De „Snip" wordt gewogen.
HIJ OF ZIJ
De werkzaamheden aan een der 73 lichtzuilen welke
zullen verrijzen op het terrein van de wereldbloemen
tentoonstelling welke in 1935 te Heemstede zal gehou
den worden en waarvoor de opbouw in vollen gang is
Verscheidene personen werden gedood en vele gewond bij den cata-
strophalen brand in het Kerns hotel te Lansing in Michigan Een radio
grafisch overgebrachte foto, welke de ruïne toont van het totaal ver
woeste hotel
De Prins van Wales bracht Dinsdag een
bezoek aan de veetentoonstelling in Agricul
tural Hall te Londen. De Prins wordt door
het tentoonstellingsbestuur rondgeleid
.Midwinterblazen". De tijd is weer aangebroken, waarop de midwinterblazers volgens aloud gebruik in den
Achterhoek en Oost-Overijsel de hoorns over de velden laten klinken. Een meisje uit Borne tijdens de beoefening
dezer folklore
De „Snip" op de weegschaal.
In een der loodsen van het
vliegveld Schiphol werd het
Kerstvliegtuig naar de West
Woensdag gewogen
De eerste kerstboomen zijn
«r weer op het Singel te
Amsterdam
De brugwerken over den Rijn te Arnhem maken snelle vorderingen. Aan de opritten wordt de laatste
hand gelegd. Men hoopt de brug binnenkort in gebruik te kunnen nemen
Hondong (m.t ho.d) d. command.nl van da .Snip" an Van Ballom (link.) bij da windm.lingan, walk.
Woensdag op Schiphol vamcht „arden in varband mal da laatste proeven voor hot vertrek van de
.Snip* naar de West
FEUILLETON
door
BERTA RUCK.
26)
Terwijl hij het zei, begreep hij al niet, dat
hij dat had kunnen bedenken. Hij had het
ding cadeau gekregen van een radjah, met
wien hij op de jacht was geweest. Als Wella-
lone plan had gehad, het weg te geven, dan zou
het geweest zijn aan den kleinen Hal, die er
dol op was en in zijn onschuld gevraagd had,
waar de vierde aap was, die zeggen moest:
Ruik geen kwaad.
Hij was er niet toe kunnen komen, om het
aan zijn' kleinen pupil te geven, en hier gaf hij
het nu aan Smith.
Grootelijks tot zijn verbazing antwoordde
Smith, zonder een oogenblik te aarzelen:
„Dank u, meneer. Het is erg vriendelijk van u,
maar ik zou het niet kunnen aannemen."
„Heelemaal niet vriendelijk." zei Wellalone.
„Ik zou het je graag willen geven."
„Ik wil het u toch liever niet ontnemen,
meneer," zei Smith, terwijl hij een kleur kreeg
van verlegenheid. (Bij zichzelf fluisterde
Guelda: „Stel je voor! Zoo'n prachtig ding!
Het is veel te kostbaar! Het is daarenboven
iets, waar hij werkelijk om a^eft. anders zou
hij het niet altijd gebruiken. Ik kan hem niet
toestaan, dat hij dat weggeeft.")
Terwijl hij weer precies Harris, den chauf
feur nabootste, zei hij: „Ik zou u er niet van
willen berooven, meneer. Dat zou ik niet kun
nen doen, maar Een pauze. Toen liet hij
er op volgen: „Als ik het zeggen mag, dan zou
ik wel iets anders van u willen hebben, als u
me toch wat geven wou."
„Zoo en wat is dat dan?"
j^Hij was werkelijk benieuwd, wat het wezen
kon. waar de jongen zijn zinnen op gezet had.
De heldere grijsblauwe oogen werden weer
op het bureau ministère en de uitgespreide
teekeningen gericht, en de jongen zei:
„Als dat boek van u, met die platen, gedrukt
is, dan zou ik het fijn vinden, als u mij dat
boek stuurde. Misschien wil u dan wel uw
naam er in schrijven?"
„Zou je dat willen hebben, Smith?"
„Als je blieft, meneer."
„Nu, dan zul je er een hebben," beloofde de
schrijver van het boek, op zulk een luchthar-
tigen toon, dat niemand geraden zou hebben,
wat een werkelijk groot genoegen hem dat
verzoek gedaan had. „Ik zal even op de lijst
aanteekenen, dat de uitgever jou ook een pre
sent-exemplaar stuurt, Smith. Wat ik zeggen
wou. hoe is je voornaam?"
Eén enkele seconde aarzelde Smith.
Hij had er nog nooit aan gedacht, welken
voornaam hij aan zou nemen. Hij dacht altijd
aan zichzelf als aan Smith, niets meer. Als hij
aan Patricia schreef, teekende hij de voor
namen, die hem het eerst in het hoofd kwa
men, soms John Albert, en dan weer James
Arthur. Welken naam zou hij nu aan Sir Ralph
opgeven? Welke naam klonk het meest waar
schijnlijk. Welke naam paste het beste bij
hem? Die ééne seconde weifelde hij. Toen,
zonder bijna te weten, wat hij antwoordde,
zei hij:
„Jim, meneer."
„Jim," dacht Guelda bij zichzelf, „dat ik daar
nooit aan gedacht heb. Het is wel een aardige
naam."
„Jim Smith," zei Wellalone, terwijl hij den
naam noteerde onder de lijst van Present
exemplaren te zenden aan:
Smith voegde er daarop aan toe: „Ik zal
zorgen, dat Gould, de vriend van Simpson
altijd mijn adres heeft. Ik stel het erg op prijs,
dat u mij uw boek geven wil."
Wellalone luisterde maar half. Hij had aan
iets anders gedacht. „Zeg, Smith," zei hij, ..eer
ik het vergeet. Voor hoeveel weken heeft
Simpson je aangenomen, voor vier of zes?"
„Voor een maand, meneer."
„O, ja, dat is waar ook, maar wat ik zeggen
wou. Wat dacht je te doen, als je hier vandaan
gaat?"
„Daar heb ik eigenlijk nog niet over nage
dacht, meneer," stotterde Smith.
Terwijl hij deze woorden uitsprak, kwam er
een gevoel van verlatenheid over hem.
Ja, wat dacht hij dan te doen?
Liever gezegd, wat dacht zij te doen?
Nu gebeurde het, dat op dat oogenblik op
verschillende plaatsen, mijlen ver uit elkaar,
de verschillende familieleden van Guelda Rhos
het over haar hadden.
Twee er van bevonden zich in de stoomzaal
van de Turksche Baden. Beiden hadden zij
zware natte grof linnen jassen aan, die aan
hun huid kleefden. Om hun middel hadden ze
een strook gomelastiek en ook om hun kin. Op
hun hoofd hadden ze groote stukken ijs in een
zakdoek gewikkeld, die in een oogwenk smol
ten en afliepen in hun haar en langs hun hals.
Alle poeder enz. was van hun natte gelaten
verdwenen, en op dat oogenblik zou je niet
hebben kunnen zeggen, wie Mevrouw Pryse,
geboren Mary Rhos, oud vijf en twintig was.
en wie de gravin van vijftig, die nog altijd
schitterde op alle mooglijke festiviteiten van
de beau monde.
„Lieve deugd, wat moeten wij toch door
maken, willen we mooi zijn!" riep hijgend de
gravin, nadat ze een slokje had genomen van
het ijskoude glas tonica, dat ze in de hand
hield, „maar als ik niet zoo goed oppaste, zou
ik in minder dan een jaar zooveel zwaarder
worden, dat niemand zou willen gelooven, dat
ik vroeger net zoo slank als Guelda geweest
ben. Wat ik zeggen wou, heb jij nog bericht
van haar gehad? (Poef
„Geen sterveling heeft iets van haar ge
hoord." antwoordde Guelda's getrouwde zus
ter. Niemand heeft een lettertje van haar ge
had, sedert ze zich daar is gaan begraven
(Nu, ik kan niet langer zoo stil zitten boven
dien stoom, ik ga een beetje verschuiven.)
in Cardiganshire bij die oude nicht Theodora.
Wat daar iemand als Guelda een heele maand
moet uitvoeren, tante Enid, begrijp ik werke
lijk niet en nog wel midden in de Season!"
„Och," antwoordde Lady Portcullis, terwijl
ze haar wangen wat bette met de punt'van een
natten handdoek. Ik geloof, dat Guelda eigen
lijk verstandig gedaan heeft, om niet te blij
ven, waar ze kans had, gedurig Cyril en het
boerendeerntje, dat hij getrouwd heeft, tesen
het lijf te loopen. Ik heb altijd opgemerkt, dat
een meisje een half jaar noodig heeft, om over
zoo'n liefdesgeschiedenis heen te komen. Is
het de echte liefde geweest, dan neemt het
haar wel twee jaar."
„En wat zou het hier geweest zijn?"
„Vijftig procent," zei Guelda's tante. „Laat
het kind dus een jaar nemen, om er overheen
te komen, als het niet anders kan, maar ik
denk, dat ze liever naar Reggie in Indië had
moeten toegaan en daar andere aardige jon
gens ontmoeten, dan daar in zoo'n vochtig dal
in Wales te gaan rondloopen, waar je niets ziet
dan het ondergaan van de zon en het opkomen
van het water."
Bij dit overzicht van Guelda's vermeende
bezigheid slaakte Lady Portcullis een diepen
zucht van uitputting, de karakteristieke zucht
van hen, die Turksche Baden nemen.
„Ze zal toch op het eind van de maand thuis
moe.ten komen," merkte Guelda's zuster op,
want we verwachten Reggie terug in de eerste
week van Juli.
„Zoo, heeft hij nu al verlof? Mijn familie
houdt me toch niet erg op de hoogte. Geen van
allen zullen ze mij nu eens schrijven, wat ze
voor plannen hebben. Ik dacht niet. dat
Reggie al zoo gauw thuis kwam. Het zal Guelda
goed doen, haar lievelingsbroer weer om zich
heen te hebben en overal met hem naar toe
te gaan. Hij
Voor de beslagen glazen deur van de stoom
zaal verscheen een jeugdig gelaat, en een op
gewekte stem riep: „Mevrouw, ik ben klaar.
Komt u!"
„Goed, Emily," riep Guelda's zuster en kwam
langzaam overeind.
„Zeg, Mary," zei Guelda's tante, „als je de
Rolls hier voor de deur ziet staan, als je weg
gaat, zeg dan tegen Harris, dat hij eerst Tom
uit de club moet halen, voordat hij terug komt,
om mij naar huis te brengen. Over een kielt
uur ben ik wel klaar."
Harris, de chauffeur van de familie Portcul
lis, was op dat zelfde oogenblik met den wagen
op den druksten hoek van Hyde Park en zei bij
zichzelf: „Hier heeft het op dien avond van
den Wapenstilstand ook niet veel gescheeld,
of we waren overreden, toen die juffrouw
Guelda maar niet te bewegen was, om mij
het stuur over te geven. Aan die heb ik toch
ook een handjevol gehad! Het is te hopen, dat
haar tante kans ziet, haar gauw uit te huwe
lijken!"
Niets kwaads vermoedende Harris! Weinig
dacht hij, hoe dikwijls hij deze laatste weken
tot voorbeeld had gediend van dat handjevol!
Niets kwaads vermoedende kapitein Rhos!
Hij was al dichter bij het vaderland, dan een
van allen verwachtte, en hij mompelde juist
bij zichzelf: „Waar zal ik dat ondeugende kind
nu misschien weer mee bezig vinden?"
En dan die goede, oude, niets kwaads ver
moedende nicht Theodora, waar, naar iedereen
dacht, Guelda gelogeerd was. Op dat zelfde
oogenblik stapte ze rond in haar heerlijken
koelen tuin en maakte het plan, om een kistje
met de prachtige witte rozen in te pakken,
waar Guelda zooveel van hield. Ze moest er
niet aan denken, wat dat arme kind wel zou
uitstaan met die hitte in Enid's mooie, maar
o, zoo warme huis in Park Lane!
(Ja, als die allen alles geweten hadden, dan
zou hun opgewektheid ver te zoeken zijn ge
weest.)
We moeten echter nu terugkeeren naar het
werkelijke verblijf van het „arme kind."
In den particulieren dierentuin, de studeer
kamer van Wellalone, klonk opnieuw de stem
van den meester bij het doen van een tweede
vraag.
„Zoo, heb je dus nog geen andere betrekking
op het oog. als je hier vandaan gaat?"
„Nog niet. meneer," antwoordde Smith, ter
wijl hij bij zichzelf dacht: „Ik zal wel weer
mijn oude leven als meisje moeten opvatten."
.(Wordt vervolgd.^ j