it!
13
I BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD |- j
Amsterdam maakt zijn vuilnis
H.D.«
VERTELLING
ZATERDAG 1 DECEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
die zaterdagavond!
Afval zorgt voor electriciteit en nog meer.
Elke wijk heeft haar „eigen" soort...
De verbrandingsinrichting over het IJ vormt met de machtige transportbanen
en rijen schoorsteenpijpen een indrukwekkend geheel.
Mannen, die hun werk hebben en overdag
van huis zijn, missen toch veel. De ochtend-
drukte in een woonwijk behoort tot de genoe-
gelijkste dingen van een groote stad. Het
kleedjesklop-concert van dienstmeisjes, de
knallende deksels van bakkerskarren, loop
jongens, die komen hooren en brengen en op
hun fiets, die vooroverhelt van de zware mand
de trottoirs af-bonzen, het buiten zetten van
de vuilnisbakken als de rateljongen van de
Stadsreiniging zijn instrument heeft gezwaaid
het zijn alle kleine geluiden, die voor nijvere
èchtgenooten en vaders in een andere wereld
worden gemaakt. Wat een verschil met den
wandelenden rentenier! Hij kent die ochtend
geluiden precies; ook kan hij u nauwkeurig
vertellen, in welke straten van Amsterdam de
hermetisch gesloten vuilnisemmers keurig in
het gelid worden gezet en in welke het een
allegaartje is van rijk gevulde tonnen, teilen
kisten, bussen, bakken, die te wachten staan
in een entourage van eierschalen, vischgraten
gekreukte papieren en wat er nog meer bij
het hardhandig neerzetten over den rand is
geschud.
Wat hij misschien niet weet, is de oorzaak
van dit opvallende verschil. Hebben in de
eene straat de bewoners zooveel meer zin voor
hygiëne dan in de andere en waarom ziet b.v.
Amsterdam-Zuid. dat toch een reputatie van
nette" woonwijk heeft op te houden, er tel
kens weer even slordig uit, terwijl in drukke
volksbuurten soms een merkwaardige eensge
zindheid op het gebied van vuilnisemmers
ibliikt te bestaan? Ik zal hem en u het geheim
onthullen. Het ligt in de bedoeling van de
Stadsreiniging, iedere huisvrouw in Amster
dam gratis een verzinkt ijzeren emmer te ver
strekken, voor welke attentie zij niets anders
behoeft te doen dan er netjes het huisvuil in
te deponeeren. Maar dat wordt dan ook van
haar verlangd: zii mag nog zoo gehecht zijn
aan haar gebukkelden emmer of haar ton van
half vergaan hout, als zij het mat-glanzend
geschenk van de Stadsreiniging heeft ontvan
gen, moet zij het gebruiken ook. Nu is de dis
tributie van die emmers in vele wijken al ge
schied, maar in Amsterdam-Zuid is de wel
doende Sinterklaas-van-de-gemeente nog niet
geweest. Binnenkort zal hij ook daar de ron
de doen en bij het begin van het nieuwe jaar
zullen alleen in dit stadsgedeelte 200.000 em
mers zijn uitgedeeld. Dan wordt Zuid pas echt
een nette wijk!
Het spreekt van zelf, dat de Stadsreiniging
niet uit een behoefte om cadeautjes te geven,
aldus te werk gaat. Het eenige doel, dat zij
voor oogen heeft, is het bevorderen der hy
giëne van de stad. Zij is daartoe steeds op uit,
den dienst te modemiseeren en door nieuwe
vindingen nog' weer doelmatiger te maken.
Kleinigheden zijn het soms. maar die van
groot nut kunnen zijn. Hoe vernuftig is niet
het mechanisch ledigen van de emmers ge
vonden, waarbij in de nieuwe, bovendien nog
van een windkap voorziene vuilnisauto's de
vulopening wordt afgesloten, zoodat geen
atoomoje stof in de keel van den argeloozen
voorbijganger kan terecht komen. Die nieuwe
auto's zien er prachtig uit, maar gelukkig heb
ben zij het ophalen met paard en wagen nog
niet overval vervangen en zullen dat ook wel
niet doen. omdat vele Amsterdamsche straat
jes voor de auto's te nauw zijn. We zouden in
het stadsbeeld ook bepaald iets missen wan
neer we Bles zijn groenigen ijzeren wagen met
bezem en schoppen als emblemen achterop,
niet meer zagen voorttrekken van huis tot
huis.
Waarheen wordt het vuil nu gebracht, wan
neer de wagens vol zijn? Het Venetië van het
Noorden bezit in zijn grachten een transport
gelegenheid ,waar andere steden jaloersch op
kunnen zijn. Slechts korte trajecten behoeven
de vuilniswagens af te leggen; men rijdt ze
naar een der eleotrische hijschkranen. die op
twaalf punten in de stad aan den waterkant
ziin opgesteld; daar worden de volle bakken
ui* den wagen genomen en voor leege verwis
sel, zoodat de'mannen van de reiniging on
middellijk weer met vuil ophalen kunnen be
ginnen. 't Is een bedrijvig gedoe bij zoo'n
kraan. De vuilniswagens komen aanrijden,
worden ontladen, de kraan heft de bakken
een voor een van den grond en laat ze boven
een gereed liggende schuit; weer zakken. Zijn
de schuiten, die elk tien bakken kunnen be
vatten vol. dan vangen ze. getrokken door
een stoom- of motorbootje, hun reis door de
grachten en over het IJ naar cle vuilverbran
ding aan. Dat dit uiterst hvgiënische trans
port de schoonheid van de Amsterdamsche
wateren in 't minst niet schaadt, laat de af
beelding zien, waarop een sleen met bakken-
schuiten door den Amstel vaart; niemand zal
daarbij aan „vuil" denken! In een afzonder
lijke schuit gaan de groote stukken mee, waar
voor ook in de vuilniswagens al geen plaats
was en die de voerlui er dus gewoonlijk maar
bovenop zetten. Met zulke tropheeên getooid,
ziet men vaak de wagens door de stad rijden.
,,U hebt er geen idee van. wat ze ons allemaal
meegeven", vertelt een der mannen me, die
bij een hijschkraan juist zuchtend van in
spanning een gebloemden crapaud van wan
kele schoonheid heeft afgeladen. „Groote
doozen, ledikanten, matrassen, canapés, ka
chels. U kunt het zoo gek niet bedenken of
wij vervoeren het".
Ben soort gratis expeditie-onderneming
dus, opperde ik.
Zoo iets; maar bij ons gaat alles naar
één plaats: de verbranding. U moest eens zien,
wat daar uit de bakken te voorschijn komt
aan papier, lompen, zink, koper. Vroeger werd
dat allemaal uitgezocht en er zat nog heel
wat van geldswaarde in.
Stelt de Reiniging dan nu geen prijs meer
op dat geld?
Mijn zegsman gelooft, dat het uitzoeken te
duur werd door 't arbeidsloon. En hij heeft
gelijk. Dat is, naar mij later door een hoogere
instantie werd verteld, een van de redenen,
waarom in 1923 het sorteeren gestaakt werd,
vier jaar nadat de prachtige verbrandingsin
richting over het IJ was geopend. Een rapport
uitgebracht in 1927 door een commissie ter
bestudeering van het vuilverwijderingsvraag-
stuk voor Amsterdam, vermeldt nog het vol
gende merkwaardige motief om met het sor
teeren op te houden: Het zoeken en wroeten
in het vergankelijke van Amsterdam bleek
voor de jeugdige werklieden uit ethische over
wegingen minder geschikt te zijn".
Voor 'n keer had ik het toch wel eens wil
len zien, dat zoeken en wroeten, waarbij de
sorteerders met harkjes gereed stonden om
uit het vuil, dat in trommels over ijzeren
transportbanen liep, het waardevolle naar
zich toe te trekken. Op het terrein der ver
branding herinnert het voormalige sorteer-
gebouw - Ti in gebruik voor de bewerking
van de slacken nog aan dat curieuze be
drijf, wc art'"' de gemeente dus eigenlijk als
„voddenkoopman" optrad. Het afschaffen van
het sorteeren maakte nog een Ingrijpende
verbouwing noodzakelijk, want de transport
banen vormden een schakel in den weg, dien
het vuil had te gaan.
In 't kort is die weg thans: als de schuiten
met de gevulde bakken in het haventje van
de vuilverbranding zijn aangekomen, worden
de bakken twee aan twee door een hijschkat
opgenomen en langs een luchtspoor, dat zich
op 25 meter hoogte bevindt, boven een bun
ker gereden. Hier wordt de achterklep van
de bak losgeslagen en het vuil valt via een
trechter in den bunker, die een inhoud heeft
van 2000 M3. In dezen bunker loopen twee
electrische kranen met grijpers en telkens
wordt een hap vuil gepakt om daarmee één
der stortkokers van de ovens te vullen.
In totaal zijn er acht verbrandingsovens,
die elk vijf cellen hebben, zoodat in den bun
ker 40 stortkokers uitmonden. Onder aan el-
ken stortkoker bevindt zich, dicht bij de ver
brandingscel, een regelbare vulschroef. waar
mee de stoker de cel van vuil kan voorzien.
De cellen bestaan uit gietijzeren bakken met
holle wanden, waar met behulp van een ven
tilator lucht doorheen wordt gevoerd. Wan
neer deze lucht als koeling van de cellen heeft
gediend, is zij voldoende voorgewarmd om ter
bevordering der verbranding door een rooster-
plaat met gaatje in het vuil te worden ge
blazen.
Daar vuil ook brandstof is men kan zeg
gen, dat 5 K.G. huisvuil in verbrandingswaar-
de overeenkomt met 1 K.G. kolen wordt op
deze wijze een hooge temperatuur bereikt. Met
de warmte der verbrandingsgassen wordt in
ketels stoom geproduceerd, een der beide pro
ducten, die de vuilverbranding oplevert en
die de hooge kosten van het bedrijf eenigs-
zins compenseeren. In een gemeenschappelijke
leiding gaat de stoom uit de verschillende ke
tels naar de Centrale Noord, waar zij wordt
omgezet in electrische energie. De hoeveelheid
voortgebrachte stoom, is ongeveer zoo groot,
dat men een stad als Leiden er mee van elec-
trciteit kan voorzien.
Het is een technisch relaas, maar ook voor
niet-technici zit er veel interessants in vuil
verbranding. Daar is in de eerste plaats het
uit architectonisch oogpunt zeer geslaagde
bouwwerk, van gewapend beton opgetrokken,
dat met de machtige transportbanen en rijen
schoorsteenpijpen (van de ovens en de Cen
trale Noord) een indrukwekkend geheel vormt.
Aan den kant van den Papaverweg, waar tot
het terrein der vuilverbranding een aardig'
stuk tuin behoort en wilde wingerd het ge
bouw in gloed kan zetten heeft men een ty
pische combinatie van natuur en techniek,
die het sterkst wordt aangetroffen in een
huisje van slakkenbeton, waaruit een enorme
grasspriet omhoog steekt!
Dan het merkwaardige, dat de vuilverbran
ding in zekeren zin een seizoenbedrijf is. Hoe
veelheid en aard van het vuil loopen sterk uit
een in de verschillende jaargetijden. Zoo is
de lente niet alleen voor huisvrouwen, maar
ook voor de vuilverbranders schoonmaaksei-
zoen: veel licht brandbaar materiaal als pa
pier, stroo, lappen, wordt aangevoerd. In den
zomer heeft het vuil al een heel weinig uit
gesproken karakter: aarde, kalk en wolken
stof storten in den bunker. Het is dan soms
zóó slecht brandbaar, dat met behulp van teer
of olie het aantal warmte-calorieën moet wor
den opgevoerd.
Najaar is blikjestijd. Ik heb zoo'n vermoe
den, dat men op de vuilverbranding den con
servenfabrikanten geen goed hart toedraagt
Is de zware groenten-afval, die in den herfst
ook veel meekomt, al moeilijk te verbranden
o, die natte koolstronken! met de blikjes
gaat dit heelemaal niet. Ze moeten uit het
vuil worden gehaald en verhuizen naar een
handelaar in oud ijzer.
In den vollen winter beleeft men aan den
overkant van het IJ den besten tijd; de slak
ken, die na de verbranding overblijven, zijn
alleen de winterslakken voor den aanleg van
weaen te gebruiken.
Het rendabel maken van de slakken da
teert van 1925; vele jaren heeft men tever
geefs bepeinsd, wat toch met de slakken, die
zich in reusachtige bergen bij de vuilverbran
ding ophoopten, moest worden gedaan. Thans
vormt de bewerking van dit product een be
langrijk onderdeel van het bedrijf.
In den oven blijven de gesmolten slakken
na de verbranding achter. Met behulp van een
ontslakkingsmachine wordt de slak rood
gloeiend uit de cel getrokken, de slakkenwa-
gen rijdt er mee weg en dompelt ze in een
bak met water, waar ze door de snelle afkoe
ling in stukken springt. Na deze z.g. granula
tie wordt de aschmassa met ee/i Jacobsladder
opgevoerd naar een roteerenden zeeftrommel.
Als de slakken zijn gezeefd en nog eenige be
werkingen hebben ondergaan, krijgt men het
product, dat voor den wegenbouw zulke uit
stekende eigenschappen bezit. In tegenstel
ling met het natuurasfalt, dat spoedig glad
wordt, blijft een mengsel van bitumen, slak
ken en zand stroef, terwijl het bovendien heel
weinig slijt. Amsterdam heeft dit product van
zijn vuilverbranding reeds veel gebruikt; lang
zamerhand vindt het ook elders in het land
letterlijk en figuurlijk zijn weg.
Vrij v.aak gebeurt het, dat in den aschbak
voorwerpen terechtkomen, die er niet in hoo
ren. Juist als de bak geleegd en de vuilnisman
vertrokken is. bemerkt iemand, dat hij zijn
gouden ring of sigarettenkoker kwijt is. Êr
gaat een noodseintje over het IJ en de bak.
waarin het waardevolle voorwerp moet zijn
verdwaald, wordt er uit gehouden. Minutieus
zoekt men dan alles na en meermalen is het
gelukt wanneer de ring tenminste niet bij
het fonteintje lag! het verlorene uit het
vuil te voorschijn te brengen. In volkswijken
hebben de menschen soms de eigenaardige
gewoonte, onder in de ton een kistje vast te
maken, waari nze hun geld opbergen. Zij ver-
keeren in de wonderbaarlijke illusie, dat dit
de veiligste plaats is. De vuilverbranding, die
al heel wat geldkistjes te voorschijn heeft
moeten tooveren, weet wel beter!
Vermeldenswaard is nog, dat men aan de
samenstelling van het huisvuil de wijk, waar
uit het is opgehaald, kan herkennen. Sommige
wijken met vuile, slordige bewoners hebben
bepaald onsmakelijker huisvuil dan andere!
Ook is het merkwaardig, dat de welstand dei-
bevolking een factor vormt in de hoeveelheid
afvalstoffen. Tusschen 1920 en 1927 is deze
hoeveelheid van 0.3 M3. tot 0.7 M3. per hoofd
en per jaar gestegen, wat voor een belangrijk
deel aan de verhoogde welvaart van groote
groepen der bevolking wordt toegeschreven.
Ook sprak de materieele verarming in den
wereldoorlog zeer duidelijk uit het kwantum
afvalstoffen. Gemiddeld was dit, vergeleken
bij 1914, in het laatste oorlogsjaar met 25 pet.
per hoofd gedaald.
Zoo ziet men wel, dat uit het huisvuil van
een groote stad meer te lezen valt dan men
oppervlakkig zou denken!
L. N.
Een sleep bakkenschuiten, op weg naar de vuilverbranding, vaart door de Amstel.
De Droefheid van
Ridder Everhard.
Eeuwen geleden, in den tijd toen gansch
Kennemerland nog met bosschen overdekt
was, stond op de plaats waar we nu Haar
lem aantreffen, een machtig kasteel, dat be
woond werd, door Ridder Everhard en zijne
gemalin Hillegonde. Eigenijlk was Everhard
de heerscher van een machtig koninkrijk en
Hillegonde een koningsdochter, maar hij had
de koninklijke waardigheid overgedragen
aan zijn broeder en in de eenzaamheid van
de Kennemer wouden zijn woonstee gesticht,
opdat geen staatszaken zijn echtelijk geluk
zouden verstoren.
Als geliefden dwaalden Everhard en Hille
gonde hand in hand door de stille dreven
rondom hun kasteel en het scheen dat de
natuur zich verheugde, over dit innig-blije
menschenpaar.
Ook bestegen zij vaak één der geweldige
hoektorens en uren lang staarden zij dan
naar wijde verten, waar een blauwig waas de
boomkruinen sluierde.
Of zij zagen elkander lang in de oogen.
om in de diepten derzelven te peilen, hoe lief
zij elkaar hadden.
Én zaten zij in de hooge ridderzaal, dan too-
verden hare vlugge vingeren wonderlijke pa
tronen op het fijne linnen en hij zong met
welluidende stem de smachtendste minne
liederen, terwijl hij teedere klanken ontlokte
aan het met goud en ivoor ingelegd snaar
instrument. Zou er wel iets ter wereld in
staat zijn, dit heerlijk geluk te schaden? Het
leek niet mogelijk! Totdat op zekeren
morgen, Hillegonde haar geliefde gemaal te
vergeefs wachtte! Zij kon haar verlangen
naar Everhard nauwelijks bedwingen. Ten
slotte gaf zij Eelcö, 's ridders trouwe dienaar
opdracht om zijn meester mede te deelen, dat
zij hem met smart verbeidde.
Het duurde lang voor Eelco wederkwam.
Aan de verschrikte uitdrukking van zijn ge
laat bemerkte Hillegonde, dat er iets vreese-
lijks moest zijn.
Bevend, richtte zij zich op.
„Eelco! zeg mij, wat is hem overkomen?"
„Ach, Edele Vrouwe," antwoordde Eelco, ,.ik
weet het niet. Ridder Everhard is bedroefd,
maar hij heeft mij zijnen droefheid-oorzaak
niet geopenbaard. Hij kijkt somber voor zich
uit en gaf geen antwoord op al mijn vragen.
Toen ik aanhield zei hij eindelijk met smar
telijke stem: „Trouwe Eelco, neen, ook gij
kunt mij niet helpen. Ik waardeer uwe ge
voelens voor mij, maar thans moet ik u ge
bieden heen te gaan".
Hillegonde was doodsbleek geworden.
Zij sprak tot den trouwen dienaar: Eelco.
wat uwe trouw niet vermag, dat vermag
mijn liefde".
Haastig, maar met waardigheid, schreed zij
naar het vertrek, waar haar gemaal zich be
vond.
De aanblik van haar anders zoo opgewek-
ten echtgenoot, deed haar bijkans verstar
ren van schrik. Hij zat in zijn gebeeldhouw-
den zetel. Zijn rechterhand omknelde het
vreeselijke slagzwaard, zijn kin rustte in de
linker, zijn trekken waren vervormd door
vertrwijfeling, de sombere droefheid zijner
oogen was angstig om aan te zien.
Hillegonde streelde liefdevol zijn golvende
lokken. „Ach mijn Everhard, mijn sterke rid
der", sprak zij „vertel toch uwe gemalin wat
uw ziele benauwt".
Everhard zweeg en de uitdrukking zijner
oogen veranderde niet.
Hillegonde wierp zich op de knieën en
streelde de hand, die het zwaard omklemde,
terwijl zij smeekte: „.Everhard, mijn held,
bij de liefde die ons heilig is, ontsluier mij
uwer droefheid geheimenis.
Everhard zweeg en de uitdrukking zijner
oogen veranderde niet.
Toen welde een traan als een heldere dia
mant in het oog der edele vrouwe.
Everhard ontroerde en besloot zijn gemalin
zijn vreemde houding te verklaren.
„Ach, mijn Hillegonde'. borst hij uit, „ach
ik zie dat gij lijdt met mij en nu weet ik gij
er recht op hebt. te hooren, wat vreeselijks
mij is weder varen. Helaas! Zelfs onze
liefde is niet groot genoeg om de smart te
verdrijven, die mij foltert. Helaas!"
„Vertel het mij, geliefde Everhard", snikte
de schoone Hillegonde.
De ridder stond op en daar schalde zijn
krachtige stem door het gewelfde vertrek;
„Welnu, mijne Hillegonde, ik zal mij verkla
ren. Luister. Toen ik dezen morgen ont
waakte bij het uchtengloren sliept gij als
een roos en ik besloot uwe rust niet te ver
storen, maar eerst nog een rit te maken over
onze bezittingen. Ik gaf last de poort te ope
nen en de valbrug neder te laten. Juist wilde
ik opstijgen, toen ik iets ontzettends ont
dekte dat mij het uitrijden belette. Helaasl
hadde ik toch nooit het levenslicht aan
schouwd, dan ware mij dit bespaard geble
ven. Helaas! Het is te vreeselijk!"
„Vertel het mij, geliefde Everhard," snikte
de schoone Hillegonde.
„Nooit kom ik deze slag te boven, riep de
ongelukkige ridder. „Ah de ellendelingen!
Ze hebben het belastingplaatje van mijn
fiets gestolen!"
H. K.
GEMENGD NIEUWS.
Madrid krijgt de grootste
spoorwegbrug.
In Madrid wordt binnenkort met den bouw
van de grootste spoorwegbrug der wereld
begonnen. Zij wordt 475 meter lang, van
staalbeton gebouwd, met een middenboog van
200 meter, die geen steunpunt heeft. De brug
wordt voor de spoorweglij n Saragossa—
Orense gebouwd.
Tijgerin verslond een half dorp.
In Noord-Indië bij Koemaon, heeft de Brit-
sche officier Bruce Abbot een tijgerin neerge
legd, die in den loop van 3 jaren ongeveer
150 menschen moet verslonden hebben.
I" r
Oefening 13 is een zwaai-oefening, waarbij
het geheele lichaam in actie is. De figuren
1, 2 en 3 zijn slechts onderdeelen van de ge
heele beweging; al deze onderdeelen moeten
ongedwongen inéénvloeien, zoodat alles rhyth-
misch, zonder onderbreking verloopt. We be
ginnen rechtop met de armen hoog (fig. 1),
daarna zwaaien de armen naar beneden (fig.
2) en door naar achteren (fig 3). Het lichaam
volgt den zwaai der armen, buigt dus naar
voren, en ook de knieën en enkels worden
licht veerend gebogen. Terwijl de armen weer
langs denzelfden weg terugzwaaien, richten
we ons geleidelijk weer op. Om deze oefening
goe dte doen verloopen is een eerste vereisch-
te, dat geen enkele spiergroep gespannen is.
Doe het heel losjes, luchtig, zonder veel in
spanning, onverschillig zouden we haast zeg
gen! Zóó uitgevoerd is het een uitstekende
oefening om deze week mee te beginnen. Na
twintig of dertig van deze zwaaien zijn we
heerlijk warm en daardoor in goede conditie
om door te gaan met
Oefening 14. Na
dat we ons zoo hoog
mogelijk hebben
uitgestrekt, laten
we den romp voor
over vallen, tot de
toppen van de
vingers dicht bij
den grond zijn. On
middellijk daarna
weer uitstrekken.
Deze oefening vijf
tien maal herha
len in den tijd van
dertig seconden.
Het is mogelijk dat
het u in het begin
niet lukt, den grond
te raken. Na eenige
dagen regelmatig
geoefend te hebben,
zonder de vooraf
gegane dertien
oefeningen te ver-
waarloozen, komt
u er zeker. Mis
schien lukt het u
zelfs met platte handen en met den neus te
gen de knieën. Het is niet onmogelijk! Nog
één waarschuwing: de knieën blijven absoluut
recht.
Oefening 15. Staan
met de beenen ge-
spreid. Nu den
romp draaien en
buigen, en met de
armen ver reiken,
zooals de teekening
(in den rug gezien)
aangeeft. De beide
handen beschrij
ven een grooten ho
rizontalen cirkel.
Een heel goede,
slank en lenig ma
kende oefening!
Oefening 16. De
beginstand is ge
knield, met het
lichaam recht op.
Nu langzaam ach
terover, tot u niet
verder kunt; daar
na weer terug trek
ken. Bij deze oefe
ning mag men niet
}p de hielen gaan zit
ten. Deze buiten
gewoon moeilijke oefening wordt wel iets
gemakkelijker, wanneer men de knieën wat
uit elkaar doet. Om het zoo ver te brengen,
als de figuur hiernaast aangeeft, moet men
wel slangenmensch-neigingen hebben! Het is
gemakkelijker geteekend dan gedaan!
En tochmet regelmatig oefenen is zoo
veel te bereiken. Volhouden! Volhouden!!
Bij de serie oefeningen in ons nummer van
j.l. Zaterdag is een foutje ingeslopen. Belang
stellende lezers zullen gemerkt hebben, dkt
de teekeningen bij de oefeningen 10 en 11 on
derling verwisseld waren.
JULES KAMMEIJER
Lich. Opv. M.O.