ZATERDAG 20 OCTOBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD
AAN ALLEN!
't Is nu wel echt herfst geworden. Als regen
en hagel tegen de ruiten kletteren en de
storm giert door onze schoorsteenen, dan is 't
net of nu alle zonnedagen verdwenen zijn.
Toch kan 't heel goed gebeuren, dat October
zon geeft. En 4an bloeien de herfstbloemen,
zooals dahlia's, isters en chrysanten op haar
mooist. Knip nu vooral de uitgebloeide exem
plaren weg, want ze nemen altijd nog iets
voedsel mee. Als 't zonnetje schijnt, dansen de
muggen en zweefvliegen boven laatbloeiende
Oost-Indische kers, slaapmutsjes en verbe
na's. De hommels doen zich te goed aan ho
ning en stuifmeel van de leeuwenbekken.
Op een mooien Octoberddg is het in onzen
Hout wondermooi. De grond is bezaaid met
veelkleurige bladen, maar de boomen zijn nog
lang niet kaal en in de struiken zie je de
herfstdraden glinsteren alsof ze bezet zijn met
kleine diamantjes, 's Morgens vroeg, zie je ook
de bloemen bedekt met dat fijne spinrag, dat
we herfstdraden noemen, 't Lijken net kanten
sluiertjes. Zoodra de Zon er is, verdwijnt de
sluier. Let nu eens op of je bij de herfstdraden
het groote spinneweb ook ziet. Heb je dat ont
dekt, dan zul je den bouwmeester ook zeker
aan 't, werk zien. Misschien is hij oogenschijn-
lijk in rust, maar als je even wacht, zul je hem
zijn prooi wel zien bespringen. De mannetjes
spin is veel kleiner aan de vrouwtjesspin. Deze
heeft ook een grooten voorraad eitjes bij zich.
Nu is het een heel merkwaardig gezicht om
eens gade te slaan, hoe deze spinnen de herfst
draden uit hun lichaam laten komen en daar
als 't ware de lucht mee door zweven tot ze 'n
steunpunt vinden. Dan hecht ze den draad
vast en klautert weer verder. Nu begint ze een
tweede draad te hechten, maar zoo, dat er
een driehoek ontstaat. Door het spannen van
dwavsdraden, weeft ze een vangnet. Deze dra
den zijn zeer eïectrisch. Trek maar eens aan
een herfstdraad, dan zul je dit zelf wel mer
ken. Van het middelpunt af, spint ze nu het
eigenlijke web, alsof het spaken van een wiel
zijn. Het middenpunt wordt extra met spin
rag versterkt. Uit de spinklieren komen ten
slotte de vangdraden, deze zijn kleveriger dan
de draden van het web. Met haar eene poot
trekt ze de draad uit de spinklier. Deze vang
draden windt ze om de spaken, als een spiraal.
Een der langste draden dient als telegraaflijn
Komt een vliegje in aanraking met zoo n spi
raaldraad, dan kleeft hij er aan vast. Natuur
lijk tracht hij zich los te rukken. De lange
draad, de telegraaflijn raakt in trilling en de
spin is gewaarschuwd. Hij begint met nog meel
draden om zijn prooi te spinnen. Dan neemt
hij de prooi als een pakje mee naar een
schuilhoek. Soms bijt hij het dier dadelijk dood
en zuigt het verder op. Heele kleine diertjes
versmaadt de spin. Let maar eens op, hoe dik
wijls kleine vliegjes in een web zitten.
Nu gebeurt het wel, dat een grooter insect
het web stuk maakt. Later kun je zien, hoe
netjes de spin het repareert. Komt de winter
in het land, dan verdwijnen de spinnen. Waar
blijven ze? De vrouwtjes leggen de eieren on
der bladeren en mos en de oude spinnen ster
ven daarna spoedig. Kruisspinnen kunnen
geen winterkou verdragen.
't Is niet waar, dat kruisspinnen, zoodra het
koud wordt de huizen binnendringen. Een
kruisspin wordt nooit een huisspin.
Door de herfstdraden kunnen spinnen wel
ver van huis gaan. 't Zijn vooral in dezen tijd
echte luchtreizigers. Met de koppen gaan ze
tegen den wind in. 's Avonds reizen ze niet.
Een neergevallen blad is hun bed. Waarom
trekken zij juist nu? Misschien door gebrek
aan voedsel. Misschien ook, wel, omdat er over
bevolking is. Dan eet de een de ander op.
Een spin legt wel 400 eieren in een cocon. Ze
hangt de cocon op. In Mei komen de kleine
spinnetjes te voorschijn, maar blijven voor-
loopig nog bij elkaar. Bij gebrek aan voedsel
eten ze elkaar dan meestal op. Ze gelijken
uiterlijk niets op hun oudetrs. Vier maanden
lang zijn ze geel van kleur met een zwart stipje
op den rug. Dan vervellen ze en kan men wel
zien, dat het rasechte kruisspinnen zijn.
De groote natuurvorscher Leeuwenhoek ver
telt, dat vier millioen spindraden de dikte van
een hoofdhaar hebben. Kun je je dat voor
stellen?
W.B. Z.
VOOR ONZE REKENAARS.
In de vakjes a, b en c plaats je drie getallen
en wel zoodanig dat b één meer is dan a en
c één meer dan b.
Vermenigvuldig nu het getal abc met 2 en
dan krijg je getal bde.
Daarbij is dit gegeven, dat d 2 maal b is en
c 3 x b.
Vermenigvuldig vervolgens het getal abc met
3 en dan krijg je getaf cef, waarbij nu gege
ven is, dat e 2 x c en f 3 x c is.
Als ik je nu nog zeg, dat van het getal, wat
ontstaat op de eene diagonaal, voorgesteld
door de letters a, d en f de cijfers telkens 5
verschillen en dat a kleiner is dan f, probeer
dan eens te bepalen welke drie getallen wor
den voorgesteld door de letters abc, bds en cef.
Volgende week de oplossing.
Als je hem niet kunt vinden, vraag je 't
maar eens op school aan den rekenonderwijzer
Stel je voor, dat hij 't ook niet weet!
W. L.
RUDI WEET ZICH TE HELPEN.
„Weten jullie, waar ik vanmiddag naar toe
ga?" riep Feter, toen de bel van twaalf uur
gegaan was. Twintig jongens keken hem vol
verwachting aan. „Ik ga met mijn vader naar
de internationale tenniswedstrijden op het
stadion." Allen omringden hem nieuwsgierig.
Alleen Rudi bleef treurig in zijn bank zitten
Hij zou dolgraag naar de wedstrijden gegaan
zijn. Urenlang stond hij achter het hek van
de tennisvelden in de buurt van school te kij
ken. Vaak vergat hij heelemaal naar huis te
gaan; daar kreeg hij dan een leelijk standje,
omdat hij een half uur en soms wel een uur
te laat was. Hij wist al een heeleboel af van
netballen, „outballen", enz. En nu moest hij
het meemaken, dat Peter, die van al deze din
gen geen verstand had naar ae internationale
wedstrijden ging en hij niet. Rudi's ouders
waren blij, dat ze hun drie kinderen te eten
konden geven. De gulden, die de goedkoopste
plaats voor den wedstrijd kostte, zouden ze Rudi
met geen mogelijkheid hebben kunnen geven.
Op dezen vrijen middag slenterde Rudi treu
rig door de straten- Telkens moest mj er aan
denken, dat Peter nu op een tribune zat en
naar wereldberoemde spelers keek. Hij kwaih
langs de gewone tennisbanen; maar ze leken
hem zoo armoedig. Hij ging verder. Tenslotte
kwam hij terecht in een onbekende straat,
waar hij een groot tennisveld ontdekte. En
spoedig was hij heelemaal verdiept in het spel.
Peter was vergeten. Hij koos heftig partij voor
een der spelers, een slanke jonge man. Over
één ding alleen ergerde hij zich. Dat was over
de ballenjongen van de spelers. De jongen
kroop als een slak. Dat men ook hard hollen
kan, dat scheen hij niet te weten. ,,Ik zou vlie
gen," dacht Rudi. Plotseling hoorde hij den
slanken jongen man x-oepen: „Hallo, mijnheer
de Wit. Is er niet een andere ballenjongen vrij?
Klaas kan niet meer. Hij holt al den heelen
middag."
„Op het oogenblik niet; maar over een half
uur is er een vrij,'1 antwoordde mijnheer de
Wit. Rudi kreeg een idee.
„Zal ik zoolang de ballen rapen, tot de an
dere jongen komt?" riep hij tegen den speler.
Deze keek vei'baasd om. zag Rudi en zei vrien
delijk: „Goed jongen; we kunnen het eens
probeeren. Klaas hier heeft- het al den heelen
"middag gedaan. Die is doodmoe
Zoo kwam Rudi voor de eerste maal van
zijn leven op een tennisveld. Hij wilde meteen
beginnen; maar eerst moest hij de tennisschoe
nen aantrekken, die Klaas hem leende. Toen
holde hij zoo vlug hij maar kon, heen en weer,
raapte de ballen op en gaf ze den speler op 't
juiste oogenblik goed in de hand. De slanke
heer was erg tevreden met z'n nieuwen ballen
jongen. Toen na een half uur de ander er was,
zei de heer tegen Rudi: „Eigenlijk is het jam
mer, dat je weggaat jongen. Je hebt goed je
best gedaan!" en hij klopte Rudi op de schou
der. Rudi speet het nog meer, dat zijn bezig
heid als ballenjongen al afgeloopen was. Hij
werd nog éénmaal moedig: „Als U wilt," zei hij,
„kom ik graag nog eens ballen rapen voor U.
„Goed, als je tijd en zin hebt, kun je nog
wel eens een half uurtje onze jongens af
lossen,"
Trots ging Rudi naar huis.
Peter vertelde den volgenden dag van de wed
strijden. Gespannen luisterde Rudi. Toen ver
telde hij, dat hij ballenjongen geweest was. En
daarmee maakte hij nog meer indruk op de
klas dan Peter.
Een paar dagen later ging hij weer naar het
tennisveld. De slanke heer was er en liet hem
een half uur ballen rapen. Ze namen afscheid
als goede vrienden.
Toen Rudi voor de derde maal op het veld
verscheen, riep zijn groote vriend dq pachter,
mijnheer de Wit. Mijnheer de Wit gaf Rudi
een hand. „Ik heb al van je gehoord, vent, zei
hij vriendelijk. „Je bent een flinke ballenjon
gen. Wat, zou je er van zeggen, als je geregeld
kwam. Natuurlijk niet voor niets"
Rudi knikte stralend. Ze kwamen overeen,
dat Rudi drie maal in de week na vieren zou
komen Rudi's ouders vonden het goed. En bij
de eerstvolgende internationale wedstrijden
kocht Rudi een plaats van zijn eigenverdien-
de geld en zat naast Peter op de tribune.
D. v. Z.
Een handige spin. In Australië leeft een
spin die uit haar web een losse draad laat
hangen van ongeveer 2 decimeter lengte, die
aan 't uiteinde voorzien is van een kleverige
stof Zoodra er een insect in de buurt rond
vliegt, werpt de spin bij wijze van lasso naar
het dier toe en haalt dan de buit, die aan 't
einde der draad vastgekleefd zit, naar binnen.
Wist je dat? Een normaal ontwikkeld
mensch spx-eekt gemiddeld 12 millioen woorden
per jaar en knipt ruim 90 millioen maal met
i zijn. oogen in dienzelfden tijd.
DE ACROBATISCHE BEER.
Een beer op zijn achterpooten in evenwicht
op een bal! Dat is werkelijk een kunststukje,
dat slechts weinigen van jullie gezien hebben.
Of misschien toch wel eens in een circus,
of zoo?
In ieder geval zullen we nu zelf zoo'n beer
gaan maken, die dat kunstje verrichtexi kan.
Jullie begrijpen xxatuurlijk al, dat het een
stuk speelgoed is. Ben je zelf al te groot, om
met dergelijke dingen te spelen? Geen nood;
het duurt niet zoo verschrikkelijk lang meer,
of het is Sinterklaas, en dan zijn er altijd wel
kleine broertjes, zusjes, neven en nichtjes,
die je er een plezier mee kunt doen. Als je er
nu al mee begint, kun je het op je gemak af
maken. Haastige spoed is zelden goed. Je kunt
er beter een paar dagen langer over werken
en een net afgewerkt stuk speelgoed afleveren,
dan een slordig ding, dat direct uit elkaar valt,
als er even mee gespeeld wordt. Hier volgt dan
de beschrijving.
Uit stevig hout worden eerst het lichaam
(A) en de twee pooten <B) van den beer ge
zaagd. Bij den timmerman laat je nu een
renden bal schaven. Hierin bevestig je zoo, dat
ze met den bal meedraaien, twee krukken (D>.
Van ijzerdraad buig je een vork iE> en de beide
einden bevestig je aan de assen van de beide
krukken; maar zoo, dat de assen toch ge
makkelijk met dexx bal mee kunnen draaien.
De einden van den vork spijker je tegen eexx
houten stokje (F) Aan. dit. stokje wordt met
behulp van eenige spijkers, eveneens de beer
bevestigd. Bij het punt G worden de pooten
aaxx het lichaam gemaakt. Twee staxxgen (H),
vastgemaakt bij I, verbinden de pooten met
de krukken.
De afstand J—K moet ongeveer anderhalf
WILDE
De soorten van het geslacht en van de fa
milie der katten zijn alle teengangers onder de
verscheurende dieren. De katten onderschei
den zich door kracht, snelheid, door behendig
heid in beweging, valschheid en list in de
blik en overrompelende spoed in den aanval.
De eigenaardige kenmerken der katten vindt
men in de tanden en klauwen. Haar tanden
zijn scherp en krachtig, daar de snijtanden
klein, maar de hoektanden zeer groot en
scherp zijn en op dolken gelijken en de kiezen
met hun scherpe randen als de bladen van
een schaar werken. De kracht van het gebit
der katten ligt vooral in de kortheid der kaak
en in de bijzonder dikke slaapspieren, welke
bijna den geheelen schedel bedekken en aan
den kop een bolvormige gedaante geven
Merkwaardig is ook de bouw der klauwen;
deze zijn scherp en sikkelvormig en kunnen
ingetrokken worden, zoodat ze bij het sprin
gen en loopen nooit slijten; maar steeds scherp
blijven. Tot het geslacht der katten behoort
o.a. de leeuw, de tijger, luipaard, panter, ja
guar, lynx en verschillende soorten van wilde
katten.
i Alle katten voeden zich in wilde staat met
het vleesch en bloed van gedoode dieren. Ze
behooren alle tot de nachtdieren, die overdag
slapen; maar in de schemering op roof uit
gaan. Ze leggen zich dan in hinderlagen om
de buit met een snelle en zekere sprong te be
machtigen. Ze probeeren den halsslagader van
hun prooi door te bijten. Bij dag zijn ze schuw
en lafhartig, maar wanneer ze aangevallen
maal den afstand LM. zijn. De pooten met
den bal niet raken; maar moeten er wel vlak
boven komen.
Als je nu den bal voortrolt, lijkt het net.
de beer op zijn achterste pooten balanceer*.
Het laatste werkje is natuurlijk het geheel
beschilderen met vroolijke afstekende kleur
tjes. Ook dit moet netjes gebeuren Denk er
aan te zorgen, dat de eene kleur goed droog
is, voor je met een andere begint.
E. W.
VAN EEN KONING DIE DEN
HIK HAD.
Er was eens een koning, die al drie dagen
lang den hik had- Hoe t gekomen was, wist hij
niet precies meer. Opeens tijdens een groot
diner, juist toen men aan het dessert zou be
ginnen, begon de koning te hikken. Hij wou
zich wel bedwingen, want 't gaf natuurlijk
geen pas, dat zijn koninklijke Hoogheid hoor
baar hikte, maar de hik was zoo sterk, dat de
gouden scliakels van de halsketting heen en
weer bewogen.
Er werd een dokter ontboden. Dadelijk
moest een drank worden klaar gemaakt, maar
't gaf niets. De koning bleef hikken. Zijn
eenige dochter, prinses Lulina trachtte hem
op te beuren met muziek en gezang, maar t
lastige hikken maakte den vorst somber en
verdrietig.
Er werd een professor ontboden. Die sprak
van opereeren. Maar de koning werd boos en
zei: Hik. hik. hik. laat. hik. hik. mij, hik, hik,
niet, hik, opereeren, hik, hik. hik.
Ten einde raad werd er door de hovelingen
voorgesteld, dat men het volk in kennis zou
stellen met deze droeve hikgeschiedenis en
men zou er bijvoegen, dat degenen, die wer
kelijk den koning van den hik kon genezen,
een vorstelijk geschenk zou ontvangen.
Nauwelijks was de proclamatie aangeplakt,
of een jongen meldde zich aan bij de wacht.
„Wou jij den koning genezen van den hik?"
vroeg de wacht spottend.
..Ik zal het trachten.' was 't antwoord.
Toen de koning vernam, dat het maar een
jongen was, die verzocht bij hem toegelaten
te worden, wilde hij er niets van weten. Hoe
kon een jongen hem genezen? Maar prinses
Ludina zei op smeekenden toon: „Vader, laat
hen binnenkomen. Als t niet baat, het. schaadt
immers ook niet."
Zij zelf hunkerde zoo naar iets anders. En
zoo werd de jongen, Wolfram geheeten tot den
koning gebracht.
„Wat wil je?" vroeg de vorst.
„Mag ik U iets vertellen, wat dezen nacht
geschied is?"
„Vertel."
„Sire, er waren in uw troonzaal alle edelen
en alle geleerden. U zat op uw gouden troon en
U hikte, hikte, dat de ramen rinkinkelden, de
sabels kletterden En opeens begon de voorste
rij ook te hikken, de tweede rij volgde en bin
nen een kwartier hikten alle aanwezigen.
Toen gebeurde er iets vreeselijks. Alle ruiten
barsten, alle zetels storten ineen, het gewelf....
„Waar bleef ik?" riep de koning, terwijl hij
bevend van hoofd tot voeten voor Wolfram
stond.
,.U hikte niet meer," zei de jongen zacht
't Was zoo. De koning hikte niet meer. De
schrik was het beste geneesmiddel geweest.
Tot belooning ontving Wolfram uit de han
den van de prinses een gouden ketting.
„Lieve prinses, zei hij, terwijl hij een bui
ging voor haar maakte, wat moet ik, arme
jongen, met een gouden ketting doen? Eén
enkel goudstuk voor mijn moeder is meer dan
voldoende.*
Wolfram kreeg het geldstuk Dienzelfden dag
kreeg hij ook een aanstelling als hoveling bij
prinses Liduna. W. B.—Z
KATTEN.
worden, verdedigen ze zich met behendigheid
en hardnekkigheid. De eigenlijke katten on
derscheidt men in de wilde kat en de huiskat.
De wilde kat bewoont de dichte bergwouden
van Europa, voornamelijk de Karpaten Ze
wordt grooter dan de huiskat; Ixaar lichaam is
wel eens 70 tot 80 c.M. lang en haar staart 30
c.M. De pels is grijs; de kater is daarbij eenigs-
zins roestkleurig, de kat meer aschgi'auw met
donkere vlekken, die aan kop en staart af
zonderlijk staan, maar op het lichaam banden
en om de staart ringen vormen. De wilde kat
vertoeft bij dag in holle boomen, waar zij zich
plat op de buik op een dikke tak neerlegt, zoo
dat ze onzichtbaar is voor degene, die zich on
der de boom bevindt,. Bij nacht echter gaat ze
op roof uit, klautert -en springt uitstekend en
vermoordt al wat onder haar bereik komt, zoo
als hazen, konijnen, muizen, vogels en zelfs
kleine reekalfjes.
Al is ze gewond, toch verdedigt ze zich met
volharding en als ze door een schot is getrof
fen, laat ze den boom niet los. In April of Mei
krijgt het wijfje vier tot zes „blinde" (d.w.z.
dat ze de oogen negen dagen gesloten houden»
jongen, welke ze met den bek van de eene
plaats naar de andere sleept en met leeuwen
moed beschermt. Geen dier van het woud
waagt de wilde kat aan te vallen., zelfs de vos
ontwijkt haar en ze is opgewassen tegen de
grootste honden. De wilde kat is zeer scha
delijk voor de jacht.
E. H.
DE BEURT IS AAN KLEINE
TEEKENAARS.
Verreweg ncu gemakkelijkst is het weerge
ven van een speciaal type. door den nadruk te
leggen op de dingen, die voor ons begrip on
afscheidelijk er mee verbonden zijn. Zoo is
een professor altijd mager, heeft een bril en
een kaal kruintje.
Wie dus een professor wil teekenen moet
deze „kenmerken" in geen geval vergeten, als
hij wil, dat een ander met één oogopslag kan
zien, wat er voorgesteld is-
Onze illustratie toont eenige andere voor
beelden:
Een veldwachter. (Dienstpet en groote
hangsnor).
Booze vrouw. (Afstootend uiterlijk, glad haar
met een „toet").
Een recruut. (Beetje dom gezicht, een kepi)
Engelsch officier (Platte pet, streng gezicht,
recht snorretje.)
Padvinder. (Groote hoed).
Deze voorbeelden hebben julile nu wel dui
delijk doen worden, wat ik precies bedoelde
met de woorden: ieder type heeft zijn eigen
kenmerken.
En nu maar aan den gang! Eerst de hier
aangegeven voorbeelden goed teekenen en dan
probeei-en zelf iets te verzinnen.
OOM KEES.
MIJN BROERTJE.
Vier jaar is hij, mijn broertje. Zoo'n lieve
kleine schat bestaat er in de heele wereld
niet meer. Nicolaas Jan heet hij; maar we
noemen hem Niekje. Nu moet je niet denken,
dat Niekje een braaf klein jongetje is, dat
nooit kattekwaad uithaalt of ondeugend is.
Integendeel. Het is een stoute guit!'
Maar we komen er nooit toe om hem te
bestraffen; want dan kijkt hij je met zijn
donkere kijkers zoo grappig aan, dat je on
willekeurig moet lachen. Hij is ook nooit zóó
verschrikkelijk stout, hoor. Dat niet. Op een
keer, het was in het voorjaar, had vader aller
lei zaadjes geplant in den tuin. Niekje had ge
zien, dat de vogels de zaadjes uit de aarde
pikten. Toen was hij stilletjes in den tuin ge
gaan en had met zijn handje de zaadjes weer
boven gewoeld.
Toen vader hem later-vroeg, waarom hij
dat gedaan had, zei Niekje: „Arme vogeltjes
konden er haast niet bij. Toen heeft Niekje ze
eeix beetje geholpen." Zijn groote bruine
oogen keken zoo lief in die van vader, dat het
heusch onmogelijk was om boos te worden op
hem.
Niekje denkt, dat hij tegen iedereen „je"
mag zeggen. Vader en moeder zeggen hem
vaak. dat hij vreemde nxenschen met „U" moet
aanspreken en dat hij dat ook tegen vader en
moeder moet zeggen.
En weet je wat die kleine schat toen ant
woordde: ..Pappie en Mammie ook niet „U" zeg
gen tegen Niekje'
Eén groote ondeugd heeft Niekje en dat is
dat hij zich zoo verschrikkelijk graag smerig
maakt. Als moeder hem pas een schoon
pakje heeft aangetrokken en hij gaat in den
tuin spelen, is hij na 5 minuten zoo smerig
als een jong hondje. Hij kruipt ook overal op
en onder.
Moeder zegt wel eens: Maar ventje, hoe
komt het dan dat je weer zoo vies bent."
En dan antwoordt hij: „Niekje moest kij
ken. waar beestje naar toe ging. Beestje ging
in de aarde kruipen en Niekje moest op den
grond liggen om goed te zien."
Met alle honden uit de buurt is hij even
goede vriendjes. Met Wolf. de hond van Me
vrouw van Kampen, aan den overkant, staat
hij al op bijzonder goeden voet. Wolf zit iede-
ren dag achter het hek te wachten, tot Niekje
hem een poot komt vragen.
Dat is zoo n leuk gezicht; want je moet we
ten, dat Wolf veel grooter is dan Niek en als
hij wilde zou hij hem zoo omver kunnen loo
pen. Maar hij doet het niet, Wolf is dol op
onze Niekje.
En dat is geen wonder ook; wij zelf zijn het
ook. En toen moeder laatst zei, dat ze hem
voor geen millioen gulden zou willen missen,
waren vader en ik het er roerend mee eens.
RITA. VAN B.