gmflnYLL tandpa/ta HEESCHE KEEL H.D. VERTELLING HIJ OF ZIJ? D&B MAANDAG 24 DECEMBER '34 HAARLEM'S DAGBLAD 9 (Adv. Ingez. Med.) ten-koning Mr. Joe Allan van Braame Kar eitje benoemt tot zijn reclame-chef tegen een trak tement van 60000 dollar per jaar? Maar Kareltje zou nooit geslaagd zijn. als zijn geheime bende Woelie WoëUp! Wau Wau! hem niet zoo schitterend geholpen had. In mijn jonge jaren het is, helaas al lang ge leden ben ik ook nog eens voorzitter van zoo'n Zwarte Hand geweest, maar wat was mijn geheime club vergeleken bij Kareltje's bende? Wilt u wel gelooven, dat ik, als oudere er schik in had? Hoe moeten dan de jongeren, voor wie dit stuk geschreven en gespeeld werd, er van genoten hebben! Een alleraardigst stuk voor de jeugd is dit Woelle Woelle! Wau Wau! vroolijk, boeiend en vol handeling en daarbij gespeeld met een animo en een plezier, dat de vreugde van het tooneel onmiddellijk oversloeg op de zaal. De executanten waren voor een deel niet ouder dan de jonge toeschouwers en deze jeugdige acteurs waren er zoo geheel en al „in", dat 't wel leek, of zij al jaren lang lid waren van De Zwarte Hand. Ik weet bijna niet, wie ik be ter vond. de echte acteurs of de jonge spelers, die' Kareltje's bende voorstelden. Zeker is het. dat zij aan elkaar gewaagd waren en de proef om jongens samen met ouderen te laten spe len. uitstekend gelukt is. Voor een groot deel kwam dat door het stuk. Want als leden van Woelle Woelle! Wau Wau! voelden deze jongens zich in hun element. Het zal je mogen gebeuren zoo'n linken president als Kareltje te hebben en heel Amsterdam met je reclame voor een sigarettenkoning op stel ten te mogen zetten. En wat ook zeer prettig aandeed bij deze opvoering van het „Jeugdtooneel" was de uit stekende verzorging der decors. Hoe dikwijls hebben wij bij jeugdvoorstellingen niet gezien, dat de leiders er maar wat van maakten, in de meening, dat het voor kinderen al gauw goed genoeg is. .Hiervan nu is bij mevrouw Molly Klijer-Prins, de leidster van dit Jeugd tooneel geen sprake. Was het Amstel-Hotel, waarvan wij eerst het front en daarna door een handigen truc het interieur zagen, niet een aardige vondst? Wat een werk was er niet gemaakt van den kelder, de geheimzinnige vergaderplaats van de Zwarte Hand! En het Amsterdamsche grachtje met de oude gevel tjes was een zoo pittoresk decor, dat het bij een voorstelling voor „groote menschen" zeker een extra-applausje zou hebben gekregen. Woelle Woelle! Wau Wau! wordt hier in den Schouwbrug aan den Jansweg op beide Kerst dagen 's middags gespeeld. Wie kinderen van 8 tot 14 jaar van amusant en goed jeugdtooneel wil laten genieten kan ik deze tooneelvoorstél- ling ten zeerste aanbevelen. Een stuk, dat grappig, onderhoudend en nu eens niet kin derachtig' is het tooneeltje tusschen den verliefden reclame-agent en zijn verloofde zou mijns inziens zonder bezwaar geschrapt kun nen worden dat bovendien levendig en in den juïsten toon gespeeld wordt en uitstekend verzorgd is, allemaal deugden, die zoowel door de ouderen als de jongeren in de zaal ten zeer ste werden gewaardeerd, wat wel bleek uit den voortdurenden lach en het hartelijk applaus aan het slot. J. B. SCHUIL. CAFé-RESTAURANT „BOLWERK" GERESTAUREERD. Het café-restaurant „Bolwerk", aan het Kennemerplein, heeft' een algeheele restau ratie ondergaan. Er is een nieuwe mahonie-betimmering aan gebracht en de verlichting heeft een groote verbetering ondergaan. Het buffet is ver plaatst en de leestafel heeft in een intiem hoekje van de zaal een plaats gevonden. Twee nieuwe billards zijn aangeschaft. Door een en ander is de intimiteit en ge zelligheid ten zeerste bevorderd; het geheel maakt .nu een veel „warmer" indruk dan vroeger. G. H. VAN BRUOKEN FOCK ONDERSCHEIDEN. Bij Koninklijk Besluit is benoemd tot of ficier in de Orde van Oranje Nassau G. H. G. van Brucken Fock, toonkunstenaar te Haar. lem. ZE HELPEN GOED ZE SMAKEN GOED (Adv. Ingez. Med.) EEN KERSTVERTELLING. Een Kerstavond, vele jaren geleden. We waren onervaren, en we schreven boe ken die de wereld hervormen zou den. Als een kleine kudde slen terden we dagelijks door Amsterdam, op een schoen en een slof, we lieten onze iele baarden staan en vonden het leven iets ge weldigs. Achter de meest banale voorvallen, de gewoonste voorbijgangers de simpelste din gen, zochten en vonden we de ijselijkste trage dies. Wat was het belachelijk, maar o, wat was het heerlijk zoo te leven zoo in het alledags- bestaan een rijker bewogener, wonderlijker we reld te droomen. Zoo op dien Kerstavond. We liepen de ca- fétjes af en kakelden op de ons eigen hoog dravende manier over den zin van het Kerst feest, over het welbezien toch aangrijpende feit dat er een vaste dag in het jaar was, welke door de heele beschaafde wereld als het feest der huiselijkheid werd gevierd en waarop kinderen, die ver van de ouderlijke woning leven, van vreemde landen naar dat ouderhuis reizen om op één kamer, aan één tafel, in het lieve schijnsel van eenzelfde lamp, saam te zitten, vader, moeder, broers en zusters, in de innigheid van de gezinsliefde na een lange scheiding We waren nu neergestreken in een ouderwetsche pijpenla van een kroegje, intiem schemerig, romantisch om zoo te zeggen. Dat slag bestaat niet meer, uitgedreven als het is door den zoo anderen geest- van de meer he dendaagsche witte en naakte, schelverlichte rechthoekige ruimten met glazen wanden als reusachtige aquariums.. Een ouderwetsche maar nogal sympathieke pijpenla dus. Don kere tafels en stoelen, op den achtergrond een podium, met roodfluweelen draperieën om hangen en geflankeerd door twee manshoo- ge planten in pot, de eeuwige waaierpalmen. (U ziet, het was toen allemaal niet even mooi.) Op het podium stond een piano met de groote gele tan-den bloot. Het was stil in het zaaltje. Onze litteraire neuzen roken de tragedie. We bestelden warme dranken en bereidden ons voor op het ergste. Daar betrad een lange bleeke man. ge kleed in een sjofel rokcostuum, het podium Zijn blik was flauw en weifelend, aan zijn heele doen was iets onzegbaar weemoedigs. We keken elkander aan. „Hij heeft een zachte ziel", fluisterde een onzer. „Oftie", beaamde een ander. De zachte ziel zette zich aan de piano. Wij dronken en rookten. Onze stemming, op uitgaansavonden gewoonlijk ten nadeele van den letterkundigen weemoed en ten gunste van de onstuimige pret der jeugd be- invloed, zou ook ditmaal wel die wending ge nomen hebben, indien deze pianist maar niet voor den dag gekomen was en met zijn raad selachtige en teedere verschijning onze schrij versverbeelding aan het werk had gezet. Maar. hij was al begonnen. Het was een prelude van Chopin. Eigenlijk was zijn tech niek niet veel bijzonders, maar op ons in on zen mallen, juist voor het droefgeestige zoo ontvankelijken gemoedsstaat, maakte zijn spel een diepen indruk. Wat hij daarna speelde, alles Chopin, een Ballade, een Nocturne, een Impromptu, greep ons zoo mogelijk nog meer aan. En toen hij ophield en met een moedeloos gebaar de armen langs het lichaam liet neerzinken, terwijl hij als een wezenlooze het bleek hoofd vooroverhangen liet, stond het huilen ons nader dan het lachen. We verroerden ons niet, als vreesden we, dat de geringste beweging de betoove- ring verstoren zou, maar de zachte ziel zelf dacht er anders over. Na ee-nige minuten rees hij uit zijn hangende houding en daalde af in de zaal met een geldbakje in de hand. Op zeer bedeesden toon vroeg hij ons of zijn spel ons beviel. We prezen hem en offerden onze penningen. „Een vreemde tongval heeft hij", merkte een onzer op. Die woorden verbraken zoo wreed de stilte, die zijn heengaan had achtergelaten, dat we huiverden. „Hij is een vreemdeling," fluisterde ik, „maar van wat voor nationaliteit zou hij zijn?" En we verdiepten ons in gissingen tot er een zei: „Maar natuurlijk een Pool. Iemand, die zóó Chopin spelen kan, moet een Pool zijn." We begrepen dit allen. Er was geen twijfel mogelijk. Dit was de Slavische volks ziel in al haar ongereptheid. „De reis nae^r Warschau is heel duur, zoo veel kan zoo'n arme pianist niet in een jaar bij mekaar krijgen," zei er een met een diepen zucht. „Wat een eindeloos heimwee moet zoo'n man hebben naar zijn beminde vaderland", sprak huiverend een ander, „wat een onzeg baar verlangen naar zijn gezin om het Kerst feest te midden van zijn familie te vieren. De Polen zijn een vroom en gevoelig volk." Met een droeve stem bestelden wij nog een glas Punch. De gloed van den vn"on drank AVRO SCHILDERIJEN. De A.V.R.O. heeft voor haar kalender van een aantal Nederlandsche schilders schilde rijen aangekocht om ze daarin in kleur te re- produceeren en houdt nu in den lande met deze schilderijen tentoonstellingen. Een dozijn kunstenaars zijn op deze wijze door de om- roepvereeniging bij haar kalender betrokken, doch daar men met twaalf schilderijen geen tentoonstelling maakt, werd aan iedqr der ar- tisten de gelegenheid geboden met vier, vijf werken uit eigen voorraad ieder een groep te vormen, zoodat de reizende collectie thans uit een zestigtal werken bestaat, die nu geduren de een week in het Frans Halsmuseum voor ieder vrij te bezichtigen zijn. Het schijnt in de bedoeling te liggen te zijner tijd door radio kunst bij de luistervinken daarvoor meerdere belangstelling op te wekken en deze zullen dan alvast over het twaalftal apostelen van Hilver sum zich eenig idee gevormd kunnen hebben, zoo ze eerst naar de tentoonstelling gegaan zijn. en hun oogen goed de kost gegeven heb ben. Dit zou, naast de praktische reclame voor de A.V.R.O. en haar kalender, de paedagogi- sche waarde dezer onderneming kunnen zijn en wij willen nu voor het moment aannemen dat die waarden den organisators, zonder an dere bedoeling, ter harte gaat. Overzien wij nu het twaalftal uitverkoren kunstenaars, dan blijkt al heel spoedig dat de toekomstige radioredenaar zich niet in het zweet zal behoeven te werken om zijn duizen den toehoorders de beteekenis hunner kunst duidelijk te maken. Om de eenvoudige reden, dat er, en dat zeker per radio, niets duidelijk te maken valt. De keuze is wel zóó gelukkig in de roos getroffen, als wij onder de roos dan de gemiddelde kunstontvankelijkheid van den gemiddelden burger verstaan, dat de paedago- giek er evenmin bij hoeft te pas gebracht te worden als bij een Kerstnummer van de Haag- sche Post of andere soortgelijke prestatie. De twaalf door den omroeper gezalfden behooren zonder uitzondering tot de „goede" leden van Arti en Lucas, die altijd en overal met respect bejegend worden, doch evenmin het voorwerp van heftige discussie zijn. Niet al te ouder - wetsch, maar ook niet te modern, niets sufs maar vooral ook niets te gewaagds. Laten we het Walletje bij het schuurtje houden, zouden de samenstellers dezer groep gezegd kunnen hebben en dan wonderwel geslaagd zijn. Hier doen alleen Strube en Schrikkel schuch tere pogingen om over het walletje te sprin gen, maar het zijn nog geen hoogspringers en zelfs Monnickendam is hier voor zijn doen buitengewoon kalm als gepatenteerd verf- wellusteling, doch de andere negen zijn keu rige artisten en gedragen zich zooals dat. voor een duizendkoppige menigte zich bevindend, past. Tot zoover een algemeene indruk van het ensemble, waaraan ik, als gewoonlijk, enkele aanteekeningen over details toe voeg, zonder voorkeur de wand volgend. IJkelenstam. een der kleurgevoeligsten uit de nieuw-zakelijke groep, voert in zijn stil levens die gevoeligheid zuiver en ver door en, losser en dichterlijke!" in zijn visie op achter huizen met toren in de fond, geeft hij daarin een waarlijk evenwichtig en mooi schilderij. F. Slager, tot de Bossche schildersfamilie van dien naam behoorend staat nog volop in het romantisch impressionisme en overdrijft die oude genegenheid misschien wel eens tot in hét zwak wordens toe. Een mooie en volkomen verantwoorde groote teekening „Na het on weer" kan ik bewonderen. Everbag, zeer bekwaam graficus heeft ook in zijn schilderijen dat preciese van den gra veur. Ook hij zweemt naar de zakelijkheid en een email-achtige verf opdracht, die. als in „Oude vergeten dingen" tot iets moois leiden en in het „Stilleven met de Tinnen kan" zelfs een voorname allure aannemen. Lizzy Ansingh, de eenige Aphrodite onder de A.VR.O.-lieden, wel, haar stijl, haar rappe techniek, haar gelukkige kleurcompositie zijn bekend genoeg om verdere lof te kunnen ont beren. Zij blijft een gezocht nummer op de expositieprogramma's en het publiek denkt er nog niet over haar het „poppetje gezien, kastje gaat dicht" voor te houden. Strube en in nog meerder mate Schrikkel liggen mij niet als schilders. Ik kan hun gra- phische verdiensten waardeeren, doch breng het niet verder. Hetgeen ik gaarne in mijn eigen debet boek en hun geen nadeel mag brengen. Albert Hemelman met zijn „Stenderdmolen" levert daarmee een mooie bijdrage voor den kalender. Maar een groote bewondering heb ik voor zijn ets van Amsterdam, bij het Centraal Station, die vol pittige accenten zit en een gaaf graphisch werkstuk is. Van Prof. Wolter verzoek ik mijn lezers de speciale attentie voor een prachtig klein schil derijtje de Piazza te Venetië, in geestige tikjes neergezet. Anders van aard doch even geslaagd is een Haventje van Honfleur. Garm's werk heeft een ouderwetsche fat- FEUILLETON door BERTA RUCK. 35) Daarop had ze met hem probeeren te flirten. Wij weten met welk gevolg. Daarop was al heel gauw en onmiskenbaar dat andere haar overvallen. Zij was verliefd op hem geworden, werkelijk en wanhopig ver liefd. Vandaar haar eigenaardige terughoudend heid op weg naar het bal, toen zij besefte, dat de voogd van haar kinderen op het punt stond, haar een huwelijksaanzoek te doen. Vandaar haar opgewonden stemming. Vandaar ook haar bravado, half onbewust met het doel, om de vervulling tegen te houden van het plan, dat zij zelf had opgezet, haar huwelijk met Wellalone. Vandaar de kreet, die uit haar hart opgekomen was: „Ik zal doen, wat ik wil!" Vandaar ook dat dansen op het gazon met den eenigen man, die haar ooit haar waardig heid zoo geheel had doen vergeten; de ver rukking, die zij toen gevoeld had, had zij nooit eerder gekend. Het is waar, zij was verliefd geworden op een meneer Smith, die in werkelijkheid niet bestond; maar hoeveel meisjes worden er niet verliefd op een meneer Smith, die niet bestaat deze laatste een bedrieger behoeft te zijn, zoo als Smith, de chauffeur, maar toch een geheel andere man is, dan de verbeelding van het meisje zich dien geteekend heeft. Wie zal zeg gen, hoeveel van een liefdesgeschiedenis illu sie is? In die van Lady Day was alles illusie. Toch hield het haar uit den slaap. Het volle zonlicht verlichtte reeds haar kamer, toen Laetitia nog altijd rondwoelde in het groote ledikant en snakte naar het kopje thee, dat soenlijkheid die wij in tijden van ongemoti- veerden hoogmoed en leege aanstellerij des te meer waardeeren. De romantiek van Jan de Boer is te litterair om schilder lijk interessant te wezen en E. R. D. Schaap's oeuvre kan ik in een enkel werk waardeeren doch als groep houdt het mij zelden geboeid. Men ziet dat ook buiten het Leitmotief van den A.V.R.O.-kalender om, gedurende een week in ons museum wel wat te genieten valt, al zullen de getrouwe bezoekers van Amsterdam sche tentoonstellingen hier niet voor groote verrassingen komen te staan. J. H. DE BOIS. MUZIEK. CONCERT DER H. O. V. SolisteCorry Bijster. Een paar maanden geleden verraste ons Corry Bijster's vertolking van de sopraanpartij in het door het Doopsgezind Zangkoor uitge voerde oratorium „Der Messias" door de enor me vorderingen waarvan haar zingen en haar voordrachtskunst blijk gaven, De herinnering daaraan deed de verwachtingen ten aanzien vpn haar optreden met de H.O.V. hooger stel len dan in een vorig seizoen het geval geweest zou zijn. Maar zij heeft niet teleurgesteld; op de stijging in de lijn harer artistieke ontwik keling is nog geen vlak gedeelte, veel minder een daling gevolgd, Dat wil nog niet zeggen, dat haar voordracht der beroemde „Agathe"- aria uit „Der Freischütz" aan alle eischen voldeed. Met name was de dramatische uit drukking in een gedeelte als „Nur dort in der Berge Feme" etc. te zwak. Iets later, in het gedeelte, dat met den regel „Nur das Birken- laub im Hain" begint, werd de zangeres door het orkest eenigszins overstemd. Maar kort daarop nam zij revanche; „neubelebter Mut" inspireerde haar zang, „entzückt" en „ent- zückend", „nicht Tauschung", „nicht Wahn", maar blijde waarheid. En daarbij bleef de tech nische beheersching volkomen. Dat Corry Bijster ook als liederzangeres een reeds aanmerkelijk en nog steeds groeiend ta lent bezit toonde zij in drie liederen van Gerard von Brucken Fock. De keuze dezer lie deren was tevens een hulde aan den compo nist, dien de C.O.V. 1.1. Vrijdag door de uitvoe ring van zijn requiem geëerd heeft. Toen heb ben we kunnen ervaren dat dit koorwerk ge deelten bevat, die ongeëvenaard zijn in de mu ziek van ons eigen land, gedeelten waarin adel van inborst zich paart aan intensiteit van uitdrukking en meesterschap over de muzikale middelen. En Zondagmiddag hebben we kun nen hooren, dat Von Brucken Fock's liederen een plaats verdienen nevens het allerbeste wat op het gebied van het lied met orkestbegelei ding geschreven is. De teere muzikale poëzie van „Auf dem See" en „Abend im Herbst" heeft niet minder indruk gemaakt dan de van geest sprankelende toonzetting „Ritzelputzel". Dit laatste lied is hier ter stede meermalen met klavierbegeleiding ten gehoore gebracht; de bewerking voor orkest doet het karakteris tieke nog beter tot zijn recht komen. Grooten lof verdient Marinus Adam voor de voorbereiding en uitvoering der orkestbege leidingen, die zich uitnemend bij de zangstem aansloten. De orkestnummers leidde hij met inzicht en temperament en de door de plotse linge ongesteldheid van den paukenist noodig gemaakte wijziging in 't programma, de ver vanging van Rimsky-Korsakow's Capriccio espagnol door Wagenaar's Cyrano-Ouverture, gaf geen schade; dit werk werd even kleurrijk en levendig gespeeld als wat voorafgegaan was. K. DE JONG. HET TOONEEL. Nederlandsch Jeugdtooneel. Woelle woelle! Wau wau! Met een president als Kareltje moest „Woelle Woelle! Wau Wau!" of anders gezegd de bende ,De Zwarte Hand" wel tot groote daden in staat zijn. Kareltje, die den reclame-agent Alexander Koebobalski, den internationalen detective Snippermans alias Weet allesHoor alles, Ruik alles den politie-agent Van Bommel en tenslotte heel Amsterdam te slim af. is. Dank zij Kareltje weet heel Nederland bin nen 24 uur, dat de sigaret, merk Top, de beste en goedkoopste in gebruik is en is het dan een wonder, dat de Amerikaansche sigaret- haar kamenier haar 's morgens altijd bracht. Dien dag, volgend op haar middernachte lijke dwaasheid, bekeek zij zich, terwijl ze een grooten hoed opzette, nog eens goed in den spiegel en besefte opeens, dat ze er geen dag jonger dan dertig uitzag. Jaren ouder dan die jongen! Ze had groote kringen onder haar donkere oogen. Op haar wangen was niet het minste blosje te zien! Haar lippen waren ge trokken en kleurloos, totdat zij ze met haar lipstick bewerkt had. Alle jeugd, alle vroolijk- heid was uit haar gelaat verdwenen. Ze zag er uit als een vrouw, die zorgen en moeilijkheden heeft. „Och, lieve deugd", zuchtte zij, terwijl ze haar jeugdige jumper en haar coquet plooi rokje voor een zacht getinte georgette japon verwisselde, die wel wat ongeschikt voor de boot was, maar haar erg flatteerde. „Zou hij mij deze japon goed vinden staan?" De eeuwenoude vraag van de vrouw, die ver liefd is. Deze en nog vele andere vragen zouden Laetitia bespaard zijn gebleven, als zij ook maar in het minst vermoed had, dat de jonge man, waar zij zoo hopeloos verliefd op was, een vrouw was net als zij, en daarenboven ook voor het eerst verliefd. Laetitia wist dit echter niet en tobde bij zichzelf; „Ik moet maken, dat hij ook doode- lijk van me wordt. Dat is mij nog altijd gelukt met een man. Natuurlijk heb ik mij daar tot nog toe nooit voor behoeven in te spannen, behalve met Ralph, en die telt niet mee," en zij zette Guelda's afgod uit haar gedachten. „Als iemand de kunst, om een man aan te trekken, verstaat, dan ben ik dat toch zeker wel. Je kunt niet vriendelijk genoeg voor een man zijn, totdat je hem ingepikt hebt; daarna moet je je echter laten gelden. Zoo is het nu eenmaal; maar of mij dat laatste ooit met den knappen jongen gelukken zal, weet ik niet. Ik moet echter beginnen met snoezig en na tuurlijk en vroolijk te zijn. Ik geloof niet, dat hij van het smachtende type houdt. Toch begon zij, zonder het zelf te willen, sentimenteel te doen. zoodra zij bij den jon gen in de schuit stapte. Hij zag er frisch en fleurig uit. Zijn oogen stonden even helder als altijd! (Het sterke gestel van de familie Rhos was volkomen be stand tegen late uren.) „Hoe is het mogelijk, dat jij heelemaal niet moe bent na vannacht? Ik ben te lui na al dat ronddraaien, om ook maar een oogenblik de schuit voort te boomen." „Zal ik dan maar weggaan?" „Neen, zeker niet. Ik wil veel te graag even de rivier op. Ik verwacht straks een paar van die menschen, die ik gisteravond ontmoet heb, bij mij op thee, en ik wou graag wat van die waterlelies plukken, om in een groote drijf- kom te leggen. Ze zijn zoo vroeg van het jaar. Je weet precies, waar ze staan, is het niet? Zou je mij daar dus even naar toe willen bren gen?" „Het zal mij een groot genoegen zijn", zei Smith beleefd; hoewel hij ver van beleefd voelde en niet den minsten lust had, om dien middag iets voor haar te doen. Het was haar schuld, dat zijn Baas zoo woe dend op hem was. Van haar gewone plaatsje tusschen de kus sens van de schuit keek Lady Day angstig op naar de haar nu zoo bekende bewegingen van den jongen man, die druk bezig was met de schuit voort te boomen. „Heerlijk toch voor een man, om van niets moe te worden," zei ze om hem te vleien; „maar het is waar, jij hebt het grootste ge deelte van den tijd toegekeken of rustig zitten wachten, behalve die enkele oogenblikken op het gazon." „Ja, behalve die enkele minuten," herhaalde Smith. Hij leek wat knorrig, vond ze. Gehaast en zenuwachtig voegde Lady Day er aan toe: „Mijn neef Ralph had het gezien, dat ik met je gedanst heb." „Ja, dat weet ik." Verwoed liet hij zijn stok in het water glijden. „Wist je het al? Heeft hij er dan iets over gezegd?" „Geen woord; maar ik merkte dadelijk, dat hij het wist." „Maar als hij niets tegen je gezegd heeft, dan is het toch in orde. Dan verwijt hij het jou ook niet. Jij bent niet uit de gunst. Ik zei dal ik met een van de jongens van onzen gastheer gedanst had, dien ze naar bed hadden ge stuurd, en die daarop het pak van den chauf feur had aangetrokken en weer stil beneden was gekomen. Hij wist echter, dat jij het was. Hij geeft mij de schuld er van. Het is de vrouw* gezegd." „Heeft hij dan wel wat tegen u gezegd, Lady Day?" „Neen, tegen mij heeft hij ook geen woord die m ongenade is, Smith." „Hoe weet u het dan?" „Zal ik het je vertellen?" vroeg Laetitia. „Ik moest het misschien niet doen; maar wat kan het me ook schelen? Ik heb „a" gezegd, nu kan ik ook wel „b" zeggen. Gisteravond, even voor dat ik met jou gedanst heb, had mijn neef maar dit is in vertrouwen duidelijk laten blijken, dat hij van plan was, mij te vragen; een zeker zenuwachtig bravado, weet je, en verder erg stil en afgetrokken nu en dan. Als je ooit een meisje gevraagd hebt „Neen, dat heb ik niet," verzekerde Smith droogjes. „Zoo? Nu, dan geeft het ook niet, of ik nog verder uitwijd over Ralphs houding. Om kort te gaan dan, ik voelde aan alles, dat hij plan had om mij te vragen en, nadat hij ons daar op het gazon gezien had, deed hij het niet. Ik weet daarenboven, dat hij het nu ook nooit zal doen! Nooit!" Voor een oogenblik heerschte er volkomen stilte in de schuit, men hoorde niets dan het schuren van het riet tegen den voorsteven. Eindelijk zei de jongen met een eenigszins gedwongen stem: „Hè, wat vind ik dat akelig! Het spijt me erg voor u." „Het is jou schuld niet. Ralph is ook zoo conventioneel", antwoordde Lady Day. „Na tuurlijk had ik je dat niet moeten vertellen. Het wordt van een vrouw verwacht, dat zij zwijgt over de aanzoeken, die ze niet aan neemt; hier was het echter een aanzoek, dat. gedaan zou worden en daarop als het ware teruggehouden werd. Hoe vind je dat nu, Smith?" Wat Smith op dat oogenblik dacht, zou de De wensch van iedere vrouw... een mooie, jeugdige huid te hebben Masseer Uw huid en- 1^1 kele malen per dag methettoo- 2 verende Castella-schuim. Castel- cent la, samengesteld uit de zuiverste oliën en frisch-geurend als A pas-ontloken bloesem. Cas- €Ea\ *e"a 9ee^ L) schoonheid YU, WA\ en charme... en zij par- wfumeert Uw huid met de zachte, fijne geur die om schoone vrouwen OP QGO EO E ZEEP STAAT (Adv. Ingez. Med.) drong onze hoofden en harten binnen, maar de jolige stemmig bleef uit. onze zielen kon den nog maar niet in balans komen, de litte raire weemoed woog daarvoor te zwaar in de schaal. Stil en verdrietig bleven wij allen en peinsden over het lot van dien tragischen Pool, zoo droevig verdoold in het verre, koude Holland, in de vreemde stad, waar duizen den menschen den vreemdeling dagelijks liefdeloos voorbijgingen, waar niemand be lang in hem stelde, waar hij eenzaam en on begrepen voorttobde, dag-in, dag-uit, waar zijn muzikale ziel zich aldoor stiet aan de barse he nuchterheid van zijn omgeving, en juist nu wel het allerwreedste lijden moest, op dezen Kerstavond, ver van de zijnen een lieve donkere vrouw met een hoofddoek, oorringen, een bontgestreepte rok en kap laarzen. kinderen met bruine gezichtjes als kleine Zigeuners met bontmutsjes op en in snoezige pelsjes, en die eiken avond in hun gebedje vader herdachten en soms schreiden omdat hij zoo ver van hen weg was. Het werd ondraaglijk, we wilden zekerheid, iemand van ons moest naar hem toegaan en hem gewoon op den man af vragen of hij een Pool was. Maar we voelden tegelijk dat we hem dit niet mochten aandoen, het zou al te wreed zijn. Wat had deze ongelukkige met onze litteraire nieuwsgierigheid te maken. Troosten zou het hem niet. Neen, er zat niet anders op dan te zwijgen en heen te gaan. We rekenden af, stonden haastig op als konden we den aanblik van den rampzaligen Pool met zijn melacholiek gelaat geen oogen blik langer verdragen. Weg. weg, naar buiten, frissche lucht, afleiding, vergetelheid.... Maar eensklaps stond als een spook de man weer voor ons en stak het geldbakje weer vooruit. We waren allen te verschrikt om er iets in te doen en toen werd het weemoedig gelaat nog weemoediger dan ooit. Mijn laatste restje geestkracht begaf me en ik stamelde: „Neemumeniet kwalijkU bentzekereen Pool?" „Maak het nou een beetje, meneer", ant woordde hij en grinnikte zacht „ik ben een jongen, uit de Lauwelierdwarsstraat." Nu herkenden we den vreemden tongval, en wat dien heelen avond maar niet had wil len lukken: onze litteraire weemoed sloeg eindelijk over naar de dolle uitgelatenheid, ciie bij onze jeugd en ons leven paste. En we gierden het uit om de literatuur, die ons zoo ver gebracht had, dat we éen waschechten Jordaner naar Polen wilden sturen om daar in zijn eentje Kerstmis te gaan vieren. JOB STEYNEN. kleine babbelaarster in de schuit versteld heb ben doen staan, ook al had ze er maar de helft van geweten. Zijn eerste gedachte was: „Daar! Als ik dus niet met haar gedanst had en dus ook niet door mijn Baas gesnapt was, zou Lady Day mij dit alles niet zitten vertellen. In plaats daarvan zou ze nu druk bezig zijn. met brief jes te schrijven aan al haar kennissen, om en trouwen hem daarboven zelfs. Niet, dat hun haar engagement met Sir Raiph Wellalone mee te deelen. Daarop dacht hij weer: „Och. wat maakt het eigenlijk voor verschil voor mij, dat zij zich niet geëngageerd hebben? Het maakt totaal geen verschil in de verhouding van Smith en zijn Baas. Wat dat betreft, heeft ze het voor mij bedorven. Ik blijf in ongenade. Hij vindt me toch een brutalen hond, en het is alles haar schuld." Toen zakte zijn boosheid meteen, en hij dacht: „Arme vrouw! Het was wel hard voor haar, om gesnapt te worden, toen zij zich even vergat, en meteen al haar trouwplannen in duigen te zien vallen." Want welke kleeren Guelda ook aan had, zij behoorde tot het type, dat altijd de partij van de vrouw kiest. Zij mocht woedend op die vrouw zijn, haar beschouwen als een mede dingster, maar vinnig was zij nooit. Gelukkig sterft de theorie, dat de vrouwen altijd vinnig tegen elkaar zijn. langzamerhand uit. En wie hadden het bedacht, dat dit per sé altijd het geval moest zijn? De mannen. Het maakte hen zooveel gewichtiger, als alle vrou wen jaloersch waren op hun zusters ter wille van een man Tegenwoordig is er veeleer een esprit de sexe te zien. Guelda Rhos voelde werkelijk medelijden met haar. wie het niet gelukt was, den man te bemachtigen, aan wien zij, Guelda. haar hart had verloren. „Arme vrouw." dacht Smith weer. „Wat een pech!" Toen hij daarop op keek, zag hij een uitdrukking op het gelaat van Laetitia Day, die hem ten hoogste ver baasde. (Wordt vervolgd.).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1934 | | pagina 7