Zwarte lijst. De Haarlemsche financiën Poincaré overleden. Hei Be&wqeiiksle 52e Jaargang No. 15739 Verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen Maandag 15 October 1934 HAARLEM S DAGBLAD Directie: P. W. PEEREBOOM «n ROBERT PEEREBOOM. UITGAVE LOURENS COSTER MAATSCHAPPIJ VOOR COURANT-UITGAVEN EN ALGEMEENE DRUKKERIJ N.V. Hoofdredacteur: ROBERT PEEREBOOM. ABONNEMENTENper week 0.25, per maand 1.10, per 3 maanden f 3.25, franco per post ƒ3.55, losse nrs. ƒ0.06. Geïllustreerd Zondagsblad: per week 0.05, p. maand 0.22, p. 3 mnd. 0.65, franco p. post 0.72}4. Bureaus: Groote Houtstraat 93 Drukkerij: Zuider Buitenspaarne 12 Telefoon Nos-Directie 13082 Hoofdredactie 15054 Redactie 10600 Drukkerij: 19122, 12713 Administratie: 10724, 14825 Postgiro 38810 ADVERTENTIëN: 15 regels ƒ1.75, elke regel meer ƒ0.35. Reclames 0.00 per regel. Reductie bij abonnement. Vraag en aanbod 1—4 regels f 0.60, elke regel meer 0.15, buiten Arrondissement dubbele prijs. Onze Groentjes 13 regels 0.30, elke regel meer 0.10, uitsluitend k contant Gratis Ongevallenverzekering voor betalende abonnés. Levenslange ongeschiktheid 600.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog ƒ400.-, Duim ƒ250.-, Wijsvinger 150.-, Elke andere vinger 50.-, Arm-of Beenbreuk 100.-. Idem voor Abonnés op het Geïllustreerd Zondagsblad: Levenslange ongeschiktheid f 2000.-, Overlijden 600.-, Verlies van Hand, Voet of Oog 400.-, Verlies Duim f 75.-, Verlies Wijsvinger 175.-. Verlies andere vinger 30.-. Alles indien het gevolg van een ongeval en volgens gratis ten kantore van dit blad verkrijgbare voorwaarden. DIT NUMMER BESTAAT UIT VEERTIEN BLADZIJDEN. HAARLEM, 15 October. Raymond Poincaré. T Vlak na Louis Barthou, die door moorde naarshand stierf, is een Fransch staatsman van dezelfde generatie, een man die een nog veel belangrijker rol in zijn land heeft ge speeld heengegaan. Op 74-jarigen leeftijd is Raymond Poincaré gestorven. Nu Cle menceau, Briand, Painlevé, Viviani, Poincaré en Barthou zijn heengegaan rest van de generatie der leiders van 1914 geen enkele groote figuur meer behalve Caillaux. En diens stormachtige loopbaan schijnt afgesloten. Het is maar veilig te zeggen „schijnt", want zeker weet men zooiets in Frankrijk nooit. Overigens was Caillaux de man die tijdens den oorlog voortdurend trachtte den vrede te bewerken, hetgeen hem op een paar jaar preventieve gevangenisstraf, later gevolgd door langdurig verlies van burgerrechten, te staan kwam. Hij heeft nooit de mentaliteit van de Clemenceau's, Poincaré's, Painlevé's en Barthou's vertegenwoordigd De tijd van die generatie schijnt met Poincaré's dood definitief afgesloten. Wat er van hun geest rest zal de naaste toekomst leeren. Men zou in een tijd als wij thans beleven kunnen meenen dat er weinig veranderd is. Maar het getij kan snel keeren juist in een periode van hevige schokken in het maatschappelijk bestel, en het zijn ondanks de oude heer Doumergue die thans nog regeert ten slotte toch de jongeren die het bewind zullen moeten overnemen. Dat Doumergue, die tot voor één jaar als een figuur van het tweede plan gold. op zijn hoogen leeftijd en tegen zijn wensch het premierschap heeft moeten aanvaarden temidden van die jongeren be wijst alleen hoe abnormaal de huidige toe stand is Elders in dit blad herinneren wij aan de détails van Poincaré's langdurige politieke loopbaan. Hij geboren Lotharinger, gold meer nog dan Clemenceau als „1' homme de la revanche". Hij wenschte vurig revanche voor de nederlaag van 1870, en het wonderlijk toeval wilde dat, toen het onverantwoordelijk beleid der diplomaten in 1914 tot de grootste ramp leidde, die Europa ooit teisterde, hij sinds één jaar als „eerste burger van Frank rijk" zat opgeborgen in „la cage dorée", de gouden kooi die den lieflijken naam Elysée Het presidentschap van de Republiek bond hem aan handen en voeten. Hij moest an deren laten regeeren. Toch heeft hij wellicht meer directen invloed op den. gang van zaken kunnen uitoefenen dan eenige presi dent der Republiek vóór of na hem. En een uiterst moeilijke beslissing viel hem ten deel toen hij zich in 1917 voor het feit ge steld zag Clemenceau met de kabinets-for- matie te belasten. Deze beide mannen had den maar één ding gemeen: den vurigen wensch den oorlog te winnen. Voor het overige bestond er niet de ge ringste sympathie tusschen hen. Poincaré beet door den zuren appél heen en belastte zijn antagonist met de vorming der nieuwe regeering. Het was Clemenceau, meester in het vin den van bijtënde definities, die 't vermaarde woord schiep: „Poincaré weet alles en begrijpt niets; Briand weet niets en begrijpt alles". De vergelijking was juister in haar tegen stelling van twee volkomen-uiteenloopende karakters dan in haar letterlijke waardeering van de twee politici. Poincaré, professor en ook buiten zijn vak man van buitengewone belezenheid en kennis, behoorde evenals Barthou, Painlevé en Herriot inderdaad tot die groep „veelweters" die altijd een merkwaardig centrum in de Fransche poli tiek vormt. Hij bezat zeker niet de wonder baarlijke intuïtieve begaafdheid van een Briand, maar dat hij „niets begreep" doet hem zeker onrecht, en is in elk geval tenvolle weer legd bij zijn wederoptreden-als-premier in de na-oorlogsche jaren, vooral in de periode 19261928 toen hij de Fransche financiën in evenwicht bracht en den franc stabiliseerde. Wellicht was dat laatste premierschap zijn meest constructieve arbeidsperiode in dienst van zijn land. Door groote wilskracht, vast beradenheid, doorzettingsvermogen en door zijn kennis van zaken wist hij op critieke mo menten de leiding te verkrijgen en lang ge noeg te behouden om It tot resultaten te bren gen. Dat op zichzelf is altijd een kunststuk in de Fransche politiek geweest. Maar in den nood der omstandigheden drongen de intn- geerende politici te hoop om den drogen, geens zins beminnelijken Lotharinger die onomkoon- baar was en een dóórzetter. Hoewel hij nimmer tot de schitterende re denaars, de „musiciens de la parole" behoor de, door wie de Fransche Kamer zich zoo gaarne laat betooveren, hoewel er geen enkele geestigheid van hem bewaard is gebleven, en hij heeleraaal niets van den typischen Parij- zenaar had, begreep de Fransche geest zijn studieuze analyse van de aanhangige proble men en zijn rationalisme toch beter dan de uitmiddelpuntige begaafdheid van een Briand, die „nooit een boek las, eigenlijk niets wist. maar een wonderbaarlijk soort intuitie scheen te hebbennet als sommige Engelschen". In het kader van zijn tijd en zijn generatie heeft Poincaré ongetwijfeld zeer hard voor zijn vaderland gewerkt en het soms groote diensten bewezen. Het is niet aan te nemen dat hij alleen in 1914 den oorlog zou hebben kunnen voorkomen. Evenmin heeft hij hem verwekt, ondanks zijn vurigen wensch. Elzas- Lotharingen terug te winnen. Dat deze ge dachte zoozeer bij hem overheerschte doet overigens, voor een appreciatie van zijn per soonlijkheid in dezen tijd, zeer veel aan hem af. Er zijn veel grooter dingen te bereiken voor menschen, aan wie dergelijke machtsposities ten deel vallen. Tenslotte zal een Briand, Sviens dood ontroering in de gansche wereld (Het verkeer in Amerika heeft tot- nutoe in 1934 reeds zoovele dooden geëischt, dat voor het einde van het jaar het recordaantal van 35.000 zeker zal worden overschre den). Vijfendertigduizend dooden, Enkel in Amerika, En door het verkeer uitsluitend, Denk daar even over na. Vij fendertigd u izen d menschen, Weggerukt uit hun gezin, Vijfendertigduizend graven Met een slachtoffer er in. Vijfendertigduizend huizen In de schaduw van den rouw, Door 't verlies van zoon of dochter, Broer of zuster, man of vrouw. Vijfendertigduizend levens Offers van verkeersgevaar, Vijfendertigduizend dooden, In één land en in één jaar. Elk verkeer moet offers eischen, Hoe intenser des te meer, Maar er zijn toch ook nog grenzen Van 't normale in 't verkeer. Er zijn, dunkt mij, wel twee dingen, Die dit droevig aantal leert, Niet slechts, dat er veel verkeerd heeft Maar er is ook veel verkeerd. P. GASUS. wekte, een veel grooter plaats in de historie innemen dan een Poincaré. In hem zal de we reld alleen een Franschman van groote be gaafdheden herdenken. In Briand herdacht zij een groot Europeaan. R. P. Een beschouwing over de begrooting voor 1935. Uit onze mededeelingen over de begrooting van Haarlem voor 1935 (Zaterdag opgenomen) bleek, dat de financieele gevolgen van den maatregel van het rijk om voor de financie ring van de werkloosheidslasten een fonds in te stellen voor Haarlem niet gunstig zijn te noemen. De begrooting, die aanvankelijk sloot, le vert als men die rijksmaatregelen toepast een tekort. Dit tekort wordt nog vergroot doordat B. en W. f 300.000 willen besteden voor een verlaging van de tarieven voor gas en eleetri- citeit. Dit tekort (in totaal f 435.000) willen B. en W. dekken door het aantal opcenten op de Personeele Belasting te verhoogen met 60. De verhooging der Personeele Belasting. Als het voorstel van B. en W. wordt aan genomen moet men in Haarlem dus 160 op centen op de Personeele Belasting betalen. Toch zou het verkeerd zijn om te meenen, dat de Haarlemmers nu 30 pet. meer aan Perso neele Belasting moeten betalen dan in vroe gere jaren. Men moet namelijk rekening hou den met de daling van deze belasting in ver band met de verlaging der huren. Dit is het beste te illustreeren met een be rekening. De opbrengst van de hoofdsom der Perso neele Belasting werd voor 1933 zeraamd op f 845 000. Er werden toen ook 100 opcenten betaald, zoodat de Ha ar "emmers voor deze belasting in totaal f 1.690.000 moesten op brengen. In de 2 jaren die nu verloonen zijn is de bevolking met ruim 4 oct. vooruitgegaan. Zoo dus alles hetzelfde gebleven zou zijn. zou de opbrengst der belasting met inbegrip van de 100 opcenten op f 1.760.000 te ramen zijn. B. en W. ramen nu de opbrengst van de hoofdsom op f 725.000. Daarop zouden dan 16^ opcenten komen, zoodat het totaal wordt r 1.885.000. De opbrengst wordt dus nu f 125.000 hooger geraamd. Procentsgewijze is dus de stijging voor de Personeele belasting niet 30 pet. maar slechts ruim 7 pet. Daartegenover staat dan het mindere be drag dat de ingezetenen minder zullen beta len aar. Pfls en elertricitei*". B. en W. zullen binnenkort aan den raad nog voorstellen om het tarief voor de Perso neele Belasting te herzien. Het zal cijferaars opgevallen zijn. dat B. en W. /oor 1935 de hoofdsom aan het rijk moet afdragen voor hebben geraamd, terwijl zij berekend hebben, dat Haarlem f 544.000 als 80 pCt. van die hoofdsom aan het rijk moeten afdragen voor het Werkloosheidsfonds. 80 pCt. van 725.000 is geen 544.000 maar 600.000. Dit verschil ontstaat evenwel omdat men 80 pCt. moet af dragen van de hoofdsom der Personeele Be lasting over de 3 eerste grondslagen (huur, meubilair en dienstboden L De opbrengt van de belasting op automobielen en motorrijtui gen blijft geheel voor de gemeenten. Bovendien moeten de gemeenten voor deze drie eerste grondslagen het tarief aanvaar den dat ïn de wet op de Personeele Belasting is vastgesteld. Dit percentage bedraagt 10. Haarlem had nu een percentage van 8 tot 12, hetgeen neerkomt op een gemiddeld per centage van 10. Het gevolg zal zijn dat de bewoners van huizen met de laagste huurwaarden in de toe komst in verhouding meer verhoogd zullen worden dan de bewoners van groote percee- len. Daartegenover staat dan evenwel, dat de bewoners van de kleinste huizen in verhou ding meer zullen profiteeren van de verlaging van gas- en electriciteitsprijzen. Haarlem was met zijn tarief voor de Perso neele Belasting (812 pCt.) niet hoog. Am sterdam had 914 pCt., Utrecht 2o pCt. en Arnhem 19—27 pCt. De grondslagen voor auto's en motorrijwie len zijn te Haarlem thans 3. per 100 met een minimum van 8. Dit tarief zal vermoe delijk wel ongewijzigd blijven. In vele andere gemeenten is het tarief veel hooger. Enkele voorbeelden: Arnhem 6. Utrecht 4.10, Am sterdam 4.30, Groningen is lager, daar is het namelijk 2. Opvanging van de extra Rijkslasten. Het rijk zal, zooals men weet, aan de inge zetenen zwaardere lasten opleggen voor het Werkloosheidsfonds. De Haarlemmers zullen daardoor evenwel niet zwaarder getroffen worden, want de 25 opcenten die door het rijk extra geheven worden op de Gemeentefonds belasting, worden door de gemeente minder gevraagd. Omdat het rijk ook 10 opcenten op de Vermogensbelasting voor dit fonds vraagt, verlaagt de gemeente haar eigen opcenten op deze belasting van 50 tot 40. De loonen van het gemeentepersoneel. Op de begrooting zijn de salarissen en loo nen van het gemeentepersoneel uitgetrokken volgens de verordening die eind Juli door den raad is vastgesteld. Zooals men weet wil de regeering een verder gaande verlaging voor het Haarlemsche personeel, doordat zij enkele groepen nog meer willen verlagen, terwijl zij bovendien bezwaar heeft tegen de overgangs bepaling der Haarlemsche verordening, die aan het tegenwoordige personeel het tegenwoordige salaris of loon garandeert ook al is in de verordening een lager bepaald. B. en W. zijn nog steeds met de regeering over deze quaestie aan het onderhandelen. Het college hoopt met deze begrooting voor 1935 te kunnen aantoonen, dat het niet noodig is van het gemeentepersoneel zwaardere lasten te vorderen. Het tekort in het Pensioenfonds. Er is reeds lang een wiskundig tekort in het gemeentelijk pensioenfonds. Dit is thans geraamd op bijna 4 millioen gulden. Ter dek king is nu voor het eerst op de begrooting een bedrag van f 198,374 uitgetrokken. B. en W. willen het tekort namelijk in 40 jaar wegwer ken. Als de gemeente dit tekort niet zou hebben, zou het er met de gemeentefinanciën veel be ter voorstaan B. en W. achten het niet ver antwoord langer te wachten met het nemen van maatregelen, anders zou het op den du ui- zeker spaak loopen met dit fonds. Stormschade te Scheveningen. Hijschkraan verdween in zee. De storm heeft vrij aanzienlijke schade te Scheveningen toegebracht aan het materieel in gebruik bij de werken tot verlenging van den rioolmond in zee. Van den vloer op den 150 M. lange steiger zijn verscheidene deelen weggeslagen, terwijl bovendien een hijsch kraan met lier in zee is verdwenen. Voorts hebben enkele steigerwagens slagzij gemaakt en zijn de electrische leidingen ver broken, De essentieele benoodigdheden voor het werk zijn echter gespaard gebleven zoo dat de arbeid aan den rioolmond voortgang kan vinden. OP ZOEK NAAR DE IDENTITEIT VAN KALEMEN. SOFIA, 15 Oct. De politie deelt mede. dat bij haar een man bekend is, Wlado Georgiev Tsjernozemski genaamd, die volgens mede deelingen uit Belgrado bij den moord op ko ning Alexander betrokken moet zijn. Hij staat bij de Bulgaarsche politie bekend als „Wlado de chauffeur". In Juli 1932, dus twee jaar ge leden, heeft hij Bulgarije verlaten. Hij wordt gezocht in verband met de actie tegen de Macedonische terroristen. HET MES MOEST BESLISSEN. MARKELO. 15 Oct. Bij een gisterenavond in een café alhier plaats gehad hebbende vecht partij werd de zoon van den landbouwer G. door twee broers B. uit Diepenheim dusdaniz met een mes gewond, dat geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Het slachtoffer die diepe wonden in den handen en schouders had werd naar het gemeenteziekenhuis te Hengelo vervoerd. De daders zijn gearresteerd. De aanleiding tot de vechtpartij is niet bekend. De moord op koning Alexander Verbod voor d/» vertoomng der films gehandhaafd. Het Nederlandsch Haagsch Corresponden tiebureau meldt: De herkeuring van de films betreffende den moord op koning Alexander en minister Barthou, die door belanghebbenden was aan gevraagd, is hedenochtend geschied. De cen trale commissie voor de filmkeuring heeft het verbod van openbare vertooning van deze film gehandhaafd. Oud-President van de Fransche republiek. PARIJS, 15 October. In den afgeloopen nacht te half vier is in zijn woning aan de Rue Marboeuf op 74-jarigen leeftijd overleden de oud-president der Fransche republiek Ray mond Foinoairé. Poincaré sukkelde de laatste j aren herhaal delijk met zijn gezondheid, dooh was juist eenigen tijd geleden weer zoo vei* hersteld, dat men meende zich niet ongerust over hem te moeten maken. Sedert eenige dagen moest hij echter zijn - kamer houden, doch gisteravond werd nog medegedeeld, dat zijn toestand niet zorgwekkend was. Met Raymond Poincaré is een der markant ste politieke figuren uit de Fransche politiek van deze eeuw heengegaan. Op 20 Augustus 1860 werd hij ge boren te Bar-le-Duc in Lotharingen als zoon van den ambtenaar en metereoloog Nicolas Poincaré. Te Parijs studeerde hij rechten en na voltooiing van zijn studie begaf hij zich ïn de journalistiek en was hij o.a. gedurende eenigen tijd rechtbank-redacteur van de „Vol taire". Gedurende een jaar was hij werkzaam bij het departement van landbouw en in 1887 werd hij gekozen als Republikeinsch afgevaar digde van het departement van de Maas in de Kamer. In de Kamer viel Poincaré o.a. op door de economische beschouwingen, die hij gaf en hij maakte dan ook eenige malen deel uit van de begrootingscommissle. In April '93 benoemde hem Charles Dupuy tot minister van onderwijs, kunst en eeredienst. terwijl hij in de Kabinetten, die Dupuy in 1894 en 1895 vormde minister van financiën werd, en daarna, onder Ribot opnieuw mi nister van onderwijs. In 1895 werd hij gekozen tot vice-president van de Kamer. In 1906 werd Poincaré in Maart opnieuw minister van financiën in het Ka binet Sarrien, doch toen Sarrlen in October door Clemenceau als minister-president werd opgevolgd gaf Poincaré zijn portefeuille aan Caillaux. In de volgende vijf jaren speelde Poincaré een belangrijke rol in den Senaat, en legde hij zich verder vooral toe op zijn ju ridische praktijk. In 1909 werd hij gekozen tot lid van de Academie Francaise. Toen in 1912 Caillaux. die zelf de leiding had van het toenmalige Kabinet aftrad, werd Poincaré be last met de regeeringsvorming en hield hij in het door hem gevormde Kabinet zelf de uortefeuille van buitenlandsche zaken In han den. Onder zijn bewind kwaan een belangrijke wijziging in de buitenlandsche politiek, waar voor hij belangrijke maatregelen in de bin- nenlandsche politiek aan de orde stelde, om de noodige vrijheid van handelen te. krijgen Poincaré vond een bevredigende oplossing voor het incident met Italië, dat zich in 1912 tijdens den Turksch-Italiaanschen oorlog voordeed en door de erkenning van de Ita- liaansche souvereiniteit in Lybië werden de betrekkingen met Italië zelfs aanzienlijk ver beterd. Zijn verdere politiek was er vooral op jerïcht de Fransch-Britsche betrekkingen te versterken. Op 17 Januari 1913 werd Poincaré als opvol ger van Faillières gekozen tot president der Fransche Republiek. In dat jaar kwam het kabinet Barthou aan het bewind dat den driejarigen dienstplicht, doordreef. In December viel het kabinet- Barthou .waarna Poincaré verplicht was een radicaal kabinet Doumergue te accepteeren. waarin Caillaux minister van financiën werd. Deze wilde een aanmerkelijke belastingver- hoogïng invoeren ten behoeve van het leger, als gevolg waarvan een felle campagne tegen hem ontstond. Zooals men weet vermoordde mevrouw Cail laux in die dagen Calmette den tegenstander van haar echtgenoot. Zij werd den 29sten Juli vrijgesproken. Twee dagen later werd de leider der Socialisten Jaurès vermoord. Den lsten Augustus 1914 brak de wereld oorlog uit. In Juli 1914 heeft Poincaré nog tezamen met Viviani zijn historisch geworden bezoek aan Rusland gebracht, waarbij hem op den terug weg het nieuws bereikte van het Oostenrijk- sche ultimatum aan Servië. Inplaats van zijn voorgenomen bezoek aan de drie Scandinavische hoofdsteden haastte hij zich na een kort oponthoud te Stockholm naar Parijs, waar hij in een brief aan den Engelschen Koning en door zijn ver dere actie ongetwijfeld belangrijken invloed heeft gehad op de houding der Engelsche re geering in die dagen. Gedurende den wereldoorlog bezocht Poin caré eenige malen het Front en onthield zich zooveel mogelijk van inmenging in de leger- aangelegenheden. In November 1917 benoemde hij Clemenceau tot leider der regeering, omdat hij van meening was, dat deze op dat oogen- blik de juiste man op deze plaats was, hoewel hij persoonlijk niet met hem sympathiseerde. Marcliandeau volgt Barthou op. pag. 4 Heftig protest der Duitsche kerkelijke oppo sitie. pag. 4 Doumergue herdenkt. Barthou. pag. 4 Twee plechtigheden in Joego-SIavië. pag. 4 Duitschland zegt het handelsverdrag met Amerika op. pag. 4 De maatregelen van president Roosevelt tegen de werkloosheid. pag. 3 Een beschouwing over de Haarlemsche be grooting voor 1935. pag. 1 Nog slechts 81 gemeenten heffen geen op centen op de gemcentefondsbelasting. pag. 3 Dr. Posthuma zou de vorderingen onzer expor teurs op Duitschland in guldens gefixeerd willen zien. pag. 3 Raiehenbacli heeft de leiding in zijn match tegen Keiler. pag. 10 R C. H. en V. U. C. deelen de punten. pag. 6 De wedstrijd StormvogelsHaarlem met 51 door Haarlem gewonnen. pag. 6 H. F. C- behaalt haar eerste overwinning met 52 tegen Overmaas. pag. 6 Laatste berichten. Pag. 7 ARTIKELEN ENZ. R. P. Raymond Poincaré. f pag. 1 Van onzen correspondent tc Londen: De Lon- densclie „Underground". pag. 13 J. B. Schuil: Tooneelgroep Het Masker. pag. 13 J. B. Schuil: Cabaret Louis Davids- pag. 13 H. G. Cannegieter: Tooneelvereeniging Postaal Genoegen. pag. 13 G. J. Kalt: Het muziekconcours te Hillegom. pag. 8 J. H. de Bois: Met Haerlem naar Hoorn. Vooral tijdens de vredesonderhandelingen kwamen de meeningsverschillen tusschen Poincaré en Clemenceau verschillende malen tot uiting. Toen in 1920 Poincaré's ambts periode als president was afgeloopen, werd hij niet meer herkozen Hij werd daarna senator. Ten in 1922 het Kabinet Briand aftrad, werd Poincaré opnieuw ministerpresident en minister yan buitenlandsche zaken. Hij was het. die na de mislukking der verschillende schulden- en her stelbetalingsconferenties de bezetting van het Roergebied doordreef. Zijn financieele voorstel len tijdens de crisis van 1924 leidden bij de algemeene verkiezingen van Mei 1924 tot een nederlaag voor rechts en een overwinning van het linksche kartel. Poincaré trad af en trok zich opnieuw terug in den Senaat, waar hij thans nog slechts weinig het woord voerde. Van 1926 tot 1928 stond hij nogmaals aan het hoofd van een Kabinet, dat door hemzelf gevormd was en waarin ook Republikeinen en radicaal-socialisten waren opgenomen, aange zien deze nationale eenheid noodig was voor de stabilisatie van de franc. Inderdaad slaagde Poincaré erin de Fransche franc in 1928 te stabiliseeren. Verschillende politieke gebeurtenissen leid den ertoe, dat vooral door toedoen van Caillaux Poincaré in November 1928 aftrad. Hij diende op 7 November zijn ontslag in, doch vormde reeds op 12 November een nieuw kabinet, waarvan hij de leiding hield tot Juli 1929. Reeds toen sukkelde hij met zijn gezondheid en in Juli meende hij, dat zijn gezondheids toestand niet toeliet zich nog langer aan de staatszaken te wijden in een zoo belangrijke functie. Op 27 Juli 1929 nam hij derhalve zijn ontslag. In 1931 benoemde de Orde van Advocaten hem tot president, welke benoeming door hem werd aanvaard. Tal van werken zijn van Poincaré's hand verschenen. Hij begon met de publicatie van zijn mémoires, die uit tien deelen zouden be staan en waarvan o.a., onder den titel „Au service de la France; neuf années de souve nirs" verschenen zijn: „Le lendemain d'Aga- dir", „Les Balkans en feu", „L'Europe sous les Armes". „L'Union Sacrée", en reeds eerder „Idéés Contemporaines", „Questions et figures politiques", etc. Brand in een schuur aan den Binnenweg te Bennebroek. Paard kon nog worden gered. Bij den groentenhandelaar N. van der Meer. Binnenweg 37 te Bennebroek is van morgen brand uitgebroken in den stal. een opslagplaats van groenten bij zlin woning. De Bennebroeksche brandweer heeft den brand bestreden; het woonhuis Ls gespaard gebleven. De stal brandde ecMe>- e-eheel uit en aanwezig hooi en andere kleine voorwer pen zijn verloren gegaan. Een paard kon nog worden gered.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 1