Pontonbruggen voor het verkeer naar Schiphol. HIJ OF ZIJ? Ten behoeve van een goede verkeersregeling in verband met de „Uiver-huldiging" op Schiphol, zal over de Ringvaart bij Sloten een pontonbrug worden geslagen door de pontonniers uit Dordrecht, welke brug thans te Dordrecht in gereedheid wordt gebracht Prof. dr H. Burger, hoogleeraar aan de universiteit te Amsterdam, is 70 jaar ge worden De minister van Defensie, nr. dr L. N Deckers aan boord van de K 18 even voor het vertrek uit den Helder Rechts met deukhoed prof. Vening Meinesz De nieuwe spoorbrug bij Zwolle is m het tijdsbestek van zeven maanden geheel gebouwd en zal waarschijnlijk in Januari van het volgend jaar in gebruik worden genomen De Hertogin van York die Dinsdag een concert ten bate van de federatie van arbeidende meisjes te Dorchester bijwoonde, kreeg bij haar aankomst aan de concertzaal een bouquet fraaie bloemen De Italiaansche voetbal lers brachten tijdens hun verblijf in Engeland een bezoek aan de cenotaaf te Londen, waar zij een krans neerlegden De haven der staatsmijnen te Stein is thans geheel voltooid, Op den achter grond de werkzaamheden voor den bouw van den tip voor het overladen der kolen De Belgische kabinetscrisis. Reporters en fotografen omzwermen de verschillende autoriteiten die het regeeringspaleis te Brussel betreden. De staatsman Hymans wordt door de fotografen .onder vuur" genomen FEUILLETON door BERTA RÜCK. 2) Simpson trok zijn bovenlip omlaag. „Mijn oogen zijn veel verbeterd den laatsten tijd. meneer", zei hij toen. „De jonge man is met den trein van half tien gekomen, zooals afge sproken was „Goed!" zei Wellalone, wiens gedachten al weer heelemaal bij zijn boek waren. Als hij nu maar eindelijk weer aan zijn werk kon gaan. Kon hij zich maar van alles afmaken, zoolang hij met zijn boek bezig was; alles wat de two- seater, den nieuwen chauffeur en de vrouw betrof, aan wien hij zoo even geschreven had en verder alles, alles. „Ik zal hem morgen ochtend wel zien die Smith. Jullie hebben toch gezorgd, dat zijn kamer in orde is, niet waar? Zorg, dat hij wat te eten krijgt en wijs hem dan, waar hij slaapt Simpson bleef echter staan. „U zei laatst, dat u hem bij aankomst zien wilde." „Goed, goed. Stuur hem dan maar even naar me toe!" zei Wellalone, ongeduldig. Hij wou den nieuwen chauffeur en de kleine two- seater en de bijzonder mooie vrouw, die het steeds zoo wist te regelen, dat zij elkaar voort durend ontmoetten, liefst zoo gauw mogelijk uit zijn gedachten trachten te bannen. Hij zou van haar gezelschap genoten hebben, dat wist hijmaar het was beter, dat hij den chauffeur er met haar op uit stuurde gedurende de maand, dat zij in de buurt logeerde. Na enkele oogenblikken verscheen de chauf feur. Het was een nette jongen, zoo recht als een kaars en met vierkante schouders. Zijn don ker pak had een goeden snit. Hij hield zijn pet in de hand. Met de grootste kalmte en zonder eenige onbeholpenheid te toonen, stak hij de kamer door, totdat hij bij het bureau ministre stond. „Zoo, Smith, ben jij daar?" zei Wellalone op vriendelijken toon. „Goeden avond, meneer", zei de jonge man (Guelda Rhos, zooals wij weten). „Simpson heeft je zeker wel alles gezegd be treffende je werk en je loon, is het niet?" „Ja, meneer." Wellalone voelde zich tot den jongen aange trokken, evenals Simpson dat geweest was. Hij was beleefd, zonder al te onderdanig te zijn, en keek je recht aan. Zijn stem was zacht en gedempt, en hij had een Londensch accent. „Je komt uit Londen?" „Ja, meneer, ik ben geboren in de buurt van de Marmeren Poort," (Guelda Rhos was inderdaad in Londen geboren, en wel in Park Lane House). „Zoo. Je ziet er nog wel erg jong uit." „Ik ben negentien geweest, meneer." „O, dus je bent niet in den oorlog geweest?" „Neen, meneer, maar ik had wel al een rij bewijs. Dat gaven ze toen immers vroeger dan nu." „In orde," zei Wellalone. Hij voegde er nog een paar woorden bij over de nieuwe auto en het loon (twee pond tien shilling in de week) en eindigde met te zeggen; „En ga nu maar beneden wat eten „Ik heb. voor ik wegging, al avondeten ge had," antwoordde de jongen. „Goed, laten ze je dan maar gauw wijzen, waar je slaapt. Je hebt twee kamertjes boven de garage. Ze zullen wel gezorgd hebben, dat alles in orde is. Het is in ieder geval maar voor een maand. Nacht, Smith." „Nacht, meneer." De jonge man keek hem nog even aan, toen liep hij naar de deur. „Wacht even. Is Simpson daar?" Simpson kwam te voorschijn. „Simpson" hij maakte onder de hand de enveloppe dicht en adresseerde het briefje „laat iemand dat morgenochtend naar Lady Day brengen. Ze behoeven niet op antwoord te wachten. Smith moet zorgen, dat hij er om kwart voor vieren is met de auto." Simpson en Smith verdwenen. Ralph Wellalone haalde zijn pijp te voor schijn en stopte die. Een oogenblik zat hij voor zich uit te staren, toen haalde hij een lade open en nam er zijn werk uit. Hij las de laat ste bladzijde nog eens door en begon toen aan een nieuwe bladzijde, na die vooruit genum merd te hebben. Daarop schreef hij: „De lynx scheen met de hem aangeboren slimheid al opgemerkt te hebben, dat er iets ongewoons was aan de verschijning." Hij legde zijn pen neer en staarde van het groote rood-gelakte scherm, waar een tijger vel overheen hing, naar een laag bankje, dat er bij stond, maar hij zag noch het een noch het ander. Terwijl hij bezig was te beschrijven, hoe hij den lynx beslopen had, vroeg hij zich op eens af: „Was er niet iets vreemds aan dien jongen, iets ongewoons? Neen, hij leek heel fatsoenlijk. Waren het zijn oogen misschien? Neen. dat kan ook niet. Daarvoor keek hij mij te open aan. Het moet in orde zijn." Wellalone ging weer verder met zijn be schrijving van den lynx en trachtte de gedach te. die na enkele oogenblikken opnieuw bij hem boven kwam, van zich af te zetten: „Maar wat deed me dan toch denken, dat er iets onge woons was bij dien Smith?" Smith (zooals we nu in het vervolg mejonk- vrouwe Guelda Rhos zullen noemen) bevond zich op dat oogenblik alleen in de nette, kleine, van electrisch licht voorziene slaapkamer boven de garage, die een eindje van het huis afstond. Hij draaide den sleutel om en deed den knip er op. Toen liep hij naar de ramen toe. Het waren twee hooge ramen met in lood gevatte ruiten en gordijnen van gekleurd cretonne. Hij keek eens tusschen de gordijnen door. Het eene raam keek op een weiland uit, met in de verte een meer, het andere had het uitzicht op een boschje, dat donker afstak tegen de staalblauwe lucht. Van het huis af kon men de garage niet zien. Toch trok de jongen de gordijnen flink over elkaar. De ramen liet hij open staan. Hij fronste even de wenkbrauwen, omdat er geen luiken of jaloeziën voor de ramen waren. De rest van de inrichting viel hem erg mee. Het vertrek was wit geschilderd, waarschijnlijk in kort, de verf leek nieuw, het beddekïeedje was ook nieuw; op de waschtafel stond een net gebloemd garnituur. Er was ook een zit bad. (In Simpsons jeugd waren de slaapkamers voor de bedienden lang niet zoo grootscheeps ingericht geweest. Toen zouden ze hun oogen uitgekeken hebben, als ze twee zulke keurige kamers ten gebruike gekregen hadden). Smith voelde eens, hoe het bed was; een springveeren matras, nette dekens, helder linnengoed en zachte, goed gevulde kussens. Het viel hem niet tegen. Met een zucht van voldoening begon hij zijn jas los te knoopen en aanstalten te maken, om naar bed te gaan. Toen de jas tegen de deur hing, zag je, dat ze flink opgevuld was in de schouders en het boveneind van de mouwen. De normale lijn van de schouders van „den jongen man" bleek niet recht te zijn, maar afioopend, hoewel hij nog een stevige jongen leek zoo in zijn over hemd. Toen hij ook dat uittrok, was de rest van zijn ondergoed in scherpe tegenstelling met zijn uniform. Het was ondergoed, zooals ieder meisje het tegenwoordig draagt., en het was geborduurd met een mooie groote G; de voor letter van den naam van mejonkvrouwe Guel da Rhos. HOOFDSTUK II. Een meisje „met een tikje" van een jongen. Ze begon nu haar bagage na te zien. Die bagage bestond uit twee handkoffers, vrij groot, niet duur en splinternieuw. Beide koffers droegen den naam „J. A. Smith". Ze probeerde den sleutel van den eenen koffer en borg dien daarop weer weg. Daarop opende zij den anderen koffer. Het eerste, wat ze er uithaalde, was een wit en geel gestreepte pyjama. Het was een hee- ren-pyjama, veel gedragen en wat verschoten. Het was een van de pyjama's van haar broer Reggie, die deze had achtergelaten, toen hij weer naar zijn regiment in Engelsch-Indië terug was gekeerd. Mouwen en broekspijpen waren haar een goed stuk te lang, en ze sloeg ze dus een eindje om. Het tweede ding, dat zij uitpakte, was ook van Reggie geweest indertijd. Een scheerspiegel! Het frissche blozende gelaat van Reggie's zuster keek vroolijk in het spiegeltje, toen zij het ophing aan een spijker tusschen de ramen. Zij gaf den indruk van bijzonder handig te zijn en in haar bewegen had zij inderdaad meer van een jongen dan van een meisje. Haar tred was licht, maar gedecideerd. Hoe zou het komen, dat zoo dikwijls een meisje toch ook iets van een jongen heeft? Zou het wezen, omdat ze sommige eigenschappen van haar vader geërfd heeft? Guelda Rhos had het sterk in zich. Zij had het flinke, gezonde, krachtige gestel van haar broers, en werktuigkunde had haar altijd bij zonder aangetrokken. Ze had verbazend veel slag om een hamer, nijptang of schroeven draaier te hanteeren. Haar smaak voor ver schillende dingen was meer die van een jon gen dan van een meisje. Haar uiterlijk zelfs deed aan een jongen denken. Lachend liep ze een paar stappen achter uit en bekeek zich nog eens in den scheer spiegel. Ja, ze was precies een jongen. Lang voordat het oogenblik daar was, dat ze haar haar op moest steken, had ze het al af laten knippen en het bobbed gedragen; nu had ze het alleen van achteren en op zijde wat bij laten knippen. Er viel een mooie slag in, zooals de jongens dien zoo graag hebben. Haar oogen waven die van haar broer Reggie, maar ze stonden iets verder uit elkaar dan bij hem, en haar haar was bruin in plaats van blond. Verder leek ze sprekend op hem. I (Wordt vervolgd.);

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 9