VRIJDAG 21 DECEMBER 1934 HAARLEM'S DAGBLAD 9 AAN ALLEN! Wat is December toch een wondervolle maand. Buiten is alles guur en koud en som ber, maar binnenshuis is toch, naar ik hoop, een blijde stemming. Al in de eerste dagen is daar de Sint-Nicola'asverwachting, dan komt de heerlijke 5 December en terwijl we nog vol zijn van blijde Sinterklaasherinneringen, sie ren de winkels zich op voor Kerstmis. Want er is groot verschil tusschen een winkelétalage in de St. Nicolaasdagen en in den Kersttijd. In 't begin van December was 't een bont aller leitje; vroolijk en veelkleurig speelgoed, lek kers, snuisterijen, vooral veel grappigs. Nu is rood de hoofdkleur. Er is met veel meer smaak geëtaleerd. Hier en daar prijkt de kerstboom, maar overal blinken ons de kerstversierselen tegen. Kerstmis is een feest van wijding. Sint- Nicolaas is een feest van pret. Onze Sint-Nicolaasliederen klinken ook heel anders dan onze kerstliederen.. En 't kan daarom ook eigenlijk niet, dat wij het een met het ander laten samengaan, 't Zijn twee heel verschillende feesten en daarom worden zij ook heel verschillend gevierd. Een sombere maand met twee blijde fees ten. En daartusschen in valt 21 December, de kortste dag van het jaar. De Twentenaar heeft op zijn Midwinterhoorn geblazen. Onze voorouders geloofden, dat door het vrool ke blazen de booze geesten werden verjaagd. De Twentenaar maakt zoo ïr hoorn bij voorkeur van een krommen elzentak, welken hij door midden splijt. Dan holt hij beide helften uit, verbindt ze weer door eenige banden met el kaar en steekt er een lang mondstuk van vlierhout op. Een midwinterhoorn is vijfmaal zoo groot als een koehoorn. In Friesland staat op enkele kerkhoven nog de klokstoei, dat is een houten getimmerte, waarin een klok hangt die op den kortsten dag geluid wordt. Dit blazen en luiden kondigt het Kerstfeest aan. In onze huizen is zeker reeds de hulst- versiering. De altijd groene blaadjes zijn het symbool van het altijd weer groenen der na tuur. Ik zag dit jaar ook veel kooplui met ma rentakken of mistletoe. Dit is eigenlijk een woekerplant of parasiet, welke met haar zuig- wortels de levenssappen haalt uit andere planten. In ons land komt ze alleen in Lim burg voor en wel vooral op appel- en pereboo- men. De oude Kelten geloofden reeds aan de wonderkracht van deze plant. Als zij maren takken afsneden, legden ze een laken op den grond om vooral te zorgen, dat geen morsige aarde hen besmeuren zou. want dan zou ze haar tooverkracht verliezen. In Engeland ontbreekt ook nimmer het kerstblok. Het kerstblok wordt feestelijk bin nengehaald. 't Spreekt vanzelf, dat er op Kerstmis ook eens extra leker gegeten wordt. Bij ieder feest behooren bijzondere lekker nijen. In Duitschland en Engeland is de hoofd schotel een versierde zwijnskop. Onze heiden- sche voorouders hadden immers het varken gewijd aan Frey, den goed van zonneschijn en vruchtbaarheid. Vandaar ook, dat de banket bakkers nog zooveel marsepeinen varkentjes voor de ramen zetten. Kerstbrooden en kerst kransen worden overal gegeten. De kerstkrans verbeeldt den zonnering. In Engeland is een echte „Christmas day" ondenkbaar zonder roastbeef, gebraden kal koen en plumpudding. Bij deftige families wordt zelfs een pauw tot pastei verwerkt. Het slot van den maaltijd is de plumpudding. In de Engelsche bakkerijen heerscht al sinds we ken een drukte van belang. Bij duizenden staan de plumpuddingen klaar en bij duizenden zijn ze reeds verzonden naar alle aeelen van de wereld. Brandend komt hij ter tafel en brandend wordt hij aangesneden Die vlam men zijn weer het symbool van het licht, dat schijnen gaat. Elk land heeft zijn eigen zeden en ieder volk heeft zijn eigen gebruik, maar in de kerstfeestviering zit toch een merkwaardige overeenkomst. Kerstboomen komen er steeds meer. Overal groen en veel kaarsenlicht. Over al een denken aan hen, die in meer dan één beteekenis in het donker zitten. Ook overal de vred-esgedachte, de vredeswensch. In iede- ren kerstboom behoort een vredesengel te hangen. En als we straks in "eigen huis neer zitten bij de groenen boom met al zijn ver sieringen, laten we dan deze gelofte afleggen: Ik wil een vredestichter zijn, ik wil ook de dagen na Kerstmis tot mij-zelf zeggen: Vrede op aarde. W. B.—Z HOEVEEL SIGARETTEN? Oplossing. Van negen sigarettenpeukjes kon de knecht drie sigaretten draaien. Daar hield hij weer drie peukjes van over, waarvan hij een vierde maakte. De knecht heeft vier sigaretten ge rookt en één stompje overgehouden. TANTE TINE. UITSLAG VAN DEN SPINNEWEBWEDSTRIJD Nagekomen inzendingen van: Rozeknopje, oud 12 jaar. L. C. J. Rumpff, oud 11 jaar en T. Rumpff, oud 8 jaar. Na loting zijn de 6 prijzen ten deel gevallen aan: SNEEUWVLOKJE, oud 14 jaar, RIEK PAUL. oud 13 jaar, GELUKSPOP, oud 11 jaar. CELLIST oud 11 jaar ZANGVOGELTJE oud 10 jaar, ZONNEROOSJE oud 10 jaar. Maandag, 24 December mogen de prijzen 's morgens vóór 2 uur bij mij worden afge haald. W. B.—Z. Een uitstervende taal. Dat is de taal die oorspronkelijk op het eiland Man werd ge sproken en in de taalwereld bekend is onder den naam van Manx. Hoewel het eiland 50.000 inwoners telt, zijn er nog geen 600 menschen die deze taal nog kunnen spreken en dit aan tal wordt jaar op jaar minder. Zijn deze pl.m 600 menschen gestorven dan is 't met de taal gedaan, want van de jongeren kent geen deze taal. DE KERSTBOOMPJES VAN JANNEMAN. Kleine Janneman was met moeder njiar juf frouw Bet je geweest. Juffrouw Betje had vroe ger, toen ze nog niet getrouwd was. bij oma en opa gewerkt. Toen was moeder zelf nog een klein meisje. Moeder had altijd veel van juffrouw Betje gehouden, want ze was steeds zoo behulpzaam geweest. Ze kon ook zulke leuke poppekleertjes maken. ..Was ze ook aardig voor jongens, mammie?" had Janneman gevraagd. Hij gaf niets om leuke poppekleertjes. „Nu, vraag dat maar eens aan oom Frans. Als hij met een gescheurde broek thuis kwam sloop hij gauw naar juffrouw Betje. Zoo als die stoppen kon! En fijn vertellen kon ze ook!" Toen juffrouw Betje getrouwd was, was ze in een andere stad gaan wonen, ver van Jan neman vandaan. Nu had moeder van Oma en Opa gehoord, dat juffrouw Betje met haar man en vijf kinderen weer hier naar toe wa ren getrokken. Maar oma en opa hadden ook verteld, dat juffrouw Betje weer uit werken moest gaan, omdat ze het zoo heel erg arm hadden. Moeder was er dadelijk heengegaan en Jan neman had mee gemoogd, 't Huisje waarin die 7 menschen woonden, was wel heel erg klein Janneman had medelijden gehad met al die, kindertjes, die haast geen speelgoed bezaten. Zou Sinterklaas ze heelemaal niets gebracht hebben? Op weg naar huis had hij aan moeder ge vraagd: „Mammie, stuur je ze een groot pak met Kerstmis?" „Ja, Janneman, dat doen we zeker. Ze krij gen kleeren en een stukje speelgoed en nog wat lekkers." „Mag Ik ze ook wat geven mammie?" „Natuurlijk mijn jongen. Bedenk maar iets, wat je zelf heel mooi vindt." Janneman was al van alles op gaan noemen, maar 't was wel heel moeilijk om voor 5 kin deren wat te bedenken. Toen hij thuis kwam, was er zoo iets pret tigs. De grootouders waren gekomen en oom Frans met tante Bets. Ze bleven wel 4 dagen. Ze hadden zulke zware koffers bij zich. Alle maal pakken voor bij den kerstboom Morgen werd de kerstboom opgesierd. Janneman mocht dan heel laat opblijven- 't Was allemaal zoo heerlijk en prettig. Iedereen was zoo lief voor Janneman. Moe der zei telkens: pas op, dat jullie hem niet verwent." Natuurlijk werden het heerlijke kerstdagen- Den eersten kerstdag was hij met moeder en oma in een taxi naar juffrouw Betje gereden. En ze hadden de bank vol pakjes gehad. Jan neman had uit zijn eigen spaarpot een groo- ten kerstring gekocht van chocolade met een rooden zijden lintje eraan. Of dat vijftal blij was! Moeder had ook zulke leuke dingen be dacht. Ze waren er stil van, toen alles was uitgepakt. Toen oma en moeder met Janneman terug reden naar huis zat de kleine baas stil in een hoekje voor zich uit te staren. Opeens zei hij: „Mammie, wat Jammer, dat de kinderen van juffrouw Betje geen kerst boom hebben." „Alle kinderen hebben niet een kerstboom,' vertelde Oma. „Mammie, nu heb ik nog maar een dubbel tje in mijn spaarpot." „Daar zal later nog wei eens wat bij ko men, Janneman," zei moeder. „Kan je voor een dubbeltje een klein kerst boompje koopen?" „Dat zal niet gaan mijn Jongen." Toen ze thuis kwamen, waren vader en oom Frans bezig de kaarsjes aan te steken van den kerstboom. Wat een prachtig gezicht was dat! Opeens zag Janneman. dat tante Bets allemaal pakjes op tafel legde. Er waren wel vier pakjes voor Janneman bij: een spoor, een prentenboek, een paar wanten en een doos chocola. Oma moest dadelijk uit het prentenboek vertellen en altijd maar weer van voren af aan tot Jans blonde kopje tegen Oma aanleunde. Hij sliep als een roos en mammie legde hem stilletje» op bed. Den volgenden dag was het weer Kerstmis en mammie vroeg aan Janneman, of h'j niet blij was met al zijn geschenken. Zooveel mooie cadeaux en dan nog een kerstboom! „Is die kerstboom dan ook van mij mam mie?" „Eigenlijk wel, Janneman. Voor onzen groo- ten jongen heeft pappie dien kerstboom ge kocht Op den middag van dien tweeden Kerstdag kwam er zooveel visite, dat Mammie zei. dat Janneman in de eetkamer bij den kerstboom met zijn spoortje mocht spelen, maar aan moest hij de groote menschen niet storen. „Mag ik dan al mijn cadeaux bij elkaar?' ..Dat mag jongen." Zoo zat Janneman alleen bij den kerst boom, alleen met al zijn schatten. Opeens, terwijl hij naar den boom keek. waarvan mam mie de langste kaarsen had aangestoken, be dacht hij een plan. Hoeveel kleine kerstboompjes kon hij wel van dien éénen grooten kerstboom maken? 5 was genoeg. Dan kon ieder kind van juffrouw Betje er een krijgen. Vlug liep Janneman naar den schuur Daar stonden genoeg bloempotten met aarde ge vuld. Nu ook nog de knijptang meenemen. Hij moest wel 3 keer loopen, voordat alles in de eetkamer stond. Voorzichtig blies hij van tak tot tak de kaarsjes uit. Toen kwam het zwaarste werk de takken afknappen. Dat ging niet gemak kelijk. Zou hij vader te hulp roepen of oom Frans? Neen, hij mocht niemand storen, dat had hij mammie beloofd. Nog maar eens pro- beeren. 4 gingen ten slotte er af. maar de 5de was zoo taai, dat lukte niet. Rustig ging hij nu boompje voor boompje klaar maken. Hij vergat zijn speelgoed, hij vergat zelfs te snoe pen van zijn doos chocolade. Wat zouden die kinderen van juffrouw Betje blij zijn met die mooie boompjes. Misschien konden vader en oom Frans ze op hun fiet sen er naar toe brengen. Fijn, dan hadden ze toch nog een kerstboom op Kerstmis. DE KERSTBOOM OP DE „HEEMSTEDE" door W. LASSHUIT. De „Heemstede" was een groote boerderij, die, sinds den bouw van bijna 150 jaar gele den, al heel wat stormen had getrotseerd en niet alleen de natuurlijke stormen, die haar met hun felle slagen hadden gebeukt, maar ook de levensstormen hadden hun volle kracht doen gelden op de „Heemstede". Vele tranen waren er al vergoten over droeve ge beurtenissen. Telkens was de „Heemstede" be woond geweest door bejaarde menschen, die daar hun levensavond wenschten te slijten. Buiten de gewone huiselijke zorgen was het ook een ideaal plekje vlak bij het groote, dichte woud. En nu was de boerderij bewoond geworden door bo-er Mandenmaker, die, zelf nog jong en vroolijk, dapper mee kon ravotten met zijn drie kinderen. Trientje, de oudste, Jan, 14 jaar en de vierjarige Flip. die nauwelijks met z'n hoofd boven tafel uitkwam. Onder leiding van een allerliefste, veel te vroeg gestorven moeder, waren de kinderen tot een in het heele dorp bekend en bemind drietal opgegroeid. Maar het meest in den smaak viel toch wel de kleine Flip. die. druk en tierig als hij was, dikwijls de heele zaak aan het lachen maakte. December had zijn intrede gedaan. Buiten striemde de regen tegen de vensterruiten, joeg de koude westen-wind door de kale tukken, kreunden de dikke stammen onder de rukken van den stormwind. Over goed veertien dagen zou het Kerstmis zijn en Trientje had gezegd, dat het ditmaal, als eerste viering op „Heemstede" een ge weldig feest zou worden. Immers het bosch bood genoeg denneboomen en je had het maar voor het kiezen. De grootste zou best in de hooge voorkamer kulinen staan en zou een reuzemooi gezicht opleveren als hij versierd was met glinsterende ballen, slingers en met engelenhaar en dan die groote ster in den top. Daaromheen de kaarsjes, die met hun zacht schijnsel een prachtig, gewijd licht zou den geven. Een dag of tien voor Kerstmis was boer Man denmaker naar het dorp geweest. Door het bosch heen was dit een twintig minuutjes loopen en zooals wel meer gebeurde had Trien tje haar vader vergezeld om zelf voor het huishouden want zij was zoo'n beetje moe dertje over Jan en Flip en dat kon ook, als1 je al zestien bent ook wat inkoopen te doen. Terwijl vader dus op de markt, die wekelijks werd gehouden, zijn eieren verkocht, kocht Trientje van alles in en tegen het vallen van den avond keerden ze weer huiswaarts. Als ze flink aanstapten, konden ze net voor don ker thuis zijn. „Kijk, vader," zei Trientje ineens, „wat is dat een prachtige Kerstboom," en ze wees op een hoogen denneboom, dicht begroeid met takken, zoodat het als 't ware een groene ko lom was. „Ja, als we er zoo eens eentje konden krij gen.. Jij bent zooveel van plan van 't jaar, dat ik wel mag oppassen geen te kleine boom te nemen." Vader lachte ondeugend tegen zijn dochtertje. „Kunnen we deze niet nemen? Als we hem bij den grond afzagen en we maken er een voetstuk onder zijn we klaar." „Ja, wel zeker, dat gaat zoo gemakkelijk niet. Je mag maar geen boomen rooien, als je daar maar eens zin in hebt." Nu, dat begreep Trientje ook wel. Ze zag het al, dat alle menschen uit het dorp maar kerstboomen omhakten. Dan zou er gauw geen bosch meer bestaan, meende ze. Op de „Heemstede" vertelde ze van den reuzen boom. „Hij zal zeker net noig in de voorka mer kunnen," voegde ze er aan toe. „Is-ie dan wel zoo gloot?" informeerde Flip, die met alle aandacht had geluisterd, struike lende over de letter r, waarvoor hij altijd een 1 zei. „O, hemeltje, ja!" antwoordde Trientje. „Misschien moet er nog wel een stuk af." De kleine jongen danste in het rond en vond het dom, dat Trien hem maar niet had mee gebracht, maar toen hoorde hij, dat dat zoo maar niet mocht. Fdp oordeelde er echter anders over. Hij vond, dat. nu ze op de „Heemstede woonden ook minstens recht hadden op het heele bosch met al zijn boomen. En hij, als zoon van boer Mandenmaker, mocht zeker wel dien grooten kerstboom hebben. Zoo gingen de gedachten door Flip's breintje en, toen hij even later alleen in de kamer was, zei hij hardop: „Ik ga hem halen." Niet lang duurde het, voordat Flip zijn be sluit uitvoerde. In een onbewaakt oogenblilc. den volgenden morgen, ging hij op pad, ge wapend met vaders groote zaag. waarmee hij al eens een latje had doorgezaagd. Trientje had verteld, dat de boom stond bij den viersprong, een heel bekend punt in het bosch. Maar Flip. die wel eens met vader of Trien tje mee was geweest naar het dorp. had ver geten, dat een bijna vijfjarig jongetje nog niet zoo goed den weg in z'n bolletje heeft. Al wat hij vindt, geen viersprong en geen groote denneboom. O, ja, hij zag wel sparren staan, maar die waren niet groot genoeg naar zijn zin en ook de boom. die Trientje bedoelde, was er niet bij want Flip had nog geen vier sprong gezien. Ook vergat het ventje, dat hij nauwelijks wist, wat een viersprong was en in werkelijkheid was hij er al twee keer voorbij geloopen. Eindelijk werd hij vreeselijk moe. Zeker al een uur had hij geloopen en nog maar altijd kon hij den bewusten boom van Trientje niet vinden. Weer komt hij bij den viersprong, na tuurlijk zonder, dat hij er zelf erg in heeft. Oververmoeid gaat hij dan aan den kant van het pad zitten, kijkt bedroefd in het rond, waar hij allemaal dennen ziet staan, maar geen een kon toch de bewuste boom zijn; ze waren allemaal veel te klein. Eerlijk gezegd verlangde Flip om weer thuis 1e zijn en toen dit in zijn hersentjes op kwam. ontdekte hij ineens, dat hij niet' meer wist. welk pad hij in moest, om thuis te ko men. Dit maakte hem vreeselijk angstig en ineens barstte hij in tranen uit. O, stoute Flipje, nu ben je verdwaald! „Waar is Flip toch?" zei boer Mandenma ker. toen het tijd werd om koffie te drinken. „Die heb ik den heelen morgen al niet ge zien," kwam Trientje nu. „Ik had het veel te druk met de wasch om op hem te letten." .,0. lieve tijd, dan vrees ik ervoor, dat het jongmensch het bosch is ingetrokken. Dat heelt een onweerstaanbare aantrekkings kracht voor hem." Boer Mandenmaker was zichtbaar ongerust, Hij liep naar buiten, kwam weer binnen en zei: „Ik ga zoeken. Anders is de jongen altijd om 12 uur hier en nu niet: dat is verdacht. Hij is natuurlijk verdwaald. Je moet- voortaan meer beter op hem letten." Trientje vond, dat Flip anders nu al oud genoeg was, om te weten, dat hij niet het bosch in mocht. Maar vader Mandenmaker was al verdwe nen. Hij riep zijn twee knechts, vertelde, wat er aan de hand was en stelde voor in drie ver schillende richtingen het bosch te doorkrui sen. Een uur later zouden ze allemaal met of zonder Flip weer op de boerderij zijn. „Kiek." zei een van de knechts in zijn boe rendialect, „als wie nou-er-'s effies uitkieken, dan komen we altemaal weer an den vier sprong en dan kennen we altemaal het an dere stukkie bosch nog nemen." Dat vond boer Mandenmaker een pracht idee en zoo gingen ze ieder huns weegs. Een goed kwartier later kwam vader zelf bij den viersprong en daar vond hij den kleinen Flip, overmand door moeheid in een diepen slaap. Even later kwamen ook de andere knechts bij den viersprong, zooals afgesproken was en vader wees lachend naar den slapen- aen jongen, die juist onder „zijn" kerstboom lag. Hij tilde het ventje, dat natuurlijk steen koud was. op zijn arm, sloeg den blauwen kiel van een der knechts om hem heen en zoo ging het zwijgend huistoe. Hier werd Flipje pas wakker en kreeg nu een flink standje van Trien om zijn wealoopen „Ikke moet dien dikken boom hebben afge-< zaagd." beweerde hij onder tranen. „Ach, lekkere jongen, jij krijgt een grooten boom hoor," beloofde Trien ineens, midden in haar standje, terwijl ze haar broertje knuf felde. Op Kerstdag stond in de groote voorkamer van „Heemstede" een groote kerstboom en in het bosch bij den viersprong stond een spar minder. Zoo vervuld van blijde gedachten was hij bezig zijn vierde boompje in den pot te plan ten. Zonder dat Janneman het bemerkte, ging de deur open. „Maar Janneman. Janneman. Janneman,..." Wat een angstig geroep. Jan liet zijn mooie boompje haast uit zijn handen vallen. „Wat doe je daar?" riep vader een beetje boos. „Kerstboompjes maken voor de kinderen van Juffrouw Betje." „Maar van wie mag je dat?" vroeg vader nog een beetje boozer. „Van me eigen, 't Is mijn boom, hè mam mie? Pappie keek mammie aan en mammie her innerde zich, wat ze aangaande den boom aan Janneman verteld had. Oma was de eerste, die de kamer binnenkwam. Janneman trok al een pruillipje. Was hij dan toch stout ge weest? Nu kwam oma met haar zwart zijden japon aan naast hem zitten, naast zijn mooie kerstboompjes en ze knuffelde Janneman en ze zei telkens weer: lief, klein baasje. De an dere groote menschen waren toen ook niet meer boos. Oom Frans knipte de vijfde tak af en een uur later brachten vader en oom de kerstboompjes naar de vijf kinderen van juffrouw Betje. Van de vermoeienis mocht Janneman toen op niammie's schoot uitrusten, En toen mam mie zachtjes zei: „Toch wel een beetje jam mer van dien mooien boom," antwoordde Jan neman: „Maar we hebben er toch vijf kinde ren van juffrouw Betje blij mee gemaakt." W. B.—Z. Stralende kerstboom, Met al je mooie lichtjes, Met je glanzende appels, Je sneeuw en je ster. Als ik zoo in je glans sta te staren, Klinkt er een liedje van heel. heel ver. Dan hoor ik zingen van vrede op aarde Vrede, ja vrede eens overal. En in mijn hart is een groot verlangen, Dat 't eenmaal, ja eenmaal zoo wezen zal. Brandende kaarsjes, Met al je mooi geflonker, Met je flikkerende vlammen, Zoo rein en zoo blij. Als ik zoo stil in je gloed sta te staren Komt er een groote vreugde in mij. Dan wensch ik zelf ook zoo'n kaarsje te wezen, Stralend voor ieder, die ik ontmoet. Ook ik wil licht verspreiden alomme Dan wordt mijn leven zoo blij en zoo goed. POSTZECELRUBRIEK. JOEGO-SLAVIë. II. (Zd. Slavië) In 1918 verschenen in aanvulling op de vo rige serie eenige zegels met de beeltenis van Koning Carol van Hongarije, 10 f. (rood) 20 f. (bruin), 25 f. (blauw) 4 f. (olijf) deze laatste zegel draagt de afbeelding van Koning Zita. Grootte der vakjes 28 x 23 mM. Voor het Kroatisch gedeelte verschenen in 1918 enkele zegels met bovenaan de bekende opschriften SHS HRVATSKA SHS. Onder een knielende figuur boven een wapen staan de letters 29 LISTOPADA 1918. De waarden zijn 10 h. (karmijn) 20 h. (violet) 25 h. (blauw» 45 h. i groen zwart) Grootte der vakjes 35 x 30. In 1919 verschenen voor krantenfrankeering eerst de bekende opdruk op Hong. Kranten zegel 2 f, (oranje) ongetand en de eerste of- ficieele Slavische zegel met in een cirkel de letters SHS 2 f. (oker) Grootte 28 x 23 mM. SHS beteekent Scbija Hrvatska Slovenija (Servië Kroatië Slavië). In datzelfde jaar verschenen in andere tee- kening (met engeltje) in grijze kleur de 2, 4, 6, 10 en 30 h. ongetand. Grootte 35 x 28 mM. Ook verscheen nog een serie portzegels, nl. opdrukken op portzegels van Bosnië 2. 4. 5, 6, 10. 15. 20. 25, 30, 40, 50 h. «rood) 1 en 3 kr. (blauw). Grootte 33 x 30 mM. »Jf. Mijn dank voor ontvangen ruilmateriaal. NB. Denk aan onze jaar lij ksche postzegel- tentoonstelling op 28 en 29 Dec. in de Tijding zaal. Iedere rubrieker kan dan met zijn verza meling komen. Er worden dan punten gege ven voor netheid van het geheel, orde en re gelmaat van inplakken en manier van opzet ten. Het komt er dus niet op aan of je je ver zameling in een album of een schrift hebt en of het aantal zegéls grrvit of klein is. Voor de netste verzamelingen worden prij zen in zegels gegeven, waarvoor reeds mooie series aanwezig zijn. Zaterdag 29 Dec. is een algemeene verlo ting onder de aanwezige rubriekers om 11 uur. Ook hiervoor liggen al mooie zegels klaar. Komt dus allen met je verzameling. Rustenburgerlaan 23.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 15