Amsterdam bejubelt de Uiver ^bemanning Grootsche zegetocht door de hoofdstad. Geheele stad in feeststemming, HAARLEM'S DAGBLAD BULLETIN De tocht van de bemanning van de Uiver door Amsterdam is een ware triomftocht ge worden. Het begon reeds toen de vier leden van de Uiverploeg na de korte huldiging op Schip hol in een open, fraai met bloemen versier de auto plaatsnamen en een eereronde maak ten over het terrein, vlak langs de tribunes onder de ovaties van de enthousiaste menigte. Hierna ging de stoet via Bovenkerke over een ponton over de Schinkel en Amstelveen naar Amsterdam. De stoet werd gevormd door den triomf-wagen van de Uiverbeman- ning aan den kop en daarachter een lange rij auto's met genoodigden. In de dorpen al ston den talloozen langs den weg en voor de ra men van hun woningen om hun hulde te brengen. Maar in Amsterdam, op het Stadionplein begon het pas goed. Duizenden en duizenden ja tienduizenden hadden zich langs de straten geschaard, waar de stoet moest passeeren. Voor alle ramen, tot aan de dakvensters toe, verdrongen zich de kijkers; van balconnetjes die in dat gedeelte van Amsterdam als kwis tig tegen de gevels gestrooid lijken, werden serpentines naar beneden geworpen op de auto van Parmentier en de zijnen, die lachend en groetend al de huldebetuigingen beant woordden. Waar maar mogelijk was had men de vlag gen uitgestoken en de huizen hier en daar versierd met dundoeken en papieren vlagge tjes. Het gejuich zwol aan tot een orkaan, die langs de straten rolde, tegen de huizen weer kaatste en meegolfde met den stoet, door de stad, langs den Amstel, over de Wetering schans, tot op het Museumplein toe. De rijen toeschouwers verdubbelden en het Museum plein was één deinende menschen zee. Eén juichende, jubelende menschenzee! Een laaiend enthousiasme! op verscheidene punten van de route moes ten de auto's halt houden om gelegenheid te geven aan deputaties om de bemanning toe- te spreken en stoffelijke blijken van hun groote belangstelling, hun medeleven en hun dankbaarheid met en voor de prestatie van de Uiver en de K i. M.-piloten te overhan digen. Er was vrijwel geen doorkomen aan, want vooral in de nquwe binnenstad ofschoon de engste buurten zooveel mogelijk gemeden wa ren hadden de toeschouwers slechts de hoogst noodzakelijken rijweg vrijgemaakt. De politie had dan ook handenvol en zij kweet zich naar behooren van hara taak, wat zeker lof verdient, gezien de telkens sterk opdrin gende menschenmaassa, die in haar opgewon denheid zich nu niet zoo maar aan de ver keersregels hield. Eén auto zagen we, die het publiek wilde vermijden, en daarom een kleine zijsprong moest maken, waarbij een verkeersbord werd gekraakt! En hoeveel fietsen niet door een auto uit den stoet wer den gegrepen is niet op te geven. Allemaal, omdat men zich de gelegenheid niet wilde late nontnemen Parmentier, Moll, Prins en Van Bruggen van zéér nabij te aanschouwen. Dat dit laatstee, ondanks de invallende duis ternis het liep tegen half zes zeer goed mogelijk was, was te danken aan de vier lampjes, die in de auto van de bemanning waren bevestigd, zoodat alle vier als door schijnwerpers verlicht waren. Een ware zegetocht was het. Vooral op het laatste gedeelte van de route, toen men het eindpunt naderde, het Museumplein, waar gen kinderkoor een speciaal door Röntgen ge- componeerd lied gezongen heeft, was het een ononderbroken gejuich en gejubel. Indrukken uit de binnenstad. In de binnenstad was 't reeds lang van te voren rumoerig. Gespannen wachtte men langs de geheele route die de Uiver-beman- ning zou nemen, de komst van 't beroemde viertal af. Zelfs tot op de daken stonden de menschen soms en bekeken van hun hoog standpunt het gewiemel zoo ver beneden zich. Trams, vol gepakt met hen die van Schip hol kwamen, baanden zich met moeite een weg door de versperringen, die de honderden hun in den weg legden. Autobussen wrongen zich door de breede en nauwe stratenvan de hoofdstad en overal waren glundere, verheugde, trotsche gezichten te zien en de jongens op straat riepen weer: „Uiver, Parmentier, Moll", en alle andere na men, die maar eenigszins in verband met de Uiver en de Melbourne-race waren te bren gen. In de etalages waren alom Uiver-uitstallin gen, iedereen maakte reclame met de zegen rijke afloop van de roemvolle, Nederlandsche prestatie. 1 Amsterdam was bezeten van nog meer Uiver- enthousiasme, dan men wel verwacht zou heben. Ja, bijna zouden wij willen beweren, dat New York het de Nederlandsche hoofd stad niet zou kunnen verbeteren. En New York kan het! Men herinnere zich slechts de oce aan vluchten. En voelt u nog die geheimzinnige trilling die door de geheele wereld ging, toen Lindbergh de oceaanvlucht had volbracht? En als er ooit iemand is geëerd was 't Lindbergh, toen hij weer in New York kwam! Van dezen geest en sfeer had Amsterdam ook iets, toen men de Uiver-menschen toeriep. Museumplein! Feestplein! Daar concentreerde zich de huldiging der stad, voordat de vier naar 't Carlton hotel zouden gaan. Wat moeten zij wel hebben gedacht, toen zij in hun eigen hoofdstad zoo feestelijk wer den ingehaald?' Dat laat zich onmogelijk be schrijven, want dat kan men alleen beseffen, wanneer men 't heeft ondervonden, zelf be leefd. Museumplein! Feestplein! Maar Carlton wachtte Op het Carlton balkon. Voor het Carlton hotel was het reeds lang van tevoren een zeer groote drukte. De me nigte zwol aan en toen Parmentier en de zijnen de met gele bloemen versierde auto voorreden, steeg er uit de compacte massa een gejuich op, dat nauwelijks werd onder broken. De vliegers stapten uit en moesten eerst, of ze wilden of niet, gefilmd worden, Verscheidene schijnwerpers waren opgesteld voor dit doel, zoodat de operateurs van de filmjournalen hun doel op de vereischte wijze verlicht zagen. Het gejuich hield aan cn be reikte het toppunt toen de wakkere beman ning van de Uiver op het balkon verscheen. Dit was fraai versierd door de nationale drie kleur en oranjelint en fel beschenen met schijnwerpers. Daar stonden zij, Parmentier, Mol, Prins en van Bruggen met hun vrouwen en verloofde. De belangstellenden waren zoo enthousiast, dat ze, toen de bemanning de kamer weer was Een kijkje langs het vliegveld op Schiphol, waar in den loop van den ochtend de duizenden toeschouwers zich van een goed plaatsje verzekerden. binnengetreden, hen ongmaals wilden zien. En weer kwamen ze de wakkere kerels van de Douglas. En toen ze d^n voor de tweede keer naar binnen gegaan, toen zakte het scherm, en was de huldiging althans van de belang stellenden buiten afgeloopen. „Iedere K.L.M.-piloot had dit kunnen doen", zei Parmentier. Na de landing en de huldiging op het overvolle Schiphol. (Van een onzer redacteuren.) Zie zoo. Het is achter den rug. De Uiver is er en we weten het nu allemaal. Schiphol heeft feest gehad en de menschen hebben ge schreeuwd. Het was kort maar krachtig. De Uiver taxiede zooals afgesproken was een keer in de rondte en dat deel der tribunes waar de Uiver juist passeerde, was in opstandige beroering. Dan konden de andere gedeelten der menschenzee weinig zien en daar bleef het tot een enkele enthousiaste kreet. Dat was het beeld, ongeveer tien minuten na de aankomst. Het kon ook moeilijk anders, want er waren te veel menschen. En men kon toch onmogelijk allen in een kleine ruimte persenZoo geviel het dat hon derden maar moesten gelooven dat de Uiver ergens werd toegejuicht, hetgeen zij konden begrijpen uit lawaai van een halven kilometer afstand en nog verder weg. Indrukwekkend was het toch, ondanks de groote uitgestrektheid, waarop de huldiging moest geschieden. Nu het is gebeurd, nu we zekerheid hebben dat de Uiver thuis is, nu lijken vele dingen zoo geheel anders, dan dat men midden in de enthousiaste afwachting is, terwijl de onzekerheid beklemmend werkt. Het was zoo eenvoudig, die aankomst Twee keer cirkelen, landen, een keer taxiën in de rondte, hoera-geroep, vlaggengezwaai, uitroepen als „Lang zullen ze leven!" en „Parmentier, Moll, Van Bruggen, Prins", terwijl stil naast het podium de verwanten stonden en de bemanning toelachten. De pilo ten staken hun arm omhoog; het was een speciale groet voor hen, die hun het liefste waren. Het was duidelijk: in die ééne seconde zagen zij geen ministers en andere officieele persoonlijkheden, in dat eene oogenblik be stond er voor hen geen podium, geen Schip hol, geen menschen. Maar dat oogenblik van gelukzaligheid heeft niet lang geduurd, want gauw kwamen de filmmenschen, nauwelijks stond de Uiver stil en nam de bemanning af scheid van de passagiers, of de toestellen ra telden reeds. De militaire kapel speelde het Wilhelmus, over het stille veld golfden de maten weg. die de eenheid symboliseeren van onze eerbied voor de Nederlandsche prestatie. Het podium werd het middelpunt der be langstelling, de Uiver stond er onbewogen naast. En hier was het dat Parmentier, nadat verschillende sprekers de bemanning hadden gelukgewenscht, mede namens zijn tochtge- nooten, het woord nam. Hij dankte getroffen voor de ontvangst; hij betuigde zijn erkentelijkheid aan de Koningin voor haar vertegenwoordiging ern aan alle aanwezigen op het vliegveld. De geheele vlucht van Melbourne naar Nederland was een zegetocht. En hij spreekt uit naam van de geheele bemanning, als hij zegt nog nooit zoo veel hartelijkheid te hebben ondervonden. ,Wij zijn ons niet bewust, waar wij dat alles aan te danken hebben," zei Parmentier. Het geweldige enthousiasme van de menschen is een nieuw bewijs voor de eenheid van het volk. Parmentier meende, dat de K. L. M. de toekomst met vertrouwen tegemoet kan zien. Het is een voorrecht, dat wij uitgekozen zijn, want alle anderen van de K.L.M. hadden het zelfde kunnen doen. Niet alleen aan de Uiver- bemanning, maar aan alle medewerkers van de K.L.M. komt dank toe. Hij hoopt, dat de vlucht heeft beantwoord aan de verwachtingen, die men er aan gesteld heeft en dat het ge- wenschte resultaat bereikt is. Nog drie sprekers, die de Uiverbemanning huldigden. Van de redevoeringen welke hedenmiddag bij de huldiging van de Uiverbemanning ge neraal Snijders, ir. J. F. de Vogel en ir. A. Wurfbain hebben gehouden, vermelden wij nog: Generaal b. d. C. J. Snijders, sprak als volgt: Ik stem van ganscher harte in met de vele welgemeende woorden van warme hulde en oprechten dank, welke u op uwen triomf tocht, alom en tot hier in zijn eindpunt, wer den toegesproken. Ik zal ze niet herhalen. Ik wil u liever zeggen hoe ik de „Uiver"- vlucht zie in het kader van ons nationaal leven. En ik wil het uitspreken, dat ik uwe terecht zoo hoog geroemde daad beschouw als de schitterende bekroning van een grootsch opbouwend werk, door het Nederlandsche volk onder leiding en medewerking zijner beste ionen verricht. Op den achtergrond van dit alles 2ie ik het Nederlandsche Volk, dat altijd bereid om moed en energie, durf en ondernemingsgeest te waardeeren, van den aanvang af de Neder landsche luchtvaart met belangstelling en sympathie is tegemoet getreden, welke ge voelens gaandeweg zijn gegroeid tot een in nig medeleven en krachtigen zedelijken en daadwerkelijken steun. Ir. J. F. de Vogel sprak over de vredestaak der luchtvaart. Vervolgens was het de voorzitter van de Ko ninklijke Nederlandsche Vereeniglng voor de Luchtvaart, ir. J. F. de Vogel, die de beman ning toespreekt: „Het is niet denkbaar, dat aan de Kon. Ned. Ver. voor Luchtvaart in wier naam ik hier spreek, evenals in die van het Comité Vlieg tocht Nederland—Indië en van de acht groote organisaties op Luchtvaartgebied hier te lan de, een grooter voorrecht te beurt valt, dan uiting te geven aan haar bewondering, en thousiasme, dankbaarheid aan de vier man nen, die in ons midden zijn teruggekeerd. Hun verrichting, steunende op de organi satie, waartoe zij behooren, gaat verre uit bo ven de wereld van ijzer en staal, van alle ma- terieele hulpmiddelen, waarvan zij hebben ge bruik gemaakt en waarheen op zich zelf de zelfde gevoelens, die ik zoo juist als mij thans bezielende heb aangeduid, in vollen omvang uitgaan. Wij mogen verwachten, dat wij het nog zullen aanschouwen, dat in den glans van de stralen van de zon tusschen haar opgang en haar ondergang de verschillende deelen van Groot Nederland onderling bereikbaar zijn. Wat baat dit alles, zegt de wankelmoedige, zoo de menschheid vijandelijk en verdeeld blijft, zoo overal scheidsmuren bestaan en worden opgeworpen, zoo het niet verstaan en waardeeren van elkanders behoeften en in zichten steeds dieper ingrijpt? Maar moeten wij dan in deze verfoeielijk- heid berusten? Is strijden daartegen niet dat gene wat ons geslacht zich als een heerlijk doel moet stellen? En is er beter middel daar voor denkbaar dan menschen bij elkander brengen. Dat de luchtvaart afstanden kan breken en opheffen, staat na de daad van deze vier mannen ons als een stralend feit voor oogen. Zij hebben zich hiervoor gegeven met al hun kracht, hun kunnen, hun durven, hun doorzetting. En het werk van hun hoofden en handen is geworden tot een bezieling van ons allen, tot de erkenning dat in dezen tijd van mislukkingen, teleurstellingen, nood en leed, toch groote dingen mogelijk zijn, die in zich dragen het vertrouwen op een betere toe komst. Ir. A. Wurfbain dankte de beman ning namens de K.L.M, Kort en krachtig was de toespraak van ir. A. Wurfbain, voorzitter van den Raad van Be heer van de K.L.M.; Bij alle welverdiende hulde, die U aan gene en deze zijde van de evenaar gebracht is voor Met welke gevoelens ik dit toe behoef ik niet met vele woorden aan te duiden. De wijze, waarop u uw groote taak volbracht heeft strekt u tot eer, de K.L.M. tot heil en het vaderland tot roem. Het hart van elk vaderlander heeft getrild bij het meeleven van uw onvergetelijke daad en die gevoelens zullen thans plaats maken voor een gevoel van groote dankbaarheid, dat wij u thans weer behouden in ons midden zien na uw welvolbrachte taak. Ieder der duizenden, hier thans aanwezigen voelt behoefte u dien dank te brengen en ik noodig u, alle aanwezigen, uit die gevoelens samen te vatten en in te stemmen met de tonen van Valerius' Dancklied.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 17