it! 13 I BIJVOEGSEL VAN HAARLEM'S DAGBLAD |- j Amsterdam maakt zijn vuilnis H.D.« VERTELLING ZATERDAG 1 DECEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD die zaterdagavond! Afval zorgt voor electriciteit en nog meer. Elke wijk heeft haar „eigen" soort... De verbrandingsinrichting over het IJ vormt met de machtige transportbanen en rijen schoorsteenpijpen een indrukwekkend geheel. Mannen, die hun werk hebben en overdag van huis zijn, missen toch veel. De ochtend- drukte in een woonwijk behoort tot de genoe- gelijkste dingen van een groote stad. Het kleedjesklop-concert van dienstmeisjes, de knallende deksels van bakkerskarren, loop jongens, die komen hooren en brengen en op hun fiets, die vooroverhelt van de zware mand de trottoirs af-bonzen, het buiten zetten van de vuilnisbakken als de rateljongen van de Stadsreiniging zijn instrument heeft gezwaaid het zijn alle kleine geluiden, die voor nijvere èchtgenooten en vaders in een andere wereld worden gemaakt. Wat een verschil met den wandelenden rentenier! Hij kent die ochtend geluiden precies; ook kan hij u nauwkeurig vertellen, in welke straten van Amsterdam de hermetisch gesloten vuilnisemmers keurig in het gelid worden gezet en in welke het een allegaartje is van rijk gevulde tonnen, teilen kisten, bussen, bakken, die te wachten staan in een entourage van eierschalen, vischgraten gekreukte papieren en wat er nog meer bij het hardhandig neerzetten over den rand is geschud. Wat hij misschien niet weet, is de oorzaak van dit opvallende verschil. Hebben in de eene straat de bewoners zooveel meer zin voor hygiëne dan in de andere en waarom ziet b.v. Amsterdam-Zuid. dat toch een reputatie van nette" woonwijk heeft op te houden, er tel kens weer even slordig uit, terwijl in drukke volksbuurten soms een merkwaardige eensge zindheid op het gebied van vuilnisemmers ibliikt te bestaan? Ik zal hem en u het geheim onthullen. Het ligt in de bedoeling van de Stadsreiniging, iedere huisvrouw in Amster dam gratis een verzinkt ijzeren emmer te ver strekken, voor welke attentie zij niets anders behoeft te doen dan er netjes het huisvuil in te deponeeren. Maar dat wordt dan ook van haar verlangd: zii mag nog zoo gehecht zijn aan haar gebukkelden emmer of haar ton van half vergaan hout, als zij het mat-glanzend geschenk van de Stadsreiniging heeft ontvan gen, moet zij het gebruiken ook. Nu is de dis tributie van die emmers in vele wijken al ge schied, maar in Amsterdam-Zuid is de wel doende Sinterklaas-van-de-gemeente nog niet geweest. Binnenkort zal hij ook daar de ron de doen en bij het begin van het nieuwe jaar zullen alleen in dit stadsgedeelte 200.000 em mers zijn uitgedeeld. Dan wordt Zuid pas echt een nette wijk! Het spreekt van zelf, dat de Stadsreiniging niet uit een behoefte om cadeautjes te geven, aldus te werk gaat. Het eenige doel, dat zij voor oogen heeft, is het bevorderen der hy giëne van de stad. Zij is daartoe steeds op uit, den dienst te modemiseeren en door nieuwe vindingen nog' weer doelmatiger te maken. Kleinigheden zijn het soms. maar die van groot nut kunnen zijn. Hoe vernuftig is niet het mechanisch ledigen van de emmers ge vonden, waarbij in de nieuwe, bovendien nog van een windkap voorziene vuilnisauto's de vulopening wordt afgesloten, zoodat geen atoomoje stof in de keel van den argeloozen voorbijganger kan terecht komen. Die nieuwe auto's zien er prachtig uit, maar gelukkig heb ben zij het ophalen met paard en wagen nog niet overval vervangen en zullen dat ook wel niet doen. omdat vele Amsterdamsche straat jes voor de auto's te nauw zijn. We zouden in het stadsbeeld ook bepaald iets missen wan neer we Bles zijn groenigen ijzeren wagen met bezem en schoppen als emblemen achterop, niet meer zagen voorttrekken van huis tot huis. Waarheen wordt het vuil nu gebracht, wan neer de wagens vol zijn? Het Venetië van het Noorden bezit in zijn grachten een transport gelegenheid ,waar andere steden jaloersch op kunnen zijn. Slechts korte trajecten behoeven de vuilniswagens af te leggen; men rijdt ze naar een der eleotrische hijschkranen. die op twaalf punten in de stad aan den waterkant ziin opgesteld; daar worden de volle bakken ui* den wagen genomen en voor leege verwis sel, zoodat de'mannen van de reiniging on middellijk weer met vuil ophalen kunnen be ginnen. 't Is een bedrijvig gedoe bij zoo'n kraan. De vuilniswagens komen aanrijden, worden ontladen, de kraan heft de bakken een voor een van den grond en laat ze boven een gereed liggende schuit; weer zakken. Zijn de schuiten, die elk tien bakken kunnen be vatten vol. dan vangen ze. getrokken door een stoom- of motorbootje, hun reis door de grachten en over het IJ naar cle vuilverbran ding aan. Dat dit uiterst hvgiënische trans port de schoonheid van de Amsterdamsche wateren in 't minst niet schaadt, laat de af beelding zien, waarop een sleen met bakken- schuiten door den Amstel vaart; niemand zal daarbij aan „vuil" denken! In een afzonder lijke schuit gaan de groote stukken mee, waar voor ook in de vuilniswagens al geen plaats was en die de voerlui er dus gewoonlijk maar bovenop zetten. Met zulke tropheeên getooid, ziet men vaak de wagens door de stad rijden. ,,U hebt er geen idee van. wat ze ons allemaal meegeven", vertelt een der mannen me, die bij een hijschkraan juist zuchtend van in spanning een gebloemden crapaud van wan kele schoonheid heeft afgeladen. „Groote doozen, ledikanten, matrassen, canapés, ka chels. U kunt het zoo gek niet bedenken of wij vervoeren het". Ben soort gratis expeditie-onderneming dus, opperde ik. Zoo iets; maar bij ons gaat alles naar één plaats: de verbranding. U moest eens zien, wat daar uit de bakken te voorschijn komt aan papier, lompen, zink, koper. Vroeger werd dat allemaal uitgezocht en er zat nog heel wat van geldswaarde in. Stelt de Reiniging dan nu geen prijs meer op dat geld? Mijn zegsman gelooft, dat het uitzoeken te duur werd door 't arbeidsloon. En hij heeft gelijk. Dat is, naar mij later door een hoogere instantie werd verteld, een van de redenen, waarom in 1923 het sorteeren gestaakt werd, vier jaar nadat de prachtige verbrandingsin richting over het IJ was geopend. Een rapport uitgebracht in 1927 door een commissie ter bestudeering van het vuilverwijderingsvraag- stuk voor Amsterdam, vermeldt nog het vol gende merkwaardige motief om met het sor teeren op te houden: Het zoeken en wroeten in het vergankelijke van Amsterdam bleek voor de jeugdige werklieden uit ethische over wegingen minder geschikt te zijn". Voor 'n keer had ik het toch wel eens wil len zien, dat zoeken en wroeten, waarbij de sorteerders met harkjes gereed stonden om uit het vuil, dat in trommels over ijzeren transportbanen liep, het waardevolle naar zich toe te trekken. Op het terrein der ver branding herinnert het voormalige sorteer- gebouw - Ti in gebruik voor de bewerking van de slacken nog aan dat curieuze be drijf, wc art'"' de gemeente dus eigenlijk als „voddenkoopman" optrad. Het afschaffen van het sorteeren maakte nog een Ingrijpende verbouwing noodzakelijk, want de transport banen vormden een schakel in den weg, dien het vuil had te gaan. In 't kort is die weg thans: als de schuiten met de gevulde bakken in het haventje van de vuilverbranding zijn aangekomen, worden de bakken twee aan twee door een hijschkat opgenomen en langs een luchtspoor, dat zich op 25 meter hoogte bevindt, boven een bun ker gereden. Hier wordt de achterklep van de bak losgeslagen en het vuil valt via een trechter in den bunker, die een inhoud heeft van 2000 M3. In dezen bunker loopen twee electrische kranen met grijpers en telkens wordt een hap vuil gepakt om daarmee één der stortkokers van de ovens te vullen. In totaal zijn er acht verbrandingsovens, die elk vijf cellen hebben, zoodat in den bun ker 40 stortkokers uitmonden. Onder aan el- ken stortkoker bevindt zich, dicht bij de ver brandingscel, een regelbare vulschroef. waar mee de stoker de cel van vuil kan voorzien. De cellen bestaan uit gietijzeren bakken met holle wanden, waar met behulp van een ven tilator lucht doorheen wordt gevoerd. Wan neer deze lucht als koeling van de cellen heeft gediend, is zij voldoende voorgewarmd om ter bevordering der verbranding door een rooster- plaat met gaatje in het vuil te worden ge blazen. Daar vuil ook brandstof is men kan zeg gen, dat 5 K.G. huisvuil in verbrandingswaar- de overeenkomt met 1 K.G. kolen wordt op deze wijze een hooge temperatuur bereikt. Met de warmte der verbrandingsgassen wordt in ketels stoom geproduceerd, een der beide pro ducten, die de vuilverbranding oplevert en die de hooge kosten van het bedrijf eenigs- zins compenseeren. In een gemeenschappelijke leiding gaat de stoom uit de verschillende ke tels naar de Centrale Noord, waar zij wordt omgezet in electrische energie. De hoeveelheid voortgebrachte stoom, is ongeveer zoo groot, dat men een stad als Leiden er mee van elec- trciteit kan voorzien. Het is een technisch relaas, maar ook voor niet-technici zit er veel interessants in vuil verbranding. Daar is in de eerste plaats het uit architectonisch oogpunt zeer geslaagde bouwwerk, van gewapend beton opgetrokken, dat met de machtige transportbanen en rijen schoorsteenpijpen (van de ovens en de Cen trale Noord) een indrukwekkend geheel vormt. Aan den kant van den Papaverweg, waar tot het terrein der vuilverbranding een aardig' stuk tuin behoort en wilde wingerd het ge bouw in gloed kan zetten heeft men een ty pische combinatie van natuur en techniek, die het sterkst wordt aangetroffen in een huisje van slakkenbeton, waaruit een enorme grasspriet omhoog steekt! Dan het merkwaardige, dat de vuilverbran ding in zekeren zin een seizoenbedrijf is. Hoe veelheid en aard van het vuil loopen sterk uit een in de verschillende jaargetijden. Zoo is de lente niet alleen voor huisvrouwen, maar ook voor de vuilverbranders schoonmaaksei- zoen: veel licht brandbaar materiaal als pa pier, stroo, lappen, wordt aangevoerd. In den zomer heeft het vuil al een heel weinig uit gesproken karakter: aarde, kalk en wolken stof storten in den bunker. Het is dan soms zóó slecht brandbaar, dat met behulp van teer of olie het aantal warmte-calorieën moet wor den opgevoerd. Najaar is blikjestijd. Ik heb zoo'n vermoe den, dat men op de vuilverbranding den con servenfabrikanten geen goed hart toedraagt Is de zware groenten-afval, die in den herfst ook veel meekomt, al moeilijk te verbranden o, die natte koolstronken! met de blikjes gaat dit heelemaal niet. Ze moeten uit het vuil worden gehaald en verhuizen naar een handelaar in oud ijzer. In den vollen winter beleeft men aan den overkant van het IJ den besten tijd; de slak ken, die na de verbranding overblijven, zijn alleen de winterslakken voor den aanleg van weaen te gebruiken. Het rendabel maken van de slakken da teert van 1925; vele jaren heeft men tever geefs bepeinsd, wat toch met de slakken, die zich in reusachtige bergen bij de vuilverbran ding ophoopten, moest worden gedaan. Thans vormt de bewerking van dit product een be langrijk onderdeel van het bedrijf. In den oven blijven de gesmolten slakken na de verbranding achter. Met behulp van een ontslakkingsmachine wordt de slak rood gloeiend uit de cel getrokken, de slakkenwa- gen rijdt er mee weg en dompelt ze in een bak met water, waar ze door de snelle afkoe ling in stukken springt. Na deze z.g. granula tie wordt de aschmassa met ee/i Jacobsladder opgevoerd naar een roteerenden zeeftrommel. Als de slakken zijn gezeefd en nog eenige be werkingen hebben ondergaan, krijgt men het product, dat voor den wegenbouw zulke uit stekende eigenschappen bezit. In tegenstel ling met het natuurasfalt, dat spoedig glad wordt, blijft een mengsel van bitumen, slak ken en zand stroef, terwijl het bovendien heel weinig slijt. Amsterdam heeft dit product van zijn vuilverbranding reeds veel gebruikt; lang zamerhand vindt het ook elders in het land letterlijk en figuurlijk zijn weg. Vrij v.aak gebeurt het, dat in den aschbak voorwerpen terechtkomen, die er niet in hoo ren. Juist als de bak geleegd en de vuilnisman vertrokken is. bemerkt iemand, dat hij zijn gouden ring of sigarettenkoker kwijt is. Êr gaat een noodseintje over het IJ en de bak. waarin het waardevolle voorwerp moet zijn verdwaald, wordt er uit gehouden. Minutieus zoekt men dan alles na en meermalen is het gelukt wanneer de ring tenminste niet bij het fonteintje lag! het verlorene uit het vuil te voorschijn te brengen. In volkswijken hebben de menschen soms de eigenaardige gewoonte, onder in de ton een kistje vast te maken, waari nze hun geld opbergen. Zij ver- keeren in de wonderbaarlijke illusie, dat dit de veiligste plaats is. De vuilverbranding, die al heel wat geldkistjes te voorschijn heeft moeten tooveren, weet wel beter! Vermeldenswaard is nog, dat men aan de samenstelling van het huisvuil de wijk, waar uit het is opgehaald, kan herkennen. Sommige wijken met vuile, slordige bewoners hebben bepaald onsmakelijker huisvuil dan andere! Ook is het merkwaardig, dat de welstand dei- bevolking een factor vormt in de hoeveelheid afvalstoffen. Tusschen 1920 en 1927 is deze hoeveelheid van 0.3 M3. tot 0.7 M3. per hoofd en per jaar gestegen, wat voor een belangrijk deel aan de verhoogde welvaart van groote groepen der bevolking wordt toegeschreven. Ook sprak de materieele verarming in den wereldoorlog zeer duidelijk uit het kwantum afvalstoffen. Gemiddeld was dit, vergeleken bij 1914, in het laatste oorlogsjaar met 25 pet. per hoofd gedaald. Zoo ziet men wel, dat uit het huisvuil van een groote stad meer te lezen valt dan men oppervlakkig zou denken! L. N. Een sleep bakkenschuiten, op weg naar de vuilverbranding, vaart door de Amstel. De Droefheid van Ridder Everhard. Eeuwen geleden, in den tijd toen gansch Kennemerland nog met bosschen overdekt was, stond op de plaats waar we nu Haar lem aantreffen, een machtig kasteel, dat be woond werd, door Ridder Everhard en zijne gemalin Hillegonde. Eigenijlk was Everhard de heerscher van een machtig koninkrijk en Hillegonde een koningsdochter, maar hij had de koninklijke waardigheid overgedragen aan zijn broeder en in de eenzaamheid van de Kennemer wouden zijn woonstee gesticht, opdat geen staatszaken zijn echtelijk geluk zouden verstoren. Als geliefden dwaalden Everhard en Hille gonde hand in hand door de stille dreven rondom hun kasteel en het scheen dat de natuur zich verheugde, over dit innig-blije menschenpaar. Ook bestegen zij vaak één der geweldige hoektorens en uren lang staarden zij dan naar wijde verten, waar een blauwig waas de boomkruinen sluierde. Of zij zagen elkander lang in de oogen. om in de diepten derzelven te peilen, hoe lief zij elkaar hadden. Én zaten zij in de hooge ridderzaal, dan too- verden hare vlugge vingeren wonderlijke pa tronen op het fijne linnen en hij zong met welluidende stem de smachtendste minne liederen, terwijl hij teedere klanken ontlokte aan het met goud en ivoor ingelegd snaar instrument. Zou er wel iets ter wereld in staat zijn, dit heerlijk geluk te schaden? Het leek niet mogelijk! Totdat op zekeren morgen, Hillegonde haar geliefde gemaal te vergeefs wachtte! Zij kon haar verlangen naar Everhard nauwelijks bedwingen. Ten slotte gaf zij Eelcö, 's ridders trouwe dienaar opdracht om zijn meester mede te deelen, dat zij hem met smart verbeidde. Het duurde lang voor Eelco wederkwam. Aan de verschrikte uitdrukking van zijn ge laat bemerkte Hillegonde, dat er iets vreese- lijks moest zijn. Bevend, richtte zij zich op. „Eelco! zeg mij, wat is hem overkomen?" „Ach, Edele Vrouwe," antwoordde Eelco, ,.ik weet het niet. Ridder Everhard is bedroefd, maar hij heeft mij zijnen droefheid-oorzaak niet geopenbaard. Hij kijkt somber voor zich uit en gaf geen antwoord op al mijn vragen. Toen ik aanhield zei hij eindelijk met smar telijke stem: „Trouwe Eelco, neen, ook gij kunt mij niet helpen. Ik waardeer uwe ge voelens voor mij, maar thans moet ik u ge bieden heen te gaan". Hillegonde was doodsbleek geworden. Zij sprak tot den trouwen dienaar: Eelco. wat uwe trouw niet vermag, dat vermag mijn liefde". Haastig, maar met waardigheid, schreed zij naar het vertrek, waar haar gemaal zich be vond. De aanblik van haar anders zoo opgewek- ten echtgenoot, deed haar bijkans verstar ren van schrik. Hij zat in zijn gebeeldhouw- den zetel. Zijn rechterhand omknelde het vreeselijke slagzwaard, zijn kin rustte in de linker, zijn trekken waren vervormd door vertrwijfeling, de sombere droefheid zijner oogen was angstig om aan te zien. Hillegonde streelde liefdevol zijn golvende lokken. „Ach mijn Everhard, mijn sterke rid der", sprak zij „vertel toch uwe gemalin wat uw ziele benauwt". Everhard zweeg en de uitdrukking zijner oogen veranderde niet. Hillegonde wierp zich op de knieën en streelde de hand, die het zwaard omklemde, terwijl zij smeekte: „.Everhard, mijn held, bij de liefde die ons heilig is, ontsluier mij uwer droefheid geheimenis. Everhard zweeg en de uitdrukking zijner oogen veranderde niet. Toen welde een traan als een heldere dia mant in het oog der edele vrouwe. Everhard ontroerde en besloot zijn gemalin zijn vreemde houding te verklaren. „Ach, mijn Hillegonde'. borst hij uit, „ach ik zie dat gij lijdt met mij en nu weet ik gij er recht op hebt. te hooren, wat vreeselijks mij is weder varen. Helaas! Zelfs onze liefde is niet groot genoeg om de smart te verdrijven, die mij foltert. Helaas!" „Vertel het mij, geliefde Everhard", snikte de schoone Hillegonde. De ridder stond op en daar schalde zijn krachtige stem door het gewelfde vertrek; „Welnu, mijne Hillegonde, ik zal mij verkla ren. Luister. Toen ik dezen morgen ont waakte bij het uchtengloren sliept gij als een roos en ik besloot uwe rust niet te ver storen, maar eerst nog een rit te maken over onze bezittingen. Ik gaf last de poort te ope nen en de valbrug neder te laten. Juist wilde ik opstijgen, toen ik iets ontzettends ont dekte dat mij het uitrijden belette. Helaasl hadde ik toch nooit het levenslicht aan schouwd, dan ware mij dit bespaard geble ven. Helaas! Het is te vreeselijk!" „Vertel het mij, geliefde Everhard," snikte de schoone Hillegonde. „Nooit kom ik deze slag te boven, riep de ongelukkige ridder. „Ah de ellendelingen! Ze hebben het belastingplaatje van mijn fiets gestolen!" H. K. GEMENGD NIEUWS. Madrid krijgt de grootste spoorwegbrug. In Madrid wordt binnenkort met den bouw van de grootste spoorwegbrug der wereld begonnen. Zij wordt 475 meter lang, van staalbeton gebouwd, met een middenboog van 200 meter, die geen steunpunt heeft. De brug wordt voor de spoorweglij n Saragossa— Orense gebouwd. Tijgerin verslond een half dorp. In Noord-Indië bij Koemaon, heeft de Brit- sche officier Bruce Abbot een tijgerin neerge legd, die in den loop van 3 jaren ongeveer 150 menschen moet verslonden hebben. I" r Oefening 13 is een zwaai-oefening, waarbij het geheele lichaam in actie is. De figuren 1, 2 en 3 zijn slechts onderdeelen van de ge heele beweging; al deze onderdeelen moeten ongedwongen inéénvloeien, zoodat alles rhyth- misch, zonder onderbreking verloopt. We be ginnen rechtop met de armen hoog (fig. 1), daarna zwaaien de armen naar beneden (fig. 2) en door naar achteren (fig 3). Het lichaam volgt den zwaai der armen, buigt dus naar voren, en ook de knieën en enkels worden licht veerend gebogen. Terwijl de armen weer langs denzelfden weg terugzwaaien, richten we ons geleidelijk weer op. Om deze oefening goe dte doen verloopen is een eerste vereisch- te, dat geen enkele spiergroep gespannen is. Doe het heel losjes, luchtig, zonder veel in spanning, onverschillig zouden we haast zeg gen! Zóó uitgevoerd is het een uitstekende oefening om deze week mee te beginnen. Na twintig of dertig van deze zwaaien zijn we heerlijk warm en daardoor in goede conditie om door te gaan met Oefening 14. Na dat we ons zoo hoog mogelijk hebben uitgestrekt, laten we den romp voor over vallen, tot de toppen van de vingers dicht bij den grond zijn. On middellijk daarna weer uitstrekken. Deze oefening vijf tien maal herha len in den tijd van dertig seconden. Het is mogelijk dat het u in het begin niet lukt, den grond te raken. Na eenige dagen regelmatig geoefend te hebben, zonder de vooraf gegane dertien oefeningen te ver- waarloozen, komt u er zeker. Mis schien lukt het u zelfs met platte handen en met den neus te gen de knieën. Het is niet onmogelijk! Nog één waarschuwing: de knieën blijven absoluut recht. Oefening 15. Staan met de beenen ge- spreid. Nu den romp draaien en buigen, en met de armen ver reiken, zooals de teekening (in den rug gezien) aangeeft. De beide handen beschrij ven een grooten ho rizontalen cirkel. Een heel goede, slank en lenig ma kende oefening! Oefening 16. De beginstand is ge knield, met het lichaam recht op. Nu langzaam ach terover, tot u niet verder kunt; daar na weer terug trek ken. Bij deze oefe ning mag men niet }p de hielen gaan zit ten. Deze buiten gewoon moeilijke oefening wordt wel iets gemakkelijker, wanneer men de knieën wat uit elkaar doet. Om het zoo ver te brengen, als de figuur hiernaast aangeeft, moet men wel slangenmensch-neigingen hebben! Het is gemakkelijker geteekend dan gedaan! En tochmet regelmatig oefenen is zoo veel te bereiken. Volhouden! Volhouden!! Bij de serie oefeningen in ons nummer van j.l. Zaterdag is een foutje ingeslopen. Belang stellende lezers zullen gemerkt hebben, dkt de teekeningen bij de oefeningen 10 en 11 on derling verwisseld waren. JULES KAMMEIJER Lich. Opv. M.O.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15