Hef
N.C.C.
Haarlemsche Schilders
van dezen tijd.
DINSDAG 16 OCTOBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
H. van Steenwijck.
Een schichtig schilder. Het woord is dooi
den inleider der eeretentoonstelling gebruikt
om Van Steenwijck's houding op de Haag-
sche academie, een veertig jaar geleden, te
'kenschetsen, en kan nog als etiket dienst doen.
Tot hij wat vertrouwelijker met u wordt, is
er in zijn gang, zijn oogen en zijn woord een
zeker nerveus wantrouwen :er is bij hem dan
onbewust een angst om beduveld te worden
steeds aanwezig, en aan den andern kant slui
mert de begeerte, niet alle kaarten voor u
open te leggen. Er is in hem iets van den ver
jaagden faun uit een lente-bosch en het kan
verwonderlijk zijn, dat er in zijn werk meer
zeemeerminnen en najaden dan bosChnyimfen
paradeeren. Deze man moet zich door het le
ven vaak opgejaagd gevoeld en het tenslotte
alleen overwonnen kunnen hebben door een
onverwoestbaren zin voor humor, die hem het
betrekkelijke van maatschappelijk slagen zoo
wel als van ontgoocheling deed erkennen. Het
is alleen den sterken gegeven, na een leven
waarin tegenslag en desillusiie talrijker wa
ren dan de erkende successen, zóó overeind
nog te staan en zoo koelbloedig en bedwongen
den strijd voort te zetten. Nemen wij aan dat
Van Steenwijck behoort tot die velen onder
ons, wier groote toekomst in het verleden ligt
wie viel wurde versprochen und nicht ge
halten! dan blijft toch immer nog te waar-
deeren de trouw, waarmee een man zich een
leven lang aan zijn jeugdillusies heeft over
gegeven en er allicht veel aan heeft opgeof
ferd.
Zijn belooning is, dat hij als zeventig-jarige
nog in het sprookje en den droom het geluk
vindt, zooals hij, twintigjarig, zich het sprook
je van een kunstenaarsloopbaan gedroomd
heeft. Deze menschen verouderen niet. Zij zijn
als de sprookjes zelf, onverdelgbaar.
Dan, het schilder-worden was vijftig jaar
geleden inderdaad een sprookje. Het had alle
aantrekkelijkheid nog van het bohème en
men zou Van Steenwijck den Iaatsten, zij het
aarzelenden bohémien kunnen noemen. Eer
dan in het Haagsche milieu, waarvan Gra-
tama in zijn voorwoord spreekt, zien wij Van
Steenwijck thuis in het Amsterdam van de
tachtiger jaren, stad toen vol volksche uit
bundigheid van komende kracht, ook in de
kunstenaarswereld. En inderdaad. Van Steen
wijck is een Amsterdamsche jongenheeft
hij niet nog soms de ondeugendheid van den
gaminal is hij, geloof ik, reeds lang groot
vader! Hij was er doodgewoon op de Am
bachtsschool toen er een vriendelijke meneer.
Goudsmit of zoo geheeten, ontdekte dat hij
een zeker voorwerp zoo mooi geteekend had,
en een artist in hem vermoedde. Als die me
neer Goudsmit of zoo er niet geweest was,
hadden wij deze maand in het Frans Halsmu
seum geen eere-tentoonstelling Van Steen
wijck.... zoo gek kan het loopen in de we
reld. Want deze ging met zijn ontdekking op
stap om advies en regelrecht naar den schil
der J. R. Rust. die lid van Arti was en be
roemd in die dagen om zijn zeetjes met. sche
pen. En Rust keek den knaap en zijn teeke-
ningen eens aan en zei dat het goed was en
toen kwam Van Steenwijck op de avondklas
van de Academie, waar d-- lange magere en
droge orofessor Wijnveid nog doceerde en
model liet teekenen met en zonder spierbun
dels. Maar Van Steenwijck moest ondertus-
schen geld verdienen ,want bankiers had hij
niet in zijn familie en briefjes van de banh
van leening zullen hem allicht vertrouwder
geweest zijn dan die van de Nederlandse!)e
Bank. Wat nood, als men jong is en gezond,
als men zich kunstenaar voelt en voor drie
stuivers in de Volksgaarkeuken of in Den
Gouden Bal. voor een stuiver meer, terecht
kan om zijn maag te vullen. Hij kon overdag
werk vinden op de decoratie-ateliers van het
Paleis voor Volksvlijt, waar Grootveld den
scepter zwaaide en Amstel's grootste moppen
tapper Jan Maandag diens eerste assistent
was. Dat waren nog eens décors, waar Van
Steenwijck aan mocht meehelpen! Het was
de tijd der groote balletten in het Paleis en
daar zal wel zijn liefde voor het sprookje ge
groeid wezen, want die vertooningen moeten
feeëriek geweest zijn, Het wemelde er in van
nymphen en godinnen, van najaden en drya
den, van achter de Stadhouderskade, en het
rook er lekker naar lijmverf en zoete parfum.
Toen schrijver dezes zijn eerste schreden in
die dreven zette, hing die lucht er nogen
dat was al weer wat jaren later! Hoe al dat
schoone volk weer op zou duiken in de Noor-
sche zeeën, door Van Steenwijck later beva
ren. huppelend langs de fjorden door hem be
zocht, sagen zeggend op een vooruitstekende
rotspunt! On revient toujoursnietwaar?
Maar er is in die Amsterdamsche jaren nog
een andere invloed op onzen schilder werk
zaam geweest. De invloed van een hoogst
eigenaardig man uit die jaren, van iemand
over wien thans niemand meer spreekt en
wiens naam ik. na jaren, eerst deze week weer
eens hoorde: uit Van Steenwijcks mond. Lieve
hemel, wat'hebben wij een massa gemeen
schappelijke kennissen gehad.... dat bleek
mij toen ik voor dit stukje een gemoedelijk
praatie met den jubilaris had geënsceneerd.
Die eigenaardige man was een zekere Dr. Jan
Zürcker. Een eenigszins verward genie: ge
leerde, schilder, musicus, paedagoog. in ieder
o-eval een zeer bijzonder mensoh. Hoewel het
meer dan dertig jaar geleden is, dat ik Zur-
cker's nagelaten werk gezien heb. (in het Pa
norama in de Plantage) is het mij altijd als
iets heel afzonderlijks bijgebleven. Het waren
groote figurale composities, een beetje wild
geschilderd maar prachtig van kleur, en litte-
rair-wijsgeerig van inhoud. De man was
enorm belezen, kende in de twintig talen en
zijn leven was afwisselend hoog en laag in
maatschappelijken welstand. Fantastische ver
halen gingen over hem rond. die ik mij nooit
de moeite gegeven heb te controleeren. doch
men kan veilig van hem zeggen dat hij een
der eerste „onafhankelijken" geweest is. Met
hem kwam Van Steenwijck in relatie: ze
woonden een tijdje samen zelfs, in de Jan van
der Heydenstraat, een stuk van de Pijp, het
toenmalige Amsterdamsch Montmartre.
Amsterdam begon, vlak na de wereldten
toonstelling van '83. een luchtiger jasje aan
te trekken en de toen jonge kunstenaars zul
len dat met genoegen geconstateerd hebben.
Jan Zürcker's kunst had een litterairen in
slag en dat moet wonderwel geklopt hebben
met Van Steenwijck's ingeboren zin voor fan
tasie. Die zou hem immers later ook in con
tact brengen met een artist als Ary Prins
voor wiens werk hij illustraties zou teekenen
die den fijnzinnigen en kieskeurigen woord
kunstenaar konden bevredigen. Na eenigen
tijd gaat Van Steenwijck naar Londen om dan
in Den Haag op te duiken in een tijd dat ook
daar een soort réveil der jongeren gaande was
Naast het deftige Pulchri, waar de machtige
maeceen Mesdag alles voor het zeggen had,
werd de Haagsche Kunstkring opgericht, waar
naast de met jonge ideeën behepte schilders,
ook musici en litteratoren toegang hadden.
Met Jan Toorop en Thorn Prikker behoorde
er Théophile de Bock tot de oprichters en de
geschiedenis is nog niet geschreven van de
enthousiaste bijeenkomsten die daar in hun
eerste vereenigingslokaal, boven de Passage,
hebben plaats gehad. Ik herinner mij nog zeer
wel den tijd dat Prikker, Daalhoff. Henricus
enz. door de behoudende Pulchrianen als
nieuwlichters" werden gescholden.
Wie meer van dien tijd weten wil, leze er
de brieven van Prikker aan Borel maar eens
op na. En in dien kring kwam ook onze Haar
lemsche jubilaris van thans te verkeeren. Uit
dien Haagschen tijd moet wel de mooie schil
derij met de paarden die een Scheveningsche
bomschuit in zee trekken afkomstig zijn.
Trouwens, de schilder Van Steenwijck is let
terlijk overal bij geweest, waar een „nieuw
licht" ontstoken werd. zonder zelf de hoon
van nieuwlichter verduurd te hebben. Hij is,
ook historisch, een schichtige figuur, die tel
kens opduikt en weer verdwijnt, zich steeds
achteraf houdt en zijn roem niet soigneert.
Een dolend ridder van den penseele. met de
kwetsbare overgevoeligheid van zijn collega
De la Mancha. In mijn persoonlijke herinne
ringen komt zijn naam dan ook eerst voor als
hij te Amsterdam wederom met eenige „nieuw
lichters" tezamen in een kleinen kunsthandel
op het Rokin bij Goudeket (reeds jaren ter
ziele) exposeert. Zijn werk vindt men daar,
omstreeks '92, met dat van den filosoof Nan-
ninga, den gewezen bakker Van Daalhoff en...
Van Gogh! Misschien herinneren oudere Haar
lemmers zich dien meneer Goudeket nog,
want hij placht 's zomers, in 't badseizoen,
een winkeltje in de Passage van Zandvoort te
betrekken, waar zijn nieuwe-lichterskunst een
curiositeitsbelangstelling oogstte, doch niet
de huur opbracht. De overtuiging, pioniers
arbeid verricht te hebben, was het eenige be
zit dat den heer Goudeket bij zijn dood restte.
En zelfs dat is men thans al weer vergeten.
En twintig jaar geleden zocht Van Steen
wij ok Haarlen\ uit om een rustpunt voor zijn
zwerftochten te hebben. Want zwerven blijven
zou hij. Dat zat in het bloed. En
in ieder geval was Haarlem dicht bij de zee.
De zee die hem altijd en overal weer had aan
getrokken. Toen hij zich een vrouw koos, vond
hij de dochter van een zeekapitein bereid de
wisselvalligheden van een kunstenaarsloop
baan met. hem te deelen, en behalve de moed
daartoe bracht zij ook de romantiek mee,
want haar vader was een der allerlaatste
scheepsmonarchen geweest, die nog met een
zeilschip rond de Kaap voer. Het staat nog te
bezien wat riskanter is: zeilen of schilderen,
maar een dappere vrouw moet Van Steen
wijck's vrouw al die jaren ongetwijfeld ge
weest zijn! En ook haar moet deze eere-ten-
toonstelling voldoening geven.
Met het Noorsche werk, waartoe oud-minis
ter Cremer indertijd de eerste mogelijkheid
verschafte, heeft Van Steenwijck zich nu een
definitieve plaats in de kunst bezorgd. Met
onze Koningin behoort hij tot de weinige mo
derne Hollandsche artisten die in het hooge
Noorden inspiratie hebben gezocht, en gevon
den. En zeker in de rijen der Haarlemsche
schilders van dezen tijd neemt hij een geheel
afzonderlijke plaats in. die wij hem nog vele
jaren moeen gunnen. De kring van waardee
ring. die'langzamerhand rondom zijn figuur
getrokken is, ontstond zonder vreemde hulp.
uit en door hem zelf en zijn arbeid. Dat is een
verdienste die vooral in dezen tijd niet valt
te onderschatten.
J. H. DE BOIS.
HET TOONEEL
JACOB VAN LENNEP.
DANS, NONNEKE, DANS!
Van de 42 Hollandsche stukken, die ik in
dertijd in mijn pleidooi voor het spelen van
oorspronkelijk werk door dilettanten heb op
gesomd, heeft de tooneel vereeniging Jacob
van Lennep misschien wel het allermoeilijk
ste ter opvoering voor haar openings avond in
dit seizcen uitgekozen, moeilijk zoowel voor de
toeschouwei's als voor de spelers. Want een
hyper-modern satiriek blijspel als „Dans.
Nonneke, dans!" „charge" noemen de
auteurs het zelve stelt aan het publiek
vooral het publiek van dilettanten voorstel
lingen. dat zulk soort stukken allerminst ge
woon is en aan de acteurs, die er al even
zeer geheel nieuw in staan, zeer bijzondere
eisohen.
In „Het laatste Stadium", het blijspel, dat
'n tiental jaren geleden door het toen nog be
staande Rotterdamsch Tooneelgezel*chap is
gespeeld geworden, had mevrouw J. M. IJssel
de Schepper reeds bewezen een voor een vrouw
uitzonderlijk scherpen en satirieken dialoog te
kunnen schrijven. In „Dans. Nonneke, dans!"
is deze schrijfster want zij zal aan dit stuk
wel een belangrijker aandeel hebben gehad
dan J. van Randwijk echter veel verder ge
gaan. Zij heeft in de bedoeling de tegen
woordige maatschappij en haar uitwassen te
hekelen de satire ten top gedreven en in
haar stuk daarom de wereld op haar kop ge
zet. Het is, alsof zij heeft willen zeggen: Kijk,
als wij nog 'n stapje verder gaan, komen wij
tot zulke dwaze malligheden. Zij heeft op
zettelijk natuurlijk zoo sterk overdreven,
dat al haaa' personen carioaturen zijn ge
worden. Heel het blijspel is zij zegt het
zelf één dioorloopende charge. Maar haar
bedoeling was wel degelijk, dat wij in dezen
zeer bol getrokken spiegel toch nog eenigs
zins het menschdom van tegenwoordig met al
zijn fouten en in al zijn dwaasheid zouden
herkennen. De "(Taag rijst echter, of mevrouw
IJssel de Schepper in haar charge niet wat
te vei' is gegaan. Het wordt nu en dan wat e;
nonsensicaal en daardoor heeft zij haar doel
min of meer voorbij geschoten. En het doet wat
mal aan Victor van Heerden zijn ernstige phi-
lippioa aan het slot te hooren houiden, alsof
hij en ook de schrijfster dus al deze
malloten au sérieux noemt. Wanneer Van
Heerden inplaats van hoog ernstig en pathe
tisch inplaats, hen in 't ootje had genomen,
zou de schrijfster meer in den stijl van haar
stuk zijn gebleven.
De ernst van Van Heerden paste niet in deze
charge.
Met wat meer matiging en zelfbeperking
zouden de auteurs meer hebben bereikt. Maar
dat hier een zeer geestige vrouw aan het
Yraagl
niets voor
zich zelf
(Adv. Ingez. Med.)
hadden voor te stellen. Zandbergen kon zich
zelf blijven en gaf een wat stijven meneer te
zien, zooals hij al meermalen gaf. Bouwmees
ter typeerde wel aardig Jhr. Mutsaers, al had
hij ook veel meer kunnen maken van zijn
speeches en K. Visca gaf al zijn autoriteit
als speler aan de rol van Victor van Heerden.
Het was heel verstandig gezien, dat hij zijn
groote redevoering in licht spottenden toon
begon en pas aan het slot pathetisch werd. Hij
heeft de redevoering ongetwijfeld tot een „mo
ment" weten te maken.
Ook als regisseur heeft hij zeker veel goeds ge
daan, al is het hem dan ook niet gelukt den juis-
ten toon van deze satire te treffen. Maar ik
vroeg mij tijdens de voorstelling af, of dat met
deze krachten ooit mogelijk zou zijn geweest.
Bij Cor Visser en Huib Tuininga is het hem
tenslotte gelukt en dit was reeds heel veel! En
lof verdient hij ook voor het over het alge
meen zeer vlotte tempo, waarin werd gespeeld.
Als geheel dus een voorstelling, die al is
de satire niet geheel tot haar recht gekomen
toch een daad van Jacob van Lennep is ge
weest, waarvoor ik deze vereeniging gaarne
hartelijk hulde breng.Er was voor deze opvoe
ring zeer veel belangstelling en zij verdiende
het zeker. Van Lennep heeft zich gisteren van
betere zijde laten zien dan bij menige geheel
geslaagde voorstelling, want in dit pogen
konden wij durf en een streven naar het hoo-
gere waardeeren, den moed, om eindelijk eens
te geraken uit de banale middelmatigheid,
waarin het dilettanten-tooneel tot nu toe over
het algemeen nog maar al te veel vast zit.
J. B. SCHUIL.
woord is. moet men erkennen. De dialoog is
nu en dan heel gevat en de spot soms vlijm
scherp, zoo zelfs, dat het stuk als geheel
vooral wanneer men bedenkt, dat een vrouw
hiervoor het meest verantwoordelijk is wat
erg cynisch en koud aandoet.
In de verte doet deze satire ad absuraum
met haar vele paradoxen en scherpen spot nu
en dan aan Shaw denken, ook door de al te
groote plaats, die aan het woord is ingeruimd.
De handeling loopt nog al eens traag
vooral in I en III en eigenlijk is alleen n
als satire volkomen gelukt. Maar als geheel
is dit stuk toch eens een pogihg om iets to
taal nieuws te brengen en kan het met De
Duivel op Aarde van Ben van Eyselsteyn ge
rekend worden tot het fantastisch-satirieke
blijspelgenre, waaraan wij in ons land tot
nu toe nog altijd zeer arm zijn.
Daarom verdient Jacob van Lennep allen
lof. dat zij dit uitzonderlijke, bizarre spel op
het repertoire heeft genomen en hiermee nu
eens iets geheel nieuws heeft gebracht. Deze
dilettantenvereeniging heeft gebroken met
de sleur van altijd maar weer hetzelfde afge
draaide genre te spelen en daarmee een voor
beeld gesteld aan haar zustervereenigingen.
En 't deed mij bijzonder veel genoegen voor
regisseur en spelers, dat de opvoering zoo'n
succes heeft gehad. Hoe de toeschouwers ook
tegenover deze satire stonden, allen toonden
zij hartelijke waardeering voor dit ongewone
en lofwaardige pogen.
Van Lennep heeft bovendien van deze voor
stelling zeer veel werk gemaakt en ook dit
dient geprezen te worden. Vooral het tweede
bedrijf was uiterlijk bijzonder goed verzorgd.
Het decor en de moderne meubelen wel
willend afgestaan door de firma Van Oosten
waren wel volkomen in den stijl van dit
hyper-moderne stuk. Alle hulde voor den ont
werper, den heer H. Tuninga en het per
soneel van onzen Stadsschouwburg, dat het
heeft uitgevoerd. Bepaald geestig waren ook
costuums en grimeering. Daar mankeerde
letterlijk niets aan. Vooral de dames in
het bijzonder Cor Visser hebben op dit
gebied „creaties" geleverd en de heeren za
gen er uit als plafondengeltjes. Het open
doekje voor het tooneel en het gulle plezier
van de zaal bij elke nieuwe verschijning van
zoo'n moderneling waren volkomen verdiend.
En nu het spel! Ik schreef reeds, dat de leden
van Van Lennep, die aan realistische stukken
gewoon zijn, hier voor een zeer zware taak
stonden en ik zou dan ook niet durven be
weren, dat zij volkomen geslaagd zijn. Maar
hoe was dat te verwachten, waar zelfs de be
roepsspelers, die indertijd te Den Haag onder
regie van Lou Chrispijn deze charge speelden,
gedeeltelijk faalden. Dit stuk eischt een zeer
aparten stijl en vooral fantasie bij de spelers.
Zoodra men realistisch gaat spelen is men er
naast.
Eén was er, die dezen stijl volkomen te
pakken had en blijkbaar geheel begreep hoe
deze satire gespeeld moest worden. Dat was
mejuffrouw Cor Visser, die gisteren na haar
moeder Aaike in De Koekoek haar beste rol
heeft gegeven. Dat was werkelijk verbluffend
goed, een creatie, zooals wij nauwelijks van
een liefhebster durfden verwachten. Er was
fantasie in haar levendig spel en zij gaf
aan haar rol in elke phase een ander cachet.
Reeds dadelijk bij de opkomst trof zij met
haar bewegelijke, drukke actie den juisten
toon en in het tweede bedrijf gaf zij werke
lijk een kostelijke charge, die aldoor ver
maakte. En hoe voortreffelijk was zij ook als
begyntje in III! Cor Visser was gisteren zoo
in alle opzichten de ster van het gezelschap,
dat zij alle anderen in het donker zette, niet
doordat zij te veel wilden schitteren, maar
door dat de anderen haar niet genoeg ver
mochten te volgen in dit groteske spel.
De heer Tuninga als haar tooneelechtge-
noot gaf ook een alleraardigste creatie. Zijn
rol was gemakkelijker, omdat papa Brandsma
vaster op de aarde bleef, maar Tuninga
speelde hem dan ook heel fijn en zelfs gees
tig. In het echtpaar Brandsma slaagdeA het
satirieke deel der opvoering volkomen.
Van de anderen kunnen wij dit moeilijk
zeggen. De meesten bleven te reëel in hun
spel, of naderden meer de klucht dan de
satire.
Eigenlijk het meest den goeden stijl nabij
was na de Brandsma's freule Charlotte, voor
welke rol mevrouw Lingeman het grootste
offer, dat een vrouw kan brengen haar
persoonlijke charme heeft over gehad,
Mevrouw Tuninga hoe goed actrice anders
kon ons onmogelijk de illusie geven van
een hypermoderne, wufte vrouw. Zij mis
te daarvoor te veel de durf en ver
beelding. Zij was althans in de eerste
twee bedrijven een vrouwtje in een ge
woon blijspel, niet in een groteske sa the.
Pas in het derde bedrijf, kreeg zij den goeden
toon te pakken en hier was zij als preut-
sche „zuster" het best.
Jammer was het, dat de zeer aardige, maar
uiterst moeilijke rol van Paul aan een be
ginneling die er trouwens ook door zijn
hoogst incorrecte uitspraak alle eigenschap
pen voor miste was toevertrouwd. Hier
door mislukte deze belangrijke rol geheel. En
ook de rol van Eduard eischt levendiger spel
en meer fantasie en uiterlijke distinctie dan
de heer Nolle kon geven. Een aller char
mantst dienstmeisje was Do (Bouwmeester.
zij zag er uit „om te stelen" met haar
lichtblonde pruik alleen was zij wat te be
scheiden voor dit soort stuk.
De heeren Visca, Zandbergen en Bouwmees-
ter hadden het veel gemakkelijker, omdat zij
i althans de eerste twee gewone menschen
WIENER SaNGERKNABEN.
Op de groote tournée door Nederland, die
het beroemde jongenskoor, de ..Wiener Sanger
knaben". uit de Hofburgkapel en Staatsopera
te Weenen de tweede helft van October a.s.
onderneemt zal Haarlem worden bezocht op
Zondag 21 October a.s. (Gem. Concertzaal).
Op het programma staan behalve Grego-
riaansche gezangen, een groot aantal volks
liederen waaronder walsen van Strauss en het
beroemde „Schlummerlied" uit „Indigo" van
Johann Strauss. Tevens zal een opvoering ge
geven worden van Mozart's „Bastien en
Baistienne", gespeeld en gezongen in oud-
Weensche costuums.
Nationaal Koningin-Moeder-
Herdenkingsfonds.
Voor steun aan on- en minvermogende
t. b. c.-lijdcrs.
Op initiatief van de Ned. Centrale Vereeni
ging tot Bestrijding der tuberculose heeft zich
een uitgebreid comité gevormd met het doel,
ter herinnering aan wijlen H. M. de Koningin-
Moeder een stichting in het leven te roepen
voor steun aan on- en minvermogende tuber
culoselijders.
Het comité van aanbeveling bestaat uit
prof. ar. J. R. Slotemaker de Bruine, minister
van Sociale Zaken, eerevoorzitter den heer J
D. Hefting, voorzitter der Ned. Ver. tot bestrij
ding der tuberculose, voorzitter. Voorts hebben
in het comité o.m. zitting de Commissaris der
Koningin in Noord-Holland en de burgemees
ter van Haarlem.
Naast het groote comité is een kleiner co
mité van uitvoering tot stand gekomen, dat
door den eerevoorzitter, minister Slotemaker
de Bruine, is geïnstalleerd.
LEIDEN'S BEGROOTING HAD EEN TEKORT
VAN f 325.000.
De gemeentebegrooting voor 1935 van Leiden
had aanvankelijk een tekort van f 325.000.
Door de nieuwe wetsontwerpen der Regeering
inzake de werkloosheidsvoorziening, waardoor
voor de gemeente een financieel voordeel ont
staat van f 64 750, blijft nog te voorzien in een
som van f 260.851. B. en W. van Leiden hebben
hiervoor een dekkingsplan gemaakt, waarbij
de belastingen niet verhoogd worden.
FUSIE K. D. P. EN K. D. A. P. EfEN FEIT.
In September 1933 is de fusie tot stand ge
komen tusschen de R.K. Volkspartij (mr. P.
Arts) en den Kath. Dem. Bond (prof. dr. J. A.
Veraart) en door deze samensmelting ontstond
de Katholieke Democratische Partij (K. D. P.)
Op 4 Juli 1934 hebben de K. D. P. en de Kath.
Dem. Arb. Partij (K. D. A. P.) in hun resp.
congres principieel tot een tweede fusie be
sloten. Deze fusie is sindsdien organisatorisch
voorbereid en is nu practiseh een feit gewor
den in een gemeenschappelijk congres, dat
Zondag te Utrecht werd gehouden. De nieuwe
partij zal blijven heeten K. D. P., waarvan
prof. Veraart de leider is.
J. S. RUPPERT OVERLEDEN.
Te Utrecht is op 58-jarigen leeftijd over
leden de heer J. S. Ruppert. lid van den ge
meenteraad van de anti-revolutionnaire
fractie, penningmeester van het Christelijk
Nationaal Vakverbond en bekend propagan
dist van de Protestantsch Christelijke Vak
beweging.
BOND VAN BARMHARTIGHEID.
De Bond van Barmhartigheid, waaraan het
Leger des Heils een grooten stoot gaf, is tot
stand gekomen.
Het werk van den bond. dat in de komen
de maanden van groot nut zal blijken te zijn,
wordt gesteund door Armenraden en Crisis
comités. Aan het Nationaal Crisis-Comité is
voor dit werk gevraagd f 20.000.
Het inzamelen van kleeding en schoeisel be
gint Woensdag.
CENTRALE MARKT TE AMSTERDAM
IN GEBRUIK GENOMEN.
Maandag had onder groote belangstelling
de officieele opening plaats van de Centrale
Markt te Amsterdam. Een groot aantal im
porteurs, groot- en kleinhandelaren, land- en
tuinbouwers was aanwezig.
Wethouder Mr. G. C. J. D. Kropman hield
een rede. waarin hij een uitvoerig overzicht
gaf van de geschiedenis van het marktwezen
in Amsterdam.
De heer J. Barends sprak namens de fede
ratie van den kleinhandel.
De heer J. J. Wijnschenk, namens de groot-
handelvereeniging in aardappelen, groenten
en fruit „Onderling Belang".
Nog voerden het woord de heer G. Kunst,
voorzitter der Amsterdamsche Vereeniging
van Groothandelaren; B. Polak, secretaris van
den Bond v. handelaren in versche zuidvruch
ten, J. Brinkgreve, namens de organisatie van
tuinders; J. G. van Kersel. namens de ver
eeniging van kleinhandelaren; Mej. Kitsz. een
oude marktkoopman; P. van Hoekei. namens
de gezamenlijke importeurs; H. J. Houtkooper,
directeur van de veiling en vele andere.
SCHEEPVAART BERICHTEN
HOLLAND—AMERIKA LIJN
Delftdijk, Rotterdam n. Vancouver 13 (8,41
v.m.) 55 mijl W. van Land's End.
Volendam. New-York n. Rotterdam p. 15
(12,50 v.m.) Lizard.
Beemsterdijk, N.-Orleans via Londen. 13
(12 midd.) 940 mijl W. van Bishops.
Statendam 14 (v.m.) van Rotterdam te
New-York.
Blommersdljk, Rotterdam n. New-Orleans
14 (v.m.) van Havana.
Damsterdijk, Rotterdam n. Vancouver 13
(v.m.) te Los Angeles.
Drechtdijk, Vancouver n. Rotterdam 13
(v.m.) te Los Angeles.
Dinteldijk, Vancouver n. Rotterdam 12
(n.m.) te Seattle.
Leerdam 13 (n.m.) van New-York n. Rot
terdam.
HALCYON LIJN.
Stad Zaandam 14 van Bilbao te Vlaardin-
gen.
Stad Amsterdam, Lulea n. Vlaardingen p.
14 Brunsbuttel.
Stad Zaltbommel, 14 van Civita Vecchia te
Sfax, voor Tonnay Charente.
Rozenburg 14 van Oran naar Napels.
Vredenburg Narvik n. Rotterdam 13 (4.23
n.m. 270 mijl N.O. van Wiek.
HOLLAND—AFRIKA LIJN.
Helder (thuisreis) 15 van Durban.
Heemskerk (uitreis) vertr. 17 van Kaap
stad.
Springfontein 15 van Hamb. n. Hoek v.
Holland.
HOLLAND-WEST-AFRIKA LIJN.
Amstelkerk (uitreis) 14 van Dakar.
Maaskerk (thuisreis) p. 12 Madeira.
HOLLAND—OOST-AZIë LIJN.
Meerkerk (thuisreis) 13 te Shanghai.
Serooskerk 14 van Rotterdam te Dairen.
Gaasterkerk (thuisreis) 14 te Marseille.
Grootekerk (thuisreis) 14 van Marseille.
Zuiderkerk (uitreis) 14 van Suez.
HOLLAND—BRITSCH-INDIë LIJN.
Giekerk (uitreis) (9.56 v.m.) 40 mijl O.
van Niton.
Streefkerk 14 van Rotierdam te Hamburg.
Hoogkerk (thuisreis) 14 te Cocanada.
IIOLLAND-AUSTRALIë LIJN.
Aagtekei'k (thuisr.) 15 v. Antwerpen via Lon
den en pass. Vlissingen.
JAVA-NEW-YORK LIJN.
City of Derby Java n. N.-York 13 te Colombo.
Saleier 12 van Batavia naar New-York.
JAVA-MAURITIUS-AFRIKALIJN.
Tasman 13 van Manilla te Kaapstad.
Le Maire 12 van Mombassa naar Pt. Natal.
JAVA-CHINA-JAPAN LIJN.
Tjisondari 13 v. Shanghai naar Java.
Tjinegara 12 van Batavia naar Hongkong.
KON. NED. STOOMBOOT MIJ.
Hercules 14 van Constantza te Stamboul.
Triton 13 van Piraeus te Kynnassi.
Ulysses 13 van Piraeus naar Volo.
Nereus Stettin n. Amst. 15 (10 v.m.) Bruns
buttel.
Venezuela 15 van Hamburg te Amsterdam.
Perseus 15 v. Bilbao n. Santander.
Alkmaar Chili n. Amst. via Antwerpen p. 15
(12.45 n.m.) Lydd.
Ajax 15 v. Amst. te Odense.
Aurora Lissabon n. Malaga p. 15 Gibraltar.
Stella Piraeus n. Amst. 15 op 30 mijl ZW v.
Ouessant.
Bacchus 15 v. Palermo te Setubal.
Venus 15 v. Lissabon te Setubal.
Agamemnon Izmir n. Antwerpen 15 v. Malta.
Hermes Rotterdam n. Tanger 14 (2.54 n.m.) 50
mijl O. van Niton.
Bennekom Chili n. Amst, 13 te Valparaiso.
Berenice 13 van Cartagena naar Malaga.
Bosk-oop 14 van Antwerpen te Amsterdam.
Costa Rica 14 v. Barbados p. 12 Gibraltar.
Oberon 13 October van New-York te Londen.
Odysseus 14 October van Hamburg te Stettin.
Orion 14 (4 n.m.) van Amsterdam te Hamburg.
Poseidon 14 van Kopenhagen te Amsterdam.
Trajanus 13 October van Genua naar Licata.
Van Rensselaer 14 v. Paramaribo te Amst.
Vesta 14 October van Savona te Livorno.
Ceres 13 October van Izmir te Carlovassi.
KON. HOLLANDSCHE LLOYD.
Oraniia (thuisreis) 14 (8 v.m.) van Las Palmas.
Zeelandia (uitreis) 14 (7 n.m.) van Oporto.
Salland (thuisreis) 16 Oct. van Rio de Janeiro.
Gaasterland (uitr.) 11 te Santos.
ROTTERDAMSCHE LLOYD
Kota Gede. Rotterdam naar Batavia p. 15
(2 v.m.) Finisterre.
Kota Baroe 13 van Batavia naar Rotterdam
Sitoebondo (thuisreis) p. 15 (2 n.m.) Oues
sant.
Indrapoera (thuisreis, p. 15 Perim.
Sibajak (uitr.) p. 14 (3 v.m.) Kaap del Armi.
Kota Agoeng (thuisr.) 14 (1 v.m.) v. Genua.
Tapanoeli (uitr.) p. 14 (10 v.m.) Ouessant.
ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LIJN.
Alpherat 13 van B.-Ayres n. Rotterdam.
Alcyone (thuisreis) 13 van Bahia.
SILVERJAVAPACIFIC LIJN.
Kedoe. N.-Orleans n. Calcutta p. 15 (3 v.m.)
Barbados
Silverash Vancouver n. Calcutta 12 v. Co
lombo.
Bengalen Calcutta n. Vancouver 13 te Pe-
nang.
STOOMVAART MIJ. NEDERLAND
Johan de Witt (uitr.) p. 13 Perim.
Salabangka (uitreis) 15 v. Suez.
Poelau Roebiah (uitreis) 15 v. Bombay.
Tanimbar (thuisr.) 13 te Belawan.
Poelau Laut (uitr.) p. 14 Ouessant.
Poelau Bras 14 v. Amsterdam te Hamburg.
Enggano 13 Oct. van Amsterdam te Tjilatjap
Tabian 14 van Amsterdam te Liverpool.
Mapia (thuisreis) 14 te Marseille.
STOOMVAART MIJ. OCEAAN.
Menestheus, Japan n. Rotterdam 15 te Sin
gapore.
Benvorlich 14 van'Dairen te Rotterdam.
Aeneas. Japan naar Rotterdam 14 v. Osaka.
Philoctetes, Japan n. Rotterdam 14 v. Pe-
nong.
City of Khartoum Otaru n. Rotterdam 15 te
Cebu.
City of Khios Dairen n. Rotterdam 15 te Sin
gapore.
Stentor, Batavia n. Amsterdam 14 te Suez.
City of Eastbourne Rotterdam n. Japan, p.
14 Dungeness.
Perseus, Rotterdam n. Japan via Swansea,
p. 14 Prawle Point.