Letteren in I&unsi
PUROL
JONGENSBOEKEN
WOENSDAG 28 NOVEMBER 1934
H
AARLEM'S DAGBLAD
8
Joh. Veenbaas. Een Zoviervacantie
bij den Vuurtoren. (Uitg. Gebr.
Kluitman, Alkmaar.)
Joh. Veenbaas is de auteur van het alleraar
digste jongensboek Hinkelepink. Wij mogen
dus aan dezen schrijver eenige eischen stellen
en het is daarom jammer te moeten consta-
teeren, dat hij aan deze eischen in zijn volgen
de boeken niet voldoet. Zijn „Onder Verden
king" was reeds veel minder en ook zijn nieuw
ste jongensboek „Een Zomervacantie bij den
Vuurtoren" kan ik onmogelijk op één lijn
stellen met zijn Hinkelepink. Het is geen af
gerond verhaal en ik vermoed, dat de jeug
dige lezers aan het slot verwonderd zullen
zeggen: „Is het nu uit?" Vele schrijvers van
jongensboeken meenen, dat zij met een be
schrijving van een vacantiereis, waarbij dan
de jongens 'n paar mogelijke of onmogelijke
avonturen beleven, er af zijn. maar dat is toch
wel een wat heel simpele opvatting voor het
concipieeren van een jongensboek. Op deze
manier kun je wel in het oneindige door
schrijven.
Ook de jeugdige lezers mogen toch verlan
gen. dat er inhoud in een verhaal is. Hinkele
pink was er een uitstekend voorbeeld van.
Maar met het vertellen van enkele avonturen
tijdens een vacantiereis is een schrijver nog
niet klaar. Om die avonturen moet dan toch
het eigenlijke verhaal worden opgebouwd en
uitgewerkt Hiervan nu is bij Een Zomer
vacantie bij den Vuurtoren dat te IJmuiden
bij de Semaphore speelt weinig of geen
sprake.
En Joh. Veenbaas maakt er zich met zijn
vertellen dikwijls ook wel wat al te gemakke
lijk af en doet in het geheel geen moeite om
bijvoorbeeld in het verhaal van een oud zee
man ook de taal van dien zeerob juist en zui
ver te treffen. Aldoor is de heer Veenbaas
die, naar ik meen. onderwijzer is zelf aan
het woord. Verbeeld je een oud varensgezel,
aie, als hij kinderen vertelt van een schip
breuk. die hij heeft meegemaakt, dat doet met
de volgende mooie woorden.
„Maar tegen tienen, toen onheilspellende
wolkenflarden de wassende maan verduister
den. was de wind op weg tot storm aan te
groeien!"
Dat moet tech wel 'n heel bijzonder, litterair
aangelegde zeerob zijn. Het is je reinste boe
kentaal, die allerminst past in den mond van
een eenvoudig man en die bewijst, dat de heer
Veenbaas, toen hij dit schreef, er allerminst
„in" was.
Ch. Krienen. De Avonturen van
Floris Verhagen. (Uitg. Van Hol-
kema en Warendorf, Amsterdam.)
Ook dit boek is in elkaar gezet zonder eenig
vooropgezet plan en mist eigenlijken inhoud.
Het is louter een los aan elkaar geregen reeks
avonturen van een jongen, die niet gaan boven
de avonturen, welke jongens in dergelijke
boeken beleven. De schrijver heeft een eind
aan zijn boek gemaakt, toen hij blijkbaar vond,
dat het dik genoeg was om op de boekenmarkt
te worden gebracht, maar hij had zonder
eenige schade aan zijn verhaal er even goed
een paar hoofdstukken eerder mee kunnen
ophouden of er nog 'n vijftig bladzijden aan
toe kunnen voegen. Op die manier is het
schrijven van jongensboeken toch waarlijk
geen kunst.
De heer Krienen heeft een gevaarlijke voor
liefde voor gedichtjes en hij strooit ze te pas
en te onpas meestal te onpas over de
bladzijden van zijn boek. Wat bijvoorbeeld te
zeggen van een schoolmeester, die de volgende
redevoering houdt tot een zijner leerlingen:
„Niet waar, Floris, Plicht is nummer één. Je
herinnert je nog wel de woorden van den
dichter
„Ik heb een vriend met ijzeren hand en koel
gebiedend oog." Wie is die vriend, Floris?"
Waarop de jongen heel braaf antwoordt: „De
plicht, mijnheer!"
Is het niet of Hienonymus van Alphen
zaliger hier aan het woord is?
Maar des heeren Van Krienen's manie van
gedichten aan te halen, wordt bepaald be
lachelijk. wanneer hij Floris een jongen n.b.
van 12 jaar als deze op de fiets het Haag-
sche Bosch inrijdt „zacht in zichzelven" de
woorden van den dichter laat herhalen:
Heerlijk bosch van 's-Gravenhage,
Nooit volprezen lustwarand.
En deze zelfde onmogelijke jongen roept, als
hij een raadsel heeft opgelost, blijde uit: „Heu-
reka! Heureka!"
Het lijkt mij wel zeker, dat ook de heer Ch.
Krienen onderwijzer is, maar dan toch één
uit de oude school.
S. Franke. Hein en Chefke. (Uitg.
W. J. Thieme en Cie, Zutphen.)
„Hein en Chefke" van S. Franke van
wien wij ons het voortreffelijke Indische ver
haal Si Taloe, De Dessajongen herinneren
is vrij wat beter dan de hiervoren besproken
boeken. Het verhaal speelt zich af tijdens den
wereldoorlog, maar het is toch geen oorlogs
boek vol krijgsmuziek en veldslagen, want Hein
is een Hollandsche jongen en Chefke een Bel
gisch vluchtelingetje, die elkander in een
groote stad in Nederland tijdens de oorlogs
jaren ontmoeten en na die ontmoeting dikke
vrienden worden. Franke vertelt zijn jeugdigen
lezers iets van de moeilijkheden, die wij, Ne
derlanders. ook in de oorlogsjaren hadden,
van het gebrek, dat vele menschen moesten
lijden, van de distributie en de levensmidde
lenbons en rie vele zorgen van jongens en
meisjes, wier vaders als soldaat toen in die
jaren aan de grens stonden. Voor de jeugd, die
dat alles niet heeft doorgemaakt, is het dus
feitelijk een historisch verhaal, maar Franke
vertelt het alles zoo vlot en levendig, dat het
geen oogenblik vervelend wordt.
Hein. Chefke en hun vriendje Jaap zijn aar
dige jongeps. Ook zij beleven avonturen, maar
ze zijn vrij wat interessanter dan die van
Frans Verhagen en de jongens in het vacan-
tieoord van den heer Veenbaas. Wel neemt het
toeval in dit boek een wat al te groote plaats
in, vooral in de laatste hoofdstukken, wanneer
de jongens bij vergissing in een goederenwagen
terechtkomen en naar de grens rijden, waar
zij eerst den vader van Jaap den land
stormsoldaat en later zelfs ook dien van
Chefke, een vluchteling uit België, ontmoeten.
In het bijzonder die laatste ontmoeting in het
bosch aan de grens welke vader zal ooit zijn
jongens daar in de onmiddellijke nabijheid
van de gevaarlijke electrische draad in een
donker bosch 's nachts laten ronddwalen?
is wel heel onwaarschijnlijk. De schrijver heeft
het daar wat al te mooi willen maken en het
moeten wel heel jonge en weinig critische
lezers zijn, die dit niet zullen opmerken.
Maar overigens is het een aardig, frisch en
vlot geschreven jongensboek, dat een kijk geeft
op het leven van jongens in de moeilijke oor
logsjaren zonder eenig chauvinisme of opge
schroefd nationalisme.
J. B. SCHUIL.
Voorts ontvingen wij nog ter bespreking de
volgende jongensboeken:
Duco Wilkens, De Verlaten Kampong (Uitg.
Gebr. Kluitman. Alkmaar).
Jac. Berghuis, De Roode Kano (Uitg. Gebr.
Kluitman. Alkmaar).
Jac. A. Hazeiman, Zeven Muzikanten (Uitg.
J. Phil. Kruseman. Den Haag).
Jac. J. Bleeker, De Ravenhorst (Uitg. W. J.
Thieme, Zutphen).
DANSAVOND
NINA KIRSANOVA
IGOR SCHWEZOFF.
Trudie Schoop, Chaja Goldstein, Yvonne
Georgi, Indra Ramosay en nu gisterenavond
Nina Kirsanova en Igor Schwezoff, wij kun
nen moeilijk zeggen, dat wij dit seizoen aan
danskunst, te kort komen.
Nina Kirsanova behoort tot de groote dan
seressen van dezen tijd en haar optreden te
Haarlem beteekent voor mij altijd weer een
feest, ook al geeft zij nu en dan dansen zoo
als Colombine en de Danse Espagnole die
wij vroeger ook reeds van haar hebben gezien.
Wanneer alle dames, die zich in de laatste
jaren als danseressen in ons land hebben aan
gemeld. eens waren begonnen met eerst de
techniek van den dans te leeren, zooals een
Anna Pawlowa en Nina Kirsanova dit hebben
gedaan, dan zouden wij wat minder armgym-
nastiek en wat meer werkelijk dansen van ve
len hebben gezien. Bij een Nina Kirsanova
niet enkel wat armbewegingen of een schuch
ter knieheffen, geen voorzichtig voor- of ach
terover buigen van het bovenlijf neen, heel
haar lichaam wordt als opgenomen en voort
gestuwd door den dans. Hier geen rhytmische
oefeningen, maar het enthousisiasmeerende,
spontane zich uitdansen, zonder eenige mo
derne aspiratie, maar vol levensblijheid, één
en al gratie en van een onfeilbare techniek.
Dit soort dansen is allerminst nieuw voor
ons sinds het ballet van Anna Pawlowa
waarvan Nina Kirsanova na de geniale kuns
tenares de eerste danseres was, ons land heeft
bezocht. Het voorschrijden op de punten der
teenen, de wilde pirouettes, het ronddraaien
in een tourbillon, het overhellen van het heele
lichaam, rustend enkel op de „pointes des
pieds", het opheffen en ronddragen van de
danseres door haar partner, het behoort alles
tot de echt Russische dansschool, het nadert
nu en dan zelfs de acrobatiek, maar het is van
een onovertroffen virtuositeit en daarbij zoo
spontaan, zoo vol vuur en temperament. Want
Nina Kirsanova heeft zich reeds bij het ballet
van Anna Pawlowa altijd onderscheiden door
haar gloed, haar warmte, haar hartstochte
lijk brio. Zij is niet alleen danseres, zij is voor
al ook „la femme". Men zie haar slechts in
haar Spaansche dansen en te zamen met
Igor Schwezoff in een Hongaarsche step-
pendans. Dan laait het temperament op, dan
danst zij met een vuur „een brulant les plan
ches". Het is waar, dat een Argentina in die
Spaansche dansen van een nog artistieker
noblesse is en dat wij ook het meesleepende
castagnetten-spel bij Kirsanovo moeten mis
sen, maar haar Spaansche en Hongaarsche
dansen zijn van zulk een vitaliteit, kracht,
bruisende levensvreugde en vrouwelijke be
haagzucht, dat zij onmiddellijk het publiek
veroveren en meesleepen.
Hoe geestig en van een nooit falende ze
kerheid is die fijn-gedanste Colombine op de
muziek van Drigo, van welk een geraffineerde
coquetterie is zij in de Weensche wals, in wel
ke dans Beata Jacometti met veel karakter
de „ingénue" en Igor Schwezoff met veel
Schwung de tusschen deze twee vrouwen ba-
lanceerende man danste, samen dus vor
mend een voortreffelijk trio.
In „Spectre de la Rose", gedanst naar het
gedicht van Theophile Gautier op muziek van
Weber, zaten wij midden in de romantiek en
het werd geheel in het karakter van dien tijd
een gedanst liefdespoeem
Igor Schwezoff kennen wij als een Rus
sisch danser met eeci prachtig gebouwd
lichaam en de routine en techniek van de
Russische dansschool. De Russische dansers
lijken in hun dansen bijna allen op elkaar, al
zijn er dan ook enkelen, zooals een Asof Mes-
serer en Leon Woikowsky, die een sterk
persoonlijk karakter in hun dansen weten te
brengen. Maar Igor Schwezoff is door zijn ze
kerheid, zijn techniek en zijn vlugheid een
voortreffelijke partner voor een danseres*
van het formaat van een Kirsanova. zooals
ook gisteren weer bleek. Veel succes had
Schwezoff met zijn lintendans een dans
die van Chineeschen oorsprong is en waarin
hij het lint als een lasso in de meest grillige
vormen om zich heen slingert. Toch bereikte
hij niet de schoonheid van een Messerer in
zijn dans uit de „Roode Papaver" die tusschen
het kronkelend lmt door ook nog een superbe
dans wist te geven, zoodat niet het golvende
lint maar de danser hoofdzaak bleef
In Beata Jacometti zagen wij een jonge
danseres, die zeker toekomst heeft. Haar dan
sen is, vergeleken bij een Kirsanova, nu en
dan nog wat zwaar en zij mist ook de onfeil
bare zekerheid van deze danseres, maar zij
danst met volledige overgave en weet ka
rakter in haar dans te leggen, zooals bleek
uit de voortreffelijk gedanste Ingénue en ook
in het suggestieve Obsession op muziek van
Chopin. Wie een Menaka en pas een Indra
Ramosay en Devaki heeft zien dansen, zal wel
gevoeld hebben, dat het Oostersche in de
..danse oriëntale" zijn oorsprong vond in de
coulisen van de opera en niet in het Oosten
van Indië. Maar als opera-dans was er veel
goeds in
Herman Kruyt heeft de dansen zeer muzi
kaal begeleid en gaf ter afwisseling eenige
solo-nummers van Schubert, Moussorgsky
en Prokoffiev en had vooral een zeer groot
succes met de virtuoos gespeelde tarantella
van Liszt.
Er was voor dezen dansavond nog al
belangstelling en het publiek toonde zich
uiterst dankbaar, zoodat verschillende num
mers moesten worden gebisseerd.
J. B. SCHUIL.
„HOKUS POKUS"
De voorstelling van „Hokus Pokus", Zater
dag, in den Stadsschouwburg ten bate van
Maatsch. Zorg voor Zieken en het Babyhuis
aan de Leidschevaart heeft opgebracht
f 501.72.
handen
■iirer voeten-
Gesprongen handen,ruwe huid
DOOS 30en60ct. BIJ APOTH.en DROGISTEN
(Adv. Ingez. Med.)
MUZIEK.
CONCERT DER H.O.V.
Soliste; BERTHE SEROEN.
Een groot deel van het concert van Dins
dagavond was aan Debussy gewijd. Men heeft
verschillende stroomingen kunnen volgen in
het werk van den genialen Franschen reno
vator, stroomingen die uit Oostelijke landen
uit Iberia en uit de antieke kunst kwamen en
aan zijn geest richting gaven. Maar die geest
bleef onder al die stroomingen zich zelf: men
hoort meer Debussy dan beïnvloeding in zijn
muziek, fantastisch, anti-concreet, anti-
zwaar, anti-DuitschHet zijn alle negatieve
kwalificaties; positieve zijn moeilijker te
geven. Frits Schuurman waarschuwde in zijn
korte beschouwing over de „Trois Nocturnes"
tegen het „arsenaal van dubieuze en ontoe
reikende, ja misleidende begrippen als „stem
mingskunst, „programmamuziek", impressio
nisme" e.d. De waarschuwing is eerlijk en
goed gemeend en wellicht gegrond, maai' de
hoorder wil gaarne houvast hebben en vraagt
„wat was dat nu?" en de musicus wil zich van
het ontstaan en de constructie rekenschap
geven. En Chenneviére spreekt in zijn Debus-
sy-biografie over oriëntalïsme, symbolisme,
pointillisme en heeft me er niets verder mee
gebracht! Het archaïseerende in de Villon-
ballade hoort men zóó wel, het Spaansche in
zijn orkestsuite „Iberia" evengoed, maar het
persoonlijke van Debussy blijft verre over
wegend en blijft onverklaarbaar zooals alle
openbaringen van een genie.
De Dinsdagavond ten gehoore gebrachte
werken van Debussy ontstonden in de jaren
1893 (Prélude a l'Après-midi d'un Faune), 1899
(Deux Nocturnes», 1904 (Fêtes galantes, 2de
serie», 1910 (Ballade) en 1915 (Berceuse
héroique). Het Prélude werd geschreven in
hetzelfde jaar als het Strijkkwartet, dat nog
de belijning der klassieke vormen doet zien.
Welk een sprongvariatie het Prélude betee-
kende, bemerkt men bij vergelijking met de
een paar jaar vroeger gecomponeerde piano
stukken. Het gedicht van Mallarmé moge in
spiratie er toe gegeven hebben: de muziek
werd zuiver individueel. Debussy's belang
stelling voor de oud-Fransche poëzie gaf den
stoot aan zijn verklanking der Ballades van
Francois Villon. En de kunst zijner laatste
levensparen werd beïnvloed door de afgrijse
lijkheden van den wereldoorlóg: in de Ber
ceuse, die als hulde aan den Belgischen
Koning Albert I en aan zijn soldaten bedoeld
is, klinkt 't Belgische volkslied door, vaag, uit
de verte, zooals alles in dit stuk vaag en ver
is een nacht die de stilte over de slag
velden heeft gebracht, onwezenlijk, trooste
loos. een visioen van ellende
We moeten tot de werkelijkheid terug-
keeren. Berthe Seroen, de begaafde kunste
nares heeft de liederen vertolkt met de
machtige zeggingskracht die haar eigen is.
Ons orkest heeft zijn zware en omvangrijke
taak vervuld op een wijze, die respect af
dwingt. Drie groote programma's in vier
dagen tijd, en dan nog wel een paar eerste-
uitvoeringendat toont werklust en werk
kracht! Voorzeker zou het een en ander van
wat uitgevoerd werd nog tot hoogere vol
maaktheid kunnen komen, maar een eerste
uitvoering als die van „Fêtes" mocht toch
meer dan verdienstelijk he éten.
Ook het tweede deel van het programma
bleef vrij van Germaansche Kultur en
zwaarwichtigheid. Schuurman's „Vijf Spaan
sche Volksmelodieën" toonen den impressio-
nabelen musicus zoowel als den bekwamen
orkes- trator en mogen een plaats hebben
naast hetgeen echte Spanjolen als Da Falla en
Nin schiepen. In „Cadena de Amor" is de
instrumentatie misschien wat zwaar tegen
over de kracht eener zangstem; in „El Pin ie"
daarentegen is zij zoo fijn en geestig als men
slechts zou kunnen wenschen, en in „Can-
ción de cuna" wordt schier alleen het strij
kersensemble aangewend. Dit lied werd als
toegift herhaald, nadat de bijvalsuitbarstingen
na „Los Celos" bewezen hadden hoe inge
nomen men was met de composities en met de
prachtige vertolking der zangpartij door Berthe
Seroen.
Ravel's „Ma Mère l'Oye" sloot de rij der
voordrachten, die speciaal aan verschillende
blazers van ons orkest een mooie beurt ver
schaft hadden. We willen hen collectief prij
zen en we willen de hulde der orkestleden
aan hun leider, zich uitende in de aanbie
ding van een paar bloemstukken evenmin on
vermeld laten als die van het bestuur der
H.O.V., dat ook een bloemstuk deed aanbie
den.
Wanneer komt nu eens de erkenning van
ons Gemeentebestuur in den vorm eener sub-
sidieverhooging? Of is het cultureele werk
van Schuurman en het orkest dit niet waard?
K. DE JONG.
Furtwangier verdedigt
Paul Hindemith.
De beste propagandist onder de jongeren voor
de Duitsche muziek.
Wilhelm Furtwangler, de beroemde Duitsche
dirigent, heeft zich in de „Deutsche Allgemei-
ne Zeitung" met een zeer openhartig artikel in
de bres gesteld voor Paul Hindemith, wiens
figuur en arbeid gelijk gemeld officieel
als „kulturpolitisch nicht tragbar" was ge
doodverfd.
De dirigent vangt zijn beschouwing aan met
de bespreking van de zaken die men Hinde
mith verwijt: „In de eerste plaats zaken van
zuiver politieken aard: hij is Joodsch ver
maagschapt en heeft jarenlang in het gedeel
telijk uit Joden bestaande Amar-kwartet, dat
hijzelf in het leven heeft geroepen, medege
werkt. Voorts zou hij zich na de nationaal-
sociaüstische revolutie concerteerend met twee
geëmigreerde Joden op gramofoonplaten heb
ben doen opnemen.
In werkelijkheid aldus Furtwangler
„betreft het hier echter een lang voor de re
volutie bestaand strijktrio, waarvan de andere
partners geen „emigranten" waren, doch de
vooraanstaande eerste concertmeester van het
Berlijnsche Philharmonisch Orkest, Goldberg,
die eerst eenige maanden geleden, met het
doel zich geheel aan de solistencarrière te
wijden, dit orkest heeft verlaten; en voorts de
Oostenrijker Feuermann. die aan de Staats-
hoogeschool voor muziek te Berlijn lange
jaren als zeer gezien leeraar heeft gewerkt, en
die bekend staat als een der beste Europeesche
cellisten. „Bovendien" aldus Furtwangler
„waren deze gramofoonopnamen de voldoe
ning van een oudere overeenkomst."
In het verdere verloop van zijn artikel wijst
Furtwangler er op, dat ook de tegenstanders
van Hindemith er van overtuigd zijn. dat zijn
afwijzing op dergelijke verwijten alleen niet
kan steunen. De hoofdoorzaak zien zij dan
ook in de aanvechtbaarheid van zijn werken,
wat betreft zijn wereldbeschouwing, en vooral
in een deel der door hem op muziek gezette
teksten. Daarentegen merkt Furtwangler op,
dat voor deze keuze evenals zulks bij
Richard Strauss het geval is het tijdvak
van hun ontstaan verantwoordelijk is. waarin
dergelijke sensaties nu eenmaal werden ge
vraagd. Voor een door Hindemith zelf ge
schreven tekst verwijst Furtwangler naar zijn
laatste opera „Mathis der Maler".
Furtwangler besluit aldus: „Hindemith heeft
zich nooit met politiek ingelaten; waar zou het
naar toe moeten, wanneer politieke verklikke-
rij in grooten omvang ook op de kunst zou
worden toegepast? Zeker is, dat voor de be-
teekenis van de Duitsche muziek in de wereld
niemand van de jonge generatie meer heeft
gedaan dan Paul Hindemith. In meerdere
mate dan om het bijzondere geval Hindemith
gaat het hier echter om een algemeene kwes
tie van principieelen aard. Daarenboven moet
het ons echter duidelijk zijn: wij kunnen ons
niet veroorloven om, gezien de over de geheele
wereld heerschende armoede aan waarachtig
productieve musici, zonder meer van een man
als Hindemith afstand te doen." (Tel.)
HE YE RAI AN SPORTRET VOOR
HERMAN* HEYERMANS.
De Arbeiders Tooneelvereeniging Herman
Heyermans verzoekt ons mede te deelen dat
het portret van Heyermans, dat op het podium
stond ter gelegenheid van de laatste uitvoe
ring, niet ontworpen is door den heer J. Pop
pen, maar door den heer J. Gebe.
VOETBAL.
Het programma voor Zondag.
AFDEELING I.
Eerste klasse:
A.D.O.—V.U.C.
FeïjenoordH.F.C.
R.C.H.D.H.C.
XerxesAjax.
V.S.V.Overmaas.
Tweede klasse A:
D.O.S.Hilversum.
Hercules—B.F.C.
O.V.V.O.Blauw Wit.
A.F.C.Kinheim.
Alcm. VictrixO.S.V,
Tweede klasse B:
West FrisiaBloemendaal.
W.F.C.—Velox.
T.O.G.—E.D.O.
ZeeburgiaSpartaan.
't Gooi—Z.V.V.
Derde klasse B:
PurmersteijnW.M.S.
HalfwegD.W.V.
ZeemeeuwenA.P.G.S.
S.D.Z.—D.J.K.
Z.R.C.—O.D.E.
Vierde klasse B;
MeervogelsRivalen.
UitgeestWestzaan.
ZaanlandiaQ.S.C.
VerkadeZilvermeeuwen.
Vierde klasse D:
RipperdaD.I.O.
Wilh. VooruitJ.O.S.
NeerlandiaT.D.O.
R.C.A.—Avanti.
Reserve eerste klasse:
H.F.C. 2—Haarlem 2 (half elf).
Hilversum 2—Blauw Wit 2.
Ajax 2Zeeburgia 2.
E.D.O. 2—R.C.H. 2 (half elf).
Stormvogels 2Z.F.C. 2.
Reserve tweede klasse A:
V.V.A. 2—V.S.V. 2.
K.F.C. 2West Frisia 2.
Ajax 3Alcm. Victrix 2.
H.R.C. 2—T.O.G. 2.
Reserve derde klasse A:
Hollandia 2Assendelft 2.
Z.V.V. 2De Kennemers 2.
Q.S.C. 2—Helder 2.
Alcm. Victrix 3Z.F.C. 3,
AFDEELING II.
Eerste klasse:
Hermes-D.V.S.Stormvogels.
Z.F.C.—D.F.C.
D.W.S.—Sparta.
ExcelsiorH.B.S.
HaarlemK.F.C.
Tweede klasse A:
C.V.V.—H.V.V.
EmmaD.C.L.
QuickFortuna.
B.E.C.Alphen.
UnitasU.V.V.
Tweede klasse B:
NeptunusGouda.
V.D.L.—S.V.V.
R.F.C.Hoek van Holland.
De HollandiaanSteeds Hooger.
OlympiaO.D.S.
Derde klasse A:
HillinenSchoten.
LaakkwartierHillegom.
AlphiaCeleritas.
De KennemersZandvoort
R.V.C.—L.F.C.
Juniores;
R.C.H.De Meteoor.
AjaxD.W.V.
Z.F.C.Zandvoort.
AFDEELING III.
Eerste klasse:
Wageningen—P.E.C.
A.G.O.V.V.—Vitesse.
Ensch. BoysTubantia.
HeraclesEnschedé.
Z.A.C.Go ahead.
AFDEELING IV.
Eerste klasse:
LongaNoad.
Ein dhovenBleijerheide.
Juliana—M.V.V.
B.W.—Willem H.
N.A.C.—P.S.V.
AFDEELING V.
Eerste klasse:
LeeuwardenV elocitas.
SneekBe Quick.
H.S.C.Friesland.
Achilles—G.V.A.V.
FrisiaVeendam.
(Sportkr.)
WERKLOOZENVOETBAL.
Het secretariaat van de Moderne Werkloo-
zen Voetbalclub is gevestigd bij W. v. Leeuwen,
Magladenasteeg 3.
CRICKET
BODY-LINE BOWLEN EN DE L.B.W.-
SPELREGEL.
Naar aanleiding van de gevoerde besprekin
gen tusschen de Advising County Cricket Com
mittee en de Board of Control of Testmatches
at Home, heeft het Bestuur van de M.C.C. op
een op 21 November op Lord's gehouden ver
gadering enkele belangrijke besluiten genomen
o.a. in zake het bowlen dat de Australiërs met
body-line bowlen betitelen. Eigen waarnemin
gen en binnengekomen rapporten hebben aan
het M.C.C.-bestuur de overtuiging geschon
ken, dat zich in het afgeloopen seizoen geval
len hebben voorgedaan, waarbij een bowler
en rechtstreekschen aanval op den batsman
deed en besluit ten einde elk misverstand te
voorkomen, „dat het soort bowlen dat be
schouwd kan worden als te zijn een recht-
streeksche aanval van den bowler op den
batsman en daarom unfair is, bestaat in het
constant en systematisch bowlen van harde,
kort gepitchte ballen op den batsman, die
naast zijn wicket staat" (ballen dus die niet
op het wicket doch op het lichaam van den
batsman gericht zijn).
De commissie heeft voorts bepaald, dat um
pires in 1ste en 2de klasse cricket mededee-
ling zullen ontvangen dat zij door het M.C.C,
krachtig zullen worden gesteund bij het on
dernemen van elke actie, op grond van regel
43, die ten doel heeft dat soort bowlen te be
letten.
Voorts is besloten gedurende het seizoen
1935, bij wijze van proef, door 1ste en 2de
klasse county cricket, den nieuwen l.b.w. regel
toe te passen. Het spelen met de beenen van
ballen, die buiten de off-stump pitchen en
door de daaraan gegeven „spin" het wicket
geraakt zouden hebben, zal een batsman niet
meer toe kunnen passen zonder de kans te
loopen daardoor l.b.w. uitgegeven te worden.
De bovengenoemde besluiten zijn met ge
mengde gevoelens door de cricketers ontvan
gen. Wat het eerstgenoemde besluit betreft
daarover zijn de Australiërs nog het beste te
spreken, hoewel in dat land de meening geuit
is, dat de M.C.C. nog niet ver genoeg gegaan
is. Gedurende den laatsten testtoer in Austra
lië van het Engelsche team is de meeste cri-
tiek uitgeoefend op het bowlen van Larwood.
De Notts-bowler, die naar zijn meening ge
vraagd werd, zegt eenvoudig dat zijn bowlen
met het door de M.C.C. veroordeelde niets te
maken heeft en ongelijk heeft hij o.i. niet.
Met dat al blijkt wel, dat de taak van de
umpires belangrijk verzwaard is, want zij heb
ben tenslotte te beoordeelen of een bowler een
opzettelijken rechtstreekschen aanval op den
batsman doet. Wij zijn van meening, dat geen
enkele bowler iets dergelijks doet dat zoozeer
tegen den geest van het spel indruischt. Hoe
moeilijk de taak van de umpires is, zal een
ieder die cricket gespeeld heeft, aanvoelen. De
fast-leg-theory heeft intusschen afgedaan.
Het tweede besluit is niet minder belangrijk,
Voorstanders van „brighter cricket" zien er.
veei heil in, omdat het off-spel van den bats
man door den nieuwen l.b.w. regel het sco
rings-tempo zal opvoeren. De leg-break-
bowlers komen er al zeer slecht af, want prin
cipieel bestaat er tusschen leg- en off-break
bowlen geen verschil. Er zijn bowlers, waar
onder zeer beroemde, die zich geen voorstan
ders van dezen nieuwen regel verklaard heb
ben.
Intusschen hopen wij, dat de nieuwe beslui
ten geen aanleiding tot verdere verwikkelin
gen zullen geven en alle wedstrijden in het
volgende seizoen een „the King of Games"
waardig verloop zullen hebben.
DAMMEN.
SIMULTAANSéANCE J. W. VAN DARTELEN
TE BENNEBROEK.
Hedenavond wordt door onzen damredac-
teur een simultaanséance gegeven in gebouw
„Rhéoboth" te Bennebroek voor leden en be
langstellenden der Damclub „Bennebroek".
HOOFDKLASSE COMPETITIE NEDERL.
DAMBOND.
Maandagavond speelde te Haarlem de Haar-
lemsche Damclub I tegen de Damclub „IJmui
den" I.
De uitslag luidt als volgt:
Haarl. Damclub I. Damclub IJmuiden I.
H. G. Teunisse—B. Dukel 2—0
J. B. Sluiter Jr.A. Ligthart 2—0
P. J. van DartelenP. Leijte 20
J. W. van DartelenC. Suijk 11
A. de JongH, Diederiks 20
J. P. van EijkF. Basstra 02
H. GreeuwH. Schaap 11
Joh. FabelJ. Smit 1l1
J. van LooijA. Kraai 20
P. G. van EngelenH. C. Souverein 02
Totaal
13-7,
CLUBKAMPIOENSCHAPPEN HAARL.
DAMCLUB.
Maandagavond werden bovengenoemde wed
strijden in hotel „Royal" voortgezet.
Hieronder volgen de uitslagen:
Tweede klasse: Chi\ Gerritsen remise met
P. H. Meure; K. Olij remise met J. Zurel; C,
Kool wint van J. H. Reedijk.
Derde klasse: H. G. J. Andriessen wint van E.
Stammis; J. J. Groenewoud wint van J. Hel-
mer; J. M. A. Minderhoud wint van J. Stam
mis; W. J. A. Matla wint van J. Pus; J. J. van
Toorn wint van Sonnega; W. Jonkhof remise
met J. Merts; J. Kuntze wint van J. H. Kla-
verstijn,
SCHAKEN.
NOORD-HOLLANDSCHE SCHAAKBOND.
Derde Klass C.
Maandagavond speelde het vierde tiental
van de Haarlemsche Schaakclub tegen het
vijfde van het Haarlemsch Schaakgezelschap,
De uitslag luidt:
Haarlem IV: H.S.G. V:
K. J. ValkenierD. Willemse 0T
P. Eijkeiboom—J. Scheffer 10
C. HovinghA. W. Face 10
E. BraamsA. Feberwee 01
J. F. de WitA. Sierveld 1O
A. KoekJ. Piers l—O
Mevr. R. Onvlée-LansH. Wagenaar 10
H. W. F. HouthuïjzenMej. H. Thuis 01
J. Theune—P. W. Bakker 01
G. P. de Leth—J. Dekker 1Q
BILJARTEN.
OM DEN NOORD-BEKER.
De nederlaagwedstrijden om bovengenoem-
den wisselprijs werden bij „Haarlem-Noord"
voortgezet. De biljartclub „Rembrandt" uit
Amsterdam kwamen met haar eerste viertal
den strijd aanbinden tegen de „Haarlem-
Noord"-spelers. De uitslag van deze vier par
tijen was als volgt: (De spelers van Rem
brandt" staan eerstgenoemd.» JacobsJ. van
Vliet, 117125; KeesingTimmermans 93—
100; Zurel—J. v. d. Bos 74—100, Gobets—P.
Groot Jr., 95100.
Het resultaat is, dat Rembrandt 379 eri
Haarlem-Noord 425 caramboles behaalde,
zoodat Haarlem-Noord een voorsprong heeft
van 46 punten. Woensdag komt de tweede
ploeg van Rembrandt op bezoek