VRIJDAG 30 NOVEMBER 1934 HASRCEM'S DAGBEAD 13 AAN ALLEN! Waar zou ik nu anders over kunnen schrij ven dan over Sint-Nicolaas? Alles, wat je ziet en alles, wat je hoort is Sint-Nicolaas. En ik hoop zoo van harte, dat het nu echt blijde dagen voor jullie allen zullen zijn. Wij weten nu wel, dat je juist niet rijk behoeft te zijn om St. Nicolaas te kunnen vieren, maar ik geloof wel, dat een echt Rubriekertje wien St. Nico laas veel brengt in zich de drang zal voelen om mee te deelen aan vriend of vriendinnetje of misschien een kind in de naaste omgeving, dat het zooveel minder heeft. Overal viert men het feest van den kinder- Heilige. Maar Nicolaas, de bisschop van Myra was ook de beschermheer van ae zeelieden. Vroeger stond in de oude kerk te Amsterdam een zilveren beeld van St. Nicolaas, dat 25 pond zwaar was. Maar toen in 1578 de levensmidde len schaarsch en duur waren, besloot men het beeld te laten smelten en er geld van te laten slaan. In het museum Amstelkring, aan de Oude Zijdsvoorburgwal kun je er nu nog en kele munten van bezichtigen. Op den Dam is nog een oude gevelsteen, waarop je Sint-Nicolaas ziet afgebeeld bij een waschtobbe, waarin drie kindertjes zitten. Wat zijn er veel verhalen en veel versjes aan dezen bisschop gewijd. Vroeger was er in Amsterdam ook een zeer drukke, levendige Sinterklaasmarkt. Lekkers en speelgoed was het verkoopartikel. Dat spreekt vanzelf. Omdat er nog al eens ongeregeldheden voor vielen is de St. Nicolaasmarkt op den Dam af geschaft. Maar je snapt wel, dat 't nu op Marktdagen uitsluitend St. Nicolaascadeaux zijn, die er verkocht worden. Op onze Waddeneilanden gaat het ook extra druk toe. Nu 't feest op Woensdag valt, zal het er zeker vol zijn van „Sunderklaasj es"dat zijn kinderen, die zich als groote menschen verkleed hebben. Ook loopen er schoorsteen vegers en harlekijntjes onder. Zij gaan zin gend langs de huizen in de hoop wat lekkers te krijgen. Eindelijk komen de „Straatvegers". Dit zijn mannen in grauwe zakken gehuld, ze sleepen ijzeren kettingen over de straatstee- nen en zwaaien met bezems. Alle Sunder- klaasjes moeten naar huis, anders worden ze van de straat geveegd. Dan begint de optocht van de groote menschen. Die zien er nog veel potsierlijker uit. Sommige hebben heel ori gineel e schelpenkleeren aan of kleeren beplakt met kippeveeren, of versierd met heistruiken. Er wordt natuurlijk met allerlei muziekinstrumenten veel lawaai bij gemaakt. In 't kleine dorp Denekamp in Overijsel vind je in de R.K. kerk een prachtig beeld van St. Nicolaas te paard. Twee arme menschen bege leiden hem eir vragen om een zegen. Dit moet een der mooiste beelden zijn, die in ons land van den goeden bisschop bestaan. In de Duitsche Rijnstreken spreekt men van Senter Klos. Als je daar op 6 December er gens overnacht, vind je 's morgens bij je ont bijt een heerlijk bruin gebakken, broodje met krenten, rozijnen, sucades en amandelen, 't Heeft den vorm van een pop, een mannetje en 't heeft een steenen pijpje in den mond. Ze noemen dit lekkere broodkereltje dan ook Senter Klos. Overigens wordt het Sint-Nico- leesfeest daar net zoo gevierd als bij ons. 't Is alleen uitsluitend kinderfeest. Groote men schen krijgen niets. Het Neder-Rijnsche liedje luidt: Sinter Klos, heilige Mann, breng die kleine Kender wat, Lett die groote loope, die könne sich salvs wat koope. We vragen ons wel eventjes af of er nu in dezen moeilij ken tij d wel weer zoo vroolij k Sint- Nicolaasfeest gevierd zal worden. Laten we hopen van wel. Kostbare cadeaux zullen mis schien minder gekocht worden, maar als ieder, die iets te missen heeft,, denkt aan een ander, die niets heeft, dan zal 't heusch nog wel mee vallen. Jullie hebt nu gezien op onze tentoonstel ling, wat er te bereiken valt, als men werke lijk wil. Geld is wel gemakkelijk, maar met veel geld kan men toch wel eens niet werkelijk vroolijk zijn. Nu nadert Sint-Nicolaas. Misschien heb ben de kleintjes Sint en zijn knecht al toege juicht, toen hij door Haarlem's straten reed. Zet jullie je schoentjes met wat hooi nog maar eens bij de kachel. En zing er dapper je mooiste liedjes bij. Laten de groote kinderen eens probeeren om te zijn, zooals de echte Sint-Nicolaas was, gevend en goeddoend, blijd schap rondstrooiend overal. Ik wensch jullie een heerlijken Sint-Nicolaasavond W. B.—Z. W!E ZOEKT ER MFE? Wat voor iemand is dit? (Verbind de cijfer tjes en je hebt het antwoord.). Wij brengen U hier, in verband met het St. Nicolaasfeest, een z.g.n RijmraadselÜ Wanneer je onderstaand gedicht bekijkt, ziet het er vreemd uit, dat zal je met ons eens zijn. Aan jullie is het echter, er een behoor lijk vers van te maken! Moeilijk zeg je?.... O, nee! Heelemaal niet! Je begint met de woorden op de juiste plaats te rangschikken en daarna de regels. 1 Om het je niet tè moeilijk te maken, hebben wij slechts de woorden van èlken regel, in dienzèlfden regel door el kaar gesmeten. In den eersten regel staan dus door elkaar, alléén de woorden die its dién regel thuishoor en, en zoo ook in de andere regels. Om het jullie nu heelemaal gemakkelijk te maken,, hebben wij het vers laten be ginnen metden juisten regel! Du.c dien heb je alvast. De rest is maar.../ kinderspel! 1 fü Aan U de eer. Gekomen Sint Nicolaas üs weer, Je kunt het des te beter! Dichten aan het zijn we uren, Bot lekker vangt die stevig. Deze regels woorden zoek je, De op hol weer hoofden bracht, Maakt Sinterklaasgedichten! Omlaag dié en omhoog die, De verzeek'ring maar ik geef U, Dan verschuiven gaan de regels Winkelstraten onze maakte Hiermede wil ik U daarom Hoe je knabbelt want of harder Moet het wezen net zooals. Kraakt U dez noot als goed, Of U t' vinden zult ooit precies, Uren aan liet zoeken zijn we Wat rijmt er op marsepein, Afgesloten weer zijn kasten 1 Gezellig, vol, ouderwetsch-! Graag, ten dienste zijn heel graag. Is een groote vraag nog maar. Dat U nog dién avond en zélf Op een potloodpunt bijtend, Flink op slot zijn weer de laadjes, Doé het goedmaar bij elkaar. Tenslotte willen wij jullie nog wijzen oti het rythme.... de cadans van het 'liedje, die U van veel nu kan zijn, en.... jcp de leesteekens! Probeer jullie eens uit den chaos wijs tt „worden! VfOLIEBOLLEN SThJlCOVLAAX St. Nicolaas ontmoette op straat eens drie jongens. „Zwarte Piet", zei hij, „breng jij dit jongens eens 17 oliebollen." „Komt in orde, Sint Nicolaas", zei Piet „maar hoe moet ik die onder die drie jongens verdeelen?" „Geef de jongste de helft", zei Sint Nicolaas, „de tweede krijgt een derde ge deelte en de oudste een negende deel. En als je daarmee klaar bent," besloot de goedgeefsche man, „dan mag jij ook een oliebol hebben." Zware Piet holde weg en haalde de oliebollen. Maar toen hij ze bij de jongens bracht, wist hij geen raad. Hoe konder die 17 oliebollen nu verdeeld worden zooals Sint Nicolaas dat verlangde. Maar Wim, de oudste van de drie jongens wist al raad. Hij nam den oliebol van Zwarte Piet erbij, zoodat er nu achttien oliebollen waren. En nu kreeg ieder zijn deel, 9 6 2 17 oliebollen. Nu gaf Wim den oliebol van Zwarte Piet weer aan hem terug. Alles klopte als een bus! Zwarte Piet, die niet verdér nadacht; vond Wim een vreeselijk geleerde jongen en probeerde niet zijn geheim te door gronden. Maar voor dengeen, die goed kunnen rekenen, zooals dat bij Wim het geval was, was 't zoo ondoorgronde- door» >oy T5i (A Vv'ie een.la3El lac+jc 7oe[ enWaaf D \?anzel! ool&r2ie1 bar20' Adel <iin.!-lNliidoloog> TeesT al boraé! ~&8ar\<z V\e\ Dan ol eev2é inds Dj eenè Wbac! Dal is toüW r2ie 1 »5bov' lou Cblc al éomj, aiei Vvdt je laadjg b rafel Loo$ e»; danIco5v>'ih Laai Wrn ziendal ie leert. Een boer kwam in Amsterdam en nam daar zijn intrek in een der grootste hotels. Hij be stelde de mooiste kamer; want hij wilde eens „echt" uit zijn. De portier riep de liftjongen en zei dat hij mijnheer naar zijn kamer moest brengen. De jongen ging de boer voor naar de lift. „Wat," riep deze verontwaardigd, „in zoo'n klein kamertje moet ik slapen? Hier kan ik alleen maar staan. Nee, jongeman, breng me maar weer naar buiten; dan kan ik thuis wel in het varkenshok gaan staan!" ZIE, DE MAAN SCHIJNT DOOR DE BOOMEN /V\ ST. NICOLAAS. Hoog vliegt St. Nicolaas door de lucht. Hij zit op 't paard, dat kreunt en zucht Zijn knechtje Piet hangt aan den staart Van 't wit- en zwartgevlekte paard. Als 't maantje schijnt éïi hén verlicht, Komt er plezier op hun gezicht, Dan grijpt Piet in z'n diepen zak En klautert op den nok van 't dak. Vöór dat iemand 't heeft bemerkt, Is hij den schoorsteen in gewerkt Aan rook of roet stoort hij zich niet, Maar daarvoor is 't ook Zwarte Pi.et! Kamen de kleintjes 's morgens op, Dan vinden ze een tol, een pop, Een spoortrein met een lange baan, Dat heeft - die goeie Sint gedaan.' Zie, de maan schijnt door de boomen! Kijk, daar slaapt reeds kleine Koen. Hij is al in 't land der droomen Piet, leg gauw wat in zijn schoen. Staat die daar niet bij den schoorsteen Met wat hooi voor 't witte paard? Ja, dat trouwe, goede beestje Is de haver heusch wel waard. Zie, de maan schijnt door de boomen! Kijk, daar zit ook zusje Mien, Ze is zelf haar jurk aan 't zoomen, En haar werk dat mag je zien. Piet geef haar die mooie werkdoos En dien zilvren vingerhoed Met zoo'n vlijtig handig meisje Maakt de Sint het altijd goed. Zie, de maan schijnt door de boomen! Dirk heeft al zijn sommen klaar, Piet, geef jij hem die mecano Want die vroeg hij 't vorig jaar. Denk ook aan de vliegmachine Voor zijn jonger broertje Kees En voor grooten Gerrit breng je Maar 't boek der Melbourne-race. Zie, de maan schijnt door de boomen! Piet, wij moeten verder gaan. Want je hebt nog heel wat kindren Zeker op je lijstje staan. Strooi voor moeder nog wat lekkers, Geef aan vader wat tabak. En hou jij nu 't paard vast, Pieter Dan klim ik vlug van het dak. W. B.—Z. „Jongens, rondom het kampvuur! Kijk, hoe de vlammen laaien. Hoe de roode vuurgloed alles verlicht met een spookachtig schijnsel. Nu is hef uur aangekomen, waarin we gezellig bij elkaar zitten en waarin een ieder vertelt van die dingen, die hem ontroerd of getrof fen hebben. Geen groote heldendaden. Kleine gebeurtenisjes, die toch iets zeggen..,. Het is de beurt vanavond aan Geurt!" En Geurt begint: „Het is eigenlijk heelemaal niets beijzonders wat ik nu vertellen ga. Het is niet eens een gebeurtenis. Alleen maar iets, wat ik toevallig eens zag. Ik liep eens in een stille straat, ln een van de buitenwijken der stad, Het was nog vroeg, zelfs zoo vroeg, dat de schillenwagen nog dooi de straat reed, en voor ieder huis stil hield, om daar de schillen in ontvangst te nemen. Honderd meter voor me uit ongeveer, slofte een oude zwerver, Voetje voor voetje schui felde hij voort. Bij de schillenkar gekomen, waarvan de eigenaar juist weer ergens in een huis was verdwenen, hield hij stil, keek schichtig om zich heen en met een vlugge greep had hij iets van de kar gepakt. Mij had hij niet gezien, want ik liep vlak langs de huizen. Wat hij ge pakt had, kon ik ook niet zien: daarvoor was ik te ver weg: maar ik meende, dat het een paar sneden oudbakken brood waren, die weggegooid warden. Ik was nieuwsgierig ge worden. Zou die man werkelijk zoo'n honger hebben, dat hij brood van een schillenkar moest pakken? Ik volgde hem stilletjes. Hij ging de straat uit en kwam op een zandvlakte, die aan den rand der stad ligt. Na een tijdje geloopen te hebben, bleef hij staan en ging zitten. Ongemerkt kwam ik een beetje dich terbij en nu zag ik, dat het werkelijk brood was, dat hij van de kar genomen had Hij be keek het even, veegde er even met zijn hand overheen en nam er gretig een hap van. Ik kan jullie eerlijk zeggen, dat ik er naar van werd iemand te zien eten van brood, dat hij uit afval gehaald heeft. Op dat oogenblik kwam ergens een hond vandaan. Ook al zoo'n kale zwervershond. Schuw kwam hij nader; i ging op een meter afstand van de zwerver op zijn achterpooten zitten en keek toe, keek met groote oogen, hoe de zwerver van zijn brood hapte. Die had de hond ook gezien en probeer de hem weg te jagen. Maar de hond bleef waar hij was en volgde met zijn kop iedere beweging van den ouden man. Deze keek nog een paar maal geërgerd naar de hond, draaide het hoofd af, nam weer een hap van het brood, Maar de hond bleef toekijken. Plotseling draai de de oude man zich weer om, gooide de hond de rest van het brood, dat hij nog in zijn hand had, toe en mopperde, vrij luid: „Je zit me met zulke hongeroogen aan te kijken, dat ik er akelig van word. Hier heb je dan wat, mormelbeest. En maak nu maar, dat je wegkomt, want ik heb zelf ook honger en kan toch heusch niet telkens als ik wat heb. met je deelen". Met een had had de hond het brood opge slokt; nog ev enkeek hij naar den zwerver, toen draafde hij weg. Langer heb ik niet toe kunnen kijken. Ik moest weggaan. Het idee, dat de oude man brood at uit een schillenkar, vond ik al ver schrikkelijk, maar dat hij van dat brood de helft nog weggaf aan een hond, die honger had, was teveel om aan te zien. Ik ben naar hem toe gegaan en heb hem gevraagd, of hij met me naar huis wilde gaan om te eten, maar hij keek me met een paar booze oogen aan, zei dat ik me met men mijn eigen zaken moest bemoeien en ging verder, steeds in zichzelf mopperend. Jullie hebben het gehoord, een belangrijke gebeurtenis was het niet, die ik jullie verteld heb." RITA VAN B. Ambachtslieden onder de dieren. De bever behoort tot de houthakkers en architecten, de marmot tot de timmerlui en waterbouwkun digen; de bijen tot de meetkundigen, de mol tot de weerkundigen, de rog en de sidderaal tot de electriciens. Wist je dat? De zon heeft aan haar op pervlakte een temperatuur van 6000 gr. Cel sius, dat is tweemaal zoo heet dan onze heet ste ovens gestookt worden, waarvan de tem peratuur niet hooger komt dan 3000 gr. C. Er zijn sten-en met een temperatuur van 10.000 tot 20.000 gr. C. Papegaaien. Deze vogels komen eerst in Europa voor na de tochten van Alexander de Groote naar Indië. Wist je dat? In Rusland is de helft der bevolking boven de 20 jaar. Wist je dat? In 1860 kreeg de Amster- damsche Dierentuin de eerste nijlpaarden. De beide jonge diertjes kostten de kapitale som van f 12960. Wist je dat? Volgens de geleerden wordt het Noorderlicht veroorzaakt door het gloeiend worden van bestanddeelen van onze aarde in den dampkring. Wist je dat? Willem de Veroveraar, die in 1066 den slag bij Hastings won en daardoor koning van Engeland werd, was de kleinzoon van een leerlooier.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15