het stoomschip „Evagoras", van
Cyprus, katoen uit Zuid-Amerika te Liverpool
lostte. De overblijfselen van twee mannen, niet
veel meer dan geraamten, werden daarbij in
het ruim gevonden. Uit hun passen bleek dat
het Polen waren. Bij hen werden een mand
met voedsel en eenige kleeren gevonden. Het
hoofd van een der mannen, die niets dan een
nethemd aan had. was verbrijzend door een
baal katoen, die waarschijnlijk op hem was
gevallen toen hij sliep. Niemand van de be
manning had een ongewoon geluid gehoon;
gedurende de reis. Vermoedelijk hadden de
mannen zich verborgen, toen het schip in j
Buenos Aires geladen werd en waren zij be-
dolven onder andere lading, die te Montevideo
ingenomen was. Daarna was het ruim afgeslo
ten met ijzeren staven en pas te Liverpool ge
opend.
Wat daar in het dónker is voorgevallen kan"
men zich maar al te goed voorstellen. De eene
man was daar bij het lijk van zijn vriend en hij
deed wanhopige pogingen om zich te bevrijden,
trekkend aan de balen katoen en zelfs aan de
stalen banden die er omheen zaten; roepend
om hulp die niet opdaagde: hij hoorde niets
dan het stampen van de machine en liet spoe
len van de zee tegen de wanden van zijn ijzeren
gevangenis.
Hoe het tenslotte met hem afliep kan blij
ken uit de verklaring van den politiedokter bij
het onderzoek; „Het eene lichaam had een
snij wond aan de keel, veroorzaakt door een
scherp werktuig." De geneeskundige verkla
ring luidde, dat de man aan verstikking over
leden was.
De groote mailboot biedt den verstekeling
meer mogelijkheden dan een kleiner schip,
want behalve dat zij veel meer schuilplaatsen
heeft, is het op een groote boot niet noodig
dat de verstekeling zich gedurende de geheele
reis verborgen houdt, daar er geen beter mid
del is om onopgemerkt te blijven dan zich te
bewegen in een groote menigte.
De ..Majestic" van The White Star Line ver
voerde korten tijd geleden niet minder dan
vier verstekelingen in één i-eis. Nadat het
schip naar het dok te Southampton was ge
gaan werden zij alle vier twee weken gevan
gen gezet.
Eén van hen maakte de geheele reis mee
zonder ontdekt te worden, maar toen hij van
boord wilde gaan werd hij op de loopplank
aangehouden. Hij was in Glasgow geboren en
had"sinds 1929 in Brooklyn gewerkt en toen hij
door de crisis zijn betrekking verloren had be
sloot hij, op deze goedkoope wijze naar zijn
vrouw en kinderen terug te keeren. Van de
andere drie „stowaways" waren twee Engel
schen en de ander kwam van Cyprus. Deze
laatste was vroeger kellner geweest op de
Majestic, waar hij was gedeserteerd. Hij had
het ongeluk, herkend te worden door een pro
viandmeester. Anders had ook hij misschien de
loopplank bereikt. Maar of hij dan ontsnapt
zou zijn aan de waakzaamheid van de haven
beambten?
Ongetwijfeld hebben de twee Engelschen
zonder morren hun veertien dagen gevange
nisstraf ondergaan. Misschien waren zij zelfs
blij: zij waren tenminste weer in hun land.
Niet iedere verstekeling is echter zoo gelukkig,
zijn bestemming te bereiken, zelfs als hem aan
het einde de gevangenis wacht.
Eén ongelukkige was er die, ofschoon hij in
Glasgow "geboren was, geen woord Engelsch
sprak en wiens verstekelingschap, daar hij
geen papieren bezat, leidde tot een lange reeks
zeereizen, daar het eene land na het andere
hem niet als landgenoot erkende. Tenslotte
bleek, dat hij weliswaar in Engeland geboren
was maar zijn jeugd in Polen had doorge
bracht. Hij werd toen naar dat land vervoerd.
In December van het vorig jaar werden op
het Grieksche stoomschip Julia, kort nadat
het van Marseille naar Buenos Aires was ver
trokken niet minder dan zes Grieken en een
Franschman als ongewenschte passagiers ont
dekt. De kapitein oordeelde dat het goedkoop
ste was. hen allen naar Marseille terug te zen
den, hetgeen hij deed. na eerst een radiogram
aan .de havenautoriteiten gestuurd te hebben.
De Fransche politie wachtte de stowaways
aan de kade op en bracht hen naar de ge
vangenis.
De „Great Eastern", het wonderschip uit de
regeering van Koningin Victoria, heeft een
vreeselijk geheim met zich meegedragen be
neden de waterlijn, gedurende al den tijd dat
het de zeeën bevaren heeft. Van zijn eerste tot
zijn laatste reis droeg het schip een lijk en dit
feit werd pas ontdekt toen het schip onder
handen van den slooper kwam. Toen werd n.l.
het geraamte van een man ontdekt; het was
dat van een arbeider, die bij den bouw van het
schip had medegewerkt.
Een wonderlijke verstekelingen-geschiedenis
vertelde kapitein John Attwood, die onlangs
ontslag genomen heeft, na 47 jaar de zee be
varen te hebben. Het laatst was hij kapitein
van de Balmoral Castle.
Toen hij tweede officier was van het stoom
schip Goth, in 1901. vond hij een ontsnapten
gevangene, ruim zes voet lang. die zich ver
borgen had in een pakkist, die minder dan vijf
voet lang was en geregistreerd stond als
„kunstvoorwerpen" bevattend.
Dit interessante kunstvoorwerp werd over
gedragen aan de bevoegde autoriteiten en de
kist is nog te zien in het museum van het
eiland St. Helena.
Gedurende den laatsten oorlog werden alle
havens streng bewaakt, want wat Engeland
betrof was de zee de eenige weg voor gevan
genen die trachtten te ontsnappen. Toch
slaagden een paar ondernemende Duitschers
er in, weg te komen en een van hen. op wiens
aanhouding door een blad was aangedrongen,
zond aan die krant een briefkaart, waarin hij
zijn behouden aankomst in Denemarken
meldde.
Het groote aantal verstekelingen kan dezen
tijd is gemakkelijk te verklaren uit de crisis
en de herleving van het pioniers-instinct in
velen. Wie zich niet door het ongeluk laat ter
neerslaan, houdt nooit op, zich in te spannen
en naar beter te streven. Misschien wie
weet? is ergens aan den overkant van den
oceaan de gelegenheid, die hij zoekt. Hij ver
kiest een daad vol gevaar boven het blijven
voortbestaan van wat hem door overheid of
particulieren gegeven wordt.
(Nadruk verboden.)
UIT DE WERELD VAN DE FILM
CHARLIE ALS NAPOLEON.
Charlie Chaplin, de
held uit ontelbare korte
komische films, de fijn-
geestige filmkomiek,
die met The Kid. Gold-
rush. Circus en City-
Lights de komische
film op een voor ande
ren onbereikbaar en
bijzonder peil heeft ge
bracht. dien men al
leen kent met bolhoed,
sjofel pakje, afgetrapte
schoenen, wandelstokje
en snorretje, Charlie
Chaplin heeft al sinds
jaren het plan nu eens
geen komische, maar
een ernstige film te
vervaardigen en wel
een Napoleon-film.
waarin hij zelf de hoofd
en titelrol wil spelen.
Ofschoon hij al eenige
malen aan dit voor
nemen uitvoering heeft
willen geven is het nog niet gebeurd. Thans
ontvangen wij bericht dat het er nu toch
wel degelijk van komt. Althanshij zal
zich het volgend voorjaar naar Europa be
geven om daar op historischen bodem de
groote scènes uit het leven van Napoleon te
draaien.
Of hij in deze film spreken zal, wordt er
niet bij vermeld.
STUDIO-SNUFJES.
Maurice Chevalier zou zich gaan verloven
met Kay Francis. Er kwamen vele berichten
over: 't ging niet door't ging wel door....
Aan de News Chronicle vertelde Maurice
zelf: „Ik ben niet verloofd met Kay Francis.
Wel zijn we goede vrienden. Maar ik heb veel
vriendinnen en ik kan ze niet allemaal trou
wen
Ernst Lubitsch zal in het begin van het
volgende jaar uit Hollywood naar Londen
komen om een film voor een Engelsche maat
schappij te regisseeren.
Als men ziet welke krachten op filmgebied
naar Engeland gegaan zijn de laatste jaren
en er nóg heen gaan dan begrijpt men dat
de Britsche filmindustrie bezig is een groote
plaats in de wereld-industrie in te nemen.
LILIAN HARVEY GEOPEREERD.
Lilian Harvey blijkt dezer dagen in Holly
wood te zijn geopereerd aan blindedarmont
steking, meldt de News Chronicle. Haar toe
stand is gunstig.
De Xylophoon-bespeler.
Groote bonte specht en klever.
Uit den geelroodbruinen bosohrand klinkt
een vroolijke harde s-tsm: „krek!" En dan
volgt een regelmatig gehamer, haast te vroo-
lijk in de herfststilte. Maar de bonte specht
denkt niet aan zijn omgeving en of hij daarin
past met zijn drukte.
„Tamtam, tamtam!" gaat het wel een uur
achtereen, want de hazelnoten zijn rijp en
dan is er drukte aan den winkel. Hij haalt de
eene noot- na de andere op zijn buik, duwt ze
in een spleet van de schors, splijt ze met een
welgemikten houw en haalt er de lekkere pit
uit. En daarbij merkt hij nauwelijks, wat er
om hem heen gebeurt. Als echter een soort
genoot hem wat te na komt. kijkt hij verbaasd
ja vertoornd op. of hij zeggen wil: „Dit is
mijn boom, en dit mijn nootje, enpak
je nu maar weg!"
Overal, waar de bonte specht in 't bosch
verschijnt, verkondigt hij zijn komst met een
luid signaal als een chauffeur die door de
straten toetert.
Veel aardiger dan het „krek"-geroep is het
trommelen van den specht. Om dat te hooren
moet je in 't voorjaar 't bosch ingaan, want
dat is zijn minnezang. Bij O verveen slaan we
den weg in naar 't Kolkje, 't Ligt zonneglan-
zend tusschen de hooge bossohen van Duin
en-Vaart en de met schonkerige dennen be
zette duintoppen aan den anderen kant. Bon
te kraaien vliegen op, als wij den oeverrand
naderen om naar de waterhoentjes te kijker..
Staart-wippend zwemmen deze voor or.s uit.
telkens achteruitkijkend als om 't bloedroode
lapje aan 't voorhoofd te laten zien. In een
ouden den op den hoogen rand klopt een
specht. Er heen. 't Is een kleine bonte: alleen
rood aan de kruin. Zie, daar zit hij hoog op
Turnende jonge specht.
Wie een typiseh-Vlaamsche stad wil zien ga
naar Brugge! Wat een prachtig egbouw is
het stadhuis. Zuiver is hier het Vlaamsche
leven, veel zuiverder dan in Gent waar het
Fransch een belangrijke plaats inneemt.
Brugge doet in veel opzichten denken aan
Middelburg, dat op marktdag met de Zeeuw- 1
sche kleederdrachten een attractie le meer
heeft.
We bleven niet lang en hobbelden over de
kinderhoofd-keien de stad uit. Rijwielpaden
als bij ons zijn er nog niet. wel kwam er
spoedig een gladgereden wegkant, een „velo-
padje". langs de „cassieje" naar Aardenburg.
Dat laatste vreemde woord is de term voor
steenweg. Ook in Zeeuwsch-Vlaanderen ge
bruiken oude menschen dit woord. Daar
spreekt men ook van een „peerd" dat er „van
de lanterne" vandoor gaat. Dit is een verbas
tering van het Fransche ..ventre a terre".
Ons plan was verschillende groeiplaatsen
van merkwaardige planten, die ik tijdens
de mobilisatie in Zeeuwsch-Vlaanderen ge
vonden had. na te gaan.
Maar we wilden ook het Vlaamsche volks
leven eens meemaken, de gemoedelijkheid,
gulheid en onwetende nieuwsgierigheid naar
alles wat op „olland" betrekking heeft.
En daarom wilden we nog juist op Belgisch
gebied kampeeren, wat altijd het beste middel
is om met de bevolking in contact te komen.
Het scheen echter dat er in die streek nog
weinig gekampeerd was; men begreep er wei
nig van wist nietg oed of we nu als lou-
risten te beschouwen waren of als rondtrek
kende kooplieden of kermis-reizigers. Onze
langzamerhand verbrande gelaatskleur gaf
misschien aanleiding een vermoeden van
verwantschap met zigeuners.
Na enkele weigeringen of wat daarop leek
spraken we een douanier aan. Deze wist wel
dat er over de grens meer gekampeerd werd
en raadde ons aan, den burgemeester even te
vragen op een open plek bij de „tramstasie"
te mogen kampeeren. Het ..ooi" dat daar lag
te drogen behoorde ook aan hem.
Met den burgemeester waren we direct
goede vrienden. Hij was eens in de buurt van
Luik geweest. Van de taal in die streXen had
niet veel begrepen. Maar „ollandsch" dat ging
beter want de radio uit Hilversum en Huizen
kon in zijn dorp zoo goed verstaan worden
en het gaf zulke mooie muziek en zang.
We sloegen ons tentje dus op tusschen de
burgervaderlijke hooischelven en maakten ons
middagmaal klaar.
Opeens komt een Inwoner op ons af en be
gint in rap Fransch een gesprek. Wij vragen
hoe hij het uit hield in een dorp waar niemand
Fransch verstond. Toen bleek dat hij een
zwager was van den burgemeester en hij
een doóden tak. dien hij met felle snavel hou
wen in trilling tracht te brengen. Het- duurt
niet lang. of hij krijgt antwoord op dezelfde
wijze Dan wordt het een beurtzang tusschen
hem en 't wijfje dat hij lokt. Onverpoosd val
len nu de slagen op het dooae hout: „Tik.
tik. tik. tikt ik. tiktiktik. tikketikketikketikke-
tik!" Al sneller gaat het. net zoo lang. tot het
hout in trilling komt. een toestand dien wij
ook wel bij zingende telegraafpalen kennen.
Dan schijnt het. dat kop en snavel zelf vibree-
ren. De snavelhouwen vallen zoo on geloof elijk
snel op elkaar, dat we aan opzettelijk houwen
niet meer kunnen denken. Er ontstaat dan
een orrrrrgeluid, waarnaar het wijfje
graag luistert. Geen wonder: 't is immers de
minnezang van ?t mannetje. Hij gebruikt de
xylophoon. omdat hij niet zingen kan.
Daar zitten twee lappen van zwart en wit
met een tintje rood tegen een ouden ver
weerden beuk. wien hier en daar het schors
kleed bij flarden om 't lijft hangt. We kijken
wat nauwkeuriger toe en dan veranderen de
lappen in bonte spechtenlichamen
De vogels zitten als tegen den boom aan
geplakt rechtop, de vleugels breed uit en den
staart recht naar beneden Wat doen ze toch?
Ze zijn aan hun feestmaal. Hun tong gaat
tastend en zoekend tusschen schors en hout.
naar larven, poppen, spinnen en insecteneie
ren. Deze hebben onder 't losse schorskleed
een woning en schuilplaats en zijn een lekker
nij voor de spechten. ATs we nader 'komen,
gaan de lappen onder vervaarlijk krek-ge-
schreeuw de lucht in.
Maar we volgen ze gemakkelijk tot naar
hun broedholte. Die ligt in een ouden beuk
ongeveer een meter boven den grond. Een
cirkelvormige opening van 4 a 5 c.M. middel
lijn. door inwatering van een takknoest ont
staan. vormt den ingang van de uitgeholde
nestruimte Deze ingar.g is een horizontale
oijp. die zich in den boom knievormig naar
beneden ombuigt en dan verwijdt tot de eigen
lijke nestkom.
Als de vier witte eieren zijn uitgebroed, kom'
er voor de ouders druk werk aan den winkel.
Onophoudelijk vliegen ze af en aan om de
voeding der jongen zoo intens mogelijk te ma
ken. Zij halen larven en rupsen uit schors,
boomkronen, akkers en tuinen.
Wagen de jongen zich aan den uitgang der
nest-holte, dan trachten ae oude vogels hen
tot een klimcefening te bewegen Dat gaat
echter maar zoo niet. Eerst na herhaaldelijke
opvordering verstout zich de moedigste der
vier tegen den stam op te klimmen en wordt
daarin door de anderen gevolgd Zoo wordt
de eerste dikke tak bereikt. Onder voortdu
rend lokgeroep gaat het verder omhoog, het
loof in. tot boven in de kroon, waar de tiid
nuttig wordt besteed met allerlei turnoefe
ningen.
KERST ZWART.
Een eigenaardige kweekerij. Dat is ze
ker de kweekerij. die een zekere mijnheer
Taylor te Jacksonville in Florida er op na
houdt. Deze mijnheer is n.l. eigenaar van een
alligatorkweekerij; hierin heeft hij geregeld
5000 alligators en 200 krokodillen. Jaarlijks
worden er zoo ongeveer 2000 dezer dieren uit
gebroed, Dit uitbroeden duurt pl.m. 60 dagen.
Een volwassen alligator kost f 250. De meeste
dieren worden verkocht als ze half volwassen
zijn; dan kan de huid het best verwerkt
worden. -
evengoed Vlaamsch sprak Als eenige Fransche
kenner vond hij het echter noodig blijk te
geven van zijn grootere kennis.
Toen kwamen er meer inwoners een praatje
maken.Onze komst was als een loopend vuur
tje door het dorp gegaan. De één vroeg of we
iets verkochten, dc ander dacht (door mijn
foto-toestel) dat we „portretten trokken".
Weer anderen herkenden mij «of beweer
den dat uit de mobilisatie toen ik inderdaad
als ordonnans veel bij de grensbevolking ver
blijf-vergunningen aan huls bracht. Ze woon
den vroeger op Nederlandsch gebied, honderd
meter verder.
Toen kwam de veldwachter aanstappen.
Deze had blijkbaar strenge instructies van
den burgemeester om voor onze rust en vei
ligheid te waken want alle praters werden
weggestuurd, waaraan zonder morren voldaan
werd.
Een groet kon er niet op overschieten. Ik
geloof dat hij niet begreep hoe de burgemees
ter zoo op zwervers gesteld kon zijn. By een
tweede ontmoeting was hij vriendelijker.
Wat in België opvalt is het groote aantal
herbergen. Middelburg telde er in Iedere
straat één. De namen waren zeer poëtisch:
„In het Rozeke", De Vlaamsche Leeuw" en de
onze, dat wil zeggen, die het dichtst bij ons
was „In de aankomste".
Dit om de nabijheid van het tramstation.
Er was een goede pomp en een inwonende
schoonzoon die uit Brugge kwam en daardoor
in ontwikkeling ver boven zyn dorpsgenooten
uitstak. Hij speelde het „krulbalspel". bestaan
de uit het werpen van een zware houten schijf
die een boog beschrijven moest en vlak bij
een bepaald paaltje uit moest komen. W:o het
dichtste bij kwam kreeg een punt en onze
Bruggenaar was de eenige, die wist te ver
tellen dat dit echt Vlaamsch spel officieel
„krulbal"l heette.
Het afscheid van de inwoners was recht
hartelijk. We brachten een af scheidsvisite bij
den burgemeester. Zijn edelachtbare zelf was
nog in de Estaminet maar zou wel
spoedig komen. Hij verscheen echter niet en
om half elf stapten we toch maar op.. De
zwager kon zijn Fransch niet onderdrukken
en clan zaten allen stom-geslagen over zoo
veel kennis waar ze niets van verstonden, te
luisteren.
Zooals Ik al verwacht had, was het eerste
wat ons gepresenteerd werd een glaasje
jenever, maar toen we ervoor bedankten
werd, ter eerer van ons, Hollandsche thee ge
zet. De avond was om voor we het wisten.
We moesten vertellen van de bollenvelden eri
men vroeg mijn vrouw of ze een „ollandsche
kap" droeg thuis, daarmee een Zeeuwsch
costuum bedoelend, zooals ze dit wel eens op
de markt ir, Maldeghem gezien hadden van
Zeeuwsche boerinnen.
Het onderwijs in de kleine plaatsen van
Vlaanderen leek mij weinig verbeterd sinds
de laatste jaren, terwijl aan den Nederland-
sclien kant, waar tijdens de mobilisatie nog
vrij veel oude menschen waren die niet lezen
of schrijven konden, dit nu vrijwel niet meer
voorkomt.
Door Zeeuwsch-Vlaanderen hebben we een
groeten tocht gemaakt-, Aardenburg, Oost-
burg, Zuidzande (aldaar Sinte Pier genoemd),
langs de kust naar Kadzand in over Sluis
terug.
Er zy'n weinig gedeelten van ons land waar
het zoo rustig is. Geen spoorwegen, weinig
snelverkeer. Het eenige lawaai wordt gemaakt
(als twintig jaar geleden) door het fluiten en
gieren van de stoomtram als deze moeizaam
door de bochten gaat. .Prachtig en absoluut
onkruidvry waren de groote velden met tarwe
papavers of vlas. Laten we toch blij zijn dat
we zulk vruchtbaar en verzorgd land binnen
onze grenzen hebben. De steun, voor de tarwe
cultuur betaald door duurder brood in de
steden, is een middel om dit alles in orde te
houden,
Het heeft ook bedenkelijke kanten, maar
het is hier de plaats niet dit uiteen te zetten.
In Kadzand was het vol met touristen,
meest Belgen, wielrijders en jeugdige leden
van den Vlaamschen Touristen Bond, Een rij
wielpad was over de duinerjj aangelegd, wat
een prachtig uitzicht gaf
Sluis was ook vol met Belgen Toen we iets
kochten werd de prijs tn franken genoemd,
't Kon ook met Hollandsch geld betaald wor
den!
Het merkwaardigste was hier de Stccnen
Beer, een oude ruine waar minder algemeene
planten groeien, o.a. het Glaskrui.
In geheel Zeeuwsch-Vlaanderen was de
plantengroei wel sterk achteruitgegaan sinds
de mobilisatie. Moerassen waren dichtge
groeid en in cultuur gebracht, duinpannen
waren dichtgestoven.
Men zou goed doen de smalle duinenrij met
dennen te beplanten.
De overheerschende wind uit het Zuid-Wes
ten komt hier niet uit zee, maar over Vlaan
deren zoodat duïnbebossching hier op weinig
moeilijkheden stuit.
Bij Kadzand was reeds een klein perceel
goed bosch aangelegd.
In Aardenburg was een interessante proef
tuin waar een Nederlandschc onderzoeker. Dr.
Koch proeven nam met allerhande minder
bekende voedingsgewassen ter acclimatisatie.
Met Soya-bonen had hij reeds zeer veel suc
ces
Deze bevatten eiwitten en vetten, die in
verteerbaarheid en voedzaamheid de dierlijke
eiwitten en vetten benaderen.
Zoo vond ik het land van Kadzand. zooals
West-Zeeuwsch-Vlaanderen In Zeeland ge
noemd wordt. Van de gezelligheid en gast
vrijheid bij de oude kennissen uit 1915—1918
zal ik maar niet vertellen, anders trekken alle
lezers er naar toe.
i C. SIPKES.