H.D.*
VERTELLING
ZATERDAG 10 NOVEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
14
Hoe het eens was. HET HAARLEMSCHE STADSBEELD Hoe het geworden is.
Tegenwoordige toestand.
!il!!ii>i!ll31III!Ili!lll1!Iirili!!II!l!lflillI
Voor de poort.
M'n beenen steken al in de stroeve wit-ka-
toenen kousen, het laatste toebereidsel voor de
operatie.
De hoofdzuster is binnengekomen met een
spuitje en wil me een injectie geven, maar ik
weiger. „Ik ben kalm, zuster, ik hoef geen
spuitje heusch niet." Als ze het toch wil dom
verzet ik me en ze gaat weg om den dokter
te raadplegen.
Nu is de dckter aan m'n bed gekomen: „Zoo
kind, nu nog even de tanden op elkaar en
dan gaan we weer beter worden, hè? Zal zus
ter nu even een injectie geven?" „Nee dokier.
liever niet. Ik wil graag zoo min mogelijk nar
cotische middelen hebben; ik heb het gevoel
dat ik dan meer kracht zal hebben. Krijg :k
een lange narcose?"
„Geen seconde langer dan noodig is hoor.
En nu ga ik naar beneden en jij komt straks
ais een groote dame per auto achter me aan
gereden."
Ik pak z'n hand beet. .Dokter! Zeg dok
ter! Als ik het niet haal, maak me dan oij!
Als ik bij bewustzijn ben, kan ik vechten
Dokter, toe beloof het me. U weet, m'n kin
deren
..Nu moet dapper vrouwtje flink blijven. We
hebben haar "de waarheid gezegd, omdat ze
een flinke meid is en omdat ze het recht heeft
om te weten. Maar nu moet. ze ons niet be
schamen met angst, hè? Kop op en vuisten
ballen, dan zul je eens zien, hoe fijn we dat
samen in orde maken. Tot straks hoor!
ever een half uurtje komen ze je halen."
,.Over een half uur pas?"
„Nu misschien over een kwartier dan."
De dokter verdween met de hoofdzuster en
ik bleef alleen met m'n gedachten. Het deed
feoed om nu kind te mogen zijn; om als klein
meisje te worden aangesproken en getutoy
eerd; het gaf een gevoel of de dokter een
goede, wijze vader was, die troost en hulp
kwam brengen. Nog een kwartier en dan zou
ik naar beneden gebracht worden op een
brancard; een witte zaal zou me in zich op
nemen en hier boven zouden rappe handen
een bed in orde maken met kruiken en on
derlakens en een bankje aan het voeteneind,
waartegen ik me zou kunnen afzetten om aan
de pijn"weerstand te kunnen bieden. Een bed
van smart werd daar klaargemaakt, maar
zou ik er in komen te liggen
De deur kraakte open en een zuster ver
scheer.. Op de gang was gestommel. ..Is me
vrouwtje al heelemaal klaar?" Vriendelijk
boog ze zich over me heen, terwijl een bran
card werd binnengerold.
„Ga lk nu al? De dokter zei over een kwar-
tier.".
..We waren nu al klaar; vindt u het nie^
fijn? Nu hoeft u heelemaal niet meer te
wachten."
Voorzichtige handen tilden me op het wa
gentje en op zachte wielen gleed ik naar
buiten. Straks zou dat- wagentje weer terug
rijden en een beweginglooze gestalte zou daar
liggen, een doek over het gezicht. Ik rilde
even en sloot de oogen. Stevig greep een hand
over m'n koude vingers. „Kijkt u eens even
naar buiten hoe fijn het zonnetje schijnt! Als
u straks weer wakker wordt schijnt hij pre
cies in uw bed!" Ik knikte even en huiverde
toen de wagen opwippend over de drempel in
de operatiekamer reed. Flink zijn is een heel
mooi ding en ik geloof dat ik m'n best had
gedaan, maar toch was m'n onderlip stukge
beten en toen m'n armen en beenen werden
vastgesnoerd voelde ik hoe m'n tanden op
elkaar sloegen.
De zuster legde m'n vingers om een stang.
„Knijpt u daar straks maar stevig in en dan
even diep ademhalen en dan wordt u weer
wakker en alles is voorbij. U zult eens zien
hoe u dat meevalt!"
De dokter stond in een witte jas by een
fonteintje en waschte met vee! schuim zn
handen in stroomend heet water. Met een
zeepvlnger wees hij de andere heeren aan:
..Dat is de dokter, die u de narcose geeft en
die dokter daar is m'n assistent".
Intusschen was m'n hart gecontroleerd
en een klein wit kapje werd op m'n gezicht
gelegd. ..Diep ademhalen mevrouw. rustig
aan maar hoor!" Het was nu eenmaal zoo ver.
het moest toch en dan wilde ik maar zoo
gauw mogelijk weg zijn. Ik zuchtte zoo diep
als ik maar kon en een zoete scherpe geur
scheen m'n heele lichaam te doordringen.
Ik lag in watten en was met watten opge
vuld, terwijl ergens water stond te koken; het
was blijkbaar een fluitketel, want nu floot
het en niemand draaide het gas uit. Opeens
dacht ik weer aan de narcose ik werd immers
genarcotiseerd en moest nu bewusteloos wor
den. M'n handen grepen steviger om den
stang en ik wilde praten. Vertellen wilde ik
over een dienstmeisje, vroeger bij moeder
thuis, dat me thee had laten bovenbrengen
toen m'n ouders eens een dag uit logeeren
waren geweest. Ik was gestruikeld over m n
nachtpon en de thee lag over de heele looper,
toen sloeg ze me. Daar werd ik nu kwaad om en
ik wilde slaan. Een hand legde zich op m n
arm en toen werd alles me onverschillig
„Doe uw oogen nu eens open mevrouw?
U bent weer bij ons!" M'n mond trilde en
ik wilde huilen, want ik wist dat er een won
der was gebeurd. Maar toen zakte ik weer
weg in doffe eindeloosheid. „Kom mevrouwtje
kijk nu eens wie hier is?" En tegen een an
der, „ja mevrouw ze is bU- Ze heeft, al geke
ken. Spreekt u zelf maar eens tegen haar".
„Klein meisje van me. Is nu alles achter den
rug? Kijk nu eens om je heen. Je bent weer
terug bij ons! Dokter is zoo tevreden over je!
Nu ga je gauw weer mee naar huis en dan
gaan we je allemaal verwennen en dan
word je nooit weer ziek."
„Moeder" stamelde ik en een traan gleed
over m'n wang „Ik heb zoo'n pijn. Ik wil
slapen."
„Ja mevrouwtje strakjes mag u slapen
hoor! Maar nu moet u eerst even heelemaal
wakker worden, kijk eens wat ik hier heb?"
Iets wits werd voor m'n oogen gehouden,
maar ik kon niets onderscheiden. „Toe kijkt
U nu eens even. dat zijn Uw kindertjes. Wat
zullen die blij zijn als moeder gauw weer
thuis komt!"
Ik voelde hoe m'n mond glimlachte en
verwonderde me erover dat een lichaam zoo
automatisch reageeren kan, want er was
geen glimlach in me. Ik kon niet denken, het
was alsof ik in eindelooze stilte lag en inge
spannen naar iets luisterde, het was of ik
een verre reis had gemaakt en nu niet aan
m'n omgeving kon wennen. M'n lichaam leed
pijn en het kreunde diep en smartelijk maar
ik zelf wist het wel. maar besefte het niet.
Nu deden ze iets met me en er waren meer
menschen om me heen. Een mannenstem
sprak. „Wat zeg je er nu wel van? Heb ik m'n
belofte niet goed gehouden? Je wilde toch
wakker worden uit de narcose? En als je
wakker wras wilde je vechten, weet je wel?
En nu wil je maar slapen en je van ons niets
aantrekken!"
„Is het dan al gebeurd?" fluisterde ik.
„Gebeurd? En of hoor! Dat is allemaal al
weer achter den rug. Dat voel je toch wel?
Je hebt toch pijn niet kind9'"
Ja, pijn had ik. scheurende jammerende
pijn. Duivels huisden in me en reten met
lange nagels door m'n vleesch. Die pijn
maakte me klaar wakker en ik balde m'n
vuisten. Ik zag moeder's wit gezicht en be
traande oogen en achter in de kamer ston
den nog een paar menschen zwijgend te kij
ken. Wie het waren kon ik niet zien. want
't was zoo ver weg. maar er ging 'n stroom van
sympathie van uit en dat gaf me de wil om
te glimlachen, om moeder gerust te stellen.
Het was een jammerlijk lachje en m'n oogen
stonden vol tranen, maar ik drukte haar
hand die de mijne omvat hield en zei: „Het
is niet zoo erg hoor. Ik dacht dat het veel
erger was. En over een paar dagen is de
pijn over".
„Zoo is het goed hoor kind", zei de dokter,
„maar nu mag je niet meer praten, en moe
der sturen we naar huis".
Naar huis? vroegen m'n oogen; naar huis?
Is er dan geen gevaar? En de dokter, getraind
op zulke stomme oogentaai zei rustig: „Na
tuurlijk naar huis. Moeder heeft natuurlijk
angst gehad om haar dochter en nu alles
zoo gelukkig achter den rug is. gaat ze een
beetje uitrusten. Misschien komt ze je van
avond nog even goedennacht zeggen".
Het kostte m moeite moeder's hand los te
laten, ik voelde me zoo alleen en verlaten en
die pijn, oh. die pijn!
„Zuster! Hoe lang duurt het voordat de
ergste pijn zakt?"
„Oh. dat duurt maar zoo kort mevrouw! Als
u er later aan terug denkt, vindt u het zelf
een peuleschilletje. Als het eerst maar mor
gen is, dan zult u eens zien'"
Morgen, ja morgen! Maar het was nu
vandaag! En tot morgen waren het nog vele,
vele uren en lange minuten. Tot morgen was
het nog een eindeloosheid!
De zuster zat naast me, een bakje met
kleine stukjes ijs, stond op een kastje en een
handdoek en kleine kommetjes stonden voor
haar op tafel. Ze las in een boek en ik zag
kleurige prenten. „Zuster? Is dat een mooi
boek?" De zuster lachte. „Mooi? Dat hangt
er maar vanaf hoe je het bekijkt. Het is een
studieboek, want ik zit voor m'n examen ziet
U?"
„Waar gaat het danoh zuster! Help
me. gauw! Ik heb het zoo benauwd!"
„U moet ook niet praten mevrouw. Heusch.
dat is niet goed voor U. Haalt U nu rustig
en diep adem. Diep ademhalen. Zoo. Ziet U
wel? Nu zakt het al weer. Gaat u nu rustig
liggen, niet zoo met uw beenen trappen".
„Ja maar zuster, ik kan die pijn niet uit
houden! En wat heb ik daar toch voor zwaars
drukken?"
„Dat is een zandzakje mevrouw. Als dokter
vanavond komt, mag het er misschien af".
..Vanavond pas? Hoe lang duurt dat nog
wel?"
„Nog maar een paar uurtjes. Gaat u nu
rustig liggen met uw oogen dicht, dan dom
melt u misschien een beetje in. Dan gaat de
tijd voorbij, zonder dat u er iets van merkt,
hè?"
Indommelen! Met zoo'n pijn! Ik kon nu
aan niets anders denken dan aan mezelf en
de pijnen die me verscheurden. Een klagelijk
verlangen had ik naar iemand die goed voor
me zou zijn die m'n hand vast zou houden en
die alleen maar rustig bij me zou zitten, ter
wijl ik zou weten: ,.ik hoor bij jou". Zweet
brak uit alle poriën. „Zuster ik heb het zoo
warm. Die kruiken!"
„Ja mevrouw, maar die mag ik niet wegne
men, hoor!" Haar hand greep m'n pols, ter
wijl de andere hand verkoelend over mijn
TWIJNDERSLAAN
KL. HOUTWEG
Zeer velen zullen zich dezen koepel op den
hoek der Twijnderslaan en Kleinen Houtweg
nog herinneren. In 1925 werd hij afgebroken,
waarna de laan verbreed kon worden.
voorhoofd gleed. „Ik heb hier een klein stukje
ijs voor u. Dat mag u even in uw mond hou
den, maar niet inslikken hoor! Dan krijgt u
het weer zoo benauwd! Zoo, hier is een
bakje".
Ze drukte op het belletje dat achter m'n
bed hing en een zuster deed behoedzaam de
deur open. Fluisterend vroeg ze ,.Heb je ge
beld?"
De zuster ging naar haar toe en fluisterde
een paar woorden. De deur sloot zich weer en
ik gleed weg in een bad van pijnscheuten.
Links, rechts, onder en boven, overal was
pijn. M'n adem ging zwaar en moeilijk en
alles werd rood om me heen.
Ik had niet gemerkt dat de deur was open
gegaan en onverwachts stond de hoofdzus
ter bij m'n bed. „Zoo'n pijn?" Haar oogen
waren zacht en medelijdend. „Ik kom eens
even bij u zitten. Helpt het. als ik uw hand
zoo vasthoud? Misschien komt de dokter
straks nog even kijken. Hij is nog in huis, ziet
u. bij een patient beneden. We zullen vragen
of u een spuitje mag hebben, dan gaat u lek
ker een beetje slapen".
Haastige voeten naderden en kwamen m'n
kamer binnen. „Wat heb ik gezegd? Daar is
dokter al! Ik had er zoo'n voorgevoel van dat
hij nog even zou komen".
Voorgevoel! Ik begreep het best, dat ze
hem haastig hadden geroepen. Het was dus
toch erger geworden. Zou het dan nu ge
beuren, waar ze me op hadden voorbereid?
Ging ik sterven?
Op een knikje van den dokter gingen de
zusters uit de kamer. Hij schoof de stoel
heel dicht bij het. bed en met de handen ge
vouwen tusschen de knieën en het hoofd wat
voorover gebogen keek hij me van onder
z'n wenkbrauwen aan. Een klein lachje l-«g
cm z'n mond. Het bankje aan het einde
kraakte onder m'n voeten. Me schrap te zet
ten was de eenige verdediging die ik tegen de
pijn had. „Ja kindzei hij, anders niets.
Zien kon ik hem niet, alles was vaag ge
worden. De pijn realiseerde ik ook niet mee;
.k was er zoo ver vandaan. Uit de verte
klonk een stem en ik kon verstaan wat er
gesproken werd
„Ik kan nu niets meer voor je doen. Jij
bent de eenige die nu helpen kan. We hebben
ons best gedaan om je voor je kindertjes te
behouden en als jij nu wilt en ons helpt dan
hebben we de ziekte overwonnen. Maar je
moet willen, heel erg willen. Het gemakkelijk
ste in nu voor je om je zachtjes weg te laren
zakken, maar je mag niet. Hoor je! Je mag
niet! Als je het wilt. kun je me best zien
en antwoord geven. Als je nu een flinke meid
bent, krijg je een injectie, die de pijn ver
dooft, maar dan moet je nu ook je tanden op
elkaar zetten Zul je dat doen?"
„Ik kan niet! Ik heb geen kracht!"
„Je kunt wél. Je bent jong en sterk. Nu heb
ik alles gedan wat ik kon, laat je me nu in
de steek? Haal nu eens zelf je arm onder de
de dekens vandaan? Zoo! Zie je nu wel? Zoo!
En nu geven we hier een klein prikje en
dat jaagt de pijn weg. Kijk me nu eens aan.
Zul je flink zijn?"
„Ja dokter".
„Dat wist ik wel. En nu mag Moeder een
poosje bij je komen zitten, tot je slaapt.
Aan de eene kant de zuster en aan de andere
kant Moeder, ben je nu niet goed verzorgd?"
„Is Moeder dan hier?"
„Ja wijsneus. Moeder is hier. Ik had er zoo'n
.dee van, dat je haar nu graag bij je zou
willen hebben. Maar geen woord spreken
hoor! Begrepen?"
De zuster kwam nu weer binnen en achter
haar liep moeder op haar teenen om het
bed heen. Een angstige blik fladderde naar
den dokter, die met zijn rug naar me toe
een of ander teeken gaf. maar ze zei niets.
Zuster schoof een stoel bij en ze ging „itten
met haar warme hand over de mijne.
„Moeder
„Sst kind, niet praten. Nu slapen gaan.
Moeder blijft bij je, net als vroeger, weet je
wel? Toen zong ik altijd een liedje voor je
ging slapen". Zacht klonk haar stem toen
ze een oud melodietje neuriede. Ik ademde
eens diep en trillend en legde m'n rug voor
zichtig wat gemakkelijker. Daar stond de
zuster al. „Wacht eens mevrouw, ik zal dat
kussen een klein beetje optrekken. Zoo! Dat
is lekker heè? En nu stil liggen hoor!" Ik
dankte met m'n oögen en keek nog even
naar moeder die met afgewend hoofd naar
buiten keek en nog steeds heel zachtjes
neuriede. De pijn werd een klein beetje min
der en nu kon ik misschien wat slapen, ik
was zoo moe....
Ik heb nu drie weken gelegen en vandaag
mag ik even zitten op den rand van het bed
Flauw dat ik niet loopen mag, ik ben weer
heelemaal beter en zoo sterk als een paard,
's Morgens wasch ik me al heelemaal alleen
en ik kan rechtop zitten, ik hoef niet eens
tegen de kussens te leunen. Als ik straks zit.
zal ik de zuster eens verrassen en plotseling
i opstaan!
Gelukkig, 't was al bijna elf uur. ze zou wel
dadelijk komen Ja hoor! Ik hoorde haar stap
al! Nu ging ze eerst even bouillon brengen bij
den ouden heer aan den overkant, die zoo
vreeselijk lastig is en alles over z'n bed gooit,
als de zusters niet gauw genoeg komen. Giste
ren had hij een heele beker chocolade om
gegooid omdat hy er beschuit bij wilde heb
ben en dat mocht niet.
Ha! Daar kwam ze aan. Dokter heeft ge
zegd dat ik echt kousen en pantoffels aan
mag hebben. Nog voor zuster binnen was had
ik de dekens al weggeduwd en stak een sterk
vermagerd been buiten dek. 't Zag er zoo wit
en slap uit. net of het heelemaal niet van
mij was. Zuster schoot in een lach „maai
mevrouw toch! Als het nu de dokter eens was
geweest?"
„Of ik dat niet hoor aan de stap! Zeg zus
ter, ik mag best een beetje loopen hè?"
Zuster lachte alweer. „Als u het kunt, dan
mag het hoor! Ik vind het best!"
„Wat een schat bent u!"
Ze lachte maar en trok me een kous aan.
Wat een gek gevoel! 't Leek wel een pantser
zoo nauw en warm was dat opeens. Zoo, nu
kwamen de pantoffels aan de beurt. Druk
kend was dat! Wat ontwent dat toch gauw!
Een tweede zuster kwam binnen. Waarvoor?
.-Leg jij je arm even achter mevrouw's rug,
dan neem ik de beenen". Belachelijk! Dat
kon ik best zelf! Intusschen hadden ze me
opgericht en m'n beenen bungelden slap naar
beneden. Goeie genade! Wat was dat opeens?
Alles danste om me heen en ik kreeg een wee
gevoel in m'n maag en het suisde in m'n
hoofd. Wat was dat?
„Nu mevrouw? Gaan we wandelen?" lachte
zuster. Nu moest ik toch zelf ook even lachen.
Loopen! Met die griezelige slappe dingen, die
eens m'n beenen waren! Dat zou nog wel een
poos duren! Dat merkte ik nu zelf wel.
„Wel, wel! En hoe bevalt het onze patiente?"
Dokter stond glimlachend in de deur. Eer
beetje komisch keek ik hem aan. Hoe had il
niet gedwongen als een klein kind, om op te
mogen staan; naar huis wilde ik, ik was im
mers heelemaal beter en sterk! En daar za*
ik nu als een hoop ellende!
„Eventjes moet mevrouw staan, zuster. He'
is vandaag Woensdag en ik wilde haar vol
gende week Zaterdag raar huis laten gaan"
„Naar huis?" lachte ik ongeloovig. „Hoe kar
dat nou? Ik kan niet eens zitten! En hoe moe
ik dan loopen?"
,.Er is nog wel een andere manier om thui
te komen, dan speciaal loopend. zou ik zegger
U bent hier zoo'n beetje onze wonder-patient
en die zal ik samen met Moeder zelf thu?
brengen, om te kijken dat ze onderweg gee"
gekke dingen doet. Maar zet nu die voete
eens op den grond. Sla maar een arm om zus-
ter's hals. Ja! Nu even staan! Nee heusch niet
er breekt niets".
Hebt. u wel eens een sla penden voet gehad"
En hebt u daar op moeten staan? Dan heef
u een klein idee van het gevoel dat ik kree?
Het was alsof m'n voeten abnormaal diV
waren, als ronde kussens en het stak en prik
te daarin zonder ophouden, terwijl m'n bee
nen ieder oogenblik schenen te zullen bre
ken.
„Nu mag mevrouw even daar in dien groo-
ten stoel ziften, zuster". Een leunstoel stond
aezellig bij het raam en daarin werd ik ge
dragen. Een bankje kwam onder m'n voeter
en een plaid werd over me heen gedekt.
Wat zag het er buiten vreemd uit! Vroeger
had ik er nooit zoo opgelet dat alles zoo frisch
en levendig is; dat slagersjongens zulke ge
zellige heldere witte jasies aan hebben; dat
dienstmeisjes zoo smakelijk zijn in hun blau
we katoentjes ;dat pas gedweilde stoepen zoo
mooi blauw zijn; dat de lucht zoo stralend is:
en d'at het leven zoo opwindend en mooi is
Tien minuutjes mocht ik daar zitten en het
leek zoo kort. Maar toen er vijf minuten om
waren keek ik verstolen op m'n horloge en
wierp een blik op het bed, dat lekker ge
schud was, voor het eerst na al die weker
en waar kraakschoone lakens met de vouwer
er in verleidelijk over heen gesnreid werden
Lekker, straks in dat frissche bed!
Wat duurde het lang, voor ze die dekens e-
eoed op hadden! Wat nu nog? Oh, een warm
waterzak voor m'n eeuwig koude voeten. Nu
waren ze anders niet koud. ze tintelden van
belang!
„Zuster!"
„Ja mevrouw?" Schalks lachte ze. „Fijn
voor het raam hè?"
„Ja, maar ik krijg het zoo warm en ik word
zoo moe. Kijk eens, m'n handen zijn heele
maal vochtig!"
„Dan gaan we maar lekker weer naar bed.
mevrouw! Kijk eens, daar komt zuster Jo al
aan! Net op tijd hè? 't Valt niet erg mee zoo'n
eerste keer, maar morgen gaat het alweer wat
beter!"
„Moet ik er morgen dan weer uit?"
„Natuurlijk! En dan loopen we al een stap
je! En iederen dag een beetje meer, tot u zoo
sterk bent als Hercules! Zoo, legt u nu maar
uw armen om ons heen. Een tweedaar zit
u weer in uw bed. Wat een weelde hè? Drinkt
u maar lekker uw bouillon op, dat geeft kracht
voor morgen!"
„Ja, maar loopen kan ik niet hoor zuster!
Ik kan niet rechtop staan, dan scheurt de
wond open".
„Nee maar, nu moet ik toch heusch om u
lachen! Die zit wel goed dicht hoor! U kunt
gerust rechtop staan, maar de meeste patiën
ten zijn daar een beetje bang voor. Drinkt u
uw bouillon nu even! En dan maar even
oogen dicht hoor!"
's Avonds vertelde ik aan m'n bezoek vol
trots dat ik al op was geweest, en daar, in
dien stoel, had ik al gezeten en Zaterdag over
een week ging ik naar huis. Heusch, de dok
ter had het zelf gezegd. Maar in het geheim
zag ik op tegen morgen, wanneer ik weer uit
m'n behagelijke bed zou moeten en staan op
prikkebeenen en misschien zelfs gedwongen
zou worden om te loopen
„Moet u nu niet eens even in den spiegel
zien. hoe u er uit ziet? Zoo voor het eerst weer
heelemaal aangekleed? Ik ken u haast niet
meer terug!"
Met voorzichtige stapjes liep ik naar den
spiegel en keek belangstellend naar het
vreemde meisje dat daar stond. Een jurk hing
wijd over een mager geworden lichaam. Los
bijeen genomen haren hingen laag over de
ooren. Groote oogen keken te erg glanzend
uit diepe kassen. Ja. ik was het wel. Een
beetje anders en een beetje ongewoon, maar
ik scheen het toch te zijn. Ik knikte eens naar
mezelf en het doorschijnende beeld knikte
terug. „Zoo magere juffrouw", zei ik tegen
het spiegelbeeld, „nu zul je weer normaal
moeten worden en met dat ziekenhuisje spelen
is het nu uit. Straks komt de auto en dan ga
je weer naar huis en dan hoef je niet gek
te doen en te gaan huilen, want je bent nu
niet ziek meer en gezonde menschen huilen
niet. Nou, daar heb je het nu al, dacht ik het
niet? Daar huilt ze al!" De zuster had zoo
iets blijkbaar al verwacht, want ze stak me 1
een zakdoek toe. „Kijk eens, mevrouw, een
zakdoek heb ik u geloof ik nog niet gegevgjj?"
en meteen dook ze weer in de kast om nog
wat goed in den koffer te pakken.
„Oh, wat een schattig hoedje! Zoo'n hoedje
heb ik ook al zoo lang willen hebben. Maar
als je gewend bent aan de kap, dan is het net
of je aan die luchtige dingetjes niet kunt
wennen! Hoor ik daar niet een auto? Ik zal
eens even kijken. Ja hoor. dat is de auto van
dokter en uw moeder stapt ook al uit! Nu
maar gauw den hoed op en den mantel aan,
dan bent u al kant en klaar. Wat zullen ze
verbaasd zijn!"
Voor ik het wist, was ik in de lift naar be
neden gebracht. In een roes drukte ik handen
en stamelde dankwoorden en toen reed de
auto al weg. Moeder zat naast me met een
kleur van opwinding en een hand kneep de
mijne een beetje zenuwachtig. „We gaan naar
huis kind! Naar huis!"
„Ja, Moeder, ik weet het".
„Sst", zei dokter. „Stil daarachter hoor! Ik
wil m'n autokussens niet bedorven hebben
met tranen! Denk erom Jan, hier is de weg
slecht, voorzichtig rijden".
Nog een hoek om, nu nog maar een paar
huizen. Ja, daar was de bekende deur. Hij
vloog al open en Jans stond lachend te wui
ven. „Waar zijn m'n jongens?"
„Ja ja, niet alles tegelijk! Als je eerst rus
tig geïnstalleerd bent, mogen ze je even goe
dendag zeggen. Kalmpjes aan, juffrouw onge
duld! Wil je nu wel eens even wachten, tot
we je helpen. Daar springt ze me waarempel
haast de auto uit!"
„Ja Jans, breng den koffer maar naar bin
nen. Is de kamer goed warm?"
Nu kwam ik dan toch weer thuis. Daar was
het portaal weer en de kapstok en de pul
stond nog net zoo op het tafeltje en natuur
lijk lagen daar weer kinderhandschoenen te
zwerven. Jans keek hoofdschuddend toe hoe
ik veel te snel naar haar zin aan kwam loo
pen. Ik stak haar een hand toe, „dag Jans?"
„Dag mevrouw, welkom thuis. Maar doet u
nou toch kalm an" en ze keek verwijtend naar
den dokter die me aan den arm van Moeder
maar alleen liet loopen. Goed gemeend maar
onhandig legde ze een arm om m'n middel
om me te steunen. „Laat maar Jans, ik kan
best hoor! Ik ben nu toch weer beter!"
Twijfelachtig keek ze me aan alsof ze
zeggen wou „beter! Met zoo'n gezicht!" maar
ze slikte de opmerking in een deed feestelijk de
kamerdeur open.
Stokstijf bleef ik staan, onthutst door die
weelde van bloemen. Geen plaatsje was on
bezet! „Zie je wel kind, dat er toch wel veel
menschen zijn, die blij zijn, dat je terug
bent?"
De tranen waren nu niet meer te comman-
deeren en rolden onophoudelijk langs m'n
wangen, terwijl ik zachtjes naar den divan
werd geleid.
„Zoo en nu zullen we de pols eens voelen en
eens kijken hoe onze patiënte de reis er af
heeft gebracht".
„Dokter, ik weet niet hoe ik u danken
moet
„Wat een onzin! Die pols is zoo sterk als
van een paard, maar we zullen toch maar een
beetje gaan rusten. Maar eerst moet ze die
twee wildebrasssn even zien. En wat ruik ik
daar, koffie?graag hoor"
Daar kwam Jans al aan met het blad en
achter haar slopen twee kleine gedaanten,
om met een jubelkreet op de divan af te stor
men.
„Hé hé hé! Kleine vandalen! Kalm aan
met je moeder!"
„Och dokter! Ik ben nu toch weer beter!
Dat hebt u zelf gezegd!"
„Nou jabeterBeter en beter is
twee. Denk nu maar niet dat u meteen een
foxtrott kunt dansen! U moet heel rustig en
kalm blijven, anders brengen we u weer terug
naar kamer zestien!"
Ik lachte maar eens en sloeg m'n armen
om twee blonde kinderkopjes.
Ik was weer thuis!
HELEN.
STUDIO SNUFJES.
Ook Adolphe Men jou zal een rol vervullen
In de Warner Bros Musical „Golddiggers van
1935" welke thans in productie is. Een nieuwe
ster, Elinor Troy, speelt er eveneens in.
Warner Bros kochten de filmrechten van
„The Sacred Flame" een van de goede novel
len van den schrijver W. Somerset Maugham
en bestemmen de hoofdrollen voor Warren
William en Claudette Colbert.
In de film .Sweet Music", die door Al Green
zal worden geregisseerd zal als tegenspeelster
van Rudy Vallee optreden Helen Morgan.
Naar wij uit Hollywood vernemen zal Para
mount in October met de opnemingen van
een nieuwe Dietrichfilm beginnen. In deze
film, die „Caprice Espagnol" heet, zal Mar
iene in een geheel nieuwe stijl voor het pu
bliek treden.
Max Baer zal binnenkort weer op het witte
doek verschijnen, en ditmaal niet als bokser,
maar als acteur. Hij zal de hoofdrol in „Kids
on the Cuff" spelen, een Paramount-film, ge
baseerd op gebeurtenissen uit Baer's leven.
Een herinnering aan Edison. Te West-
Orange in de Ver. Staten v. N. Amerika wordt
een 120 meter hooge obelisk opgericht, die als
symbool van de uitvinding van het electrisch
licht, gekroond zal worden door een lichten
den bol.