Zwarte lijst.
De Haarlemsche financiën
Poincaré overleden.
Hei Be&wqeiiksle
52e Jaargang No. 15739
Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen
Maandag 15 October 1934
HAARLEM S DAGBLAD
Directie: P. W. PEEREBOOM
«n ROBERT PEEREBOOM.
UITGAVE LOURENS COSTER MAATSCHAPPIJ VOOR
COURANT-UITGAVEN EN ALGEMEENE DRUKKERIJ N.V.
Hoofdredacteur: ROBERT PEEREBOOM.
ABONNEMENTENper week 0.25, per maand 1.10, per 3 maanden
f 3.25, franco per post ƒ3.55, losse nrs. ƒ0.06. Geïllustreerd Zondagsblad:
per week 0.05, p. maand 0.22, p. 3 mnd. 0.65, franco p. post 0.72}4.
Bureaus: Groote Houtstraat 93 Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12
Telefoon Nos-Directie 13082 Hoofdredactie 15054 Redactie 10600
Drukkerij: 19122, 12713 Administratie: 10724, 14825 Postgiro 38810
ADVERTENTIëN: 15 regels ƒ1.75, elke regel meer ƒ0.35. Reclames
0.00 per regel. Reductie bij abonnement. Vraag en aanbod 1—4 regels
f 0.60, elke regel meer 0.15, buiten Arrondissement dubbele prijs. Onze
Groentjes 13 regels 0.30, elke regel meer 0.10, uitsluitend k contant
Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid 600.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Duim ƒ250.-, Wijsvinger 150.-, Elke andere vinger 50.-, Arm-of Beenbreuk 100.-.
Idem voor Abonnés op het Geïllustreerd Zondagsblad: Levenslange ongeschiktheid f 2000.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog 400.-, Verlies Duim f 75.-, Verlies Wijsvinger 175.-. Verlies andere vinger 30.-.
Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden.
DIT NUMMER BESTAAT UIT
VEERTIEN BLADZIJDEN.
HAARLEM, 15 October.
Raymond Poincaré. T
Vlak na Louis Barthou, die door moorde
naarshand stierf, is een Fransch staatsman
van dezelfde generatie, een man die een nog
veel belangrijker rol in zijn land heeft ge
speeld heengegaan. Op 74-jarigen leeftijd is
Raymond Poincaré gestorven. Nu Cle
menceau, Briand, Painlevé, Viviani, Poincaré
en Barthou zijn heengegaan rest van de
generatie der leiders van 1914 geen enkele
groote figuur meer behalve Caillaux. En diens
stormachtige loopbaan schijnt afgesloten.
Het is maar veilig te zeggen „schijnt", want
zeker weet men zooiets in Frankrijk nooit.
Overigens was Caillaux de man die tijdens
den oorlog voortdurend trachtte den vrede
te bewerken, hetgeen hem op een paar jaar
preventieve gevangenisstraf, later gevolgd
door langdurig verlies van burgerrechten, te
staan kwam. Hij heeft nooit de mentaliteit
van de Clemenceau's, Poincaré's, Painlevé's
en Barthou's vertegenwoordigd De tijd van
die generatie schijnt met Poincaré's dood
definitief afgesloten. Wat er van hun geest
rest zal de naaste toekomst leeren. Men zou
in een tijd als wij thans beleven kunnen
meenen dat er weinig veranderd is. Maar
het getij kan snel keeren juist in een periode
van hevige schokken in het maatschappelijk
bestel, en het zijn ondanks de oude heer
Doumergue die thans nog regeert ten
slotte toch de jongeren die het bewind zullen
moeten overnemen. Dat Doumergue, die tot
voor één jaar als een figuur van het tweede
plan gold. op zijn hoogen leeftijd en tegen
zijn wensch het premierschap heeft moeten
aanvaarden temidden van die jongeren be
wijst alleen hoe abnormaal de huidige toe
stand is
Elders in dit blad herinneren wij aan de
détails van Poincaré's langdurige politieke
loopbaan. Hij geboren Lotharinger, gold meer
nog dan Clemenceau als „1' homme de la
revanche". Hij wenschte vurig revanche voor
de nederlaag van 1870, en het wonderlijk
toeval wilde dat, toen het onverantwoordelijk
beleid der diplomaten in 1914 tot de grootste
ramp leidde, die Europa ooit teisterde, hij
sinds één jaar als „eerste burger van Frank
rijk" zat opgeborgen in „la cage dorée", de
gouden kooi die den lieflijken naam Elysée
Het presidentschap van de Republiek bond
hem aan handen en voeten. Hij moest an
deren laten regeeren. Toch heeft hij wellicht
meer directen invloed op den. gang van
zaken kunnen uitoefenen dan eenige presi
dent der Republiek vóór of na hem. En een
uiterst moeilijke beslissing viel hem ten
deel toen hij zich in 1917 voor het feit ge
steld zag Clemenceau met de kabinets-for-
matie te belasten. Deze beide mannen had
den maar één ding gemeen: den vurigen
wensch den oorlog te winnen.
Voor het overige bestond er niet de ge
ringste sympathie tusschen hen. Poincaré
beet door den zuren appél heen en belastte
zijn antagonist met de vorming der nieuwe
regeering.
Het was Clemenceau, meester in het vin
den van bijtënde definities, die 't vermaarde
woord schiep: „Poincaré weet alles en begrijpt
niets; Briand weet niets en begrijpt alles".
De vergelijking was juister in haar tegen
stelling van twee volkomen-uiteenloopende
karakters dan in haar letterlijke waardeering
van de twee politici.
Poincaré, professor en ook buiten zijn vak
man van buitengewone belezenheid en kennis,
behoorde evenals Barthou, Painlevé en Herriot
inderdaad tot die groep „veelweters" die altijd
een merkwaardig centrum in de Fransche poli
tiek vormt. Hij bezat zeker niet de wonder
baarlijke intuïtieve begaafdheid van een
Briand, maar dat hij „niets begreep" doet hem
zeker onrecht, en is in elk geval tenvolle weer
legd bij zijn wederoptreden-als-premier in de
na-oorlogsche jaren, vooral in de periode
19261928 toen hij de Fransche financiën in
evenwicht bracht en den franc stabiliseerde.
Wellicht was dat laatste premierschap zijn
meest constructieve arbeidsperiode in dienst
van zijn land. Door groote wilskracht, vast
beradenheid, doorzettingsvermogen en door
zijn kennis van zaken wist hij op critieke mo
menten de leiding te verkrijgen en lang ge
noeg te behouden om It tot resultaten te bren
gen. Dat op zichzelf is altijd een kunststuk
in de Fransche politiek geweest. Maar in den
nood der omstandigheden drongen de intn-
geerende politici te hoop om den drogen, geens
zins beminnelijken Lotharinger die onomkoon-
baar was en een dóórzetter.
Hoewel hij nimmer tot de schitterende re
denaars, de „musiciens de la parole" behoor
de, door wie de Fransche Kamer zich zoo
gaarne laat betooveren, hoewel er geen enkele
geestigheid van hem bewaard is gebleven, en
hij heeleraaal niets van den typischen Parij-
zenaar had, begreep de Fransche geest zijn
studieuze analyse van de aanhangige proble
men en zijn rationalisme toch beter dan de
uitmiddelpuntige begaafdheid van een Briand,
die „nooit een boek las, eigenlijk niets wist.
maar een wonderbaarlijk soort intuitie scheen
te hebbennet als sommige Engelschen".
In het kader van zijn tijd en zijn generatie
heeft Poincaré ongetwijfeld zeer hard voor
zijn vaderland gewerkt en het soms groote
diensten bewezen. Het is niet aan te nemen
dat hij alleen in 1914 den oorlog zou hebben
kunnen voorkomen. Evenmin heeft hij hem
verwekt, ondanks zijn vurigen wensch. Elzas-
Lotharingen terug te winnen. Dat deze ge
dachte zoozeer bij hem overheerschte doet
overigens, voor een appreciatie van zijn per
soonlijkheid in dezen tijd, zeer veel aan hem
af.
Er zijn veel grooter dingen te bereiken voor
menschen, aan wie dergelijke machtsposities
ten deel vallen. Tenslotte zal een Briand,
Sviens dood ontroering in de gansche wereld
(Het verkeer in Amerika heeft tot-
nutoe in 1934 reeds zoovele dooden
geëischt, dat voor het einde van
het jaar het recordaantal van
35.000 zeker zal worden overschre
den).
Vijfendertigduizend dooden,
Enkel in Amerika,
En door het verkeer uitsluitend,
Denk daar even over na.
Vij fendertigd u izen d menschen,
Weggerukt uit hun gezin,
Vijfendertigduizend graven
Met een slachtoffer er in.
Vijfendertigduizend huizen
In de schaduw van den rouw,
Door 't verlies van zoon of dochter,
Broer of zuster, man of vrouw.
Vijfendertigduizend levens
Offers van verkeersgevaar,
Vijfendertigduizend dooden,
In één land en in één jaar.
Elk verkeer moet offers eischen,
Hoe intenser des te meer,
Maar er zijn toch ook nog grenzen
Van 't normale in 't verkeer.
Er zijn, dunkt mij, wel twee dingen,
Die dit droevig aantal leert,
Niet slechts, dat er veel verkeerd heeft
Maar er is ook veel verkeerd.
P. GASUS.
wekte, een veel grooter plaats in de historie
innemen dan een Poincaré. In hem zal de we
reld alleen een Franschman van groote be
gaafdheden herdenken. In Briand herdacht
zij een groot Europeaan.
R. P.
Een beschouwing over de begrooting
voor 1935.
Uit onze mededeelingen over de begrooting
van Haarlem voor 1935 (Zaterdag opgenomen)
bleek, dat de financieele gevolgen van den
maatregel van het rijk om voor de financie
ring van de werkloosheidslasten een fonds in
te stellen voor Haarlem niet gunstig zijn te
noemen.
De begrooting, die aanvankelijk sloot, le
vert als men die rijksmaatregelen toepast een
tekort. Dit tekort wordt nog vergroot doordat
B. en W. f 300.000 willen besteden voor een
verlaging van de tarieven voor gas en eleetri-
citeit.
Dit tekort (in totaal f 435.000) willen B. en
W. dekken door het aantal opcenten op de
Personeele Belasting te verhoogen met 60.
De verhooging der
Personeele Belasting.
Als het voorstel van B. en W. wordt aan
genomen moet men in Haarlem dus 160 op
centen op de Personeele Belasting betalen.
Toch zou het verkeerd zijn om te meenen, dat
de Haarlemmers nu 30 pet. meer aan Perso
neele Belasting moeten betalen dan in vroe
gere jaren. Men moet namelijk rekening hou
den met de daling van deze belasting in ver
band met de verlaging der huren.
Dit is het beste te illustreeren met een be
rekening.
De opbrengst van de hoofdsom der Perso
neele Belasting werd voor 1933 zeraamd op
f 845 000. Er werden toen ook 100 opcenten
betaald, zoodat de Ha ar "emmers voor deze
belasting in totaal f 1.690.000 moesten op
brengen. In de 2 jaren die nu verloonen zijn
is de bevolking met ruim 4 oct. vooruitgegaan.
Zoo dus alles hetzelfde gebleven zou zijn. zou
de opbrengst der belasting met inbegrip van
de 100 opcenten op f 1.760.000 te ramen zijn.
B. en W. ramen nu de opbrengst van de
hoofdsom op f 725.000. Daarop zouden dan 16^
opcenten komen, zoodat het totaal wordt
r 1.885.000.
De opbrengst wordt dus nu f 125.000 hooger
geraamd.
Procentsgewijze is dus de stijging voor de
Personeele belasting niet 30 pet. maar slechts
ruim 7 pet.
Daartegenover staat dan het mindere be
drag dat de ingezetenen minder zullen beta
len aar. Pfls en elertricitei*".
B. en W. zullen binnenkort aan den raad
nog voorstellen om het tarief voor de Perso
neele Belasting te herzien. Het zal cijferaars
opgevallen zijn. dat B. en W. /oor 1935 de
hoofdsom aan het rijk moet afdragen voor
hebben geraamd, terwijl zij berekend hebben,
dat Haarlem f 544.000 als 80 pCt. van die
hoofdsom aan het rijk moeten afdragen voor
het Werkloosheidsfonds. 80 pCt. van 725.000
is geen 544.000 maar 600.000. Dit verschil
ontstaat evenwel omdat men 80 pCt. moet af
dragen van de hoofdsom der Personeele Be
lasting over de 3 eerste grondslagen (huur,
meubilair en dienstboden L De opbrengt van
de belasting op automobielen en motorrijtui
gen blijft geheel voor de gemeenten.
Bovendien moeten de gemeenten voor deze
drie eerste grondslagen het tarief aanvaar
den dat ïn de wet op de Personeele Belasting
is vastgesteld. Dit percentage bedraagt 10.
Haarlem had nu een percentage van 8 tot
12, hetgeen neerkomt op een gemiddeld per
centage van 10.
Het gevolg zal zijn dat de bewoners van
huizen met de laagste huurwaarden in de toe
komst in verhouding meer verhoogd zullen
worden dan de bewoners van groote percee-
len. Daartegenover staat dan evenwel, dat de
bewoners van de kleinste huizen in verhou
ding meer zullen profiteeren van de verlaging
van gas- en electriciteitsprijzen.
Haarlem was met zijn tarief voor de Perso
neele Belasting (812 pCt.) niet hoog. Am
sterdam had 914 pCt., Utrecht 2o pCt. en
Arnhem 19—27 pCt.
De grondslagen voor auto's en motorrijwie
len zijn te Haarlem thans 3. per 100 met
een minimum van 8. Dit tarief zal vermoe
delijk wel ongewijzigd blijven. In vele andere
gemeenten is het tarief veel hooger. Enkele
voorbeelden: Arnhem 6. Utrecht 4.10, Am
sterdam 4.30, Groningen is lager, daar is het
namelijk 2.
Opvanging van de extra
Rijkslasten.
Het rijk zal, zooals men weet, aan de inge
zetenen zwaardere lasten opleggen voor het
Werkloosheidsfonds. De Haarlemmers zullen
daardoor evenwel niet zwaarder getroffen
worden, want de 25 opcenten die door het rijk
extra geheven worden op de Gemeentefonds
belasting, worden door de gemeente minder
gevraagd. Omdat het rijk ook 10 opcenten op
de Vermogensbelasting voor dit fonds vraagt,
verlaagt de gemeente haar eigen opcenten op
deze belasting van 50 tot 40.
De loonen van het
gemeentepersoneel.
Op de begrooting zijn de salarissen en loo
nen van het gemeentepersoneel uitgetrokken
volgens de verordening die eind Juli door den
raad is vastgesteld. Zooals men weet wil de
regeering een verder gaande verlaging voor
het Haarlemsche personeel, doordat zij enkele
groepen nog meer willen verlagen, terwijl zij
bovendien bezwaar heeft tegen de overgangs
bepaling der Haarlemsche verordening, die
aan het tegenwoordige personeel het
tegenwoordige salaris of loon garandeert ook
al is in de verordening een lager bepaald.
B. en W. zijn nog steeds met de regeering
over deze quaestie aan het onderhandelen. Het
college hoopt met deze begrooting voor 1935
te kunnen aantoonen, dat het niet noodig is
van het gemeentepersoneel zwaardere lasten
te vorderen.
Het tekort in het
Pensioenfonds.
Er is reeds lang een wiskundig tekort in
het gemeentelijk pensioenfonds. Dit is thans
geraamd op bijna 4 millioen gulden. Ter dek
king is nu voor het eerst op de begrooting een
bedrag van f 198,374 uitgetrokken. B. en W.
willen het tekort namelijk in 40 jaar wegwer
ken.
Als de gemeente dit tekort niet zou hebben,
zou het er met de gemeentefinanciën veel be
ter voorstaan B. en W. achten het niet ver
antwoord langer te wachten met het nemen
van maatregelen, anders zou het op den
du ui- zeker spaak loopen met dit fonds.
Stormschade te Scheveningen.
Hijschkraan verdween in zee.
De storm heeft vrij aanzienlijke schade te
Scheveningen toegebracht aan het materieel
in gebruik bij de werken tot verlenging van
den rioolmond in zee. Van den vloer op den
150 M. lange steiger zijn verscheidene deelen
weggeslagen, terwijl bovendien een hijsch
kraan met lier in zee is verdwenen.
Voorts hebben enkele steigerwagens slagzij
gemaakt en zijn de electrische leidingen ver
broken, De essentieele benoodigdheden voor
het werk zijn echter gespaard gebleven zoo
dat de arbeid aan den rioolmond voortgang
kan vinden.
OP ZOEK NAAR DE IDENTITEIT VAN
KALEMEN.
SOFIA, 15 Oct. De politie deelt mede. dat
bij haar een man bekend is, Wlado Georgiev
Tsjernozemski genaamd, die volgens mede
deelingen uit Belgrado bij den moord op ko
ning Alexander betrokken moet zijn. Hij staat
bij de Bulgaarsche politie bekend als „Wlado
de chauffeur". In Juli 1932, dus twee jaar ge
leden, heeft hij Bulgarije verlaten. Hij wordt
gezocht in verband met de actie tegen de
Macedonische terroristen.
HET MES MOEST BESLISSEN.
MARKELO. 15 Oct. Bij een gisterenavond in
een café alhier plaats gehad hebbende vecht
partij werd de zoon van den landbouwer G.
door twee broers B. uit Diepenheim dusdaniz
met een mes gewond, dat geneeskundige hulp
moest worden ingeroepen. Het slachtoffer die
diepe wonden in den handen en schouders had
werd naar het gemeenteziekenhuis te Hengelo
vervoerd.
De daders zijn gearresteerd. De aanleiding
tot de vechtpartij is niet bekend.
De moord op koning Alexander
Verbod voor d/» vertoomng der films
gehandhaafd.
Het Nederlandsch Haagsch Corresponden
tiebureau meldt:
De herkeuring van de films betreffende den
moord op koning Alexander en minister
Barthou, die door belanghebbenden was aan
gevraagd, is hedenochtend geschied. De cen
trale commissie voor de filmkeuring heeft het
verbod van openbare vertooning van deze film
gehandhaafd.
Oud-President van de Fransche
republiek.
PARIJS, 15 October. In den afgeloopen
nacht te half vier is in zijn woning aan de
Rue Marboeuf op 74-jarigen leeftijd overleden
de oud-president der Fransche republiek Ray
mond Foinoairé.
Poincaré sukkelde de laatste j aren herhaal
delijk met zijn gezondheid, dooh was juist
eenigen tijd geleden weer zoo vei* hersteld, dat
men meende zich niet ongerust over hem te
moeten maken. Sedert eenige dagen moest hij
echter zijn - kamer houden, doch gisteravond
werd nog medegedeeld, dat zijn toestand niet
zorgwekkend was.
Met Raymond Poincaré is een der markant
ste politieke figuren uit de Fransche politiek
van deze eeuw heengegaan.
Op 20 Augustus 1860 werd hij ge
boren te Bar-le-Duc in Lotharingen als zoon
van den ambtenaar en metereoloog Nicolas
Poincaré. Te Parijs studeerde hij rechten en
na voltooiing van zijn studie begaf hij zich
ïn de journalistiek en was hij o.a. gedurende
eenigen tijd rechtbank-redacteur van de „Vol
taire".
Gedurende een jaar was hij werkzaam bij
het departement van landbouw en in 1887
werd hij gekozen als Republikeinsch afgevaar
digde van het departement van de Maas in
de Kamer. In de Kamer viel Poincaré o.a. op
door de economische beschouwingen, die hij
gaf en hij maakte dan ook eenige malen deel
uit van de begrootingscommissle.
In April '93 benoemde hem Charles Dupuy tot
minister van onderwijs, kunst en eeredienst.
terwijl hij in de Kabinetten, die Dupuy in
1894 en 1895 vormde minister van financiën
werd, en daarna, onder Ribot opnieuw mi
nister van onderwijs.
In 1895 werd hij gekozen tot vice-president
van de Kamer. In 1906 werd Poincaré in Maart
opnieuw minister van financiën in het Ka
binet Sarrien, doch toen Sarrlen in October
door Clemenceau als minister-president werd
opgevolgd gaf Poincaré zijn portefeuille aan
Caillaux. In de volgende vijf jaren speelde
Poincaré een belangrijke rol in den Senaat,
en legde hij zich verder vooral toe op zijn ju
ridische praktijk. In 1909 werd hij gekozen
tot lid van de Academie Francaise. Toen in
1912 Caillaux. die zelf de leiding had van het
toenmalige Kabinet aftrad, werd Poincaré be
last met de regeeringsvorming en hield hij in
het door hem gevormde Kabinet zelf de
uortefeuille van buitenlandsche zaken In han
den.
Onder zijn bewind kwaan een belangrijke
wijziging in de buitenlandsche politiek, waar
voor hij belangrijke maatregelen in de bin-
nenlandsche politiek aan de orde stelde, om
de noodige vrijheid van handelen te. krijgen
Poincaré vond een bevredigende oplossing
voor het incident met Italië, dat zich in 1912
tijdens den Turksch-Italiaanschen oorlog
voordeed en door de erkenning van de Ita-
liaansche souvereiniteit in Lybië werden de
betrekkingen met Italië zelfs aanzienlijk ver
beterd. Zijn verdere politiek was er vooral op
jerïcht de Fransch-Britsche betrekkingen te
versterken.
Op 17 Januari 1913 werd Poincaré als opvol
ger van Faillières gekozen tot president der
Fransche Republiek.
In dat jaar kwam het kabinet Barthou aan
het bewind dat den driejarigen dienstplicht,
doordreef. In December viel het kabinet-
Barthou .waarna Poincaré verplicht was een
radicaal kabinet Doumergue te accepteeren.
waarin Caillaux minister van financiën werd.
Deze wilde een aanmerkelijke belastingver-
hoogïng invoeren ten behoeve van het leger,
als gevolg waarvan een felle campagne tegen
hem ontstond.
Zooals men weet vermoordde mevrouw Cail
laux in die dagen Calmette den tegenstander
van haar echtgenoot. Zij werd den 29sten Juli
vrijgesproken. Twee dagen later werd de leider
der Socialisten Jaurès vermoord.
Den lsten Augustus 1914 brak de wereld
oorlog uit.
In Juli 1914 heeft Poincaré nog tezamen met
Viviani zijn historisch geworden bezoek aan
Rusland gebracht, waarbij hem op den terug
weg het nieuws bereikte van het Oostenrijk-
sche ultimatum aan Servië.
Inplaats van zijn voorgenomen bezoek
aan de drie Scandinavische hoofdsteden
haastte hij zich na een kort oponthoud te
Stockholm naar Parijs, waar hij in een brief
aan den Engelschen Koning en door zijn ver
dere actie ongetwijfeld belangrijken invloed
heeft gehad op de houding der Engelsche re
geering in die dagen.
Gedurende den wereldoorlog bezocht Poin
caré eenige malen het Front en onthield zich
zooveel mogelijk van inmenging in de leger-
aangelegenheden. In November 1917 benoemde
hij Clemenceau tot leider der regeering, omdat
hij van meening was, dat deze op dat oogen-
blik de juiste man op deze plaats was, hoewel
hij persoonlijk niet met hem sympathiseerde.
Marcliandeau volgt Barthou op.
pag. 4
Heftig protest der Duitsche kerkelijke oppo
sitie.
pag. 4
Doumergue herdenkt. Barthou.
pag. 4
Twee plechtigheden in Joego-SIavië.
pag. 4
Duitschland zegt het handelsverdrag met
Amerika op.
pag. 4
De maatregelen van president Roosevelt tegen
de werkloosheid.
pag. 3
Een beschouwing over de Haarlemsche be
grooting voor 1935.
pag. 1
Nog slechts 81 gemeenten heffen geen op
centen op de gemcentefondsbelasting.
pag. 3
Dr. Posthuma zou de vorderingen onzer expor
teurs op Duitschland in guldens gefixeerd
willen zien.
pag. 3
Raiehenbacli heeft de leiding in zijn match
tegen Keiler.
pag. 10
R C. H. en V. U. C. deelen de punten.
pag. 6
De wedstrijd StormvogelsHaarlem met 51
door Haarlem gewonnen.
pag. 6
H. F. C- behaalt haar eerste overwinning met
52 tegen Overmaas.
pag. 6
Laatste berichten.
Pag. 7
ARTIKELEN ENZ.
R. P. Raymond Poincaré. f
pag. 1
Van onzen correspondent tc Londen: De Lon-
densclie „Underground".
pag. 13
J. B. Schuil: Tooneelgroep Het Masker.
pag. 13
J. B. Schuil: Cabaret Louis Davids-
pag. 13
H. G. Cannegieter: Tooneelvereeniging Postaal
Genoegen.
pag. 13
G. J. Kalt: Het muziekconcours te Hillegom.
pag. 8
J. H. de Bois: Met Haerlem naar Hoorn.
Vooral tijdens de vredesonderhandelingen
kwamen de meeningsverschillen tusschen
Poincaré en Clemenceau verschillende malen
tot uiting. Toen in 1920 Poincaré's ambts
periode als president was afgeloopen, werd hij
niet meer herkozen Hij werd daarna senator.
Ten in 1922 het Kabinet Briand aftrad, werd
Poincaré opnieuw ministerpresident en minister
yan buitenlandsche zaken. Hij was het. die na de
mislukking der verschillende schulden- en her
stelbetalingsconferenties de bezetting van het
Roergebied doordreef. Zijn financieele voorstel
len tijdens de crisis van 1924 leidden bij de
algemeene verkiezingen van Mei 1924 tot een
nederlaag voor rechts en een overwinning van
het linksche kartel. Poincaré trad af en trok
zich opnieuw terug in den Senaat, waar hij
thans nog slechts weinig het woord voerde.
Van 1926 tot 1928 stond hij nogmaals aan
het hoofd van een Kabinet, dat door hemzelf
gevormd was en waarin ook Republikeinen en
radicaal-socialisten waren opgenomen, aange
zien deze nationale eenheid noodig was voor
de stabilisatie van de franc. Inderdaad slaagde
Poincaré erin de Fransche franc in 1928 te
stabiliseeren.
Verschillende politieke gebeurtenissen leid
den ertoe, dat vooral door toedoen van Caillaux
Poincaré in November 1928 aftrad. Hij diende
op 7 November zijn ontslag in, doch vormde
reeds op 12 November een nieuw kabinet,
waarvan hij de leiding hield tot Juli 1929.
Reeds toen sukkelde hij met zijn gezondheid
en in Juli meende hij, dat zijn gezondheids
toestand niet toeliet zich nog langer aan de
staatszaken te wijden in een zoo belangrijke
functie. Op 27 Juli 1929 nam hij derhalve zijn
ontslag.
In 1931 benoemde de Orde van Advocaten
hem tot president, welke benoeming door hem
werd aanvaard.
Tal van werken zijn van Poincaré's hand
verschenen. Hij begon met de publicatie van
zijn mémoires, die uit tien deelen zouden be
staan en waarvan o.a., onder den titel „Au
service de la France; neuf années de souve
nirs" verschenen zijn: „Le lendemain d'Aga-
dir", „Les Balkans en feu", „L'Europe sous les
Armes". „L'Union Sacrée", en reeds eerder
„Idéés Contemporaines", „Questions et figures
politiques", etc.
Brand in een schuur aan den
Binnenweg te Bennebroek.
Paard kon nog worden gered.
Bij den groentenhandelaar N. van der
Meer. Binnenweg 37 te Bennebroek is van
morgen brand uitgebroken in den stal. een
opslagplaats van groenten bij zlin woning.
De Bennebroeksche brandweer heeft den
brand bestreden; het woonhuis Ls gespaard
gebleven. De stal brandde ecMe>- e-eheel uit
en aanwezig hooi en andere kleine voorwer
pen zijn verloren gegaan. Een paard kon
nog worden gered.