De noodtoestand van
het tooneel.
HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent - voor Ragout
Radiomuziek der week
ZATERDAG 8 DECEMBER 1934
HAARDE M'S D A G B A D
8
Hoe kunnen wij het
helpe
'Het tooneel verkeert in een noodtoestand.
Het zou dwaasheid zijn dat te willen verbloe
men. Behalve het ensemble van mevrouw de
BoerVan Rijk, dat geheel drijft op de popu
lariteit van mevrouw de Boer, hebben allen
meer dan ooit te voren van de crisis te lijden
en het bezoek aan de gewone voorstellingen
vermindert met den dag. De heer Deinum ver
telde mij deze week, dat de exploitatie-resul
taten m de eerste maanden van dit seizoen
nog veel slechter zijn dan verleden jaar en
dat, als het zoo doorgaat, een groot verlies
voor hem niet te vermijden is. En zooals te
Haarlem is het overal, in de provincie, zoowel
als in de groote steden Amsterdam, Den Haag
en Rotterdam.
Ik weet met zekerheid, dat enkele direc
ties, die betrokken zijn bij het faillissement
van den kunstkring -Het Schouwspel, reeds in
geen twee maanden hun artisten hebben
kunnen betalen en ik vraag mij vol verwon
dering af, hoe deze dames en heeren van
wie velen aan het hoofd van gezinnen met
kinderen staanmoeten leven en den moed
en de geestkracht vinden om eiken avond
weer met opgewektheid te spelen. Het is dan
ook niet minder dan een ramp voor hen
en eigenlijk voor het heele tooneel dat
juist nu de landelijke kunstkring Het Schouw
spel failliet moest gaan. In het beginsel van
coöperatie der bezoekers van tooneelvoorstel-
lingen toch is zeer veel goeds. Naar gewone
voorstellingen gaat het publiek niet meer dan
bij hooge uitzondering; het komt alleen nog
in den schouwburg, wanneer de voorstellingen
uitgaan van een organisatie, een kunstkring,
een vereeniging of bij abonnement.
Het groot aantal leden, dat de kunstkring
Het Schouwspel in ons land heeft, meer
dan 40.000 is het beste bewijs, dat er nog
wel belangstelling voor het tooneel bestaat.
Zij behoeft slechts in de goede, juiste banen
geleid te worden, om het publiek weer in
grooten getale in den schouwburg te krijgen.
Daarom is het dubbel jammei. dat de leider
van Het Schouwspel, de heer Van Steenveldt,
de kunstring niet beter heeft kunnen be-
heeren en de zaak, juist nu de kunstkring
zich zoo uitbreidde in heel het land. dreigt
mis te loopen. Zoo was het een onbegrijpelijke
fout om in sommige steden zooals te
Leeuwarden en Den Haag twee avonden
voor elk stuk vast te leggen, terwijl er amper
genoeg leden waren voor één avond, Wat op
den eersten avond bij een volle zaal dan werd
verdiend, ging op den tweeden avond bij een
bezoek van 100 of wat meer leden in zeer
groote zalen, niet alleen verloren, maar het
eindresultaat in die steden was zelfs een be
langrijk nadelig saldo. Het gevolg was een
steeds toenemend verlies, met tot slot het
faillissement
Toch vraag ik mij af, of met wat goeden wil
van de betrokken gezelschappen en den kunst
kring Het Schouwspel de zaak in het belang
van het tooneel in Nederland nog niet té
redden is. Want de bedoelingen en de oor
spronkelijke opzet van den heer Steenveldt
waren toch uitstekend en men kan hem al
leen ver-wijten, dat hij zijn berekeningen niet
juist heeft gemaakt. De kosten van het lid
maatschap waren mijns inziens te laag, vooral
wanneer men bedenkt, dat de contributies
elke week werden opgehaald wat een kosten
bracht dat niet mee! en uit deze contri
butie van 12 cents per week alles tot plaats
bespreking, vestiaire en programma toe
werd betaald. Wanneer de leden genegen waren
één a twee centen per week meer te betalen
dan zou 20.000 tot ongeveer 40.000 gulden per
jaar meer- worden ontvangen en het lijkt
mij wel zéker, dat de Kunstkring de gezel
schappen en het publiek daarmee geholpen
zouden zijn en de voorstellingen van Het
Schouwspel in de toekomst met succes voort
gezet zouden kunnen worden. Want de groote
animo van deze uiterst goedkoope voorstel
lingen op coöperatieven grondslag is toch wel
degelijk een bewijs, dat ze in een werkelijke
behoefte voorzien. Hoe is het anders te ver
klaren. dat in kleine plaatsjes als Sneek en
Assen elke voorstelling van den kunstkring 2
maal moet worden gegeven en dat er in een
stad als Utrecht ruim 4000 leden zijn? Mij
dunkt, dat ook het publiek er prijs op zal
stellen om dezen landelijken kunstkring te
laten voortbestaan.
En vooral is het in het belang van onze
tooneelgez-elschappen die in de voorstellingen
voor Het Schouwspel 'n vaste financieele basis
voor eenige maanden van het seizoen hadden.
Hoeveel dit in dezen tijd van crisis voor de
directies waard is, behoef ik hier nauwelijks
te zeggen.
Het streven van de tooneelgeaelschappen
moet zijn het publiek weer den weg naar den
schouwburg te doen vinden. F-en der deugd
zame middelen is het bliikt telkens weer
coöperatie en daarom stelle men alles in
het werk om de voorstellingen van den lan.
delijken kunstkring Het Schouwspel des
noods onder andere leiding ook in de toe
komst voortgang te doen vinden.
Een ander, niet minder goed middel is, om
bij de jonge menschen belangstelling te wek
ken voor het tooneel. Want het is niet te ont
kennen. dat de tegenwoordige jeugd uit de
schouwburgen weg blijft en wel voornamelijk,
doordat zij het tooneel niet kent. Men be
hoeft slechts op een gewone tooneelvoorstel-
ling om zich heen te zien, om hiervan over
tuigd te worden. De bezoekers zijn bijna uit
sluitendvan middelbaren en ouderen leeftijd.
Daarom is het een uitstekende gedachte van
de Nederlandsche Tooneel-unie om in deze
richting te werken en zoo mogelijk bij de jeugd
liefde te kweeken voor het tooneel. Daarvoor
heeft de Nederlandsche Tooneelunie zich in
verbinding gesteld met de Amsterdamsche
Tooneel vereeniging en van het gezelschap van
Van Dalsum en Defresne gedaan weten te
krijgen, dat aan jonge menschen van 18 tot
24 j?ar 50 procent reductie op alle rangen voor
al zijn voorstellingen zal worden verleend. Om
J}j.OT"nnr Ïn P0T1---'•l-lrifr fp 'Tmfn. b^^CVP""
d- r r r' rr 50 r-
per jaar te betalen.
Het is het plan van de Nederlandsche Too
neelunie ook andere gezelschappen voor dit
idee te winnen en zoo de jeugd in nauwe-
contact met het tooneel te brengen. Zij wil
dit niet alleen bereiken door tooneelvoorstel-
lingen maar ook door lezingen over het too
neel door regisseurs en leidende personen uit
de tooneelkrmgen en het spreekt wel van zelf
dat zij daarbij niet alleen het oog gevestigd
houdt op Amsterdam, maar ook op andere
steden, vooral die, waar universitair onder
wijs wordt gegeven. Zoo hoopt men langza
merhand te bereiken, dat de jeugd niet meer
buiten alle tooneelleven staat en zich niet
uitsluitend meer interesseert voor bioscoop
en filmsterren.
Het is zeer zeker, dat op dit gebied nog veel
kan worden gedaan, al geloof ik niet in het
heil van lezingen over tooneel. Ik heb in deze
rubriek herhaaldelijk gewezen op het belang
om ook te Haarlem de jeugd voor het tooneel
te winnen, niet alleen door schoolvoorstellin
gen. maar ook en vooral door het openstellen
van enkele rangen tegen sterk gereduceerde
prijzen bijv van de toch meestal niet of
slecht bezette balcons en .loges voor leer
lingen van scholen bij voorstellingen, die daar
voor in aanmerking komen
Zouden de directeuren van onze schouw
burgen na overleg met de gezelschappen
zich daarvoor niet eens in contact kunnen
stellen met enkele leeraren, die veel voor too
neel voelen en het cultureel belang hiervan
inzien? Zij zouden hiermee het tooneel een
dienst bewijzen en hun eigen belangen er
tevens mee dienen.
Na het schrijven van dit artikel ontvingen
wij het bericht, dat de directies van Het
Nieuwe Schouwtooneel, Groot Nederlandsch
Tooneel en De Vereenigde Schouwspelers be
sloten hebben in ieder geval aan hun verplich
tingen te voldoen en overal dit seizoen te spe
len, waar door de Kunstkring Het Schouv sr-*1
werd gecontracteerd. Een zeer verstandig
sluit. Want het is in het belang van de too-
neelgezelschamen in de eerste plaats, dat Het
Schouwspel blijft bestaan. Het is te hopen, dat
ook de andere gezelschappen dit voorbeeld
volgen. Men breke niet lichtzinnig af, wat met
zoo veel moeite is opgebouwd en bedenke, dat
men het vertrouwen van het publiek niet
spoedig terug krijgt, wanneer men het een
maal heeft verloren.
J. B. SCHUIL.
CINEMA PALACE.
Ein Walzer für Dicli".
Louis Graveur en Camilla Horn.
Wat is het toch verkwikkelijk om eens zoo
door komische scènes getroffen te worden,
dat je als 't ware heelemaal je zelf vergeet en
kunt schaterlachen als een kind! In „Ein
Walzer für Dich" is het Heinz Rühmann, die
geestigaard, in de eerste plaats die in staat
is, dat bij zijn toeschouwers en toehoorders
te bereiken. Zelden hebben we hem zoo goed
en zoo op dreef gezien als in deze film. De
vroolijkheid culmineert in den wijnkelder van
het paleis. Behalve dat in dien wijnkelder
zich het vermakelijkste deel van de geheele
film afspeelt, komen de vier hoofdpersonen er
ook samen, wordt er het lot der vier bezegeld,
hooren we den tenor Louis Graveure een van
zijn liederen zingen, zien we Maria Cazarina
de prima ballerina van de Scala te Milaan
schitterend dansen en zien we Heinz Rüh
mann op zijn best. Hoe die heele familie in de
wijnkelder komt? Luister.
Toen de oude hertogin afstand deed van de
regeering in het vorstendom Palamo moest
zij opgevolgd worden door haar neef Prins
Antonio Maar deze jongeman was de
wereld ingetrokken en niemand in Palamo
wist waar hij was. Daarom trad in zijn plaats
de jeugdige Stefanie (Camillo Horn) in zijn
rechten. Door een toeval komt de minister
president er achter, dat Prins Antonio <je be
roemde tenorzanger Torelli is (Louis Gra
veure). De ministerraad besluit Prins Antonio
te verzoeken de regeering te aanvaarden,
daar zij het voor Palamo beter vinden, dat
het door een man dan door een vrouw wordt
geregeerd.
Stefanie verzet zich, maar desondanks gaan
een paar ministers naar Prins Antonio en
verzoeken hem naar Palamo terug te keeren,
terwijl ze hem tevens verzekeren dat Stefani
afstand heeft gedaan. Tegen den raad van
zijn intiemen vriend, den componist Benja
min Cortes (Heinz Rühmann.) in, gaat Anto
nio naar Palamo terug. Stefani is met haar
vriendin Manja (Maria Sazarina) in de zo
merresidentie en om te zorgen, dat er ge
durende de feesten ter eere van Antonio niets
onaangenaams van haar zijde gebeurt, geeft
de minister-president orders, dat Stefanie en
Manja de villa niet kunnen verlaten. Door
een handige truc weten de beide meisjes toch
uit het huis en op het hofbal te komen. En
daar op dat hofbal wordt de basis gelegd
voor de geschiedenis in den kelder.
We gaan hoogst opgewekt vermaakt en vol
daan naar huis, dus de film heeft het eind,
dat we de vier jonge menschen zoo van harte
gunnen, al was het alleen maar. omdat ze ons
zoo geamuseerd hebben.
Het is een film waarbij geschaterd wordt
en wat kan je liever wenschen in dezen tijd,
dan eens echt, van harte te lachen? Het Pro-
filti Nieuws is vooral bijzonder goed, We
zien o.a. de blijde intocht van Sint Nicolaas
(Eduard Verka.de) in Amsterdam, enthousiast
toegejuicht door een opgewonden kinder
schare en ontvangen door den burgemeester.
Het moet op al die kinderen wel een reus-
achtigen indruk gemaakt hebben. Sint Nico
laas te zien aankomen met de boot, dan zijn
tocht door de stad met al die zwarte Pieten
en tenslotte zijn ontvangen-worden door den
burgemeester.
Het Manzano-trio voert zeer gracieus
Spaansche dansen uit.
SINT NICOLAASFEEST TRANSPORT-
ARBEIDERSBOND.
Het Sint Nicolaasfeest voor de kinderen der
werklooze leden van den Centralen Bond van
Transportarbeiders, zal dit jaar gehouden
worden op Woensdag 12 December a.s. In
totaal zal aan een 300-tal kinderen en genoeg
lijke middag worden aangeboden. Door veler
ook financieele medewerking mocht het de
Commissie gelukken een aardig programma
samen te stellen.
Aan de kinderen van twee tot zes jaar zal
des middags van half drie tot vier uur een
Sint Nicolaaspakket worden uitgereikt in de
vergaderzaal van het Bondskantoor aan de
Turfmarkt.
Daarna zal van half zes tot acht uur een
bijeenkomst plaats vinden voor de kinderen
van den leeftijd van 6 tot 13 jaar In het ge
bouw van Zang en Vriendschap, Jansstraat,
waar eenige films zullen worden vertoond. Bij
het verlaten der zaalfc'ïal ook aan deze kin
deren een St. Nicolaaspakket worden over
handigd.
DE NUTSBIBLIOTHEEK.
Dat de Nutsbibliotheek zich in dezen tijd
in een zeer groote belangstelling mag verheu
gen, blijkt wel uit het feit, dat op den laat-
sten November 1150 gezinnen met totaal 1906
leeskaarten waren ingeschreven, terwijl van
de kinderbibliotheek 656 kinderen gebruik
maken.
Het totaal aantal uitgegeven boeken bedroeg-
in November 8613, waarvan 6599 aan volwas
senen en 2014 aan kinderen.
De gelegenheid tot inschrijving staat nog
steeds open.
Een foto uit de Nederlandsche film „Dood Water", van Gerard Rutten, die vooral
het fotografische gedeelte zoo artistiek verzorgd heeft.
LUXOR THEATER.
Eindelijk, en toch betrekkelijk kort na
de Haagsche première kan het Haarlemsche
publiek zijn belangstelling bevredigen ten
opzichte van de langverbeide en veelbespro
ken film, welke den Nederlandschen naam op
het gebied van de filmkunst een internationa
len klank heeft verschaft.
Men pleegt van de film van Rutten te
spreken, maar, na het werk met eiigen oogen
te hebben aanschouwd, geloof ik toch, dat
men een anderen kunstenaar onrecht doet,
zoo men op den naam va^i den regisseur te
uitsluitend de aandacht vestigt. Naast Rut
ten moet in één adem Von Barsy genoemd
worden; ja soms is men geneigd aan den
fotograaf boven dexa regisseur den voorrang-
te verleenen. De film is trouwens op de Biën
nale te Venetië om haar fotografische hoe
danigheden met een eersten prijs bekroond.
Wanneer wij in geestdrift geraken over dit
waarlijk op hoog peil staande werk, dan zijn
het de foto's geweest, waaraan wij dat gevoel
allereerst te danken hebben gehad. Louter
als tentoonstelling van fotografische kunst
beschouwd, is er wel niets denkbaars, dat
deze schitterende bewerking- van zoo dank
baar materiaal kan overtreffen.
De zee met haar sluiers en flonkeringen,
de schilderachtige straatjes, havengezichten
en interieurs van Volendam, de verweerde
koppen der visschers, de fantastische kleeder
dracht het is hier van alle zijden belicht en
doorlicht, beschaduwd en tot een schimmen
spel gemaakt. Onze vrees, dat de film te don
ker zou zijn, is ongegrond gebleken; tot in de
duistere schuilhoeken van de nachtelijke
kroeg, van de schemerige woonvertrekkan.
zelfs van het vooronder, waar de visschers
bijeenhokken, terwijl daarbuiten de golven
klotsen en de meeuwen krijschen, dringt de
schijnwerper door en dit werktuig wordt zoo be
dreven gehanteerd, dat het effect niet door
te helle partijen en te donkere schaduwen be
dorven wordt. De Rembrandtieke sfeer, welke
aan deze intieme Hollandsche omgeving haar
eigenaardige bekoring verschaft, wordt ner
gens bedorven; integendeel, wat een Renv
brandt met zijn penseel of een Van Gogh met
de teekenstift heeft gedaan, heeft de fotograaf
hier op zijn wijze tot stand gebracht: het is
hem gelukt, het karakteristieke en het pito.
reske te accenteeren.
Doch nu dient naast Von Barsy op zijn beurt
Rutten genoemd, die door zijn opstelling en
aanwijzing het materiaal voor de lens zoo
danig geschikt heeft, dat de fotograaf er een
(Adv. Ingez. Med.)
EEN VOORBESPREKING
DOOR KAREL DE JONC
Zondag 9 December belooft een dag van
radio-muzikale gebeurtenissen te worden:
Beethoven's Sonate pathétique en Vijfde
Pianoconcert zullen voor de microfoon ge
speeld worden. Twee in vergetelheid geraakte,
zoo goed als onbekende werken, die men ge
lukkig eindelijk eens weer ontdekt heeft! Het
wachten was er op. Zeker daarom wordt ons
de gelegenheid geboden het Pianoconcert dien
dag tweemaal te hooren: 's middags uit Keu
len met Elly Ney, 's avonds uit Hilversum met
Frederic Lamond in de solopartij. Deze laatste
zal ons tevoren met de Sonate Pathétique doen
kennis maken en we mogen verwachten, dat
men door oplettend luisteren trachten zal iets
van dit moeilijke en raadselachtige opus te
bevatten, We moeten niet vergeten dat om
streeks 1800, dus nog kort geleden, de Ween-
sche klavierpaedagoog Alois Weber zijn leer
lingen ernstig waarschuwde voor de werken
van een zekeren Beethoven, een man, die
allerlei verwarden rommel schreef, dien geen
mensch spelen of begrijpen kon! Desondanks
schijnt het toch meer dan eens voorgekomen
te zijn, dat een klavierspeler, vakmusicus of
dilettant, heimelijk in een of ander werk van
dien meneer Beethoven een blik geslagen
heeft, maar dat zullen we maar niet verder
nagaan, zoolang we nog niet zeker weten welk
standpunt meneer Goebbels tegenover Beet
hoven inneemt. Anders zou 't voor de be
trokken personen, voor zoover ze in zijn land
wonen, wel eens gevaren kunnen bergen!
Mendelssohn. Mahler en Hindemith benevens
hun aanhangers zijn nu al in den ban ge
daan; wie garandeert ons dat er aan Beet
hoven ook niet eens een mankementje of
smeurtje ontdekt zou worden? Zoo'n kerel,
die muziek durfde te schrijven op een tekst
als „Alle Menschen werden Brüder", zonder
de niet-Arischen duidelijk uit te zonderen, is
toch op zijn minst genomen verdacht. Enfin,
mocht de verdenking gegrond blijken: geen
nood! Men draagt eenvoudig aan een smette-
loozen Tondichter op een nieuwe Negende te
schrijven, zooals men dat ook met de Sommer-
nachtstraummuziek bewerkstelligd heeft, en
men is klaar. Kaffee-ersatz, Wollen-ersatz:
waarom dan geen Kunst-ersatz?
Door al dien Ersatz kom ik vanzelf op Bach's
Cantate no. 49 „Ich geh' und suche mit Ver
langen" (Zondag, Leipzig). Die is nu wel geen
surrogaat, maar levert ons weer een voorbeeld
van wat men in Bach's tijd „parodie" noemde,
d.w.z. de ontleening van een of meerdere ge
deelten aan vroeger gecomponeerde werken.
Dat deze laatste vaak van geheel anderen
aard of andere strekking waren, vormde geen
bezwaar. In genoemde Cantate nu keert het
finale van het klavierconcert in E. gr. t. terug
als „Sinfonia". We treffen het nu nog dat dit
klavierconcert niet op zijn beurt weer een be
werking van een concert voor een ander solo
instrument is, maar oorspronkelijk voor kla
vier gedacht schijnt te zijn. Van Bach's zeven
kiavierconcerten zijn vijf bewerkingen van
vioolconcerten en één is een gelijkluidend met
het vierde der Brandenburgsche concerten,
Nu heeft Bach uit het klavier concert in d. kl.
t. ook weer een gedeelte in een zijner cantates
overgenomen; hier hebben we dus een „paro
die" in het kwadraat. „Het duet ..Dich hab'
ich je und je geliebet" uit Cantate 49 is ook
een parodie; Schweitzer vestigt de aandacht
op de slechte declamatie van het woord „hab".
Een andere Cantate, en wel no. 92, staat op
het belangrijke Bachprogramma van Motala
(Woensdagavond). „In deze cantate zijn, als in
vele andere, duidelijke staaltjes van „malende
Musik" te vinden. De tekst van Picander gaf
er ruimschoots gelegenheid voor. Men lette
slechts op i-egels als „mit Praszeln und mit
groszem Knallen die Berge und die Hügel fal
len" enz. Men meene nu niet dat Bach zulke
dingen geschilderd heeft op de drastische
wijze, waarop b.v. een Rich. Strauss dat gedaan
zou hebben, maar toch kan diegene, die met
Bach's muziek vertrouwd is, de eigenaardige
muzikale schildering zonder moeite consta-,
teeren.
Ook in het „Magnificat", dat op hetzelfde
programma staat, zijn daarvan meerdere
voorbeelden te vinden. Het werk. welks tekst
door den in het Evangelie van Lucas voorko
menden lofzang van Maria gevormd wordt,
is door Bach voor de Kerstviering van het
jaar 1723 geschreven. Oorspronkelijk waren in
den Latijnschen tekst nog verschillende stuk- 1
ken met Duitschen tekst ingelascht, znoals uit
de oudste partituur blijkt. In deze staat het
werk in Es gr. t.; de nieuwere, in 1730 geschre
ven partituur brengt het Magnificat in D. gr.
t. en zonder de invoegsels. Als voorbeelden van
muzikale schildering kunnen dienen: het
vreugdemotief bij het eerste koor en bij de
sopraanaria „Et exsultavit"; het motief dei-
nederigheid bij de sopraanaria „Quia respexit
humilatatem"; de trotsche stijgende inter
vallen bij het koor „Fecit potentiam"; de da
lende tonenreeks, die het van den zetel stoo-
ten bij de woorden „Deposuit potentes de sede"
weergeeft; „de machtigen" zelf zijn door im
posante toonschreden voorgesteld; bij „et
exaltavit humiles" daarentegen klinken stij
gende motieven, die de verheffing der nede-
rigen beduiden.
Het Oratorium „Belsazar", dat Maandag
avond door Huizen uitgezonden wordt, is door
Handel in 1744 geschreven en behoort tot de
betrekkelijk zelden uitgevoerde oratoria van
den meester. De tekst behandelt de overrom
peling van de stad Babyion door den Perzi-
schen koning Cyrus, die door de poorten bin
nendringt op het oogenblik dat Belsazar en de
zijnen niets kwaads vermoedend feest vieren.
Belsazar's moeder Nitocris voorspelt het na
derend gevaar, doch haar woorden vinden
evenmin geloof als die van Kassandra toen
deze tegen het binnenhalen van het houten
paard, dat de Grieksche belegeraars vóór de
muren van Troje hadden opgesteld, waar
schuwde. Met die voorspelling van Nitocris
vangt Handels oratorium aan. De tweede
scène brengt ons in Cyrus' legerplaats, waar
het spotgezang der Babyloniërs van de wallen
der stad af doordringt. Het zou ons te ver
voeren, alle nummers van het werk te bespre
ken. De aandacht zij nog gevestigd op de dra
matische schildering in het begin van het
tweede deel, wanneer de Babyloniërs tijdens
hun feest de geheimzinnige waarschuwing
omtrent het naderend lot ontvangen, terwijl
de Perzen reeds in de stad binnengedrongen
zijn. Het „mene tekel" dat door een onzicht
bare hand op den wand der feestzaal geschre
ven wordt, is uitgedrukt door een chromati
sche stijging, die ondanks haar eenvoud toch
de verlangde werking uitoefent. Met het twee
de deel eindigt het dramatische element. Het
is zeer merkwaardig dat de partij van koning
Cyrus voor alt geschreven is.
Tot de straks vermelde inlasschen van het
„Magnificat" behoorde ook het koraal „Vom
Himmel hoch". De reeks variaties, die Bach
op dit koraal geschreven heeft, komen op het
Dinsdagprogramma van Huizen voor: zij kun
nen medewerken om een blik in het duizeling
wekkende contrapuntische kunnen van Bach
te doen slaan.
hem waardig object in kreeg. Rutten is het,
die het prachtige foto-materiaal heeft gezift
en gerangschikt, zoodat het door de juiste op
eenvolging van de beelden op het doek een
nog weer verhoogde bekoring en daarenboven
den dieperen zin verkreeg.
De in snel tempo verschietende facetten van
heel dat veelzijdige en veelvormige leven van
golven, zeilen en wolken; bedrijvigheid van
arbeidende, winkelende, drinkende en spelen
de, complotteerende en kermisvierende men
schen vliegen den toeschouwer als een ver
rukkelijk droomgezicht voorbij. Van welk een
meesterschap getuigt de montage van het
gevecht in de kroeg, van de lcermisroes, van de
visschers, die met hun schuiten zich haasten
bij de vervolging van Willem de Geus, als hij
zijn aanslag tegen de Zuiderzee-werken wil
ten uitvoer brengen. En vooral: van de terug
keer der mannen met het lijk.
Een enkele maal mag men zich afvragen,
of de zin van de episode en de filmische uit
beelding wel met elkaar kloppen. Zoo bij de
opzichzelf geestige wandeling van Jan Musch
als Oom Willem op de maat der muziek door
de telkens zich hernieuwde laan van wuivend
waschgoed. Maar hier beleeft Willem zijn
moment van diepste tragiek. Is het passend,
hem dan te bestemmen tot speelbal van een
zoo komische vinding? Of wil Rutten door deze
tegenstelling- de situatie te schrijnender ma
ken?
Een dergelijke vraag doet zich voor, wat het
tempo betreft. Het is voortreffelijk gezien, dat
de Hollandsche visscher zich traag en sloom
beweegt. En voortreffelijk is de spaarzaam
heid met het woord, Want een dialoog tus-
scben buitenlieden, die hun gemoed willen
luchten, bestaat uit één deel spreken en
negen deelen zwijgen. Een prachtig voorbeeld
van de hier zoo juist aangevoelde en zuiver
weergegeven conversatie-methode is het zwij
gend „gesprek" tusschen de oude Willem en
Jaap, wien hij de sleutel terug komt brengen
om hem over te halen tóch alsnog te gaan
varen.
Jan Musch in de hoofdrol van „Dood Water".
Maar is Rutten hier plus royaliste que le
roi? Dat wil in dit geval zeggen: heeft hij
het trage tempo van deze visschersbevolking
terwille van het effect niet te nadrukkelijk
laten uitkomen, zoodat men van dit trage
leven nog een vertraagde film heeft verkre
gen? Hiermee tezamen hangt de vraag, welke
men tot de acteurs zou kunnen richten: als
ze hun karige woorden zeggen, nemen ze dan,
wat men in tooneeltermen noemt, hun
„wacht" wel niet eens wat lang? Overigens
niets dan lof voor deze acteurs, al betreuren
wij bij een der hoofdpersonen het hinderlijke
brouwen.
Het gelaatsspel, vooral van Jan Musch, is
in menig close up van een indrukwekkende
kracht.
Een factor van beteekenis is an deze film
de muziek, welke in prijzenswaardige harmonie
met het beeld is en van een meesleepende
melodieusheid.
Mijns inziens zou deze film aan kracht en
bekoorlijkheid winnen, wanneer men de in
leiding aanzienlijk coupeerde of zelfs geheel
wegliet, Vooral de zangerige explicatie werkt
hinderlijk, wat niet altijd hoeft: men denke
aan de Driestuiversopera.
In de middagvoorstelling was de heer Rut-
ten persoon!?:" aanwezig om zich voor te
stellen aan het publiek, dat den kunstenaar
en hartelijk applaus bracht.
H. G. CANNEG'EETER.
REMBRANDT-THEATER.
Voor het verslag van de film, welke in het
Rembrandt-theater wordt vertoond, zie men
elders in dit nummer.