HIJ OF ZIJ?
16)
Het wintert in Davos
De werkzaamheden voor den bouw van de nieuwe verkeersbrug
over den Rijn te Arnhem. Een fraai overzicht van hetgeen thans
gereed gekomen is
Alle begin is moeilijk, ook bij de skisport
In Hortus te Amsterdam bloeit een Hyacinth, waarvan
d« bloem, in plaats van naar boven, naar beneden
in het glas bloeit
De Nederlandsche zwemsters, die deelnemen
aan de internationale zwemwedstrijden te
Parijs, onder wie de dames Willy den
Ouden en Rie Mastenbroek, zijn Vrijdag
van Rotterdam naar Frankrijk vertrokken.
Een aardige groep, even voor het vertrek
De Japansche schoener „Wani Maru" welke een goodwill-reis van 15000 mijlen maakte,
met aan boord 52 leden van de Japansche marine boy scout federatie, bij aankomst in
de haven van Tokio, waar een enthousiaste begroeting plaats vond
H K. H. Prinses Juliana als bruidsmeisje bij de huwelijksvoltrekking tusschen den Hertog -an Kent en Prinses Marina van Griekenland. V.lnr.;
Prinses Catharina van Griekenland; lady Iris Mountbatten; lady Mary Cambridge; de Prins van Wales; Prinses Eugenie van Griekenland; hét
vorstelijk bruidspaar; Prinses Elisabeth van York; Groothertogin Kyra van Rusland; de Hertog van York; Prinses Irene van Griekenland en
Prinses Juliana
FEUILLETON
door
BERTA RUCK.
'r „Ja, op voorwaarde, dat je niet milady zult
zeggen. „Je hebt vanmorgen gezien, hoe goed
ik mij houden kan, als er iemand anders bij
is. Je behoeft niet bang te zijn, dat ik ooit in
tegenwoordigheid van anderen zal laten mer
ken, dat ik je niet als een gewonen knecht be
schouw; maar als ik geheel alleen met je
ben Je weet niet, hoe saai en vervelend het
hier is, als mijn neef het zoo druk heeft met
schrijven, en ik niemand heb, om tegen te
praten."
„Lady Day, het spijt mij heel erg, en als ik
j iets voor u doen kan
„Je kunt me tegen je laten praten," zei Lae-
i titia, die heel goed wist, dat je nooit aan een
i man moest vragen, je een beetje bezig te hou-
den met praten, want dat ze dan zwijgzamer
worden dan ooit en zeker niet tot vertrouwe-
i lijke mededeelingen overgaan. „Je zou me
i kunnen toestaan, om op gelijken voet met je
I om te gaan, nu we voor het oogenblik achter
de schermen zijn. Vind je dat goed?"
„Wat zou Reggie gezegd hebben?" dacht
Reggie's zuster.
„Het zal me een groote eer zijn. Stapt u maar
gauw in. Ziezoo. Is u klaar? Kijk, zoo moet u
hem vasthouden. Heeft u nog nooit geboomd?
Let u nu goed op. Zoo nv u hem door uw
handen laten glijden. Ziet u het? Probeert u
het nu ook eens
Smith deed al zijn best. om Lady Day de
kunst om te boomen grondig te leeren. Zij
voeren steeds in het rond langs den ondiepen
oever van het meer, totdat Lady Day, die
eigenlijk niets voelde voor eenige sport (uit
genomen flirten) met klagende stem verzeker
de, dat haar armen er moe van werden.
„Zal ik u dan maar even afzetten bij uw
huis?"
„Neen, nog niet. Ik wou liever, dat jij nu
een poosje ging boomen. Wil je dat doen? Dit
meer van Ralph begint te vervelen. (Ze was
nog zoo boos op Ralph, omdat hij haar zoo
veronachtzaamde, dat ze wel op alles, dat hem
toebehoorde, had willen vitten.) „Het is zoo'n
akelig klein ding! Ik voel net, alsof ik op
een steeltje van de thee zit en in een kopje
ronddrijf. Toe, ga de rivier een eindje op! Je
boomt zoo flink en vlug."
Smith deed, wat hem gevraagd werd. De rol,
die hij op het oogenblik te vervullen had, was
moeilijker dan die van Smith, den chauffeur.
Hij moest vooral niet te veel praten, want hij
moest zich natuurlijk een beetje inwerken in
zijn rol van een jongen van hoogen stand, die
een geheim met zich omdroeg. Onder volko
men stilzwijgen boomde hij dus de schuit
voort langs de rivier.
De rivier, vol forellen, behoorde gedeeltelijk
ook tot Wellalone. Zij liep door het meer en
vervolgde daarna haar weg tusschen wilgen-
boomen, langs een heg, die een afscheiding
vormde en verder door weilanden vol boter
bloempjes en madeliefjes, roode klaver en
blauwe veronica's.
„Het is hier mooi, vind je niet?" zei Lady
Day, terwijl ze achterover in de kussens leun
de en haar eene hand door het water liet glij
den, terwijl de schuit zachtjes voortgleed.
„Ja, heel mooi," stemde Smith toe.
„En bevalt het je hier nog al?"
„Ja, heel goed, antwoordde hij zonder meer."
Nu begon ze met hem over het kasteel Wel
lalone te praten, alsof hij ook een van de gas
ten was. Zij vertelde hem, hoe graag haar
kinderen er logeerden, haar kleine jongens,
die nu nog op de lagere school waren. Ze ver
telde hem naar welke school zij toe zouden
gaan, al ze veertien waren. Ze besprak de ver
schillende scholen, waartusschen ze had moe
ten kiezen. Ze vroeg, of hij de boeken van Alec
Waugh kende, die zich zoo onpartijdig uit
sprak over het onderwerp „scholen". Hoopte
ze, dat hij vertellen zou, waar hij school ge
gaan had?
Misschien wel, maar hij liet niets los.
Naar alle waarschijnlijkheid kende Lady
Day verscheidene van zijn schoolkameraden
uit Eton, of waar hij geweest mocht zijn. De
gedachte, dat hij zoo achterhoudend durfde
zijn, deed haar bijna haar geduld verliezen.
Bijna vertelde ze hem dat ook, maar ze be
dacht zich en vroeg:
„Hoelang chauffeur je nu al?"
„Laat ik eens kijken vijf jaar geleden
heb ik mijn rijbewijs gekregen."
„Zoo!" Het zei haar echter niet veel.
Daarop liet ze haar blik rusten op zijn aar
dig jeugdig profiel.
„Heb je zusters? Ik heb je wel beloofd, dat
ik niet over je familie praten zou, maar dit is
niet hetzelfde. Het viel mij op eens zoo in, en
daarom vraag ik, of je zusters hebt?"
Een ondeugende glimlach gleed over zijn
jelaat. Het was bepaald amusant, vond hij.
om de werkelijke waarheid te kunnen vertel
len, zonder iets te verklappen.
„Ja, Lady Day," zei hij, „ik heb twee zus
ters."
„Het zijn zeker wel heel knappe meisjes,"
merkte Laetitia op, terwijl ze hem aankeek,
dien ze voor hun broer hield.
„Ik geloof wel, dat ze erg knap gevonden
worden," antwoordde Smith. Hij was be
nieuwd, of ze hun portretten in de Sketch ge
zien had. Hij had die toevallig dien morgen in
handen gekregen in de hall van het perso
neel.
„Zijn er al van jullie getrouwd?" was de
volgende vraag.
„Die twee zusters zijn getrouwd. Ze heeten
hier wachtte Smith even, alleen uit lust,
om haar wat te plagen „Phyllis en Mary
„Dat verraadt ook geen familiegeheim, is
het wel?" zei Lady Day. „De eene helft van
de meisjes, die je ontmoet, heet Phyllis, en
de andere helft Mary. Kun je me ook nog ver
tellen. hoe je broers heeten, of gaat dat niet?"
„Ik zal het u vertellen," zei Smith glim
lachend, want hij was niet bang, of de maand
zou al lang om wezen, voor zij familienamen
had gevonden, waar die voornamen bij voor
kwamen.
„Ik kan het u wel vertellen, als u graag hun
namen weten wil."
„Ja, ik wou graag weten. Ben ik niet onver
geeflijk nieuwsgierig?" Ze lachte nu zelf ook.
Och, och, dat het zoover met me gekomen is,
dat ik in een omgeving ben, waar ik niet
eens meer iets heb, om over te praten; en ik
ben nog al zoo geïnteresseerd in de aangele
genheden van anderen. De kleinste dingen in
teresseeren mij zelfs. Hoe heeten je broers?"
„De oudste heet James."
„Zoo. James. Bijna had ze er Smith aan toe
gevoegd, maar ze hield dat binnen en vroeg:
„En de anderen?"
„Er is er nog maar een, Reggie."
„Reggie? Ik houd van dien naam. Ik heb
altijd van Reggies gehouden. Ik heb nog nooit
een Reggie ontmoet, die niet nog al aardie
was. Hoe ziet die Reggie er uit?"
„Ze vinden hem allemaal sprekend op mij
lijken, de arme jongen." Ja, zoo zou Reggie
het gezegd hebben. Reggie zei altijd van zijn
jongste zuster: ,,Ze vinden Guelda sprekend
mijn evenbeeld, het arme kind!"
„Zoo, lijkt hij op jou? Denk je, dat ik Reggie
hier ooit ontmoeten zal?"
Bijna had Smith gezeg: „Geen kans op! Ik
zou het niet graag willen! Neen, u zult hem
hier nooit zien Gelukkig hield hij het nog
intijds binnen en antwoordde een klein beetje
afgemeten: „Ik denk het niet."
„Vergeef het me," zei Laetitia.
„U vergeven? Er is niets te vergeven!"
Ja, hij had zich al aardig in zijn rol inge
werkt, vond hij. Onmiddellijk liet hij er op
volgen; „Ik moet u excuus vragen, Lady Day.
Ik lijk misschien wel wat stug en achterhou
dend, maar wil u het mij niet kwalijk nemen,
als ik u niets meer vertel van mezelf. U vindt
dat niet erg, is het wel?"
Leatitia glimlachte. „Of ik het erg vind?
heelemaal niet. Ik vind het ook niet erg, dat je
wat uitgehaald hebt en je daardoor nu hier
bevindt. Al was je voortvluchtig, en had je
dit baantje van chauffeur te baat genomen,
om je „gedel'-t" te houden. Wel, als het noodig
was, zou ik alles voor je doen, wat ik maar
kon."
Smith liet niets los. Hij glimlachte alleen
maar op jongensachtige manier, terwijl hij
den stok in het water stak en zei: „U bedoelt,
als de dienaars der wet mij op het spoor
waren? Is dat niet heel verkeerd van u? Is dat
geen minachting tegenover de wet?"
„Maar, mijn beste jongen, verwacht je van
een vrouw, dat zij eerbied voor de wet zal
hebben? Ze veracht die."
„Kom, nu zegt u ook maar wat
Laetitia praattte echter maar door, schijn
baar in het wilde weg, maar in werkelijkheid,
om haar toehoorder op zijn gemak te stellen.
„Neen, het is zoo. Je schijnt nog niet te
weten, hoe weinig eerbied wij voor de wet heb
ben. Wat denk je, dat de helft van al die plech
tige rechtzaken met al de drukte eraan ver
bonden, en al die toga's voor ons beteekenen?
Niets dan dat een man, met een paardeharen
pruik op, probeert om een anderen man met
net zoo'n afschuwelijke pruik op, de loef af
te steken of te troeven. Ik ben* wel eens bij
zoo'n rechtzitting tegenwoordig geweest. Ik
heb ze gezien. Net kinderen waren het! Het
was, alsof Hereward en Hal aan het charade
spelen waren. Als dus zoo iets het geval is bij
jou, dan kun je op me rekenen."
„Het is erg lief van u," zei de misdadiger
glimlachend.
„Heelemaal niet. Als het noodig mocht zijn,
kom je maar gauw naar mij toe, dan zal ik je
wel gauw vermommen. Ik leen je dan neen,
dat gaat niet
Ze mat met haar blik de gedaante in hemds
mouwen.
„Neen, mijn goed zou je niet passen," zei
ze, „maar mijn kamenier is flink lang. Je zou
een stelltje kleeren van haar kunnen leenen.
Wat, zou ik er een schik in hebben, om je een
meisjesjurk aan te trekken en een meisjes-
hoed op te zetten!" Ze proestte het uit over
haar eigen onzin. Ik zou een aardig meisje van
je kunnen maken, Smith."
(Wordt vervolgd.),