VRIJDAG 21 DECEMBER 1934
HAARLEM'S DAGBLAD
9
AAN ALLEN!
Wat is December toch een wondervolle
maand. Buiten is alles guur en koud en som
ber, maar binnenshuis is toch, naar ik hoop,
een blijde stemming. Al in de eerste dagen is
daar de Sint-Nicola'asverwachting, dan komt
de heerlijke 5 December en terwijl we nog vol
zijn van blijde Sinterklaasherinneringen, sie
ren de winkels zich op voor Kerstmis. Want er
is groot verschil tusschen een winkelétalage
in de St. Nicolaasdagen en in den Kersttijd.
In 't begin van December was 't een bont aller
leitje; vroolijk en veelkleurig speelgoed, lek
kers, snuisterijen, vooral veel grappigs. Nu is
rood de hoofdkleur. Er is met veel meer smaak
geëtaleerd. Hier en daar prijkt de kerstboom,
maar overal blinken ons de kerstversierselen
tegen. Kerstmis is een feest van wijding. Sint-
Nicolaas is een feest van pret.
Onze Sint-Nicolaasliederen klinken ook heel
anders dan onze kerstliederen.. En 't kan
daarom ook eigenlijk niet, dat wij het een met
het ander laten samengaan, 't Zijn twee heel
verschillende feesten en daarom worden zij
ook heel verschillend gevierd.
Een sombere maand met twee blijde fees
ten. En daartusschen in valt 21 December, de
kortste dag van het jaar. De Twentenaar
heeft op zijn Midwinterhoorn geblazen. Onze
voorouders geloofden, dat door het vrool ke
blazen de booze geesten werden verjaagd. De
Twentenaar maakt zoo ïr hoorn bij voorkeur
van een krommen elzentak, welken hij door
midden splijt. Dan holt hij beide helften uit,
verbindt ze weer door eenige banden met el
kaar en steekt er een lang mondstuk van
vlierhout op. Een midwinterhoorn is vijfmaal
zoo groot als een koehoorn.
In Friesland staat op enkele kerkhoven nog
de klokstoei, dat is een houten getimmerte,
waarin een klok hangt die op den kortsten dag
geluid wordt.
Dit blazen en luiden kondigt het Kerstfeest
aan. In onze huizen is zeker reeds de hulst-
versiering. De altijd groene blaadjes zijn het
symbool van het altijd weer groenen der na
tuur. Ik zag dit jaar ook veel kooplui met ma
rentakken of mistletoe. Dit is eigenlijk een
woekerplant of parasiet, welke met haar zuig-
wortels de levenssappen haalt uit andere
planten. In ons land komt ze alleen in Lim
burg voor en wel vooral op appel- en pereboo-
men. De oude Kelten geloofden reeds aan de
wonderkracht van deze plant. Als zij maren
takken afsneden, legden ze een laken op den
grond om vooral te zorgen, dat geen morsige
aarde hen besmeuren zou. want dan zou ze
haar tooverkracht verliezen.
In Engeland ontbreekt ook nimmer het
kerstblok. Het kerstblok wordt feestelijk bin
nengehaald. 't Spreekt vanzelf, dat er op
Kerstmis ook eens extra leker gegeten wordt.
Bij ieder feest behooren bijzondere lekker
nijen. In Duitschland en Engeland is de hoofd
schotel een versierde zwijnskop. Onze heiden-
sche voorouders hadden immers het varken
gewijd aan Frey, den goed van zonneschijn en
vruchtbaarheid. Vandaar ook, dat de banket
bakkers nog zooveel marsepeinen varkentjes
voor de ramen zetten. Kerstbrooden en kerst
kransen worden overal gegeten. De kerstkrans
verbeeldt den zonnering.
In Engeland is een echte „Christmas day"
ondenkbaar zonder roastbeef, gebraden kal
koen en plumpudding. Bij deftige families
wordt zelfs een pauw tot pastei verwerkt. Het
slot van den maaltijd is de plumpudding. In
de Engelsche bakkerijen heerscht al sinds we
ken een drukte van belang. Bij duizenden
staan de plumpuddingen klaar en bij duizenden
zijn ze reeds verzonden naar alle aeelen van
de wereld. Brandend komt hij ter tafel en
brandend wordt hij aangesneden Die vlam
men zijn weer het symbool van het licht, dat
schijnen gaat.
Elk land heeft zijn eigen zeden en ieder
volk heeft zijn eigen gebruik, maar in de
kerstfeestviering zit toch een merkwaardige
overeenkomst. Kerstboomen komen er steeds
meer. Overal groen en veel kaarsenlicht. Over
al een denken aan hen, die in meer dan één
beteekenis in het donker zitten. Ook overal
de vred-esgedachte, de vredeswensch. In iede-
ren kerstboom behoort een vredesengel te
hangen. En als we straks in "eigen huis neer
zitten bij de groenen boom met al zijn ver
sieringen, laten we dan deze gelofte afleggen:
Ik wil een vredestichter zijn, ik wil ook de
dagen na Kerstmis tot mij-zelf zeggen: Vrede
op aarde.
W. B.—Z
HOEVEEL SIGARETTEN?
Oplossing.
Van negen sigarettenpeukjes kon de knecht
drie sigaretten draaien. Daar hield hij weer
drie peukjes van over, waarvan hij een vierde
maakte. De knecht heeft vier sigaretten ge
rookt en één stompje overgehouden.
TANTE TINE.
UITSLAG VAN DEN SPINNEWEBWEDSTRIJD
Nagekomen inzendingen van:
Rozeknopje, oud 12 jaar. L. C. J. Rumpff,
oud 11 jaar en T. Rumpff, oud 8 jaar.
Na loting zijn de 6 prijzen ten deel gevallen
aan: SNEEUWVLOKJE, oud 14 jaar, RIEK
PAUL. oud 13 jaar, GELUKSPOP, oud 11 jaar.
CELLIST oud 11 jaar ZANGVOGELTJE oud
10 jaar, ZONNEROOSJE oud 10 jaar.
Maandag, 24 December mogen de prijzen
's morgens vóór 2 uur bij mij worden afge
haald.
W. B.—Z.
Een uitstervende taal. Dat is de taal die
oorspronkelijk op het eiland Man werd ge
sproken en in de taalwereld bekend is onder
den naam van Manx. Hoewel het eiland 50.000
inwoners telt, zijn er nog geen 600 menschen
die deze taal nog kunnen spreken en dit aan
tal wordt jaar op jaar minder. Zijn deze pl.m
600 menschen gestorven dan is 't met de taal
gedaan, want van de jongeren kent geen deze
taal.
DE KERSTBOOMPJES VAN JANNEMAN.
Kleine Janneman was met moeder njiar juf
frouw Bet je geweest. Juffrouw Betje had vroe
ger, toen ze nog niet getrouwd was. bij oma
en opa gewerkt. Toen was moeder zelf nog
een klein meisje. Moeder had altijd veel van
juffrouw Betje gehouden, want ze was steeds
zoo behulpzaam geweest. Ze kon ook zulke
leuke poppekleertjes maken.
..Was ze ook aardig voor jongens, mammie?"
had Janneman gevraagd. Hij gaf niets om
leuke poppekleertjes.
„Nu, vraag dat maar eens aan oom Frans.
Als hij met een gescheurde broek thuis kwam
sloop hij gauw naar juffrouw Betje. Zoo als die
stoppen kon! En fijn vertellen kon ze ook!"
Toen juffrouw Betje getrouwd was, was ze
in een andere stad gaan wonen, ver van Jan
neman vandaan. Nu had moeder van Oma en
Opa gehoord, dat juffrouw Betje met haar
man en vijf kinderen weer hier naar toe wa
ren getrokken. Maar oma en opa hadden ook
verteld, dat juffrouw Betje weer uit werken
moest gaan, omdat ze het zoo heel erg arm
hadden.
Moeder was er dadelijk heengegaan en Jan
neman had mee gemoogd, 't Huisje waarin die
7 menschen woonden, was wel heel erg klein
Janneman had medelijden gehad met al die,
kindertjes, die haast geen speelgoed bezaten.
Zou Sinterklaas ze heelemaal niets gebracht
hebben?
Op weg naar huis had hij aan moeder ge
vraagd:
„Mammie, stuur je ze een groot pak met
Kerstmis?"
„Ja, Janneman, dat doen we zeker. Ze krij
gen kleeren en een stukje speelgoed en nog
wat lekkers."
„Mag Ik ze ook wat geven mammie?"
„Natuurlijk mijn jongen. Bedenk maar iets,
wat je zelf heel mooi vindt."
Janneman was al van alles op gaan noemen,
maar 't was wel heel moeilijk om voor 5 kin
deren wat te bedenken.
Toen hij thuis kwam, was er zoo iets pret
tigs. De grootouders waren gekomen en oom
Frans met tante Bets. Ze bleven wel 4 dagen.
Ze hadden zulke zware koffers bij zich. Alle
maal pakken voor bij den kerstboom Morgen
werd de kerstboom opgesierd. Janneman
mocht dan heel laat opblijven-
't Was allemaal zoo heerlijk en prettig.
Iedereen was zoo lief voor Janneman. Moe
der zei telkens: pas op, dat jullie hem niet
verwent."
Natuurlijk werden het heerlijke kerstdagen-
Den eersten kerstdag was hij met moeder en
oma in een taxi naar juffrouw Betje gereden.
En ze hadden de bank vol pakjes gehad. Jan
neman had uit zijn eigen spaarpot een groo-
ten kerstring gekocht van chocolade met een
rooden zijden lintje eraan. Of dat vijftal blij
was! Moeder had ook zulke leuke dingen be
dacht. Ze waren er stil van, toen alles was
uitgepakt.
Toen oma en moeder met Janneman terug
reden naar huis zat de kleine baas stil in een
hoekje voor zich uit te staren.
Opeens zei hij: „Mammie, wat Jammer, dat
de kinderen van juffrouw Betje geen kerst
boom hebben."
„Alle kinderen hebben niet een kerstboom,'
vertelde Oma.
„Mammie, nu heb ik nog maar een dubbel
tje in mijn spaarpot."
„Daar zal later nog wei eens wat bij ko
men, Janneman," zei moeder.
„Kan je voor een dubbeltje een klein kerst
boompje koopen?"
„Dat zal niet gaan mijn Jongen."
Toen ze thuis kwamen, waren vader en
oom Frans bezig de kaarsjes aan te steken
van den kerstboom. Wat een prachtig gezicht
was dat! Opeens zag Janneman. dat tante
Bets allemaal pakjes op tafel legde. Er waren
wel vier pakjes voor Janneman bij: een spoor,
een prentenboek, een paar wanten en een
doos chocola. Oma moest dadelijk uit het
prentenboek vertellen en altijd maar weer van
voren af aan tot Jans blonde kopje tegen Oma
aanleunde. Hij sliep als een roos en mammie
legde hem stilletje» op bed.
Den volgenden dag was het weer Kerstmis
en mammie vroeg aan Janneman, of h'j niet
blij was met al zijn geschenken. Zooveel mooie
cadeaux en dan nog een kerstboom!
„Is die kerstboom dan ook van mij mam
mie?"
„Eigenlijk wel, Janneman. Voor onzen groo-
ten jongen heeft pappie dien kerstboom ge
kocht
Op den middag van dien tweeden Kerstdag
kwam er zooveel visite, dat Mammie zei. dat
Janneman in de eetkamer bij den kerstboom
met zijn spoortje mocht spelen, maar aan
moest hij de groote menschen niet storen.
„Mag ik dan al mijn cadeaux bij elkaar?'
..Dat mag jongen."
Zoo zat Janneman alleen bij den kerst
boom, alleen met al zijn schatten. Opeens,
terwijl hij naar den boom keek. waarvan mam
mie de langste kaarsen had aangestoken, be
dacht hij een plan.
Hoeveel kleine kerstboompjes kon hij wel
van dien éénen grooten kerstboom maken? 5
was genoeg. Dan kon ieder kind van juffrouw
Betje er een krijgen.
Vlug liep Janneman naar den schuur Daar
stonden genoeg bloempotten met aarde ge
vuld. Nu ook nog de knijptang meenemen. Hij
moest wel 3 keer loopen, voordat alles in de
eetkamer stond.
Voorzichtig blies hij van tak tot tak de
kaarsjes uit. Toen kwam het zwaarste werk
de takken afknappen. Dat ging niet gemak
kelijk. Zou hij vader te hulp roepen of oom
Frans? Neen, hij mocht niemand storen, dat
had hij mammie beloofd. Nog maar eens pro-
beeren. 4 gingen ten slotte er af. maar de 5de
was zoo taai, dat lukte niet. Rustig ging hij
nu boompje voor boompje klaar maken. Hij
vergat zijn speelgoed, hij vergat zelfs te snoe
pen van zijn doos chocolade.
Wat zouden die kinderen van juffrouw Betje
blij zijn met die mooie boompjes. Misschien
konden vader en oom Frans ze op hun fiet
sen er naar toe brengen. Fijn, dan hadden
ze toch nog een kerstboom op Kerstmis.
DE KERSTBOOM OP DE „HEEMSTEDE"
door W. LASSHUIT.
De „Heemstede" was een groote boerderij,
die, sinds den bouw van bijna 150 jaar gele
den, al heel wat stormen had getrotseerd en
niet alleen de natuurlijke stormen, die haar
met hun felle slagen hadden gebeukt, maar
ook de levensstormen hadden hun volle
kracht doen gelden op de „Heemstede". Vele
tranen waren er al vergoten over droeve ge
beurtenissen. Telkens was de „Heemstede" be
woond geweest door bejaarde menschen, die
daar hun levensavond wenschten te slijten.
Buiten de gewone huiselijke zorgen was het
ook een ideaal plekje vlak bij het groote,
dichte woud.
En nu was de boerderij bewoond geworden
door bo-er Mandenmaker, die, zelf nog jong en
vroolijk, dapper mee kon ravotten met zijn
drie kinderen. Trientje, de oudste, Jan, 14
jaar en de vierjarige Flip. die nauwelijks met
z'n hoofd boven tafel uitkwam.
Onder leiding van een allerliefste, veel te
vroeg gestorven moeder, waren de kinderen
tot een in het heele dorp bekend en bemind
drietal opgegroeid. Maar het meest in den
smaak viel toch wel de kleine Flip. die. druk
en tierig als hij was, dikwijls de heele zaak
aan het lachen maakte.
December had zijn intrede gedaan. Buiten
striemde de regen tegen de vensterruiten, joeg
de koude westen-wind door de kale tukken,
kreunden de dikke stammen onder de rukken
van den stormwind.
Over goed veertien dagen zou het Kerstmis
zijn en Trientje had gezegd, dat het ditmaal,
als eerste viering op „Heemstede" een ge
weldig feest zou worden. Immers het bosch
bood genoeg denneboomen en je had het maar
voor het kiezen. De grootste zou best in de
hooge voorkamer kulinen staan en zou een
reuzemooi gezicht opleveren als hij versierd
was met glinsterende ballen, slingers en met
engelenhaar en dan die groote ster in den
top. Daaromheen de kaarsjes, die met hun
zacht schijnsel een prachtig, gewijd licht zou
den geven.
Een dag of tien voor Kerstmis was boer Man
denmaker naar het dorp geweest. Door het
bosch heen was dit een twintig minuutjes
loopen en zooals wel meer gebeurde had Trien
tje haar vader vergezeld om zelf voor het
huishouden want zij was zoo'n beetje moe
dertje over Jan en Flip en dat kon ook, als1
je al zestien bent ook wat inkoopen te doen.
Terwijl vader dus op de markt, die wekelijks
werd gehouden, zijn eieren verkocht, kocht
Trientje van alles in en tegen het vallen van
den avond keerden ze weer huiswaarts. Als ze
flink aanstapten, konden ze net voor don
ker thuis zijn.
„Kijk, vader," zei Trientje ineens, „wat is
dat een prachtige Kerstboom," en ze wees op
een hoogen denneboom, dicht begroeid met
takken, zoodat het als 't ware een groene ko
lom was.
„Ja, als we er zoo eens eentje konden krij
gen.. Jij bent zooveel van plan van 't jaar, dat
ik wel mag oppassen geen te kleine boom te
nemen." Vader lachte ondeugend tegen zijn
dochtertje.
„Kunnen we deze niet nemen? Als we hem
bij den grond afzagen en we maken er een
voetstuk onder zijn we klaar."
„Ja, wel zeker, dat gaat zoo gemakkelijk
niet. Je mag maar geen boomen rooien, als
je daar maar eens zin in hebt."
Nu, dat begreep Trientje ook wel. Ze zag
het al, dat alle menschen uit het dorp maar
kerstboomen omhakten. Dan zou er gauw
geen bosch meer bestaan, meende ze.
Op de „Heemstede" vertelde ze van den
reuzen boom.
„Hij zal zeker net noig in de voorka
mer kunnen," voegde ze er aan toe.
„Is-ie dan wel zoo gloot?" informeerde Flip,
die met alle aandacht had geluisterd, struike
lende over de letter r, waarvoor hij altijd een
1 zei.
„O, hemeltje, ja!" antwoordde Trientje.
„Misschien moet er nog wel een stuk af."
De kleine jongen danste in het rond en vond
het dom, dat Trien hem maar niet had mee
gebracht, maar toen hoorde hij, dat dat zoo
maar niet mocht.
Fdp oordeelde er echter anders over. Hij
vond, dat. nu ze op de „Heemstede woonden
ook minstens recht hadden op het heele bosch
met al zijn boomen. En hij, als zoon van boer
Mandenmaker, mocht zeker wel dien grooten
kerstboom hebben.
Zoo gingen de gedachten door Flip's breintje
en, toen hij even later alleen in de kamer was,
zei hij hardop:
„Ik ga hem halen."
Niet lang duurde het, voordat Flip zijn be
sluit uitvoerde. In een onbewaakt oogenblilc.
den volgenden morgen, ging hij op pad, ge
wapend met vaders groote zaag. waarmee hij
al eens een latje had doorgezaagd.
Trientje had verteld, dat de boom stond bij
den viersprong, een heel bekend punt in het
bosch.
Maar Flip. die wel eens met vader of Trien
tje mee was geweest naar het dorp. had ver
geten, dat een bijna vijfjarig jongetje nog niet
zoo goed den weg in z'n bolletje heeft.
Al wat hij vindt, geen viersprong en geen
groote denneboom. O, ja, hij zag wel sparren
staan, maar die waren niet groot genoeg naar
zijn zin en ook de boom. die Trientje bedoelde,
was er niet bij want Flip had nog geen vier
sprong gezien. Ook vergat het ventje, dat hij
nauwelijks wist, wat een viersprong was en
in werkelijkheid was hij er al twee keer voorbij
geloopen.
Eindelijk werd hij vreeselijk moe. Zeker al
een uur had hij geloopen en nog maar altijd
kon hij den bewusten boom van Trientje niet
vinden. Weer komt hij bij den viersprong, na
tuurlijk zonder, dat hij er zelf erg in heeft.
Oververmoeid gaat hij dan aan den kant van
het pad zitten, kijkt bedroefd in het rond,
waar hij allemaal dennen ziet staan, maar
geen een kon toch de bewuste boom zijn; ze
waren allemaal veel te klein.
Eerlijk gezegd verlangde Flip om weer
thuis 1e zijn en toen dit in zijn hersentjes op
kwam. ontdekte hij ineens, dat hij niet' meer
wist. welk pad hij in moest, om thuis te ko
men.
Dit maakte hem vreeselijk angstig en ineens
barstte hij in tranen uit. O, stoute Flipje, nu
ben je verdwaald!
„Waar is Flip toch?" zei boer Mandenma
ker. toen het tijd werd om koffie te drinken.
„Die heb ik den heelen morgen al niet ge
zien," kwam Trientje nu. „Ik had het veel te
druk met de wasch om op hem te letten."
.,0. lieve tijd, dan vrees ik ervoor, dat het
jongmensch het bosch is ingetrokken. Dat
heelt een onweerstaanbare aantrekkings
kracht voor hem."
Boer Mandenmaker was zichtbaar ongerust,
Hij liep naar buiten, kwam weer binnen en zei:
„Ik ga zoeken. Anders is de jongen altijd om
12 uur hier en nu niet: dat is verdacht. Hij is
natuurlijk verdwaald. Je moet- voortaan meer
beter op hem letten."
Trientje vond, dat Flip anders nu al oud
genoeg was, om te weten, dat hij niet het bosch
in mocht.
Maar vader Mandenmaker was al verdwe
nen. Hij riep zijn twee knechts, vertelde, wat
er aan de hand was en stelde voor in drie ver
schillende richtingen het bosch te doorkrui
sen. Een uur later zouden ze allemaal met of
zonder Flip weer op de boerderij zijn.
„Kiek." zei een van de knechts in zijn boe
rendialect, „als wie nou-er-'s effies uitkieken,
dan komen we altemaal weer an den vier
sprong en dan kennen we altemaal het an
dere stukkie bosch nog nemen."
Dat vond boer Mandenmaker een pracht
idee en zoo gingen ze ieder huns weegs.
Een goed kwartier later kwam vader zelf bij
den viersprong en daar vond hij den kleinen
Flip, overmand door moeheid in een diepen
slaap. Even later kwamen ook de andere
knechts bij den viersprong, zooals afgesproken
was en vader wees lachend naar den slapen-
aen jongen, die juist onder „zijn" kerstboom
lag.
Hij tilde het ventje, dat natuurlijk steen
koud was. op zijn arm, sloeg den blauwen kiel
van een der knechts om hem heen en zoo
ging het zwijgend huistoe.
Hier werd Flipje pas wakker en kreeg nu
een flink standje van Trien om zijn wealoopen
„Ikke moet dien dikken boom hebben afge-<
zaagd." beweerde hij onder tranen.
„Ach, lekkere jongen, jij krijgt een grooten
boom hoor," beloofde Trien ineens, midden in
haar standje, terwijl ze haar broertje knuf
felde.
Op Kerstdag stond in de groote voorkamer
van „Heemstede" een groote kerstboom en in
het bosch bij den viersprong stond een spar
minder.
Zoo vervuld van blijde gedachten was hij
bezig zijn vierde boompje in den pot te plan
ten. Zonder dat Janneman het bemerkte, ging
de deur open.
„Maar Janneman. Janneman. Janneman,..."
Wat een angstig geroep. Jan liet zijn mooie
boompje haast uit zijn handen vallen.
„Wat doe je daar?" riep vader een beetje
boos.
„Kerstboompjes maken voor de kinderen
van Juffrouw Betje."
„Maar van wie mag je dat?" vroeg vader
nog een beetje boozer.
„Van me eigen, 't Is mijn boom, hè mam
mie?
Pappie keek mammie aan en mammie her
innerde zich, wat ze aangaande den boom aan
Janneman verteld had. Oma was de eerste, die
de kamer binnenkwam. Janneman trok al
een pruillipje. Was hij dan toch stout ge
weest? Nu kwam oma met haar zwart zijden
japon aan naast hem zitten, naast zijn mooie
kerstboompjes en ze knuffelde Janneman en
ze zei telkens weer: lief, klein baasje. De an
dere groote menschen waren toen ook niet
meer boos. Oom Frans knipte de vijfde tak
af en een uur later brachten vader en oom
de kerstboompjes naar de vijf kinderen van
juffrouw Betje.
Van de vermoeienis mocht Janneman toen
op niammie's schoot uitrusten, En toen mam
mie zachtjes zei: „Toch wel een beetje jam
mer van dien mooien boom," antwoordde Jan
neman: „Maar we hebben er toch vijf kinde
ren van juffrouw Betje blij mee gemaakt."
W. B.—Z.
Stralende kerstboom,
Met al je mooie lichtjes,
Met je glanzende appels,
Je sneeuw en je ster.
Als ik zoo in je glans sta te staren,
Klinkt er een liedje van heel. heel ver.
Dan hoor ik zingen van vrede op aarde
Vrede, ja vrede eens overal.
En in mijn hart is een groot verlangen,
Dat 't eenmaal, ja eenmaal zoo wezen zal.
Brandende kaarsjes,
Met al je mooi geflonker,
Met je flikkerende vlammen,
Zoo rein en zoo blij.
Als ik zoo stil in je gloed sta te staren
Komt er een groote vreugde in mij.
Dan wensch ik zelf ook zoo'n kaarsje te
wezen,
Stralend voor ieder, die ik ontmoet.
Ook ik wil licht verspreiden alomme
Dan wordt mijn leven zoo blij en zoo goed.
POSTZECELRUBRIEK.
JOEGO-SLAVIë. II. (Zd. Slavië)
In 1918 verschenen in aanvulling op de vo
rige serie eenige zegels met de beeltenis van
Koning Carol van Hongarije, 10 f. (rood) 20 f.
(bruin), 25 f. (blauw) 4 f. (olijf) deze laatste
zegel draagt de afbeelding van Koning Zita.
Grootte der vakjes 28 x 23 mM.
Voor het Kroatisch gedeelte verschenen in
1918 enkele zegels met bovenaan de bekende
opschriften SHS HRVATSKA SHS. Onder een
knielende figuur boven een wapen staan de
letters 29 LISTOPADA 1918. De waarden zijn
10 h. (karmijn) 20 h. (violet) 25 h. (blauw» 45
h. i groen zwart) Grootte der vakjes 35 x 30.
In 1919 verschenen voor krantenfrankeering
eerst de bekende opdruk op Hong. Kranten
zegel 2 f, (oranje) ongetand en de eerste of-
ficieele Slavische zegel met in een cirkel de
letters SHS 2 f. (oker) Grootte 28 x 23 mM.
SHS beteekent Scbija Hrvatska Slovenija
(Servië Kroatië Slavië).
In datzelfde jaar verschenen in andere tee-
kening (met engeltje) in grijze kleur de 2, 4,
6, 10 en 30 h. ongetand. Grootte 35 x 28 mM.
Ook verscheen nog een serie portzegels, nl.
opdrukken op portzegels van Bosnië 2. 4. 5, 6,
10. 15. 20. 25, 30, 40, 50 h. «rood) 1 en 3 kr.
(blauw). Grootte 33 x 30 mM. »Jf.
Mijn dank voor ontvangen ruilmateriaal.
NB. Denk aan onze jaar lij ksche postzegel-
tentoonstelling op 28 en 29 Dec. in de Tijding
zaal. Iedere rubrieker kan dan met zijn verza
meling komen. Er worden dan punten gege
ven voor netheid van het geheel, orde en re
gelmaat van inplakken en manier van opzet
ten. Het komt er dus niet op aan of je je ver
zameling in een album of een schrift hebt en
of het aantal zegéls grrvit of klein is.
Voor de netste verzamelingen worden prij
zen in zegels gegeven, waarvoor reeds mooie
series aanwezig zijn.
Zaterdag 29 Dec. is een algemeene verlo
ting onder de aanwezige rubriekers om 11 uur.
Ook hiervoor liggen al mooie zegels klaar.
Komt dus allen met je verzameling.
Rustenburgerlaan 23.