Hef N.C.C. Haarlemsche Schilders van dezen tijd. DINSDAG 16 OCTOBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 H. van Steenwijck. Een schichtig schilder. Het woord is dooi den inleider der eeretentoonstelling gebruikt om Van Steenwijck's houding op de Haag- sche academie, een veertig jaar geleden, te 'kenschetsen, en kan nog als etiket dienst doen. Tot hij wat vertrouwelijker met u wordt, is er in zijn gang, zijn oogen en zijn woord een zeker nerveus wantrouwen :er is bij hem dan onbewust een angst om beduveld te worden steeds aanwezig, en aan den andern kant slui mert de begeerte, niet alle kaarten voor u open te leggen. Er is in hem iets van den ver jaagden faun uit een lente-bosch en het kan verwonderlijk zijn, dat er in zijn werk meer zeemeerminnen en najaden dan bosChnyimfen paradeeren. Deze man moet zich door het le ven vaak opgejaagd gevoeld en het tenslotte alleen overwonnen kunnen hebben door een onverwoestbaren zin voor humor, die hem het betrekkelijke van maatschappelijk slagen zoo wel als van ontgoocheling deed erkennen. Het is alleen den sterken gegeven, na een leven waarin tegenslag en desillusiie talrijker wa ren dan de erkende successen, zóó overeind nog te staan en zoo koelbloedig en bedwongen den strijd voort te zetten. Nemen wij aan dat Van Steenwijck behoort tot die velen onder ons, wier groote toekomst in het verleden ligt wie viel wurde versprochen und nicht ge halten! dan blijft toch immer nog te waar- deeren de trouw, waarmee een man zich een leven lang aan zijn jeugdillusies heeft over gegeven en er allicht veel aan heeft opgeof ferd. Zijn belooning is, dat hij als zeventig-jarige nog in het sprookje en den droom het geluk vindt, zooals hij, twintigjarig, zich het sprook je van een kunstenaarsloopbaan gedroomd heeft. Deze menschen verouderen niet. Zij zijn als de sprookjes zelf, onverdelgbaar. Dan, het schilder-worden was vijftig jaar geleden inderdaad een sprookje. Het had alle aantrekkelijkheid nog van het bohème en men zou Van Steenwijck den Iaatsten, zij het aarzelenden bohémien kunnen noemen. Eer dan in het Haagsche milieu, waarvan Gra- tama in zijn voorwoord spreekt, zien wij Van Steenwijck thuis in het Amsterdam van de tachtiger jaren, stad toen vol volksche uit bundigheid van komende kracht, ook in de kunstenaarswereld. En inderdaad. Van Steen wijck is een Amsterdamsche jongenheeft hij niet nog soms de ondeugendheid van den gaminal is hij, geloof ik, reeds lang groot vader! Hij was er doodgewoon op de Am bachtsschool toen er een vriendelijke meneer. Goudsmit of zoo geheeten, ontdekte dat hij een zeker voorwerp zoo mooi geteekend had, en een artist in hem vermoedde. Als die me neer Goudsmit of zoo er niet geweest was, hadden wij deze maand in het Frans Halsmu seum geen eere-tentoonstelling Van Steen wijck.... zoo gek kan het loopen in de we reld. Want deze ging met zijn ontdekking op stap om advies en regelrecht naar den schil der J. R. Rust. die lid van Arti was en be roemd in die dagen om zijn zeetjes met. sche pen. En Rust keek den knaap en zijn teeke- ningen eens aan en zei dat het goed was en toen kwam Van Steenwijck op de avondklas van de Academie, waar d-- lange magere en droge orofessor Wijnveid nog doceerde en model liet teekenen met en zonder spierbun dels. Maar Van Steenwijck moest ondertus- schen geld verdienen ,want bankiers had hij niet in zijn familie en briefjes van de banh van leening zullen hem allicht vertrouwder geweest zijn dan die van de Nederlandse!)e Bank. Wat nood, als men jong is en gezond, als men zich kunstenaar voelt en voor drie stuivers in de Volksgaarkeuken of in Den Gouden Bal. voor een stuiver meer, terecht kan om zijn maag te vullen. Hij kon overdag werk vinden op de decoratie-ateliers van het Paleis voor Volksvlijt, waar Grootveld den scepter zwaaide en Amstel's grootste moppen tapper Jan Maandag diens eerste assistent was. Dat waren nog eens décors, waar Van Steenwijck aan mocht meehelpen! Het was de tijd der groote balletten in het Paleis en daar zal wel zijn liefde voor het sprookje ge groeid wezen, want die vertooningen moeten feeëriek geweest zijn, Het wemelde er in van nymphen en godinnen, van najaden en drya den, van achter de Stadhouderskade, en het rook er lekker naar lijmverf en zoete parfum. Toen schrijver dezes zijn eerste schreden in die dreven zette, hing die lucht er nogen dat was al weer wat jaren later! Hoe al dat schoone volk weer op zou duiken in de Noor- sche zeeën, door Van Steenwijck later beva ren. huppelend langs de fjorden door hem be zocht, sagen zeggend op een vooruitstekende rotspunt! On revient toujoursnietwaar? Maar er is in die Amsterdamsche jaren nog een andere invloed op onzen schilder werk zaam geweest. De invloed van een hoogst eigenaardig man uit die jaren, van iemand over wien thans niemand meer spreekt en wiens naam ik. na jaren, eerst deze week weer eens hoorde: uit Van Steenwijcks mond. Lieve hemel, wat'hebben wij een massa gemeen schappelijke kennissen gehad.... dat bleek mij toen ik voor dit stukje een gemoedelijk praatie met den jubilaris had geënsceneerd. Die eigenaardige man was een zekere Dr. Jan Zürcker. Een eenigszins verward genie: ge leerde, schilder, musicus, paedagoog. in ieder o-eval een zeer bijzonder mensoh. Hoewel het meer dan dertig jaar geleden is, dat ik Zur- cker's nagelaten werk gezien heb. (in het Pa norama in de Plantage) is het mij altijd als iets heel afzonderlijks bijgebleven. Het waren groote figurale composities, een beetje wild geschilderd maar prachtig van kleur, en litte- rair-wijsgeerig van inhoud. De man was enorm belezen, kende in de twintig talen en zijn leven was afwisselend hoog en laag in maatschappelijken welstand. Fantastische ver halen gingen over hem rond. die ik mij nooit de moeite gegeven heb te controleeren. doch men kan veilig van hem zeggen dat hij een der eerste „onafhankelijken" geweest is. Met hem kwam Van Steenwijck in relatie: ze woonden een tijdje samen zelfs, in de Jan van der Heydenstraat, een stuk van de Pijp, het toenmalige Amsterdamsch Montmartre. Amsterdam begon, vlak na de wereldten toonstelling van '83. een luchtiger jasje aan te trekken en de toen jonge kunstenaars zul len dat met genoegen geconstateerd hebben. Jan Zürcker's kunst had een litterairen in slag en dat moet wonderwel geklopt hebben met Van Steenwijck's ingeboren zin voor fan tasie. Die zou hem immers later ook in con tact brengen met een artist als Ary Prins voor wiens werk hij illustraties zou teekenen die den fijnzinnigen en kieskeurigen woord kunstenaar konden bevredigen. Na eenigen tijd gaat Van Steenwijck naar Londen om dan in Den Haag op te duiken in een tijd dat ook daar een soort réveil der jongeren gaande was Naast het deftige Pulchri, waar de machtige maeceen Mesdag alles voor het zeggen had, werd de Haagsche Kunstkring opgericht, waar naast de met jonge ideeën behepte schilders, ook musici en litteratoren toegang hadden. Met Jan Toorop en Thorn Prikker behoorde er Théophile de Bock tot de oprichters en de geschiedenis is nog niet geschreven van de enthousiaste bijeenkomsten die daar in hun eerste vereenigingslokaal, boven de Passage, hebben plaats gehad. Ik herinner mij nog zeer wel den tijd dat Prikker, Daalhoff. Henricus enz. door de behoudende Pulchrianen als nieuwlichters" werden gescholden. Wie meer van dien tijd weten wil, leze er de brieven van Prikker aan Borel maar eens op na. En in dien kring kwam ook onze Haar lemsche jubilaris van thans te verkeeren. Uit dien Haagschen tijd moet wel de mooie schil derij met de paarden die een Scheveningsche bomschuit in zee trekken afkomstig zijn. Trouwens, de schilder Van Steenwijck is let terlijk overal bij geweest, waar een „nieuw licht" ontstoken werd. zonder zelf de hoon van nieuwlichter verduurd te hebben. Hij is, ook historisch, een schichtige figuur, die tel kens opduikt en weer verdwijnt, zich steeds achteraf houdt en zijn roem niet soigneert. Een dolend ridder van den penseele. met de kwetsbare overgevoeligheid van zijn collega De la Mancha. In mijn persoonlijke herinne ringen komt zijn naam dan ook eerst voor als hij te Amsterdam wederom met eenige „nieuw lichters" tezamen in een kleinen kunsthandel op het Rokin bij Goudeket (reeds jaren ter ziele) exposeert. Zijn werk vindt men daar, omstreeks '92, met dat van den filosoof Nan- ninga, den gewezen bakker Van Daalhoff en... Van Gogh! Misschien herinneren oudere Haar lemmers zich dien meneer Goudeket nog, want hij placht 's zomers, in 't badseizoen, een winkeltje in de Passage van Zandvoort te betrekken, waar zijn nieuwe-lichterskunst een curiositeitsbelangstelling oogstte, doch niet de huur opbracht. De overtuiging, pioniers arbeid verricht te hebben, was het eenige be zit dat den heer Goudeket bij zijn dood restte. En zelfs dat is men thans al weer vergeten. En twintig jaar geleden zocht Van Steen wij ok Haarlen\ uit om een rustpunt voor zijn zwerftochten te hebben. Want zwerven blijven zou hij. Dat zat in het bloed. En in ieder geval was Haarlem dicht bij de zee. De zee die hem altijd en overal weer had aan getrokken. Toen hij zich een vrouw koos, vond hij de dochter van een zeekapitein bereid de wisselvalligheden van een kunstenaarsloop baan met. hem te deelen, en behalve de moed daartoe bracht zij ook de romantiek mee, want haar vader was een der allerlaatste scheepsmonarchen geweest, die nog met een zeilschip rond de Kaap voer. Het staat nog te bezien wat riskanter is: zeilen of schilderen, maar een dappere vrouw moet Van Steen wijck's vrouw al die jaren ongetwijfeld ge weest zijn! En ook haar moet deze eere-ten- toonstelling voldoening geven. Met het Noorsche werk, waartoe oud-minis ter Cremer indertijd de eerste mogelijkheid verschafte, heeft Van Steenwijck zich nu een definitieve plaats in de kunst bezorgd. Met onze Koningin behoort hij tot de weinige mo derne Hollandsche artisten die in het hooge Noorden inspiratie hebben gezocht, en gevon den. En zeker in de rijen der Haarlemsche schilders van dezen tijd neemt hij een geheel afzonderlijke plaats in. die wij hem nog vele jaren moeen gunnen. De kring van waardee ring. die'langzamerhand rondom zijn figuur getrokken is, ontstond zonder vreemde hulp. uit en door hem zelf en zijn arbeid. Dat is een verdienste die vooral in dezen tijd niet valt te onderschatten. J. H. DE BOIS. HET TOONEEL JACOB VAN LENNEP. DANS, NONNEKE, DANS! Van de 42 Hollandsche stukken, die ik in dertijd in mijn pleidooi voor het spelen van oorspronkelijk werk door dilettanten heb op gesomd, heeft de tooneel vereeniging Jacob van Lennep misschien wel het allermoeilijk ste ter opvoering voor haar openings avond in dit seizcen uitgekozen, moeilijk zoowel voor de toeschouwei's als voor de spelers. Want een hyper-modern satiriek blijspel als „Dans. Nonneke, dans!" „charge" noemen de auteurs het zelve stelt aan het publiek vooral het publiek van dilettanten voorstel lingen. dat zulk soort stukken allerminst ge woon is en aan de acteurs, die er al even zeer geheel nieuw in staan, zeer bijzondere eisohen. In „Het laatste Stadium", het blijspel, dat 'n tiental jaren geleden door het toen nog be staande Rotterdamsch Tooneelgezel*chap is gespeeld geworden, had mevrouw J. M. IJssel de Schepper reeds bewezen een voor een vrouw uitzonderlijk scherpen en satirieken dialoog te kunnen schrijven. In „Dans. Nonneke, dans!" is deze schrijfster want zij zal aan dit stuk wel een belangrijker aandeel hebben gehad dan J. van Randwijk echter veel verder ge gaan. Zij heeft in de bedoeling de tegen woordige maatschappij en haar uitwassen te hekelen de satire ten top gedreven en in haar stuk daarom de wereld op haar kop ge zet. Het is, alsof zij heeft willen zeggen: Kijk, als wij nog 'n stapje verder gaan, komen wij tot zulke dwaze malligheden. Zij heeft op zettelijk natuurlijk zoo sterk overdreven, dat al haaa' personen carioaturen zijn ge worden. Heel het blijspel is zij zegt het zelf één dioorloopende charge. Maar haar bedoeling was wel degelijk, dat wij in dezen zeer bol getrokken spiegel toch nog eenigs zins het menschdom van tegenwoordig met al zijn fouten en in al zijn dwaasheid zouden herkennen. De "(Taag rijst echter, of mevrouw IJssel de Schepper in haar charge niet wat te vei' is gegaan. Het wordt nu en dan wat e; nonsensicaal en daardoor heeft zij haar doel min of meer voorbij geschoten. En het doet wat mal aan Victor van Heerden zijn ernstige phi- lippioa aan het slot te hooren houiden, alsof hij en ook de schrijfster dus al deze malloten au sérieux noemt. Wanneer Van Heerden inplaats van hoog ernstig en pathe tisch inplaats, hen in 't ootje had genomen, zou de schrijfster meer in den stijl van haar stuk zijn gebleven. De ernst van Van Heerden paste niet in deze charge. Met wat meer matiging en zelfbeperking zouden de auteurs meer hebben bereikt. Maar dat hier een zeer geestige vrouw aan het Yraagl niets voor zich zelf (Adv. Ingez. Med.) hadden voor te stellen. Zandbergen kon zich zelf blijven en gaf een wat stijven meneer te zien, zooals hij al meermalen gaf. Bouwmees ter typeerde wel aardig Jhr. Mutsaers, al had hij ook veel meer kunnen maken van zijn speeches en K. Visca gaf al zijn autoriteit als speler aan de rol van Victor van Heerden. Het was heel verstandig gezien, dat hij zijn groote redevoering in licht spottenden toon begon en pas aan het slot pathetisch werd. Hij heeft de redevoering ongetwijfeld tot een „mo ment" weten te maken. Ook als regisseur heeft hij zeker veel goeds ge daan, al is het hem dan ook niet gelukt den juis- ten toon van deze satire te treffen. Maar ik vroeg mij tijdens de voorstelling af, of dat met deze krachten ooit mogelijk zou zijn geweest. Bij Cor Visser en Huib Tuininga is het hem tenslotte gelukt en dit was reeds heel veel! En lof verdient hij ook voor het over het alge meen zeer vlotte tempo, waarin werd gespeeld. Als geheel dus een voorstelling, die al is de satire niet geheel tot haar recht gekomen toch een daad van Jacob van Lennep is ge weest, waarvoor ik deze vereeniging gaarne hartelijk hulde breng.Er was voor deze opvoe ring zeer veel belangstelling en zij verdiende het zeker. Van Lennep heeft zich gisteren van betere zijde laten zien dan bij menige geheel geslaagde voorstelling, want in dit pogen konden wij durf en een streven naar het hoo- gere waardeeren, den moed, om eindelijk eens te geraken uit de banale middelmatigheid, waarin het dilettanten-tooneel tot nu toe over het algemeen nog maar al te veel vast zit. J. B. SCHUIL. woord is. moet men erkennen. De dialoog is nu en dan heel gevat en de spot soms vlijm scherp, zoo zelfs, dat het stuk als geheel vooral wanneer men bedenkt, dat een vrouw hiervoor het meest verantwoordelijk is wat erg cynisch en koud aandoet. In de verte doet deze satire ad absuraum met haar vele paradoxen en scherpen spot nu en dan aan Shaw denken, ook door de al te groote plaats, die aan het woord is ingeruimd. De handeling loopt nog al eens traag vooral in I en III en eigenlijk is alleen n als satire volkomen gelukt. Maar als geheel is dit stuk toch eens een pogihg om iets to taal nieuws te brengen en kan het met De Duivel op Aarde van Ben van Eyselsteyn ge rekend worden tot het fantastisch-satirieke blijspelgenre, waaraan wij in ons land tot nu toe nog altijd zeer arm zijn. Daarom verdient Jacob van Lennep allen lof. dat zij dit uitzonderlijke, bizarre spel op het repertoire heeft genomen en hiermee nu eens iets geheel nieuws heeft gebracht. Deze dilettantenvereeniging heeft gebroken met de sleur van altijd maar weer hetzelfde afge draaide genre te spelen en daarmee een voor beeld gesteld aan haar zustervereenigingen. En 't deed mij bijzonder veel genoegen voor regisseur en spelers, dat de opvoering zoo'n succes heeft gehad. Hoe de toeschouwers ook tegenover deze satire stonden, allen toonden zij hartelijke waardeering voor dit ongewone en lofwaardige pogen. Van Lennep heeft bovendien van deze voor stelling zeer veel werk gemaakt en ook dit dient geprezen te worden. Vooral het tweede bedrijf was uiterlijk bijzonder goed verzorgd. Het decor en de moderne meubelen wel willend afgestaan door de firma Van Oosten waren wel volkomen in den stijl van dit hyper-moderne stuk. Alle hulde voor den ont werper, den heer H. Tuninga en het per soneel van onzen Stadsschouwburg, dat het heeft uitgevoerd. Bepaald geestig waren ook costuums en grimeering. Daar mankeerde letterlijk niets aan. Vooral de dames in het bijzonder Cor Visser hebben op dit gebied „creaties" geleverd en de heeren za gen er uit als plafondengeltjes. Het open doekje voor het tooneel en het gulle plezier van de zaal bij elke nieuwe verschijning van zoo'n moderneling waren volkomen verdiend. En nu het spel! Ik schreef reeds, dat de leden van Van Lennep, die aan realistische stukken gewoon zijn, hier voor een zeer zware taak stonden en ik zou dan ook niet durven be weren, dat zij volkomen geslaagd zijn. Maar hoe was dat te verwachten, waar zelfs de be roepsspelers, die indertijd te Den Haag onder regie van Lou Chrispijn deze charge speelden, gedeeltelijk faalden. Dit stuk eischt een zeer aparten stijl en vooral fantasie bij de spelers. Zoodra men realistisch gaat spelen is men er naast. Eén was er, die dezen stijl volkomen te pakken had en blijkbaar geheel begreep hoe deze satire gespeeld moest worden. Dat was mejuffrouw Cor Visser, die gisteren na haar moeder Aaike in De Koekoek haar beste rol heeft gegeven. Dat was werkelijk verbluffend goed, een creatie, zooals wij nauwelijks van een liefhebster durfden verwachten. Er was fantasie in haar levendig spel en zij gaf aan haar rol in elke phase een ander cachet. Reeds dadelijk bij de opkomst trof zij met haar bewegelijke, drukke actie den juisten toon en in het tweede bedrijf gaf zij werke lijk een kostelijke charge, die aldoor ver maakte. En hoe voortreffelijk was zij ook als begyntje in III! Cor Visser was gisteren zoo in alle opzichten de ster van het gezelschap, dat zij alle anderen in het donker zette, niet doordat zij te veel wilden schitteren, maar door dat de anderen haar niet genoeg ver mochten te volgen in dit groteske spel. De heer Tuninga als haar tooneelechtge- noot gaf ook een alleraardigste creatie. Zijn rol was gemakkelijker, omdat papa Brandsma vaster op de aarde bleef, maar Tuninga speelde hem dan ook heel fijn en zelfs gees tig. In het echtpaar Brandsma slaagdeA het satirieke deel der opvoering volkomen. Van de anderen kunnen wij dit moeilijk zeggen. De meesten bleven te reëel in hun spel, of naderden meer de klucht dan de satire. Eigenlijk het meest den goeden stijl nabij was na de Brandsma's freule Charlotte, voor welke rol mevrouw Lingeman het grootste offer, dat een vrouw kan brengen haar persoonlijke charme heeft over gehad, Mevrouw Tuninga hoe goed actrice anders kon ons onmogelijk de illusie geven van een hypermoderne, wufte vrouw. Zij mis te daarvoor te veel de durf en ver beelding. Zij was althans in de eerste twee bedrijven een vrouwtje in een ge woon blijspel, niet in een groteske sa the. Pas in het derde bedrijf, kreeg zij den goeden toon te pakken en hier was zij als preut- sche „zuster" het best. Jammer was het, dat de zeer aardige, maar uiterst moeilijke rol van Paul aan een be ginneling die er trouwens ook door zijn hoogst incorrecte uitspraak alle eigenschap pen voor miste was toevertrouwd. Hier door mislukte deze belangrijke rol geheel. En ook de rol van Eduard eischt levendiger spel en meer fantasie en uiterlijke distinctie dan de heer Nolle kon geven. Een aller char mantst dienstmeisje was Do (Bouwmeester. zij zag er uit „om te stelen" met haar lichtblonde pruik alleen was zij wat te be scheiden voor dit soort stuk. De heeren Visca, Zandbergen en Bouwmees- ter hadden het veel gemakkelijker, omdat zij i althans de eerste twee gewone menschen WIENER SaNGERKNABEN. Op de groote tournée door Nederland, die het beroemde jongenskoor, de ..Wiener Sanger knaben". uit de Hofburgkapel en Staatsopera te Weenen de tweede helft van October a.s. onderneemt zal Haarlem worden bezocht op Zondag 21 October a.s. (Gem. Concertzaal). Op het programma staan behalve Grego- riaansche gezangen, een groot aantal volks liederen waaronder walsen van Strauss en het beroemde „Schlummerlied" uit „Indigo" van Johann Strauss. Tevens zal een opvoering ge geven worden van Mozart's „Bastien en Baistienne", gespeeld en gezongen in oud- Weensche costuums. Nationaal Koningin-Moeder- Herdenkingsfonds. Voor steun aan on- en minvermogende t. b. c.-lijdcrs. Op initiatief van de Ned. Centrale Vereeni ging tot Bestrijding der tuberculose heeft zich een uitgebreid comité gevormd met het doel, ter herinnering aan wijlen H. M. de Koningin- Moeder een stichting in het leven te roepen voor steun aan on- en minvermogende tuber culoselijders. Het comité van aanbeveling bestaat uit prof. ar. J. R. Slotemaker de Bruine, minister van Sociale Zaken, eerevoorzitter den heer J D. Hefting, voorzitter der Ned. Ver. tot bestrij ding der tuberculose, voorzitter. Voorts hebben in het comité o.m. zitting de Commissaris der Koningin in Noord-Holland en de burgemees ter van Haarlem. Naast het groote comité is een kleiner co mité van uitvoering tot stand gekomen, dat door den eerevoorzitter, minister Slotemaker de Bruine, is geïnstalleerd. LEIDEN'S BEGROOTING HAD EEN TEKORT VAN f 325.000. De gemeentebegrooting voor 1935 van Leiden had aanvankelijk een tekort van f 325.000. Door de nieuwe wetsontwerpen der Regeering inzake de werkloosheidsvoorziening, waardoor voor de gemeente een financieel voordeel ont staat van f 64 750, blijft nog te voorzien in een som van f 260.851. B. en W. van Leiden hebben hiervoor een dekkingsplan gemaakt, waarbij de belastingen niet verhoogd worden. FUSIE K. D. P. EN K. D. A. P. EfEN FEIT. In September 1933 is de fusie tot stand ge komen tusschen de R.K. Volkspartij (mr. P. Arts) en den Kath. Dem. Bond (prof. dr. J. A. Veraart) en door deze samensmelting ontstond de Katholieke Democratische Partij (K. D. P.) Op 4 Juli 1934 hebben de K. D. P. en de Kath. Dem. Arb. Partij (K. D. A. P.) in hun resp. congres principieel tot een tweede fusie be sloten. Deze fusie is sindsdien organisatorisch voorbereid en is nu practiseh een feit gewor den in een gemeenschappelijk congres, dat Zondag te Utrecht werd gehouden. De nieuwe partij zal blijven heeten K. D. P., waarvan prof. Veraart de leider is. J. S. RUPPERT OVERLEDEN. Te Utrecht is op 58-jarigen leeftijd over leden de heer J. S. Ruppert. lid van den ge meenteraad van de anti-revolutionnaire fractie, penningmeester van het Christelijk Nationaal Vakverbond en bekend propagan dist van de Protestantsch Christelijke Vak beweging. BOND VAN BARMHARTIGHEID. De Bond van Barmhartigheid, waaraan het Leger des Heils een grooten stoot gaf, is tot stand gekomen. Het werk van den bond. dat in de komen de maanden van groot nut zal blijken te zijn, wordt gesteund door Armenraden en Crisis comités. Aan het Nationaal Crisis-Comité is voor dit werk gevraagd f 20.000. Het inzamelen van kleeding en schoeisel be gint Woensdag. CENTRALE MARKT TE AMSTERDAM IN GEBRUIK GENOMEN. Maandag had onder groote belangstelling de officieele opening plaats van de Centrale Markt te Amsterdam. Een groot aantal im porteurs, groot- en kleinhandelaren, land- en tuinbouwers was aanwezig. Wethouder Mr. G. C. J. D. Kropman hield een rede. waarin hij een uitvoerig overzicht gaf van de geschiedenis van het marktwezen in Amsterdam. De heer J. Barends sprak namens de fede ratie van den kleinhandel. De heer J. J. Wijnschenk, namens de groot- handelvereeniging in aardappelen, groenten en fruit „Onderling Belang". Nog voerden het woord de heer G. Kunst, voorzitter der Amsterdamsche Vereeniging van Groothandelaren; B. Polak, secretaris van den Bond v. handelaren in versche zuidvruch ten, J. Brinkgreve, namens de organisatie van tuinders; J. G. van Kersel. namens de ver eeniging van kleinhandelaren; Mej. Kitsz. een oude marktkoopman; P. van Hoekei. namens de gezamenlijke importeurs; H. J. Houtkooper, directeur van de veiling en vele andere. SCHEEPVAART BERICHTEN HOLLAND—AMERIKA LIJN Delftdijk, Rotterdam n. Vancouver 13 (8,41 v.m.) 55 mijl W. van Land's End. Volendam. New-York n. Rotterdam p. 15 (12,50 v.m.) Lizard. Beemsterdijk, N.-Orleans via Londen. 13 (12 midd.) 940 mijl W. van Bishops. Statendam 14 (v.m.) van Rotterdam te New-York. Blommersdljk, Rotterdam n. New-Orleans 14 (v.m.) van Havana. Damsterdijk, Rotterdam n. Vancouver 13 (v.m.) te Los Angeles. Drechtdijk, Vancouver n. Rotterdam 13 (v.m.) te Los Angeles. Dinteldijk, Vancouver n. Rotterdam 12 (n.m.) te Seattle. Leerdam 13 (n.m.) van New-York n. Rot terdam. HALCYON LIJN. Stad Zaandam 14 van Bilbao te Vlaardin- gen. Stad Amsterdam, Lulea n. Vlaardingen p. 14 Brunsbuttel. Stad Zaltbommel, 14 van Civita Vecchia te Sfax, voor Tonnay Charente. Rozenburg 14 van Oran naar Napels. Vredenburg Narvik n. Rotterdam 13 (4.23 n.m. 270 mijl N.O. van Wiek. HOLLAND—AFRIKA LIJN. Helder (thuisreis) 15 van Durban. Heemskerk (uitreis) vertr. 17 van Kaap stad. Springfontein 15 van Hamb. n. Hoek v. Holland. HOLLAND-WEST-AFRIKA LIJN. Amstelkerk (uitreis) 14 van Dakar. Maaskerk (thuisreis) p. 12 Madeira. HOLLAND—OOST-AZIë LIJN. Meerkerk (thuisreis) 13 te Shanghai. Serooskerk 14 van Rotterdam te Dairen. Gaasterkerk (thuisreis) 14 te Marseille. Grootekerk (thuisreis) 14 van Marseille. Zuiderkerk (uitreis) 14 van Suez. HOLLAND—BRITSCH-INDIë LIJN. Giekerk (uitreis) (9.56 v.m.) 40 mijl O. van Niton. Streefkerk 14 van Rotierdam te Hamburg. Hoogkerk (thuisreis) 14 te Cocanada. IIOLLAND-AUSTRALIë LIJN. Aagtekei'k (thuisr.) 15 v. Antwerpen via Lon den en pass. Vlissingen. JAVA-NEW-YORK LIJN. City of Derby Java n. N.-York 13 te Colombo. Saleier 12 van Batavia naar New-York. JAVA-MAURITIUS-AFRIKALIJN. Tasman 13 van Manilla te Kaapstad. Le Maire 12 van Mombassa naar Pt. Natal. JAVA-CHINA-JAPAN LIJN. Tjisondari 13 v. Shanghai naar Java. Tjinegara 12 van Batavia naar Hongkong. KON. NED. STOOMBOOT MIJ. Hercules 14 van Constantza te Stamboul. Triton 13 van Piraeus te Kynnassi. Ulysses 13 van Piraeus naar Volo. Nereus Stettin n. Amst. 15 (10 v.m.) Bruns buttel. Venezuela 15 van Hamburg te Amsterdam. Perseus 15 v. Bilbao n. Santander. Alkmaar Chili n. Amst. via Antwerpen p. 15 (12.45 n.m.) Lydd. Ajax 15 v. Amst. te Odense. Aurora Lissabon n. Malaga p. 15 Gibraltar. Stella Piraeus n. Amst. 15 op 30 mijl ZW v. Ouessant. Bacchus 15 v. Palermo te Setubal. Venus 15 v. Lissabon te Setubal. Agamemnon Izmir n. Antwerpen 15 v. Malta. Hermes Rotterdam n. Tanger 14 (2.54 n.m.) 50 mijl O. van Niton. Bennekom Chili n. Amst, 13 te Valparaiso. Berenice 13 van Cartagena naar Malaga. Bosk-oop 14 van Antwerpen te Amsterdam. Costa Rica 14 v. Barbados p. 12 Gibraltar. Oberon 13 October van New-York te Londen. Odysseus 14 October van Hamburg te Stettin. Orion 14 (4 n.m.) van Amsterdam te Hamburg. Poseidon 14 van Kopenhagen te Amsterdam. Trajanus 13 October van Genua naar Licata. Van Rensselaer 14 v. Paramaribo te Amst. Vesta 14 October van Savona te Livorno. Ceres 13 October van Izmir te Carlovassi. KON. HOLLANDSCHE LLOYD. Oraniia (thuisreis) 14 (8 v.m.) van Las Palmas. Zeelandia (uitreis) 14 (7 n.m.) van Oporto. Salland (thuisreis) 16 Oct. van Rio de Janeiro. Gaasterland (uitr.) 11 te Santos. ROTTERDAMSCHE LLOYD Kota Gede. Rotterdam naar Batavia p. 15 (2 v.m.) Finisterre. Kota Baroe 13 van Batavia naar Rotterdam Sitoebondo (thuisreis) p. 15 (2 n.m.) Oues sant. Indrapoera (thuisreis, p. 15 Perim. Sibajak (uitr.) p. 14 (3 v.m.) Kaap del Armi. Kota Agoeng (thuisr.) 14 (1 v.m.) v. Genua. Tapanoeli (uitr.) p. 14 (10 v.m.) Ouessant. ROTTERDAM—ZUID-AMERIKA LIJN. Alpherat 13 van B.-Ayres n. Rotterdam. Alcyone (thuisreis) 13 van Bahia. SILVERJAVAPACIFIC LIJN. Kedoe. N.-Orleans n. Calcutta p. 15 (3 v.m.) Barbados Silverash Vancouver n. Calcutta 12 v. Co lombo. Bengalen Calcutta n. Vancouver 13 te Pe- nang. STOOMVAART MIJ. NEDERLAND Johan de Witt (uitr.) p. 13 Perim. Salabangka (uitreis) 15 v. Suez. Poelau Roebiah (uitreis) 15 v. Bombay. Tanimbar (thuisr.) 13 te Belawan. Poelau Laut (uitr.) p. 14 Ouessant. Poelau Bras 14 v. Amsterdam te Hamburg. Enggano 13 Oct. van Amsterdam te Tjilatjap Tabian 14 van Amsterdam te Liverpool. Mapia (thuisreis) 14 te Marseille. STOOMVAART MIJ. OCEAAN. Menestheus, Japan n. Rotterdam 15 te Sin gapore. Benvorlich 14 van'Dairen te Rotterdam. Aeneas. Japan naar Rotterdam 14 v. Osaka. Philoctetes, Japan n. Rotterdam 14 v. Pe- nong. City of Khartoum Otaru n. Rotterdam 15 te Cebu. City of Khios Dairen n. Rotterdam 15 te Sin gapore. Stentor, Batavia n. Amsterdam 14 te Suez. City of Eastbourne Rotterdam n. Japan, p. 14 Dungeness. Perseus, Rotterdam n. Japan via Swansea, p. 14 Prawle Point.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 11